Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2014
In het Bestuurlijk Akkoord GGZ 2014–2017 is afgesproken (zie daarvoor Kamerstuk 29 248, nr. 257) dat de DSM-diagnose op de ggz-factuur wordt opgenomen, zowel in de generalistische
basis-ggz als in de gespecialiseerde ggz, onder voorbehoud van een (goedkeurende)
uitspraak hierover van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).1 In het betreffende akkoord is ook afgesproken dat het Landelijk Platform GGz (LPGGz)
en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hierover namens de andere partijen in gesprek zullen
treden met het CBP en dat hierover een officieel (advies)verzoek aan het CBP zal worden
gedaan. Graag informeer ik u met deze brief over de stand van zaken rond de uitvoering
van deze afspraken.
De communicatie met het CBP en de formele adviesaanvraag aan het CBP hebben beide
plaatsgevonden onder de regie en verantwoordelijkheid van de NZa. Reden hiervan is
dat de hiervoor genoemde afspraak uit het bestuurlijk akkoord een voorstel betreft
tot wijziging van regelgeving, waartoe de NZa op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg
exclusief bevoegd is. Op 7 maart 2014 heeft de NZa het voornemen voor aanpassing van
de NZa-regelgeving ter toetsing aan het CBP voorgelegd met een bijbehorende onderbouwing
van noodzakelijkheid, subsidiariteit en proportionaliteit die is aangeleverd door
LPGGz en ZN. LPGGz en ZN hebben voor deze onderbouwing juridisch advies ingewonnen
bij een externe partij. De NZa heeft mij per brief van 4 april laten weten dat het
CBP op 27 maart 2014 op deze adviesaanvraag heeft gereageerd. Deze brief van de NZa
van 4 april, inclusief bijlagen (te weten de adviesaanvraag van de NZa aan het CBP,
de daarbij behorende stukken en de reactie van het CBP) stuur ik u hierbij toe2.
Het CBP geeft aan niet in te gaan op het verzoek tot advisering aan de NZa over de
verplichtstelling van de vermelding van de primaire DSM-diagnose op de factuur in de ggz. Het CBP schrijft: «Het CBP is van oordeel dat een eventuele
verplichting tot vermelding van de primaire DSM-IV diagnose op de factuur in de GGZ
niet door de NZa zou moeten worden opgelegd, maar door de Minister van VWS. Het CBP
kan dan ter zake de Minister van VWS adviseren. Gelet hierop acht het CBP het niet
opportuun om op het verzoek van de NZa tot advisering ter zake in te gaan.»
Over hoe met deze reactie van het CBP zal worden omgegaan en hoe het verdere proces
rond de uitvoering van de hiervoor genoemde afspraak verder zal worden ingericht,
zal ik u zo spoedig mogelijk schriftelijk informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers