29 270 Reclasseringsbeleid

Nr. 53 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2011

Onlangs heeft de Inspectie Jeugdzorg een onderzoek afgerond naar de Jeugdreclassering. Over de uitkomsten van dit onderzoek wil ik u met deze brief graag informeren.

Opzet onderzoek Inspectie Jeugdzorg

Het onderzoek van de inspectie omvatte een landelijke oriëntatie op de uitvoeringspraktijk van de jeugdreclassering. De inspectie is vooral nagegaan hoe de jeugdreclassering handelt vanuit het cliëntperspectief. Bij ieder Bureau Jeugdzorg en bij de landelijk werkende instellingen is een afdeling jeugdreclassering bezocht. De inspectie heeft gesproken met jeugdreclasseerders en met leidinggevenden; ook heeft zij gesprekken bijgewoond met jongeren, met jongeren en hun ouders en met jongeren en hulpverleners. Voorts was de inspectie aanwezig bij gesprekken met jongeren op een dagbestedingsproject, alsmede bij enkele rechtbankzittingen.

Bevindingen Inspectie Jeugdzorg

Uniform werken

De inspectie constateert landelijk een grote uniformiteit in het uitvoeren van de jeugdreclasseringsmaatregel. Daaraan heeft volgens de inspectie de invoering van het Handboek methode Jeugdreclassering sterk bijgedragen.1 Overal staat de jongere centraal in de begeleiding en worden de ouders en het netwerk betrokken. De risicotaxatie wordt overal afgenomen en is richtinggevend voor de gekozen werkwijze.

Spanningsveld

De inspectie signaleert dat er spanning kan bestaan tussen de straf- en de pedagogische invalshoek in de begeleiding. Deze doet zich voor als de jeugdreclasseringsmaatregel eindigt omdat de proeftijd is verstreken of de jeugdige is teruggemeld aan het OM en de jeugdige niet open staat voor voortgezette vrijwillige hulpverlening, terwijl de onderliggende problematiek nog onvoldoende is opgepakt.

Schoolverzuim

De inspectie stelt vast dat circa één op de drie begeleidingen door de jeugdreclassering plaatsvindt naar aanleiding van schoolverzuim. De periode tussen het eerste verzuim en het begin van de jeugdreclassering is dikwijls lang. De inspectie vermoedt dat dit te maken heeft met de keten van instellingen die een rol spelen in schoolverzuimzaken. De methodiek van de jeugdreclassering is volgens de inspectie niet toegesneden op schoolverzuimproblematiek. De inspectie constateert ook dat is gestart met het aanpassen van de methodiek, zodat deze eveneens bij schoolverzuim kan worden ingezet.

De inspectie vraagt aandacht voor schoolverzuimzaken omdat blijkt dat daaraan vaak (gezins)problematiek ten grondslag ligt. Ook is schoolverzuim een belangrijke voorspeller voor toekomstig crimineel gedrag. Het aantal jongeren dat vanwege schoolverzuim jeugdreclasseringsbegeleiding opgelegd krijgt, kan mogelijk omlaag door vroegtijdige signalering en aanpak.

Reactie beleid

De gesignaleerde spanning tussen de straf- en pedagogische invalshoek is een bekend fenomeen in het justitiële jeugdveld. Hoewel deze spanning gedeeltelijk inherent is aan het werken met jongeren in een strafrechtelijk kader, besteedt mijn ministerie veel aandacht aan het zo veel mogelijk beperken daarvan. Zo is de afgelopen jaren ingezet op het realiseren van een snelle reactie bij negatieve terugmelding van een jeugdreclasseringsmaatregel aan het OM. In 2007 heeft mijn ministerie zelf een onderzoek uitgevoerd naar het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarde van Hulp en Steun. Dit leidde tot de pilot Verbetertraject Toezicht Jeugd in het arrondissement in Breda, welke op 1 februari 2010 van start is gegaan. Deze richtte zich enerzijds op een tijdige uitvoering van de bijzondere voorwaarde «Maatregel Hulp en Steun» en anderzijds op een adequate reactie bij niet-naleving van de voorwaarde. De uitkomsten van de in 2010 afgeronde pilot hebben een beter inzicht gegeven in de huidige toezichtspraktijk en hebben aanleiding gegeven om nader in te zetten op een verdere vereenvoudiging, ordening en transparantie daarvan. Daarbij wordt specifiek aandacht besteed aan de ervaringen die zijn opgedaan bij het ontwerpen van het nieuwe toezicht op volwassenen.

Het belang van een adequate aanpak van schoolverzuimzaken door de jeugdreclassering wordt onderkend. Recent is Jeugdzorg Nederland subsidie verleend ten behoeve van het ontwikkelen van een aanvullende module op het Handboek methode jeugdreclassering voor de aanpak schoolverzuimzaken. In de module wordt de focus gelegd op het wegnemen van belemmeringen voor de jeugdige om naar school te gaan en de jeugdige weer in een regelmatig dag- en nachtritme te krijgen, waarbij de ouders hun verantwoordelijkheid nemen. Afronding van de ontwikkeling van de module staat gepland voor het najaar van 2011.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

In 2002 bleek uit WODC onderzoek dat jeugdreclassering een te versnipperde uitvoeringspraktijk kende. Een veelheid aan methoden werd toegepast. Deze verschilden niet alleen tussen de jeugdreclasseerders onderling, maar ook tussen jeugdreclasseringsinstellingen. Naar aanleiding van deze bevindingen en om de uniformiteit in de werkwijze en de professionaliteit van de jeugdreclassering te verhogen, is op initiatief van het ministerie van Justitie (actieprogramma Jeugd terecht) en de MOgroep een nieuwe methodiek gerealiseerd, beschreven in het document «De jongere aanspreken. Handboek methode jeugdreclassering» (Adviesbureau Van Montfoort, 2005). In het Handboek wordt de basismethodiek voor de jeugdreclassering beschreven: een eenduidige, evidence-based methode, gebaseerd op de zes What Works beginselen. Medio 2006 is met de implementatie van de nieuwe methodiek gestart.

Naar boven