Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 29023 nr. 82 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 29023 nr. 82 |
Vastgesteld 22 februari 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu2 hebben op 1 februari 2011 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 28 januari 2011 houdende de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 4 februari 2011 te Brussel (21 501-20, nr. 498);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 8 december 2010 inzake de Studie naar de economische effecten van de gasrotondestrategie (29 023, nr. 78);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 20 december 2010 houdende het rapport Rebel-groep en de reactie op het rapport van de BECO-groep met betrekking tot de Warmtewet (29 048, nr. 52);
– de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 21 januari 2009 inzake het rapport «Schoon Fossiel» (31 209, nr. 71);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 13 januari 2011 houdende de kabinetsreactie op studie naar de economische effecten van de gasrotondestrategie (29 023, nr. 79);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 17 januari 2011 inzake het standpunt over opwerken of opslaan van de in kerncentrale Borssele gebruikte splijtstoffen (25 422, nr. 87);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 31 januari 2011 over het verslag schriftelijk overleg inzake gasrotonde en splijtstoffen (29 023, nr. 80);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 28 januari 2011 houdende de reactie op de brief van Cogen Nederland t.b.v. algemeen overleg Energie d.d. 1 februari 2011 over een incompleet beeld van de Brattlestudie inzake de economische effecten van de Gasrotondestrategie (29 023, nr. 81).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Van der Ham
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,
Snijder-Hazelhoff
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Franke
Voorzitter: Van der Ham
Griffier: Franke
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Van der Ham, Leegte, Ouwehand, Van Vliet, Van Tongeren, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Samsom, Dijkgraaf, Jansen, Van Veldhoven en Verburg
en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Wij hebben drie uur om over dit onderwerp te spreken. U krijgt allen vijf minuten spreektijd en maximaal drie interrupties.
Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. De geannoteerde agenda vinden wij tamelijk algemeen. Er staan overigens wel een paar punten in die wij zouden willen benadrukken. In de eerste plaats is dat de terughoudendheid van Nederland tegenover de Europese financiering van de energie-infrastructuur. Wij zijn van dat laatste geen voorstander, maar wij vinden wel dat er afspraken gemaakt moeten worden tussen de Europese lidstaten om te investeren in die infrastructuur. Het kan namelijk niet zo zijn dat sommige lidstaten vrij stevig investeren en andere lidstaten over een jaar of vijf of tien zeggen: mogen wij om de energiezekerheid door heel Europa veilig te stellen even vangen van Brussel want wij kunnen het zelf niet betalen?
Verder is het van groot belang dat wij goed kijken naar de harmonisatie van stimuleringssystemen voor hernieuwbare energie. Ik hoor daarop ook graag de reactie van de minister. Ik weet overigens niet of dit punt op de agenda voor de Europese Raad staat, maar het is wat ons betreft van belang om het gelijke speelveld te behouden en dat te herstellen waar dat nodig is voor grijze energie. Eigenlijk zouden wij een harmonisatie willen ten aanzien van de stimulering van duurzame energie. Daar zou wat ons betreft op gestuurd moeten worden.
De Europese innovatie is ook geagendeerd voor de Europese Raad. Daarbij valt het ons op dat er wel veel geld besteed wordt aan onderzoek maar dat er heel weinig wordt gedaan aan het vermarkten en tot waarde brengen van kennis en onderzoek. Nu zijn wij hier geweldig druk met het investeren in de Gouden Driehoek, terwijl er Europees gezien eigenlijk niets of nauwelijks iets gebeurt op dat terrein. Dat is zonde, want dan lekt die kennis weg of blijft die op de plank liggen. Ik verneem graag de visie van de minister op het activeren van de Gouden Driehoek op Europees niveau en dus ook tussen Europese kennisinstellingen. Dan heb ik het met name over het stimuleren van energieontwikkeling.
Ten aanzien van de gasrotonde valt het ons in de brief van de minister op dat het positieve verhaal van de Brattlestudie daarin wordt uitgewerkt. Wij zijn overigens voorstander van die gasrotonde. Nederland moet en kan hierbij een belangrijke rol blijven spelen in de toekomst, maar wij willen wel weten wat de risico’s zijn. Zou de minister in willen gaan op de risico’s die ter zake worden aangegeven in de zogenaamde SWOT-analyse?
Van verschillende kanten hebben wij signalen gekregen over mogelijke negatieve gevolgen met betrekking tot de gassamenstelling. Hoe gaat de minister daarmee om?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): U zegt dat u voor de gasrotonde bent en u vertelt ook iets over de overgang naar schone energie. Op welk moment kan volgens u gas maximaal worden ingezet en hoeveel jaar zouden wij dan profijt hebben van zo’n gasrotonde?
Mevrouw Verburg (CDA): Dat is heel moeilijk te zeggen. U weet dat het CDA voorstander is van een transitieperiode. Wij gaan uit van een periode van zo’n 50 jaar voor een mengvorm van besparing, gas, kernenergie en verduurzaming. Ongeveer in 2050 zouden wij eigenlijk een duurzame-energielevering moeten hebben met voldoende besparing en een CO2-arme economie. Ik ga niemand houden aan een jaar, maar wij hebben wel de gasreserve en de gasrotonde de komende decennia hard nodig, ook vanwege onze geopolitieke positionering.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): In de meeste scenario’s piekt het gebruik van gas bij zo’n transitie zoals die hier beschreven wordt, in 2020 en in sommige scenario’s in 2025. Dus waarom zou je in 2010 besluiten om te beginnen met het investeren in zo’n gasrotonde als je al weet dat je gebruik van gas vanaf 2020 af gaat nemen?
Mevrouw Verburg (CDA): Soms vind ik scenario’s heel erg belangrijk en heel vaak blijken ze op papier heel goed te deugen maar kloppen ze niet in de praktijk . Gas hebben we nog wel een aantal jaren nodig. We zien ook dat er steeds meer toevoer komt van zogenaamd groen gas of duurzaam gas. Ook dat moet aansluiting vinden. Ik denk dat wij die infrastructuur de komende jaren hard nodig hebben. Ik zou dan ook graag zien dat er ook private partijen in investeren, want die aanleg kan natuurlijk niet alleen met belastingeuro’s worden gefinancierd. Ik wil dus graag weten hoe de minister omgaat met de risico’s van de gassamenstelling die ook blijken uit de studies van KIWA en KEMA.
Dan heb ik nog een paar specifieke punten. Het eerste is het Pallasproject, de productie van medische isotopen voor de behandeling van zo’n 25 000 kankerpatiënten per jaar. Die reactor staat in Petten en moet in 2020 worden hernieuwd. Daarvoor is het nodig dat er nu begonnen wordt met de vergunningverlening. Ik zou de minister willen oproepen om zo snel mogelijk de start van de vergunningaanvraag mogelijk te maken, met alle onderdelen die daarbij horen. Ik wil daar graag een toezegging over krijgen.
In het regeerakkoord staat dat Groningen Energy Valley wordt. De provincie Friesland is met een aantal private partijen, onderzoeksinstellingen en onderwijsinstellingen aan de slag gegaan met winning van energie uit water. Daarvoor wordt het water rond de Afsluitdijk gebruikt. Zout en zoet water komen elkaar tegen in een bepaald proces en dat levert grote kansen op voor duurzame energie. Dat is nu in de pilotfase en daarin wil het bedrijfslieven nu investeren. Wij zien graag dat dit ook tot Energy Valley gerekend wordt zodat het Noorden daar ook in kan gaan investeren. Ik wil graag weten hoe de minister daar tegenover staat.
Wij hebben inmiddels een voorstel gehad van het ministerie voor de Warmtewet, het initiatief van oud-collega Ten Hoopen. Wij horen vanuit veel gemeenten, zoals Lelystad, Almere, Leiden, Houten en Nieuwegein, dat de voorstellen die in het stuk van de regering staan niet door hen herkend worden, in de zin dat de kosten voor aansluiting niet meegenomen worden en dat de mensen zich niet kunnen vinden in de terugwerkende kracht. Ik kom daar op een later moment overigens nog wel op terug.
De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Over de Energieraad heb ik een drietal vragen. De minister stelt letterlijk: «De benodigde infrastructuur moet via de markt zelf gefinancierd worden». Hoezo, minister? We zouden onze energienetwerken toch in publieke handen houden? Geldt het dan niet voor grensoverschrijdende verbindingen? Ik lees ook over voorstellen voor een Europese liberale energiemarkt. Is de minister het met de SP-fractie eens dat dit niet een doel op zich is? Een effect daarvan is bijvoorbeeld dat binnenkort de hele Nederlandse kust vol staat met kolen- en kerncentrales. Dat lijkt mij een beetje haaks te staan op onze duurzame-energiestrategie. Zou je je niet veeleer de vraag moeten stellen wat ons uiteindelijke strategische doel is, bijvoorbeeld verduurzaming van onze energieproductie? Wat is dan dienstbaar aan dat doel in de Europese context? Er is best een aantal dingen dat Europa handig kan doen maar dit is veel te kort door de bocht. In de brief staat letterlijk: «Het verlagen van de administratieve lasten vraagt om een omslag naar een high-trustbenadering». Ik bespeur hierin een zekere spanning. Met name de coalitiepartijen willen iedere keer een blik politieagenten opentrekken om de Nederlandse bevolking in het gareel te houden maar voor bedrijven – goede controle is nodig om de zwarte schapen van de witte schapen te scheiden – geldt dat klaarblijkelijk niet. Kan de minister dat eens uitleggen?
De Warmtewet gaan we binnenkort deugdelijk bespreken in het kader van het wetsvoorstel dat ophanden is. Wanneer kunnen wij dat wetsvoorstel overigens verwachten? Naar het oordeel van de SP-fractie zit er in de aangenomen wet één grote weeffout die echter niet wordt genoemd in de brief van de minister. Dat is dat de warmtenetwerken onderdeel zijn van grotendeels geprivatiseerde bedrijven. Netwerken zijn natuurlijke monopolies. Dat betekent dat de gebonden klanten een probleem hebben als ze te maken hebben met die geprivatiseerde bedrijven. Dat lijkt mij iets wat wij moeten gaan repareren. Mocht de minister dat niet van plan zijn dan kan hij op dat punt amendering van de SP-fractie verwachten.
De bottomline voor de bescherming van de consument is dat het «niet meer dan anders»-beginsel op een eenvoudige manier bewaakt moet worden. Mensen zijn gebonden klant en dat betekent dat ze wel de zekerheid moeten hebben dat ze niet meer betalen dan iemand anders die een gewone cv-ketel in zijn huis heeft hangen. Ik kan mij niet voorstellen dat de minister dat punt wil laten vallen.
De heer Leegte (VVD): Ik hoor u over de Warmtewet spreken. U zegt enerzijds dat het niet goed is dat er private partijen zijn omdat er sprake is van individuele consumenten, maar anderzijds zegt u dat de prijs niet hoger wordt dan men anders zou betalen. Wat is dan het probleem als er sprake is van een private partij? Hoe zou dat dan anders moeten?
De heer Paulus Jansen (SP): Ook de VVD-fractie heeft bij het debat over de splitsingswet uiteindelijk geconcludeerd dat het verstandig is om de netwerken in Nederland in publieke handen te houden. Wij hebben dus geregeld dat onze gasnetwerken eigendom zijn van overheden. Dat is voor de warmtenetwerken niet gebeurd. Dat is een foutje. Dat betekent dat al die mensen in de Vinexwijken die aan die warmtenetwerken vastzitten geen kant op kunnen. Ze hebben te maken met één partij en in de meeste gevallen betreft het een groot geprivatiseerd bedrijf als Essent of Nuon. Daar wringt iets, lijkt mij. Wat betreft de veiligheid die je kunt ontlenen aan wettelijke bepalingen over de maximumtarieven, zijn wij er uiteraard voor, zelfs als er sprake zou zijn van een publieke eigenaar, dat er nog wel een vorm van bescherming blijft. Ook publieke partijen kunnen twee petten op hebben. Die willen ook rendement hebben, zo is mijn ervaring. Bij private partijen lijkt het mij echt een absolute voorwaarde om dat goed te regelen.
De heer Leegte (VVD): Het is mij toch niet helemaal duidelijk. Ik snap het systeem zoals u dat hebt uitgelegd, maar het gaat erom dat de consument niet meer betaalt dan anders. Als dat het uitgangspunt is, dan is daarmee toch de veiligheid geborgd? Anders heb je bretels en een riem. Wat is nu het belangrijkste? Gaat het er nu om dat je niet meer betaalt dan je anders zou betalen of moeten de netten op een andere manier vormgegeven worden?
De heer Paulus Jansen (SP): Het maximumtarief is een uiterste vangnet. Mijn streven zou zijn dat de mensen minder betalen. Als we aan energiebesparing doen en efficiënt gebruikmaken van de restwarmte ligt het eigenlijk voor de hand om een deel van de winst terug te geven aan de consument door lagere tarieven. Zeker bij een publieke partij moet het mogelijk zijn om die tarieven onder het maximum te houden. Ik vrees eerlijk gezegd dat we bij private partijen dat vangnet heel hard nodig zullen hebben om zelfs dat maximum te halen.
Met betrekking tot de Warmtewet heeft de voorganger van deze minister op 30 juni jl. een toezegging gedaan omtrent Purmerend. Mijn vraag is of die toezegging inmiddels nagekomen is. Ik heb namelijk uit Purmerend begrepen dat dit niet het geval is.
Over de gasrotonde heb ik twee vragen. De minister stelt voor om in een vrij hoog tempo het gebruik van een nieuwe kwaliteit hoogcalorisch gas in Nederland te introduceren. Dat betekent investeringen. Ik zou graag van de minister een wat betere onderbouwing krijgen van de planning van de uitrol. Wanneer komen de grootverbruikers aan de beurt, wanneer de middengroepen en wanneer de huishoudens? Wat betekent het qua investeringen en desinvesteringen? Lopen mensen het risico dat ze hun cv-ketel moeten vervangen? Mij lijkt dat wij op dat punt wel helderheid moeten hebben voordat wij daar uiteindelijk het groene licht voor geven.
Laatste vraag, over kernafval. Nederland moet binnenkort een strategie vaststellen voor de eindberging van ons kernafval. Er lopen op dit moment allerlei verkenningen waar mensen in Zeeland, Drenthe en Groningen erg zenuwachtig van worden. De SP-fractie zou willen vragen of de regering naast de verkenningen voor ondergrondse opslag, twee varianten zou willen verkennen die wat ons betreft veel beter passen in het principe van de Ladder van Lansink; dat was een CDA’er, dus dat moet de minister aanspreken. De eerste zou zijn: sla het afval van de huidige centrale zonder verdere bewerking op om het in de toekomst als brandstof in te zetten. Er zijn technische ontwikkelingen die dit volgens ons in de toekomst wellicht mogelijk maken. De tweede optie zou zijn: zet het sterk radioactief afval tijdig weg in de COVRA-berging om het in de toekomst door middel van bestraling om te zetten in minder actieve isotopen of misschien zelfs lood, waarmee wij dat eeuwen durende probleem zouden kunnen oplossen. Twee varianten die naar onze mening veel beter zouden passen in het principe van de Ladder van Lansink dan het afval onder de grond te stoppen en er niet meer naar te kijken. Ik verneem hierop graag de reactie van de minister.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Energie is een van de belangrijkste onderwerpen van de toekomst en het is dan ook niet voor niets dat de publieke tribune altijd vol is als wij het over dit onderwerp hebben. Voor de VVD staat vast dat onze energiemix schoon, betaalbaar en betrouwbaar moet zijn. Daarom ook blijft de VVD hameren op een aandeel van 14% duurzame energie in 2020. Maar om sneller schoon te worden en om sneller minder afhankelijk van fossiel te worden, vinden wij ook dat je iets moet doen aan de 86% andere energie. Vandaar onze focus op de inzet van kernenergie. Dan gaan we namelijk twee keer de goede kant op: minder fossiel en minder CO2. Wie CO2 een probleem vindt, kan niet tegen kernenergie zijn.
Natuurlijk moeten wij dan nadenken over het afval maar zoals wij hier zitten, is het onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om na te denken over het beheersbaar maken van de risico’s die vastzitten aan het langdurig opslaan van dat afval. Ik noem NRG Petten die ervoor zorgt dat wij jaarlijks aan 35% van de wereldmarktvraag aan medische preparaten kunnen voldoen. En daarmee redden wij levens, maar ook daarbij komt afval vrij dat wij langdurig moeten opbergen. De VVD gelooft dan ook dat een extra kerncentrale de financiële slagkracht zou vergroten om uiteindelijk een goede en beheersbare manier te vinden om dat afval op lange termijn op te slaan. Ook vanwege het belang van de voortgang in dit dossier wil ik de minister vragen of de overheid straks ook kan leveren als er bouwaanvragen komen voor zo’n nieuwe centrale. Is de overheid daar klaar voor? Hoe staat het met de capaciteitsontwikkeling en de opbouw, zowel kwalitatief als kwantitatief, binnen het ministerie? Is daar voldoende kennis aanwezig om de aanvragen accuraat te behandelen en hoe staat de minister tegenover de gedachte om eventuele parate kennis uit het buitenland in te huren om daarmee onnodige vertraging in het proces te voorkomen?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik neem aan dat de heer Leegte de antwoorden heeft gelezen in het schriftelijk overleg. Eerlijk gezegd, vond ik die behoorlijk ontnuchterend. Ze hebben mij er juist in bevestigd dat een oplossing voor het afvalprobleem verder weg lijkt dan ooit. Er is inderdaad sprake van kernafval vanwege ook de medische ontwikkelingen, maar om nu een vlucht naar voren te maken middels het verder uitbreiden van de capaciteit van kernenergie, waarbij de toename van kernafval voor lief wordt genomen, vind ik dan toch wel een heel sterke conclusie die de VVD eraan verbindt.
De heer Leegte (VVD): Ik zeg niet dat wij iets voor lief moeten nemen. Ik zeg dat wij onze verantwoordelijkheid moeten nemen. Hoe je het ook wendt of keert, er is afval en wij moeten er over nadenken hoe dat wij dat beheersbaar maken. Dan is de termijn lang. Het kan wel 5000 jaar duren. Juist daarom moeten we er zorgvuldig mee zijn. Als je een extra centrale hebt, heb je ook meer financiële kracht om dat afval goed op te slaan.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De problemen met de verwerking van afval zijn niet primair financieel van aard. Het punt is dat we gewoon niet weten hoe en waar. Dus het moet via omwegen. Om nu te pleiten voor uitbreiding waarmee ook extra afval wordt gerealiseerd, lijkt mij dan heel vreemd.
De heer Leegte (VVD): Dat moge zo zijn, maar het feit blijft dat er afval is waarvoor wij een oplossing moeten vinden. Je lost het niet op door te zeggen dat je tegen kernenergie bent. We zijn geen struisvogels hier in dit huis. We zijn er om risico’s beheersbaar te maken. We hebben nu het systeem waarbij we het afval voor 100 jaar opslaan in de COVRA-opslagplaats in Borssele teneinde die eindoplossing te kunnen bewerkstelligen. Dat is volgens mij een uiterst zorgvuldig systeem. U zegt dat het niets met geld heeft te maken. Natuurlijk heeft dat met geld te maken. Iets opslaan betekent dat je iets zal moeten bouwen en daarvoor heb je middelen nodig. Dus het heeft alles te maken met kennis en innovatie. Hoe groter de massa, hoe zorgvuldiger wij daarin kunnen zijn. Daarvoor zitten wij hier als politiek aan deze tafel.
De heer Paulus Jansen (SP): Misschien kan de heer Leegte ingaan op de twee suggesties die ik heb gedaan voor de eindberging. Dat we het afval nog een tijdje in de COVRA-opslag moeten houden, daarover zijn we het eens. Zou het voor de VVD de voorkeur hebben dat we nog iets beters doen met dat afval dan het alleen onder de grond stoppen, uiteraard dan wel op voorwaarde dat het technisch mogelijk blijkt?
De heer Leegte (VVD): Dat ben ik zeer zeker met de SP eens. Ik verwacht ook dat een heleboel afval dat nu is opgeslagen een grondstof kan zijn voor eventuele nieuwe centrales waarmee je dat afvalprobleem minimaliseert. Op dit moment zijn er schattingen dat van het totale afval slechts 4% uiteindelijk opgeslagen moet worden. Dus daarmee is het ook geen grote hoeveelheid en moeten we er gewoon nuchter mee omgaan. Dus met die suggesties dat het allemaal binnen de innovatieve keten kan, zijn wij het zeker eens.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb begrepen dat het opgewerkte hoogradioactief afval wordt verglaasd in kleine bolletjes. Dan kan je er vervolgens nooit meer iets mee doen. Mijn suggestie is dan ook om daarmee te stoppen. Laten we het afval zoals het er nu uitkomt, opslaan. Zodra de techniek er is om het nuttig te gebruiken, gaan we dat doen. Dat lijkt mij dan toch een stapje vooruit ten opzichte van de huidige, buitengewoon ouderwetse methode.
De heer Leegte (VVD): Dat is een interessante gedachte van de SP. Ik verneem dan ook graag de visie van de minister erop. Ik ben geen wetenschapper. Wat ik zie, is dat kernenergie belangrijk is bij het onafhankelijk worden van fossiel. Dit soort oplossingen helpt daar waarschijnlijk goed bij.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ziet de heer Leegte kernenergie nog steeds als een transitie? Steeds wordt gezegd dat we uiteindelijk naar duurzaam gaan en dat we de kernenergie even nodig hebben voor transitie. En dan wordt het helemaal schoon. Dus als je zo’n ongelofelijke toer moet uithalen met bedenken, onderzoeken, opslaan en doen, dan voelt het niet meer aan alsof het nog een transitie is. We zijn in 50 jaar niet opgeschoten en we zijn er misschien nog wel 50 jaar mee bezig.
Is de heer Leegte er zich tevens van bewust dat wij niet rechtstreeks van Borssele de boel in karretjes naar de COVRA-opslag kunnen rijden? Dat gaat via Frankrijk waar het opgewerkt wordt, waar ook weer een ongelofelijke hoeveelheid vervuiling bij vrijkomt.
De heer Leegte (VVD): Er gaan veel verhalen over straling rond. Als je het licht uitdoet, is het donker. Zo is het ook als je een stralingsbron hebt. Als je die bron weghaalt, is die straling weg uit die ruimte. Tenzij het lekt, maar voorlopig is dat allemaal niet aan de hand. Dus je moet er niet te ingewikkeld over doen. Natuurlijk zit dat transport er tussen, maar dat neemt niet weg dat we onze verantwoordelijkheid moeten nemen. We moeten kijken hoe we die risico’s beheersbaar kunnen maken, want daarover zitten we hier met elkaar te praten.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik had twee vragen. Ziet de VVD kernenergie nog steeds als een transitie naar schoon en duurzaam? Moet je dit alles dan eerst nog gaan uitzoeken? Tegen de tijd dat je dat weet, heb je die transitie namelijk niet meer nodig. Verder moet het afval op dit moment naar Frankrijk gebracht worden om opgewerkt te worden.
De heer Leegte (VVD): Het antwoord is: ja, het is een onderdeel van de transitie naar schoon. Het CDA schetste een beeld dat we in 2050 al zo ver zijn. Dat weet ik niet, maar als we meer op kernenergie inzetten, komt een CO2-arme samenleving natuurlijk wel heel snel dichterbij.
De heer Samsom (PvdA): Ik dank de heer Jansen voor zijn interruptie, want nu weten we dat de VVD geen voorstander is van opwerking. Want na opwerking kun je niet meer van die mooie dingen doen. Ik denk even mee met de VVD; dus als we nog iets willen met dat afval moeten we in ieder geval niet gaan opwerken. Is de VVD het dan met ons eens dat het alternatief voor het voorlopig opslaan in afwachting van iets moois opdat we er nog iets mee zouden kunnen, wel ontwikkeld moet worden voordat we een vergunning afgeven voor een nieuwe kerncentrale? Anders lopen we gewoon vast. Als we om goede redenen niet meer willen opwerken maar we het afval thuis niet kunnen opslaan, dan lopen we natuurlijk in de sloot.
De heer Leegte (VVD): De heer Samsom heeft natuurlijk een slimmigheidje. Hij vraagt of de VVD nu ineens tegen opwerking is. Nee, ik zeg alleen dat het een interessante gedachte is van de heer Jansen, waarvan het de moeite waard is om een en ander verder uit te zoeken. Vandaar ook dat ik de vraag doorgeleid naar de minister. Ik heb er geen oordeel over. Ik ben geen techneut en ik ben ook geen businessman hierin. Het enige wat ik zie, is dat kernenergie in de transitieperiode een belangrijke rol kan spelen in het minder afhankelijk worden van fossiele energie en het minder uitstoten van CO2, wat we met z’n allen willen. De heer Samsom had het over eerst de vergunning. Nee, je behoeft niet de hele weg te kennen om die stap te zetten. Er is internationaal veel ervaring met kernenergie. Er zijn veel aanvragen. Daar kunnen we in meeliften. Nederland heeft daarin een vooraanstaande positie. Je hoeft het niet allemaal af te hebben op het moment dat je denkt dat de weg goed is en je weet welke kant je opwilt. Dat is ook visionair.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Hoe lang mag die transitieperiode wat betreft de VVD duren?
De heer Leegte (VVD): Ik heb er eerlijk gezegd geen idee over. Ik denk dat niemand dat heeft. Belangrijk is dat politici een ideaal, een visie neerzetten op de richting die het op zou moeten gaan. Die richting is klip-en-klaar. We moeten een energiemix krijgen die schoon, betaalbaar en betrouwbaar is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik stel die vraag niet voor niets Het is niet zo dat je van de ene op de andere dag «effetjes» wat kernenergie opwekt. Daar gaat een proces van jaren aan vooraf voordat dat draait. Ik zou dan ook willen dat wij dan al zijn overgeschakeld op echt duurzame energie. Ik vraag dus wat de VVD wil accepteren in een vervuilde energiesamenleving als ze zo sterk voor kernenergie pleit. Hoeveel jaren mag die transitie in beslag nemen?
De heer Leegte (VVD): Ik ga nu natuurlijk geen wedervragen stellen over de definities van duurzaam, maar ik wijs er wel op dat het ongeveer 30 jaar duurt voordat een idee over duurzaamheid 1% marktaandeel heeft in de energiemix. Willen wij dus 100% nieuwe energie hebben dan duurt dat dus een ongelofelijk lange tijd. Ik zeg niet 100 keer 30 jaar, want bepaalde dingen lopen parallel, maar het is zeker niet zo dat wanneer we 100 ideeën hebben, we over 30 jaar klaar zijn. Dus in de tussentijd kunnen we geen enkel alternatief uitsluiten en moeten we inzetten op die brede mix van vormen van energie. Daarbij zijn er risico’s. Dat is CO2-uitstoot bij fossiel. Dat is windstilte bij windenergie. Dat is een wolk voor de zon bij zonne-energie. Dat is opslag wanneer het gaat om kernafval. Maar daar kunnen we oplossingen voor vinden en dat moeten we ook doen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De heer Leegte benadrukt dat hij het ziet als transitie. Dus dat betekent dat ook voor hem op de langere termijn kernenergie geen onderdeel uitmaakt van de structurele energiemix.
De heer Leegte (VVD): Ik kan natuurlijk geen antwoord geven op die vraag, want ook ik heb geen glazen bol waarin ik kan zien hoe we er over 30 jaar voor staan. Het enige wat ik weet, is dat we minder afhankelijk moeten worden van fossiel, dat we toe moeten naar betrouwbare, schone en betaalbare energie. In die mix past kernenergie.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dan zegt u dus niet dat kernenergie onderdeel is van een transitiepad. Dan is het voor u gewoon onderdeel van de langetermijnenergievoorziening tot het einde der tijden.
De heer Leegte (VVD): Nee, dat zeg ik niet. Ik zeg dat het een onderdeel is van het transitiepad. Ik denk dan ook dat zo’n nieuwe kerncentrale past in de strategie van het versterken van de nucleaire kennisketen die wij in Nederland hebben. Met URENCO in Almelo als wereldmarktleider in het verrijken van uranium, met reactoren in Petten, met de Technische Universiteit Delft, met de EPZ en de opslagcapaciteit in Borssele heeft Nederland een vooraanstaande positie in de nucleaire wereld. We hebben nu de kans om deze positie verder uit te bouwen en dat is goed voor een schone en veilige wereld en voor een hoogwaardige knowhow en werkgelegenheid in Nederland.
Maar om die positie te behouden zijn er investeringen nodig in Delft en in Petten. Want om aansluiting te houden bij het Pallasproject is geld nodig dat al een tijdje zo’n beetje half op de plank ligt. Ik zou de minister willen vragen of hij in deze discussie eigenaar kan worden van de oplossing van dat probleem. Binnen het Oysterproject zijn er allerlei partijen die klaarstaan om het te ondersteunen. Alleen, de overheid blijft op de een of andere manier in een soort van gebreke. Ik krijg graag een positiever antwoord van de minister teneinde de aansluiting bij de Europese nucleaire Premier League in stand te houden.
Ten aanzien van schoon fossiel is de positie van de VVD vrij duidelijk. We willen de uitstoot van CO2 terugdringen omdat we vinden: wat je niet uitstoot, behoef je ook niet weg te moffelen. Dan kunnen we ook onze innovatiekracht goed inzetten op alternatieve energie, kernenergie en energie-efficiëntie.
De strategie inzake de gasrotonde past volledig bij de Hollandse koopmansgeest, waarbij de pakhuizen van vroeger aan de grachten van Amsterdam en Rotterdam nu de lege gasvelden onder de grond zijn en waarbij we het gas inkopen als het goedkoop is en verkopen als het duur is. Het helpt ons natuurlijk niet met de onafhankelijkheid, maar het is wel goed in het kader van de handelsgeest. Er gebeurt overigens nog iets anders, namelijk dat de relatief constante kwaliteit van het aardgas aan verandering onderhevig zal zijn. Er is namelijk gebrek aan een eenduidige samenstelling en dat is lastig voor specificaties van installaties die dat gas verwerken. Vandaar mijn volgende vragen aan de minister. Wanneer krijgen gebruikers te horen op welke gaskwaliteit zij kunnen rekenen? Wie wordt er in Nederland verantwoordelijk voor de gaskwaliteit? Op welke manier kunnen we zo effectief mogelijk een oplossing voor dit probleem vinden? Ligt de sleutel van de oplossing bij de gasafnemers of gasaanbieders? Hoe kunnen we voorkomen dat de industrie in de problemen komt door te grote schommelingen in de gaskwaliteit?
Hoewel we over de Warmtewet nog uitgebreid komen te spreken, heb ik er twee vragen over. De primaire doelstelling van die wet is om de consument te beschermen tegen hoge prijzen van de warmteproducenten. Hoe zit het met de relatie tussen de Warmtewet en de realisatie van de verduurzamingsambities? Als je zo’n net hebt, zou dat namelijk kunnen knellen. Hoe gaan we om met de bemetering van de geleverde warmte? De Warmtewet vereist namelijk impliciet het gebruik van gigajoulesmeters ter bepaling van het warmtegebruik. Wat te doen echter bij oudere installaties waarbij het nu niet mogelijk is om zonder vervanging van de totale installatie die bemetering te doen? Hoe wordt dat probleem opgelost?
Over de Europese Raad heb ik nog de volgende vraag en die heeft te maken met de schatting van de 200 mld. in de periode tot 2020. Hoe kunnen we voorkomen dat in Nederland de transitiekosten van de energie in het Nederlandse netwerk alleen door de Nederlandse afnemers betaald worden terwijl ook afnemers in aangrenzende landen daarvan zullen profiteren?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Een punt in uw totale betoog blijft mij verwonderen. Dus ik ga het gewoon nog een keer proberen. U pleit voor kernenergie omdat die CO2-arm is. U hebt het er over dat we CO2 niet moeten wegmoffelen. In welke mate is CO2 voor u nu een probleem als u niet van mening bent dat dit van invloed is op de klimaatdiscussie?
De heer Leegte (VVD): De VVD ziet een directe correlatie tussen energieverbruik en CO2. Dus hoe minder CO2 je uitstoot, hoe minder fossiele energie je verstookt en hoe minder afhankelijk je dus wordt van die fossiele importen. Daarom is het voor de VVD van groot belang.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Als wij het dan hebben over CO2 wegmoffelen, is dat uiteindelijk de resultante van hopelijk een kleiner aandeel van fossiele energie dat we gaan gebruiken. Wat er met die CO2 gebeurt, is voor u toch helemaal geen probleem als u niet gelooft dat het enig effect heeft? Ik snap uw punt waar u het hebt over het verminderen van energieafhankelijkheid. Daar zijn wij het allemaal over eens en daar hebben wij allemaal onze eigen oplossingen voor. Waarom is dat laatste beetje CO2 voor u een probleem als dat wordt weggemoffeld?
De heer Leegte (VVD): Het is geen probleem en daarom moet je het niet wegmoffelen. Het gaat ons om die energieonafhankelijkheid. Dan hebben we het over de klimaatdiscussie die u hier in probeert te fietsen. Rond die klimaatdiscussie heeft de VVD een aantal vragen waarvoor nu geen oplossing is. Daarom zeggen we: dat probleem is zo groot, dat zorgt wel even voor zichzelf, laten wij nu die dingen doen die we hier met z’n allen wel kunnen doen en dat is de energievoorziening. Die moet schoon, betaalbaar en betrouwbaar worden. Dat is de grote uitdaging waar we hier met z’n allen aan de knoppen staan om aan te draaien. Laten we ons daar nu op focussen.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik probeer altijd dingen te zoeken bij coalitiepartijen waar we misschien iets mee kunnen. In dat opzicht vond ik de slotvraag van de heer Leegte over de het socialiseren van de netwerkkosten zeer hoopvol. Ik denk dat hij daar wel een punt heeft. Is hij met de SP van mening dat je dan ook zou moeten kijken naar de producenten? Als producenten gevolgkosten veroorzaken in het netwerk, zou je vanuit het oogpunt van «de vervuiler betaalt» de veroorzaker van die kosten mee moeten laten betalen.
De heer Leegte (VVD): Ik word achterdochtig als de SP het met mij eens is, hoewel we elkaar op hele mooie dingen ook kunnen vinden. Voorkomen moet worden dat we in Nederland een soort kostenverhoging krijgen voor afnemers die eigenlijk niet gevraagd hebben om wat we allemaal doen in het energienet, omdat ze hun dingen doen zoals ze dat altijd doen. Mijn vraag aan de minister is hoe dat is op te lossen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Voor D66 staat de toekomst centraal in het energiebeleid. Een volledig duurzame energievoorziening in 2050 is wat ons betreft de stip op de horizon. Hoe komen we daar? Men kent onze drie paden: energie-efficiëntie, duurzame opwekking en een internationale agenda.
Energiebesparing naar een ambitie die geld oplevert. Stroom en gas die je niet gebruikt, besparen je kosten en verminderen je afhankelijkheid van het buitenland. Een win-winsituatie voor iedereen. Geen wonder dat de liberale fractie in het Europees Parlement er bij EU-president Van Rompuy op aandringt om besparing centraal te stellen op de aanstaande Europese top later deze week. Maar onze nationale ambitie om 2% per jaar te besparen, is volledig verdwenen. Evenals het idee van bindende Europese doelstellingen met als argument dat er veel verschillen zijn tussen lidstaten en dat het allemaal zo duur is. Wat betreft dat laatste is er een onderzoek geweest dat verschillende kosten bij elkaar in een mandje gooit. Dus dat kan niet het echte argument zijn, ook niet het feit dat er verschillen zijn tussen lidstaten, want daar zijn beproefde oplossingen voor, zoals verschillende verplichtingen per land, wat we ook doen bij CO2-besparing en duurzame energie.
Als je niet bespaart, moet alle groei vanaf nu duurzaam worden opgewekt om de doelstellingen van ook dit kabinet te halen. Als we wel besparen, behoeven we ook minder te investeren in het opwekken van duurzame stroom. Dus wat ons betreft toont de minister zich in Brussel op dit punt heel innovatief, bijvoorbeeld door op de Europese top te pleiten voor nationale streefwaarden die kunnen worden vastgesteld in de nationale hervormingsprogramma’s van april. Hij kan de hoogte daarvan natuurlijk laten afhangen van een aanpak op basis van differentiatie tussen landen of sectoren. Is de minister bereid om deze ambitie mee te nemen naar de Europese top?
Dan over CO2-reductie, dingen slimmer doen. Ik was laatst in Limburg op bezoek bij de Chemelot Campus en ben daar geïnformeerd over een samenwerkingsproject tussen de campus en de gemeente Sittard-Geleen over het aanleggen van een warmtenet en het gebruik van restwarmte van de campus waarmee 47 000 ton CO2 netto bespaard zou kunnen worden. Een prachtig project maar eigenlijk niet de kerntaak van de Chemelot Campus en ook niet van de betreffende gemeente. Ik vraag mij dan ook af of de minister bereid is te onderzoeken of instrumenten zoals joint implementation ook binnen Nederland kunnen worden ingezet om dit soort initiatieven een extra impuls te geven waarmee je partijen die er allebei uiteindelijk onvoldoende belang bij hebben of onvoldoende kennis hebben om dat helemaal te gaan trekken, in staat stelt om dat soort grootschalig laaghangend fruit dat er ook in Nederland is, te gaan plukken, wellicht in de context van de green deal.
Voor de overschakeling op hernieuwbare energie is wind op zee op termijn waarschijnlijk onmisbaar. De Taskforce Windenergie op Zee bracht een jaar geleden al een mooi rapport uit. Daarin staan een aantal suggesties om de lasten voor ondernemers verder te verlichten, zoals verlenging van concessies om over een langere vergunningsduur de kosten te kunnen afschrijven. Ook noem ik de gedachte om te focussen op productie en niet op vermogen. Door de nadruk te leggen op efficiënte productie en niet op theoretisch vermogen stimuleer je dat eigenlijk de beste technologie wordt gebruikt. Is de minister bereid zijn reactie op het eindverslag van de taskforce aan de Kamer te sturen en wil hij daarin dan ook ingaan op de mogelijkheden om de twee aanbevelingen op te pakken?
Dan koelwater Waddenzee. De Eemshaven ontwikkelt zich tot een omvangrijke energiecluster in het Nederlandse Waddenzeegebied. Energiecentrales, fabrieken en industrie investeren in het Noorden. Vergelijkbare ontwikkelingen doen zich elders voor langs de Waddenzee. Als alle bestaande plannen met betrekking tot de Eemshaven worden gerealiseerd, dan wordt in de toekomst voor het Waddenzeegebied een verdubbeling verwacht van de hoeveelheid opgewekte energie en het volume koelwater dat daarbij wordt gebruikt. Jaarlijks zal dan – ik schrok toen ik dat getal hoorde – tot 2,5 keer het volume van de Waddenzee door koelwaterinstallaties worden ingezogen. Welk effect heeft dat op de Waddenzee, ons werelderfgoed? Ik weet dat er weleens wat studies zijn gedaan, maar studies naar deze grote toename zijn er naar mij bekend niet gedaan. Dus ik vraag de minister toch om te kijken of een onderzoek kan worden gedaan naar de impact die deze vergroting van de inname kan hebben, idealiter samen met onze buurlanden.
Dan de gasrotonde. Ik neem aan dat wij daarop nog nader over komen te spreken maar mijn fractie heeft daar zeker een aantal kritische vragen bij.
Wat betreft het verplicht aandeel duurzaam het volgende. Op dit moment stoken kolencentrales biomassa mee, maar ik heb begrepen dat wanneer het MEP-geld op is, er een gat zou kunnen vallen waardoor de hele sector die net is ontstaan, weleens teniet zou kunnen worden gedaan, omdat de SDE nog up en running is. Graag krijg ik daarop een reactie van de minister.
De realisatie van een pan-Europese infrastructuur is natuurlijk van enorm belang om de echte visie op een duurzame toekomst voor energievoorzieningen te realiseren. Klopt het dat kabelproductie een knelpunt is bij het realiseren van dat netwerk? De minister toont zich kritisch over Europese financiering, maar welke alternatieven heeft hij dan werkelijk voor ogen? Hij heeft het over meer private betrokkenheid. Gaat het dan om marktpartijen of denkt de minister dan aan de TSO’s. Is het rendement dat de TSO’s nu mogen berekenen, de 8%, voldoende om dergelijke grootschalige investeringen die nodig zijn om werkelijk tot een Europees energienetwerk te komen, te financieren?
Wat betreft de discussie over de leveranciersverplichting: is de minister bereid om na te denken over een internationale uitrol van die verplichting om dit economisch op een zo gunstige mogelijke manier te doen?
De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Mijn fractie is duidelijk voorstander van de gasrotonde. Ik denk dat wij de minister het vuur niet na aan de schenen zullen leggen als alles uitkomt wat in de onderzoeken naar voren is gekomen. Ik heb nog wel een specifieke vraag aan de minister en die betreft de Nederlandse gasvoorraad. Als we straks een gasrotonde hebben die helemaal functioneert, dan is er ook een gasbeurs et cetera. Allerlei marktpartijen kunnen op die beurs dan in gas handelen. Stel dat een echt grote partij, zoals de Russen, met groot kapitaal ons Nederlandse gas komt opkopen en dat in Rusland in voorraad houdt of aan Oekraïne doorverkoopt, dan kan er een moment ontstaan, dat wij zonder gas zitten en de Russen dominant worden als marktpartij op die gasbeurs. Wat is de visie van de minister hierop c.q. welk corrigerend mechanisme kunnen wij in de toekomst verwachten om dit te voorkomen?
Het warmtewetsvoorstel zien wij met belangstelling tegemoet. Voor ons staat centraal het nmda-principe: niet meer dan anders. Dat lijkt mij ook niet meer dan fair richting de warmteconsumenten. Zou de minister in een paar kernzinnen kunnen uitleggen hoe hij in de nieuwe Warmtewet gaat garanderen dat het nmda-principe leidend is? Kan in zijn visie warmte in Nederland op korte en middellange termijn overleven zonder subsidie? Zo nee, hoe ziet die subsidieverlening er naar zijn mening dan uit?
Over de kernenergie is inmiddels al heel wat gezegd. Ik kan de heer Leegte blij maken, in de zin dat wij in grote delen zijn visie op dat punt delen. Ik heb wel een aanvulling, richting de minister en richting collega Leegte. Mijn fractie ziet kernenergie niet als onderdeel van een transitiefase, maar als een prachtig stuk energievoorziening voor de Nederlandse samenleving op de lange termijn. Zolang er uranium is en zolang de wetenschap met ons mee sleutelt aan een verdere beheersbaarheid c.q. oplossing van het afvalprobleem, zeggen wij: splijten die handel en opwekken! Nederland zou een echt nucleair cluster kunnen ontwikkelen en daarmee zijn vooraanstaande positie kunnen vasthouden. Is de minister bereid een onderzoek te doen naar een objectief overzicht van pro’s en contra’s van een vestiging van een nieuwe reactor in Petten of eventueel in de buurt van de huidige kerncentrale in Borssele? Als de uitkomst van het onderzoek is dat een van die plekken duidelijk voordeliger uitpakt voor maatschappij, economie et cetera, dan zou dat een leidraad kunnen zijn bij de beslissing over de vestigingsplaats.
Zoals iedereen weet zijn wij voorstander van kernenergie. De heer Jansen van de SP hoorde ik praten over onderzoek naar mogelijke alternatieven voor het opslag- en verwerkingsprobleem. Hoewel wij er voor zijn dat er doorgegaan wordt met kernenergie, ook als die opgewerkt wordt in Frankrijk, hebben wij er uiteraard niets op tegen als er onderzoek wordt gedaan naar een verdere beheersbaarheid van het probleem. Dat zou ik alleen maar toejuichen.
De heer Paulus Jansen (SP): Dan is de vervolgvraag aan de PVV-fractie de volgende. Op dit moment verwerken we dat afval via opwerking en verglazing zodanig dat je er vervolgens in de toekomst niets meer mee kunt doen. Je kunt er geen brandstof van maken en je kunt het niet in lood omzetten. Bent u het dan wel met ons eens dat het verstandig zou zijn om nu ook te kijken naar een manier van opslaan die deze opties openhoudt, waarbij u wellicht meer belangstelling hebt voor de optie van brandstof in plaats van die van lood? Is dat wat u betreft een zoekrichting die beter is dan het onder de grond stoppen van het afval, wat betekent dat je er helemaal niets aan hebt en je eigenlijk alleen maar risico in de grond stopt?
De heer Van Vliet (PVV): Ik beschouw het niet als een conditio sine qua non om dan te stoppen met die glazen bollen, maar ik sta wel sympathiek tegenover wat u hier zegt.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter.
Ik wil graag beginnen met het Europese energiebeleid. Stevige Europese doelen voor duurzame en energiebesparing zijn nog steeds hard nodig. Nederland staat kritisch tegenover Europese financiering van energie-infrastructuur. Dat is enigszins begrijpelijk, omdat koplopers op deze manier niet beloond zullen worden. Tegelijkertijd heb ik toch ook wel een beetje de indruk dat onder het mom van het subsidiariteitsbeginsel door de regering misschien wel heel gemakkelijk geprobeerd wordt onder allerlei harde afrekenbare doelstellingen uit te komen. Tevens merk ik een spanningsveld tussen enerzijds het standpunt dat totstandkoming van de infrastructuur volgens de minister door de markt moet worden gefinancierd en anderzijds de keuze die bij de splitsing is gemaakt dat de infrastructuur in overheidshanden moet blijven. Wat betekent dit alles voor de ontwikkeling van infrastructuur die niet zomaar door de markt wordt opgepakt? Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de smart grids, wind op zee, het stopcontact dat gerealiseerd moet worden, en decentrale infra. Wat is daarin de taak van de overheid en is de minister van plan om dat soort zaken voor zich uit te schuiven of zullen die naar zijn oordeel juist op zeer korte termijn gerealiseerd moeten worden?
De totstandkoming van een interne energiemarkt vindt de minister zeer belangrijk om zo goedkoop mogelijk een CO2-arme economie te bereiken, maar ook dat lijkt mij wat gemakkelijk gezegd. Een interne energiemarkt leidt toch hoofdzakelijk tot goedkopere energie en niet automatisch tot schonere energie. Ik ben benieuwd wat er naar de mening van de minister meer moet of kan gebeuren op dit vlak.
Dan de gasrotonde. Nederland ontwikkelt zich als gastrotonde maar wij zijn niet de enigen. De eisen aan gaskwaliteit kunnen strenger worden, maar dat zou ook wel weleens ten nadele kunnen zijn vanwege ons laagcalorische Groningse gas. Ik ben ook erg benieuwd hoe dat zich verhoudt tot onze concurrentiepositie en tot het risico dat Nederland een soort afvoerputje wordt van een slechte kwaliteit gas.
Eventuele maatregelen zouden nog wel kosten met zich mee kunnen brengen voor de belastingbetaler. Er wordt onderzoek gedaan. Ik heb ook begrepen dat naast de Brattlestudie er ook door KEMA onderzoek is gedaan en dat er al verschillende rapporten zijn verschenen. Een aantal ervan hebben wij nog niet gezien. Graag zou ik deze rapporten willen ontvangen. Het lijkt mij goed dat dit alles ook betrokken wordt bij de kosten-batenanalyse die gemaakt moet worden.
Dan nog een enkele opmerking over SDE en SDE-plus. Allerlei mooie woorden worden daaraan gewijd in de stukken. De green deal hangt daarbij steeds in de lucht, maar ik ben heel erg benieuwd wanneer er nu eindelijk eens actie komt. Groene ondernemers zitten al bijna een jaar in onzekerheid over de toekomst van duurzame energie. De ChristenUnie ziet graag een betrouwbare overheid. Breed gedragen suggesties liggen voor het oprapen, zoals het burgerinitiatief Nederland krijgt nieuwe energie. Als burgerinitiatief is dat weliswaar afgewezen, maar de suggesties die vanuit de betrokken groep worden gedaan zijn natuurlijk niet minder interessant. Graag hoor ik hierop de reactie van de minister.
De minister heeft zich nog geen fan getoond van zonnestroom. Hij kan echter deze krachtige sector niet negeren want het aandeel groeit nog steeds en in andere landen overtreft zonnestroom de verwachtingen. De Technische Universiteit Delft laat weten dat er mogelijkheden zijn om zonnestroom nog beter te laten renderen. Wat gaat de minister met deze suggestie doen? Lopen we nu niet het risico dat we kennis verliezen aan andere landen?
De heer Van Vliet (PVV): Ik hoorde u zeggen dat zonne-energie nog beter gaat renderen. Dit suggereert dat het nu al goed rendeert. Kunt u dat toelichten? Volgens mij rendeert zonne-energie namelijk helemaal niet goed.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Goed, beter, best. De Technische Universiteit laat weten dat zonnestroom meer rendabel kan zijn. Het is mij bekend dat de resultaten nu nog onvoldoende zijn, maar feit is dat de techniek op dit punt zich wel verder ontwikkelt. Het is dan nu de vraag of we wat er in Nederland gebeurt aan ontwikkeling op dat terrein naar het buitenland laten verdwijnen of dat we de zonnestroom wel degelijk goed in de gaten houden en we die in Nederland een plek geven.
Ik ga ervan uit dat offshore-windenergie wordt opgenomen in de green deal. Wanneer komt er nu eindelijk een reactie van de Taskforce Windenergie op Zee? We hebben helderheid nodig voor investeerders en voor het vergunningenbeleid en de infrastructuur.
Tot slot het kernafval. Het is nog steeds een theoretische en dus geen praktische werkelijkheid dat we kernafval effectief kunnen opwerken. Dat heb ik vorig jaar al opgemerkt bij de behandeling van de wet hierover. Directe opslag van gebruikt splijtstof bij COVRA in Borssele zou risicovolle transporten naar Frankrijk kunnen voorkomen en vermindert de radioactieve belasting van milieu en verspreiding van radioactieve afvalstoffen. Ik wil eigenlijk de minister tegenspreken. Hij zegt dat de keuze voor opwerking is aan de exploitant. Dat lijkt mij dus niet. Als opslag niet mogelijk is, zoals ook blijkt uit de notitie, en er toch weer sprake is van opwerking, zijn daarvoor simpelweg internationale verdragen en nieuwe contracten nodig. Dan komt die overheid wel degelijk om de hoek kijken. Kortom, de conclusie uit de feitennotitie en de beantwoording in het schriftelijk overleg zijn ontnuchterend. Bij de veronderstelde duurzaamheid van kernenergie zijn nog grotere vraagtekens te plaatsen. De ChristenUnie heeft altijd gesteld dat het denken over kernenergie niet stil behoeft te staan maar dat voor het «doen» en zeker voor de uitbreiding van kernenergie aan een belangrijke voorwaarde zal moeten worden voldaan: er moet een duurzame en betrouwbare oplossing zijn voor het kernafval. Zeker uit de schriftelijke beantwoording blijkt dat die er nog niet is.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. GroenLinks wil een snelle transitie naar een duurzame economie en daarvoor hebben we echte duurzame energie nodig. Ik was dan ook een beetje verrast te horen dat er in de coalitie zo verschillend wordt gedacht over het moment waarop die transitie naar schone energie afgerond moet zijn. Ik hoor graag van de minister hoe daar door het kabinet over gedacht wordt.
Dan kom ik op de Europese top. Energie besparen is de beste manier van energie opwekken. Tot nu toe gebeurt dat alleen met streefgetallen en op vrijwillige basis. Er is tot nu toe weinig van terechtgekomen. Deelt de minister mijn mening daarover? Iedereen is het van plan maar haast niemand doet het. Is dit kabinet bereid om, als het vrijwillig niet lukt, bindende doelstellingen te ontwikkelen? Het Europees Parlement heeft er in ieder geval al toe besloten. Als wij niets bindend willen, hoe gaat Nederland dan de doelstellingen om energie te besparen, realiseren?
Als je een transitie maakt naar iets, dan moet je niet ongelofelijk gaan investeren in de dingen die je nodig hebt voor die transitie. Dat geldt wat mij betreft zeker ook voor gas. Het maakt niet zo heel veel uit van welk scenario je uitgaat. In alles zie je dat het gas eventjes veel meer wordt maar dat het daarna begint af te nemen. Tegen de tijd dat wij een gasrotonde echt goed op orde hebben, zijn we al bijna weer aan dat afnemen toe, zeker daar er in de ons omringende landen ook gedacht wordt aan gasopslag en een gasrotonde. Niet dat ik er voorstander van ben, maar met kernenergie wek je elektriciteit op. Bovendien: met schoon wek je elektriciteit op. Dit roept dan ook de vraag op of we onze inspanningen dan niet meer moeten richten op een heel goede elektriciteitsinfrastructuur. Die heb je nu namelijk nog nodig met heel veel fossiel, die heb je straks nodig in de transitie en die heb je uiteindelijk als er sprake is van 80% tot 100% schoon, ook nodig. Kijkend naar de elektriciteit in Europa is er sprake van grofweg 10% kernenergie, 10% schoon en 80% fossiel. Dus de transitie moet zich niet richten op de keuze tussen meer kernenergie of meer schoon, maar moet zich richten op wat wij willen met die 80% fossiel. Kunnen wij het met TenneT als sterke partner niet veel beter doen? En dan nog even een pleidooi voor de mensen die zelf energie willen opwekken: als wij gaan werken aan onze infrastructuur, is het belangrijk daar ook goed oog voor te hebben.
Ik sluit mij aan bij het verzoek van de ChristenUnie om alle drie de onderdelen van het KEMA-onderzoek ter beschikking te stellen Daarnaast zouden wij graag beschikken over het rapport van de Taskforce Windenergie op Zee inclusief een kabinetsreactie.
Het vorige kabinet heeft gezegd dat TenneT verantwoordelijk zou moeten zijn voor de aansluitingen van offshore-windparken. De minister heeft aangegeven niet voor 2015 met een richtdatum te komen voor volgende stappen. Hiermee wordt windenergie op zee weer verder vertraagd. Is er niet eerder een wetswijziging voor nodig en zou dit bijvoorbeeld al niet voor de zomer naar de Kamer kunnen komen?
Dan nog iets over «schoon fossiel», hetgeen mij altijd doet denken aan begrippen als «pijnloze bevalling» of «risicoloze investering». In de brief van de minister staat dat regelmatig zal worden onderzocht wat de opvattingen van de bevolking ter zake zijn en dat dit een van de ankers van de communicatiestrategie wordt. Uit die brief heb ik echter de indruk dat de visie van de burgers niet serieus genomen wordt maar dat het meer een kwestie is van: we leggen het een keer uit, we leggen het nog een keer uit en we willen de communicatiemiddelen inzetten om de bevolking te overtuigen van ons gelijk, namelijk dat CO2-opslag nuttig en noodzakelijk is. Dit blijkt ook wel uit reacties tijdens bewonersbijeenkomsten, waar bewoners aangeven totaal eenzijdig te worden geïnformeerd. Waar is dus de andere kant?
Dan kom ik op het onderwerp kernenergie. Het lijkt daarbij een beetje te gaan zoals wanneer je bij de NS strandt; je krijgt dan tijdelijk ander vervoer en vervolgens wordt er een of andere nieuwe bus bedacht die nog maar half af is. Er wordt nu gezegd: kernenergie is onderdeel van de transitie en is «effe» nodig om naar schoon te komen. Echter, het meeste werk aan die kernenergie is nog niet af. De reactoren die het nieuw opgewerkte kernafval kunnen gebruiken moeten nog worden ontworpen. Er moet nog toegewerkt worden naar de compleet veilige kerncentrale van de vierde generatie. Daarnaast hebben we geen flauw idee wat we met ons afval aan willen. Ik heb de heer Atsma horen zeggen dat opslag in de Nederlandse bodem absoluut niet aan de orde is. Ik heb deze minister eigenlijk, wellicht iets afgezwakt, hetzelfde horen zeggen, namelijk dat ik aan bangmakerij zou doen omdat ik gesuggereerd heb dat het weleens in zoutkoepels en anders onder kleilagen opgeslagen zou kunnen gaan worden. Hoe kan het dat er aan de ene kant gezegd wordt dat je mensen niet bang mag maken omdat er helemaal niets opgeslagen wordt in Nederland terwijl tegelijkertijd een onderzoek loopt van de Universiteit Utrecht, de Landbouwuniversiteit Wageningen en de Technische Universiteit Delft naar opslag in de ondergrond? Ik stel deze vraag ook met in het achterhoofd de discussie over de Europese richtlijn over ondergrondse opslag. Kortom, wordt er nu wel of niet in de ondergrond opgeslagen?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Bij debatten over energie en klimaat merk ik dat heel regelmatig bij mij het zinnetje in mijn hoofd opkomt: wat er niet aankomt, hoeft er ook niet af. Dat zinnetje is afkomstig van een reclame over een smeerkaasproduct. Nu ben ik niet zo van de kazen of de smeerkazen, maar die reclamejongens hadden dat goed bedacht: wat er niet aankomt, hoeft er ook niet af. Welnu, zoiets simpels mis ik ook enorm in de aanvang van deze debatten. Wat je niet nodig hebt en wat je niet verbruikt, hoef je niet op te wekken en wat je niet uitstoot hoef je niet onder de grond te stoppen. Ik vind werkelijk dat we veel te weinig aan het begin beginnen, dus bij het oplossen van de problemen waarmee we onszelf geconfronteerd zien. Ik wijs op het gedoe dat het ons vervolgens oplevert en op de discussies over kernenergie, over CO2-opslag en over de vraag hoe we de gasrotondestrategie geïmplementeerd krijgen. Daarvan zeg ik: het hoeft allemaal niet zo moeilijk als we het ons zelf wel maken. Ik druk de minister dan ook op het hart om een stevige ambitie te tonen op het gebied van energiebesparingen met concrete doelstellingen zowel voor Nederland als voor Europa. De minister is, naar ik aanneem, verder bekend met ons pleidooi om wat betreft de uitstoot vooral te kijken naar de Nederlandse consumptie en de productie in onze vee-industrie. Naar onze mening is daar veel winst te halen qua uitstoot van broeikasgassen. Dat aspect mag wat ons betreft weleens betrokken worden in deze debatten, zeg ik maar even voorzichtig.
Het zou de grootste blunder in deze toch nog niet zo heel erg oude eeuw zijn om te investeren in kernenergie. De minister geeft het zelf toe: het is geen duurzame vorm van energieopwekking. Als je het al zou overwegen als transitievorm, dan kleven er zulke enorme bezwaren aan qua tempo en duur voordat je er echt wat aan hebt, dat het geen serieuze optie kan zijn. Je definieert een aantal criteria voor duurzame energie. Je constateert dat kernenergie daar niet aan voldoet. En dus ben je klaar en zal je andere wegen moeten bewandelen om je zelf niet klem te lopen.
De heer Van Vliet (PVV): Ik hoor u tegen de minister zeggen dat het een grote blunder zou zijn om te investeren in kernenergie. Als u er zo’n expliciete mening over hebt, zou u die mening moeten richten tot de investeerders in kernenergie en niet tot de minister. Als PVV gaan wij er namelijk van uit dat niet de minister maar het bedrijfsleven investeert.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Met welke boodschap wilt u het bedrijfsleven dan op pad sturen? In andere landen zien we dat het om de drommel niet meevalt om een kernenergiecentrale te bouwen. De investeerders lopen zich daar helemaal stuk. Bovendien moeten enorme garanties worden gegeven vanuit onze schatkist. Ik vind het dan ook niet zo’n rooskleurig verhaal dat wij daar te vertellen hebben. Dus zeggen wij: kernenergie, niet aan beginnen, niet doen.
De fractie van D66 heeft terecht vragen gesteld over het koelwater in de Waddenzee. Dat onderzoek ernaar lijkt mij belangrijk. Dat onderzoek lijkt mij belangrijk, maar ik hoor graag ook of er wordt getoetst aan de Natuurbeschermingswet. Het komt mij voor dat er een enorm probleem gaat ontstaan in relatie tot de natuurwaarden en de geldende vergunningplicht. Wij moeten dat nu al in kaart brengen gelet op de ontwikkelingen die mogelijk gaan plaatsvinden in die enorme energie-industrie.
Het is mij opgevallen dat de minister volhardt in een omarming van de gasrotondestrategie en alles wat daarbij hoort. Het opvallende was dat in het rapport van de Brattle Group bij uitstek de gasopslag als een van de zwakste schakels in die strategie is genoemd en de minister daar eigenlijk een beetje overheen fietste in de vragen die wij daarover hebben gesteld. Hij zegt nog steeds dat die gasopslag voor de zekerheid van de energievoorziening en voor de economie van groot belang is terwijl die Brattle Group juist zegt dat die gasopslag geen rol van betekenis speelt in de economie. Ik vraag het de minister dus nog maar een keer. Kan ik nu niet lezen of is hij gewoon niet bereid om toe te geven dat die gasopslag niet nodig is? Zeker gelet op de veiligheidsrisico’s en de natuurwaarden die wij gaan aantasten in de Bergermeerpolder vraag ik hem om die plannen gewoon te schrappen, want dan zijn wij overal van af.
De voorzitter: Het woord is aan de heer Samsom van de PvdA-fractie.
De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. De laatste stand van de olieprijs is dat deze om 18.26 uur door de $ 101 per vat ging. Dat is weer een nieuw record. Vorig jaar kostte de dure olie Europa 70 mld. dollar extra. Dat is, toevallig of niet, precies de schuld die Griekenland en Portugal vorig jaar hadden. Als wij dus minder afhankelijk waren geweest van olie, dan hadden wij dat probleem misschien tegelijkertijd kunnen tackelen. Om maar even aan te geven hoe belangrijk onze energievoorziening en de onafhankelijkheid daarvan voor de Europese welvaart zijn. Dan kun je eigenlijk de Europese Raad niet anders ingaan dan met de grondhouding dat het energiebeleid Europees zal zijn of niet zal zijn. Als alle landjes zelfstandig proberen om zichzelf naar een duurzame energievoorziening te struikelen, wordt het niets. Wij moeten dit probleem echt samen oplossen. Ik denk dat de minister die grondhouding gewoon met mijn fractie deelt. Dat heeft hij ook wel eens eerder uitgesproken. Hij kan dat hier herhalen en daaraan vervolgens consequenties verbinden.
Als wij het met elkaar eens zijn dat het Europese energiebeleid cruciaal is voor de toekomst van onze energievoorziening, dan moeten wij daaraan handen en voeten willen geven. In dat verband moet de energie-efficiencynorm wel degelijk aan de Europese lidstaten kunnen worden opgelegd. Anders ontstaat er freeridergedrag aan alle kanten van het Europese continent en gaat het weer fout. Niet voor niets hebben wij in de duurzame energie wel die stappen gezet. Eigenlijk is het raar dat wij dat bij energie-efficiency niet hebben gedaan. Ik vind het dan ook teleurstellend dat deze regering volhardt – ik zeg dat er gewoon bij want de volgende regering was ook niet fanatiek op dit punt – in het standpunt dat die efficiciencynorm vooral niet Europees mag worden opgelegd.
Hetzelfde geldt voor energie-infrastructuur. Wij vinden dat allemaal belangrijk, maar zodra puntje bij paaltje komt, willen wij het allemaal weer zelf regelen en financieren. Dat gaat dus niet lukken; het lukt wel met die gasnetwerkjes om de hoek, maar niet met een trans-Europees netwerk dat nodig is om die enorme hoeveelheden duurzame energie van oost naar west en van zuid naar noord te krijgen. Daarvoor moet gezamenlijk worden geïnvesteerd. Dat moet op Europees niveau worden afgesproken en ik vind het daarom jammer en teleurstellend dat deze regering zich ook op dat punt terughoudend opstelt. Op die twee punten zouden wij graag een andere opstelling van deze regering zien. Ik hoop dat de minister dat kan doorgeven aan de premier. Of is hij misschien van plan om zelf te gaan? Het is immers een Europese Raad die gaat over energie en dan is het niet ongebruikelijk dat vakministers, zeker als zij vice-premier zijn, zich daarbij aansluiten. Maar goed, dat hoor ik graag. Anders kan hij het natuurlijk gewoon doorgeven want de regering spreekt altijd met één mond en ik hoop in dit geval met de onze.
Voorzitter. Er is een prachtig rapport geschreven over de economische winst van de gasrotonde. Wij bekijken die gasrotonde eigenlijk vanuit een iets ander perspectief, namelijk dat van de maatschappelijke winst die wij ermee boeken. Als ik alles op een rijtje zet van wat onze energievoorziening in de toekomst nog vermag, dan kan ik niet anders concluderen dan dat die gasrotonde nodig is. Nederland moet daarin een rol willen spelen. Het is mooi meegenomen dat wij daarin ook nog een beetje geld kunnen verdienen; dat zou geen onaardige bijverdienste zijn. Het is echter allereerst belangrijk voor de toekomstige energievoorziening. Wij zijn hier goed in, wij kunnen alles met gas: oppompen, mengen, op druk brengen en zo nodig weer naar beneden pompen en opslaan. Wij moeten daarin blijven investeren. Overigens viel het mij op dat de genoemde investeringsbedragen hoog zijn. Dat type investeringsbedragen hoort inmiddels bij een duurzame energievoorziening. Een gasrotonde lijkt op niets als niet aan het einde ervan een duurzame energievoorziening staat. Je moet inderdaad een paar rondjes draaien, een jaartje of veertig, maar dan hebben wij hem ook, die duurzame energievoorziening.
Het derde van de vier onderwerpen die ik aan de orde stel, betreft de Warmtewet. Als medewetgever en als medeopdrachtgever aan de regering om deze te vervolmaken, voel ik mij ongemakkelijk op dit punt. Ik voel mij wel getroost door het verschijnen van twee rapporten die elkaar juist tegenspreken. In die klem zaten de initiatiefnemers indertijd ook. Het ene rapport zegt dat consumenten worden getild en het andere dat bedrijven er geen geld mee kunnen verdienen. Laten wij proberen om het midden te vinden. Ik wens de minister daarmee veel succes. Wij zien bij het wetsvoorstel wel wat daaruit is gekomen.
Ik kom tot slot te spreken over kernenergie. Het wordt tijd dat wij stoppen met elkaar voor de gek houden. Het is duidelijk dat deze regering niet anders kan doen dan besluiten dat directe opslag de strategie voor de toekomst wordt. Deze regering wil immers dat het mogelijk blijft om nog wat moois te doen met dat afval; partitioning and transmutation is de techniek die daarbij hoort. Dat kan alleen met directe opslag. Wij moeten dan wel eerlijk zijn. Bij de strategie die deze regering zo graag wil voor een nieuwe kerncentrale moet er dan ook een strategie en plan komen voor een nieuwe opslagfaciliteit, helemaal uitgedacht, vergund, kant en klaar. Ik denk ook niet dat een bedrijf überhaupt investeert in een kerncentrale als hij niet zeker weet dat hij het afval gewoon ergens kwijt kan. Kan de minister hierover duidelijkheid geven want de antwoorden waren niet duidelijk?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. De heer Samsom vindt het een heel goed idee om in de gasrotonde te investeren. Hij zegt ook dat wij dat nog 40 jaar nodig hebben. Hij deelt dus niet de vele scenario’s die de GroenLinks-fractie gezien heeft waaruit blijkt dat de piek van het gasgebruik rond 2020, 2025 zit en daarna afneemt. Als je wilt investeren in iets wat je nog 40 jaar wilt gebruiken, dan zit die piek pas in 2050, 2060.
De heer Samsom (PvdA): Na een piek komt er nog een dal en dan pas komen wij weer op nul. Ik tel het helemaal mee. Ik wil dat mijn kinderen in hun energiebehoefte kunnen voorzien. Dat is nu eenmaal de dure plicht die wij op ons hebben genomen, als ouders en in ons geval ook als politici. Dat betekent dat die gasvoorziening nog 40 jaar overeind moet blijven. Aangezien het Groninger gasveld zijn unieke functie van blaasbalg van onze energievoorziening over niet al te lange tijd verliest, hebben wij een gasrotonde nodig om die functie te vervangen. Ik zeg daarbij dat het dan mooi meegenomen is als wij daarin goed zijn en er nog geld, banen en innovatie aan overhouden ook.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Er is een verschil tussen eigen gebruik, wat wij zelf nodig hebben tot wij overgaan op nieuwe energie, en het inzetten van enorme investeringsbedragen voor een gasrotonde: gas komt uit Rusland, wordt hier geïnjecteerd en vervolgens aan Engeland verkocht. Uw kinderen zitten er dan niet warmpjes bij. Ik begrijp u niet zo goed terwijl ik de PvdA-fractie goed kan vinden op het punt van de energietransitie naar schone energie.
De heer Samsom (PvdA): Het gaat ook om de kinderen van John Doe in Sheffield. Onze energievoorziening is uiteindelijk Europees. Wij zullen dit Europees moeten aanpakken en oplossen. Als er daar kinderen in de kou zitten, dan doet mij dat ook pijn, al zijn het niet mijn kinderen. Wij zien voor Nederland een rol weggelegd in die gasrotonde. Wij zijn het over bijna niets eens met deze regering – hoewel dat ook wel meevalt – maar wel over het uitgangspunt dat hierin een rol te spelen is. Wij dragen de regering op om dat zo slim mogelijk te doen.
De voorzitter: Het woord is aan de heer Dijkgraaf van de SGP-fractie.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik hoop niet dat de zoektocht van de heer Samsom aan het einde van de rotonde kenmerkend is voor de politiek die hij voert. Ik constateer in ieder geval dat het begin van die zoektocht identiek is aan de mijne; ook in mijn tekst staat dat het erg kenmerkend is dat wij over die $ 100 heen zijn. Dat is niet uniek, want in 2008 gingen wij daar ook al eens overheen. Uit het grote effect van de instabiele situatie in Egypte, terwijl feitelijk nog nergens van een problematiek echt sprake is – het Suezkanaal is gewoon open – blijkt hoe gevaarlijk het is om van deze brandstof en de daaraan gekoppelde brandstoffen afhankelijk te zijn. De politiek zou naar de mening van mijn fractie dan ook gericht moeten zijn op het onafhankelijk maken van deze bronnen. Als dat lukt, dan volgt de CO2-emissiereductie vanzelf. Ik stel de minister hierover graag een vraag waarmee ik al langer rondloop. Het Europese beleid is gericht op CO2-arme economie, transitie naar een duurzame energie en energiebesparing. Dat zijn allerlei doelen en verschillende instrumenten. Ik vraag de minister of het niet veel efficiënter zou zijn om één hoofdinstrument te kiezen, bijvoorbeeld het ETS of een aandeel duurzame energie. Leidt die stapeling van verschillende instrumenten niet tot een heel inefficiënt instrumentgebruik en tot sturing op te veel niveaus? Tinbergen leerde mij: voor één probleem is één instrument nodig en voor veel problemen zijn veel instrumenten nodig. Er is een relatie tussen het aantal problemen en het aantal instrumenten dat daarvoor nodig is.
Ik stel graag een vraag over de emissierechten. Is de minister bereid om zich ervoor in te zeggen om de opbrengsten van de veiling van emissierechten na 2013 terug te sluizen, voor zover dat mogelijk is, naar bepaalde industrieën en sectoren? Mijn fractie maakt zich namelijk zorgen over het gelijke speelveld in Europa en tussen Europa en andere continenten. Hoe kijkt de minister daartegenaan?
Mijn fractie steunt het principe van de gasrotonde maar wordt niet altijd vrolijk van bepaalde ontwikkelingen op dit punt. Het Franse GDF Suez heeft recent voor ruim 1 mld. vijf locaties voor gasopslag in Duitsland gekocht. Daar gaat het dus wel erg hard. Volgens de Brattle Group is er maar ruimte voor één nieuwe locatie voor gasopslag. Ik wijs in dit verband op de import van vloeibaar aardgas, LNG. De Brattle Group ging uit van een nieuwe LNG-terminal in de Eemshaven maar dat is ondertussen alweer afgeblazen. De vraag is of wij ons niet te rijk rekenen. Wat doet de minister met deze kanttekening? Ik krijg de indruk dat wij op alle onderdelen proberen om voorop te lopen. Dat kan zinvol zijn als het hele concept dat nodig heeft. Mijn vraag is echter of het niet verstandig is om in te zetten op een aantal onderdelen die kansrijker zijn dan andere. Of moet het echt één concept zijn?
De samenstelling van het gas zal veranderen en meer fluctueren. De minister zet in op een omslag binnen een half jaar, maar mijn fractie vindt dat echt te kort, gelet op de problemen die bedrijven hebben, door een gebrek aan informatie, met zowel het voorsorteren op het gebruik van een ander type gas als die fluctuatie. Mijn fractie vraagt zich daarom af of het wel zo snel kan. Men heeft die informatie nodig voordat men zich daarop kan instellen. Netbeheerder GTS geeft nog geen informatie over de samenstelling van het nieuwe gas en de bandbreedte waarin die gaat fluctueren.
Het is ook onduidelijk welke specificaties gelden. Ik noem als voorbeeld het bedrijf Tata Steel waar ik gisteren op bezoek was. Dat zegt heel duidelijk: het is niet even een knop omdraaien, want er moet heel veel gebeuren. Erkent de minister dat bedrijven als Tata Steel ook na aanpassing in de problemen kunnen komen als de gaskwaliteit te veel fluctueert? Het gaat niet alleen om die ene omslag, maar ook om die fluctuaties in het systeem. Is de minister bereid om snel duidelijkheid te geven over samenstelling, fluctuaties en specificaties van het nieuwe gas en de invoer van ander gas in het net, indien nodig, uit te stellen?
Mijn fractie is voorstander van een verplicht aandeel duurzame energie. Eerder heeft daarover een gedachtewisseling plaatsgevonden. Ik proef dat de minister ook wel die richting opgaat. Mijn vraag is welk traject de minister precies wil aflopen. Kan hij specifiek aangeven welke stappen daarin gezet worden?
Ik heb begrepen dat de minister bereid is om te kijken naar het windmolenpark in de Noordoostpolder. Dat is ons allen lief, zeker de SGP-fractie. Hij kijkt nog naar de voorstellen die de gemeenten Urk, Dronten en Lelystad hebben gedaan. Ik waardeer dat als positief. De minister kennende is afspraak ook echt afspraak en gaat hij serieus naar die voorstellen kijken. Kan de minister aangeven wanneer hij uitsluitsel kan geven over het finale concept?
De voorzitter: Tot zo ver de inbreng van de Kamer in eerste termijn. Ik heb begrepen dat de minister onmiddellijk kan antwoorden. Het woord is aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Minister Verhagen: Voorzitter. Ik zal allereerst ingaan op de vragen over de Europese Raad, vervolgens op de vragen over de gasrotonde en de gaskwaliteit, de kernenergie, de Warmtewet en de overige onderwerpen. In relatie tot het energiedeel van de Europese Raad wijs ik de commissie er allereerst op dat er een schriftelijk overleg heeft plaatsgevonden tussen de Kamer en de minister van Buitenlandse Zaken in aanloop naar de Raad Algemene Zaken op 31 januari. Op 3 februari wordt met de minister-president een plenair debat gevoerd waarin naar mijn inschatting over veel financieel-economische elementen zal worden gesproken. Ter geruststelling, of misschien juist teleurstelling, van de heer Samsom merk ik op dat de minister-president sinds het Verdrag van Lissabon tijdens de Raad niet meer wordt vergezeld door een minister die ter zake kundig is, of door andere ministers. Hij staat er dus helemaal zelf voor aangezien men in een kleiner gezelschap tot daadkrachtige besluiten wil komen. Het is dan ook zaak om ervoor te zorgen dat de minister-president van tevoren goed geëquipeerd is.
Over de plannen van de Europese Commissie op het terrein van energie en de Europese energiestrategie heb ik reeds met de commissie gesproken in het algemeen overleg over de VTE-raad van 3 december. Ik kom daarover overigens ook met de commissie over te spreken tijdens het overleg op 16 februari. Dan staat een algemeen overleg gepland over de VTE-raad op 28 februari. Naar aanleiding van die eerdere discussie en de opvattingen die ik toen heb uitgesproken, zijn vragen gesteld. Mevrouw Verburg vroeg specifiek waarom Nederland kritisch staat tegenover een Europees infrastructuurfonds in het infrastructuurpakket. Ik ben het op dit punt eens met de heer Samsom dat een Europees energiebeleid uiteindelijk van groot belang is. Dat laat onverlet dat er elementen zijn waar goed naar moet worden gekeken. Moet er bijvoorbeeld een Europees fonds zijn ter financiering van de infrastructuur? Het primaat voor investeringen in de Europese energie-infrastructuur ligt bij de markt. In ons geval is TenneT gewoon een marktpartij, zij het dat het voor 100% in eigendom is van de overheid. Het blijft evenwel de marktpartij die op het terrein van energie instrumenten moet inzetten. De markt moet ook worden voorzien van instrumenten om die rol te kunnen spelen. Er valt in dat kader nog veel winst te behalen. Het derde energiepakket moet nog in allerlei lidstaten worden geïmplementeerd. Nationale vergunningsprocedures kunnen in veel lidstaten worden gestroomlijnd. Ik vind dat de Europese Commissie daarop ook moet toezien. In een Europese energiemarkt zijn dergelijke elementen van groot belang.
Daarnaast moeten er behoorlijk wat stappen gezet worden in kostenverdelingsvraagstukken over de grenzen heen. De focus moet daarop komen te liggen. Daarin moeten de belangrijkste stappen gezet worden, niet in het oprichten van een EU-infrastructuurfonds. Dat staat nog los van de vraag of voor een EU-infrastructuurfonds op dit moment geld is, want alle lidstaten moeten gewoon bezuinigen en hun overheidsfinanciën op orde brengen; voor sommigen van deze Kamer is dat zelfs een absolute eis als men überhaupt nog andere stappen wil zetten op het onderwerp waar de Europese Raad zich ongetwijfeld ook over zal buigen. Dat betekent dat ook de begroting van de EU als zodanig niet meer uit de pan kan rijzen want anders kunnen wij wat wij nationaal bezuinigen afdragen aan Brussel. Volgens mij zit niemand daarop te wachten. Ik heb althans weinigen gehoord die zeggen: weet je wat, laten wij nog maar eens wat extra gelden overmaken naar Europa in vergelijking met de huidige situatie. Ik vind dat een Europees Parlement zich gewoon moet realiseren dat er maar een beperkte hoeveelheid geld is, die bovendien maar één keer kan worden uitgegeven. Er moeten dus keuzes worden gemaakt. Het pleiten voor meer extra uitgaven is in een onvolmaakt Europees investeringsklimaat een slechte zaak.
Europese financiering kan ook nog eens leiden tot oneerlijke concurrentie. Het kan er bovendien toe leiden dat marktpartijen in bepaalde lidstaten de investeringen niet doen, omdat er Europese gelden beschikbaar gesteld worden. Wij hebben het hier netjes op orde en dan kunnen wij dus gaan meebetalen aan zaken die in andere landen niet goed op orde zijn. Deze zorg is ook door een aantal leden naar voren gebracht en die deel ik, met name zoals die door mevrouw Verburg naar voren is gebracht. Ik vind dus dat allereerst de partijen zelf aan zet zijn.
Een aantal leden heeft gevraagd of er niet gekomen moet worden tot harmonisatie van systemen voor duurzame energie. In het regeerakkoord staat dat de Europese doelen voor duurzame energievoorziening leidend zijn.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik stel graag een vraag over die infrastructuur. De minister zegt dat de markt het moet oppakken en dat TenneT een bedrijf is. De minister specificeert dat het een overheidsbedrijf is, wat betekent dat het rendement ervan gereguleerd is. Hoe schat de minister de capaciteit van TenneT in om vanuit dat beperkte rendement niet alleen de vervangingsinvesteringen te doen voor het Nederlandse net maar ook nog eens te investeren in zo’n hoog capaciteitsnetwerk dat werkelijk tot een Europees energie-infrastrucuur kan worden gekomen?
Minister Verhagen: Ik denk dat wij het hier redelijk goed op orde hebben, juist omdat wij een aantal maatregelen willen, onder meer in het kader van het derde energiepakket. Wij willen dat nationale vergunningsprocedures op een goede wijze verlopen. Als er afspraken gemaakt kunnen worden over de kostenverdeling over de grenzen heen, waarop naar mijn mening de Europese Commissie moet inzetten, dan is het voor TenneT mogelijk om die investeringen te doen. Dat is juist het evidente. Het is echter niet de bedoeling dat wij van TenneT vragen om de financiering op orde te krijgen ten behoeve van uitgaven over de grens heen. Dan komt het in de knel; dat is duidelijk. De Europese Commissie moet in lijn met de wens om te komen tot een Europese infrastructuur lidstaten aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheden.
De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Nu begrijp ik er nog minder van. Volgens mij heeft TenneT vorig jaar juist een hele hoop geld gestoken in het aankopen van een net in Duitsland. Dat staat haaks op wat de minister nu zegt.
Minister Verhagen: Het denkt juist op dat punt uiteindelijk een goede investering te hebben gedaan. TenneT is als marktpartij tot die conclusie gekomen. Dat verschilt van het financieren van een net in een andere Europese lidstaat vanuit de staatskas, al dan niet direct via ophoging van het Europese budget.
De heer Paulus Jansen (SP): De minister moet toch erkennen dat als TenneT een zeperd oploopt in Duitsland, het risico wel degelijk ligt bij het moederbedrijf? Dat zijn uiteindelijk de Nederlandse belastingbetalers, inclusief de minister. Maar goed, dat is een gebeurtenis die al heeft plaatsgevonden. Ik stel graag een andere vraag. Wat is erop tegen als TenneT met de netbeheerders van de Noordzeelanden een gemeenschappelijk nutsbedrijf opricht om een Noordzeenet te ontwikkelen? De Noordzeelanden hebben hetzelfde probleem, namelijk dat er een stopcontact op zee moet komen. Dat is veel goedkoper en efficiënter en dat gaat hopelijk ook sneller. Daarvoor hebben wij de EU niet nodig. Dat kan de minister, als voormalig minister van Buitenlandse Zaken, met de betrokken buurlanden gewoon rechtstreeks regelen. Waarom neemt hij daartoe niet het initiatief?
Minister Verhagen: Dit gebeurt ook voor een deel in het kader van de afspraken met de Noordzeelanden. Wij werken met hen samen. Ik heb zelf ook een overeenkomst getekend in Brussel, naar ik mij herinner en marge van de VTE-raad, over het samenwerken als Noordzeelanden in de ontwikkeling op dit punt. Wij doen dat dus. Je kunt samenwerken zonder direct een gemeenschappelijk nutsbedrijf te hebben. Dat is mogelijk in een samenwerkingsverband van landen. Daarbij waren ook niet-EU-staten die wel grenzen aan de Noordzee betrokken. Wij kijken over de grens heen, maakt u zich niet ongerust.
De heer Paulus Jansen (SP): U kunt natuurlijk alles doen op basis van bijvoorbeeld een joint venture. Dat is een ad hoc-samenwerking. In een aantal gevallen is dat prima en al vaker vertoond. Op het moment dat sprake is van een langdurige inspanning, in dit geval in het Noordzeegebied, ligt het voor de hand om een wat bestendigere vorm van samenwerking te kiezen. Wat is erop tegen om daarin als Nederland het voortouw te nemen in plaats van achter de andere staten aan te hobbelen?
Minister Verhagen: Ik wil niet dat maatregelen ertoe leiden dat marktpartijen afzien van hun verantwoordelijkheden en het doen van investeringen die noodzakelijk zijn omdat er Europese financiering voorhanden is. Op het moment dat er nu alweer in het vooruitzicht gesteld wordt dat er Europese financiering komt, leunt men achterover. Los daarvan moeten er in het licht van de budgetdiscipline in Europa keuzes worden gemaakt. De EU moet het een, dan wel het ander financieren. De tijd van en-en-en is voorbij. Ook Europa moet zich dat realiseren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Betekent dit ook dat de tijd voorbij is van gecombineerd geld van overheden en private partijen om aan dit soort ontwikkelingen een impuls te geven?
Minister Verhagen: Laten wij eerst de maatregelen nemen die mogelijk zijn zonder Europese financiering, juist om de condities te creëren waaronder marktpartijen dat kunnen doen. Als er nadat het derde energiepakket geïmplementeerd is in de lidstaten, de vergunningsprocedures gestroomlijnd zijn en fatsoenlijk lopen en het kostenverdelingsvraagstuk is opgelost nog een probleem is, dan kunnen wij verder praten. Daarover komen wij echter dan pas te praten. Wij komen daarover niet te praten omdat er Europese financiering komt omdat sommige lidstaten stappen op die drie elementen achterwege laten. Ik ben ervan overtuigd dat als die stappen gezet worden, wij over een heel andere orde van grootte praten dan nu.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De minister zegt tot mijn grote genoegen dat wij keuzes moeten maken en dat de tijd van en-en-en voorbij is. Ik stel daarom de volgende voorspelbare vraag, waarop ik toch graag een antwoord hoor: waarom is juist nu dan het moment om een kerncentrale erbij te bouwen?
Minister Verhagen: Ik zou die vraag graag straks beantwoorden, niet in dit verband.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Mag ik eerst de vraag afmaken, voordat u zegt dat u deze straks gaat afhandelen?
De voorzitter: Dat is uw recht, dus gaat u door.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik hoor graag of die kerncentrale zonder één belastingcent er komt. Dat zou passen bij wat de minister zegt: geen ruimte en het en-en-en is nog niet opgelost. Vervolgens gaat er dus ook geen cent gemeenschapsgeld naar het oplossingen zoeken, en uiteindelijk realiseren, voor het kernafval.
Minister Verhagen: Ik zei al dat ik straks terugkom op het onderwerp kernenergie. Wij kunnen nu wel alle elementen los bespreken ...
De voorzitter: Maar dat gaan wij niet doen. Er is nog een vraag van de heer Samsom.
De heer Samsom (PvdA): Het hele onderwerp van een gezamenlijk netwerk wordt nu geconcentreerd tot een gezamenlijk netwerk op de Noordzee. Dat is een interessante invalshoek waarop mijn fractie al eens eerder heeft gehamerd. Ik wijs overigens de heer Jansen erop dat het maar goed is dat TenneT een Duits net in handen heeft want in Duitsland legt men de kabels wel neer in zee, dus dan heeft TenneT een beetje ervaring op het moment dat dat in Nederland gebeurt. Daarmee is meteen de inleiding van mijn vraag af, namelijk: wanneer gebeurt het nou in Nederland? Op de laatste dag van het nog missionaire kabinet kregen wij ooit een brief waarin stond dat er voorbereidingen werden getroffen. Ik heb daarnaar in een vorig AO ook wel eens gevraagd. Het antwoord blijft echter in het luchtledige hangen. Ik had gehoopt dat de minister het Europese, of pentalaterale, podium zou pakken.
De voorzitter: De vraag is duidelijk.
Minister Verhagen: Voorzitter. Ik weet niet wat op de laatste dag is toegezegd, dus dat zal ik even uitzoeken. Ik wil nu even de Europese agenda afhandelen in relatie tot de voorstellen van de Europese Commissie. Die zijn overigens niet hierop gericht. In de tussentijd wordt uitgezocht wat op de laatste dag allemaal beloofd zou zijn.
Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Ik ben het zeer met de minister eens dat het investeren gedaan moet worden door marktpartijen. Dat moet ook goed mogelijk worden gemaakt. Tegelijkertijd moet er in Europa voor gezorgd worden dat alle lidstaten investeren en de kosten niet slechts bij een paar landen terechtkomen. Elkaar daarop aanspreken is van belang. Verder moeten bedrijven enig zicht hebben op de tarieven en op de langjarige ontwikkeling daarvan. Op dit moment loopt een zaak tussen de Gasunie en de NMa waarbij de NMa zegt dat de Gasunie de tarieven te lang, over te veel jaren wil vaststellen. Is het niet raadzaam om daarop bij te sturen en te zeggen: meer tariefzekerheid is noodzakelijk?
Minister Verhagen: De NMa kijkt of men zich houdt aan de eerlijke voorwaarden die wij hebben afgesproken en ziet erop toe dat geen oneerlijke afspraken worden gemaakt. Als de NMa daarnaar onderzoek doet, dan moeten wij de uitkomsten daarvan afwachten voordat wij daaraan conclusies verbinden.
Mevrouw Verburg (CDA): Dat doe ik ook niet. Er kan echter gekeken worden of het mogelijk en wenselijk is om wat naar voren te kijken, ook met het oog op mogelijke investeringen.
Minister Verhagen: De herijking van de regulering komt in het energierapport verder aan de orde. Ik kom daar te zijner tijd op terug.
Voorzitter. Ik ben nog steeds bezig met dat Europese blokje. Er is gevraagd om binnen Europa te komen tot een harmonisatie van systemen voor duurzame energie. In het regeerakkoord staat dat de Europese doelen voor duurzame energie leidend zijn: 20% CO2-reductie, 14% duurzame energie. Op dit moment heeft iedere lidstaat een eigen doelstelling op het terrein van duurzame energie voor 2020 en dus ook een eigen beleid inclusief stimuleringsregimes. Dat werkt zolang het om nationale markten gaat. In de aanloop naar een koolstofarme energiehuishouding in 2050, dus in de transitieperiode, die overigens doorloopt tot na 2050, moeten wij toch wel die koolstofarme energiehuishouding proberen te realiseren. Daarbij is het nodig dat hernieuwbare energie vaker op de plekken wordt opgewekt waar dit het meest efficiënt is. Dat zie je ook in de plannen van de Europese Commissie. De commissie zegt ook: zonne-energie in het zuiden en windenergie in het noorden. Helaas hebben wij hier minder zon dan in Italië, althans, degenen die van zon houden, vinden dat jammer. Ik behoor tot hen. Maar goed, om op termijn toe te werken naar één markt voor duurzame energie, is het noodzakelijk om nu de discussie te starten. Dat blijft in Europa soms een moeilijk onderwerp omdat zij allemaal die nationale stimuleringsregimes hebben. Dat vereist een lange adem. Nederland zegt: juist omdat het een lange adem vereist, moeten wij de discussie beginnen met het in kaart brengen van de belemmeringen in de handel in duurzame energie. Als die bekend zijn, kan een volgende stap worden gezet. De Commissie zegt ook: als de belemmeringen in de handel in duurzame energie worden weggehaald en er meer samenwerking op dat terrein ontstaat, dan is een besparing van 10 mld. te realiseren. Dat is nog niet zoveel geld als het bedrag dat de heer Samsom noemde in relatie tot Griekenland en de olieprijs. Ik vond dat overigens niet helemaal een eerlijke vergelijking want zo zijn er allerlei vergelijkingen te trekken. Als je overal alle parlementariërs afschaft, bespaar je misschien hetzelfde bedrag. Het zijn evenwel grote bedragen. 10 mld. om belemmeringen in de handel van duurzame energie weg te halen. Ik deel dus de wens en wil de eerste stap zetten: in kaart brengen welke belemmeringen er zijn.
Een aantal woordvoerders vroeg naar de verplichte doelstelling op het punt van de energiebesparing. De vraag is of ik bereid ben om die verplichte doelstelling in te brengen in het debat in de Europese Raad. Ik heb eerder al gezegd, na de eerste discussie over de voorstellen van de Europese Commissie, dat ik daar niet voor voel. Andere lidstaten vragen daar ook niet om. Wij hebben die twee doelstellingen: 20% CO2-reductie in 2020 en 14% duurzame energie. ECN heeft gesteld dat het met een stapeling van doelstellingen met daarbovenop nog een subdoelstellinkje voor energiebesparing, allemaal gewoon te duur wordt. Toen gold dat als naast de CO2-doelstelling ook een doelstelling voor hernieuwbaar en energiebesparing gehanteerd zou worden, de kosten ervan zouden verdubbelen. Dat heeft ECN heel nadrukkelijk bekeken.
Energiebesparing is een middel dat uiteraard helpt bij het behalen van de reductie van broeikasgassen. Dat is evident. Wij zeggen nu dat wij nationaal willen bepalen hoe dat middel optimaal kan worden ingezet. Daarvoor hebben wij onder andere de SDE-plus en andere maatregelen die wij eerder besproken hebben.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Het rapport waaraan de minister refereert, gaat over de kosten van het behalen van de CO2-doelstelling, dus los van duurzame energie als energiebesparing. Dat zijn dus niet de kosten van de energiebesparing an sich. De desbetreffende studie is gepubliceerd in 2007. Dat was voor de grote stijging van de energieprijs in 2008. Die zijn bovendien exclusief allerlei effecten op luchtkwaliteit, verkeerscongestie en macro-economische effecten. Heeft de minister een werkelijk goede reden om de 2%-doelstelling niet te willen? Ik heb nog geen inhoudelijk argument gehoord. Bij het kostenargument refereert hij aan een studie die eigenlijk over iets anders gaat.
Minister Verhagen: Ik ben het niet helemaal met u eens dat dat over iets anders gaat. De heer Dijkgraaf heeft in zijn inbreng zeer duidelijk gewezen op de noodzaak om niet allerlei instrumenten te gaan stapelen. Het hoofddoel is die CO2-reductie. Laten wij ons daarop concentreren; dat zal genoeg moeite kosten. U zegt dat zelf ook altijd. U betwijfelt zelfs of wij dat halen met onze instrumenten. Wij zetten daar in elk geval op in: 20% CO2-reductie in 2020. Een instrument daarvoor is ETS, zoals de heer Dijkgraaf al zei. Een aparte doelstelling duurzame energie in dat deel is niet nodig om de hoofddoelstelling te bereiken. Wij hebben namelijk verschillende instrumenten. Uiteraard hebben wij naast de CO2-reductie de doelstelling van 14% duurzame energie. Daarin zit al een verschil. Ik begin in dit verband nog niet over de kernenergie; dat doe ik straks wel. Dat is echter wel een instrument om CO2-reductie te bereiken.
De voorzitter: Ik merk dat u al een deel van de rest van de beantwoording voorleest en dat is heel goed. Mevrouw Van Veldhoven stelt graag nog een aanvullende vraag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Als de minister dan toch die CO2-doelstelling en die doelstelling voor hernieuwbare energie wil bereiken en dat makkelijker wordt door expliciet aandacht te besteden aan energiebesparing – hoe meer energie er wordt bespaard, hoe minder duurzame energie er hoeft te worden opgewekt – dan is dat toch een heel slim instrument om te monitoren of hij op de juiste weg is?
Minister Verhagen: Ja, maar ik wil zelf kiezen hoeveel wij daarvoor inzetten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het mag van mij ook meer zijn.
Minister Verhagen: Het mag inderdaad ook meer zijn. Voor mij is de bepalende vraag: hoe komen wij tot die 20% reductie? Wij zetten daarvoor verschillende instrumenten in, waaronder energiebesparing. Ik ga echter niet zeggen hoeveel dat moet zijn. De heer Dijkgraaf wilde zelfs niet die doelstelling van 14% duurzame energie naast de CO2-doelstelling hebben. Als die er niet was, dan konden er meteen allemaal kerncentrales worden neergezet. Ik begrijp de redenering wel.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik begrijp dat de minister sympathie heeft voor het streven van de heer Dijkgraaf om het allemaal simpel te houden. Ik heb dat ook. In het kabinetsbeleid is energie-efficiency een pijler. De minister zegt zelf dat dat in de komende tien jaar nummer één, twee en drie tegelijk is. Als uit de feitelijke ontwikkeling blijkt dat die efficiency niet bereikt wordt, dan is het toch logisch dat de minister iets doet om dat te stimuleren? Misschien moet die cap van de ETS gewoon met 10% omlaag. Dan ben ik ook tevreden. Dat zou prima mogelijk zijn. Op dit moment doet de minister echter helemaal niets en dat wringt een beetje.
Minister Verhagen: Met alle respect, dat laatste slaat nergens op. Begin december is uitvoerig gesproken over de SDE-plus en het stimuleren van duurzame energie. In het kader van de Green Deal kom ik te spreken over energie-efficiëntie en energiebesparing. Ik zeg niet dat het niet belangrijk is. Ik zeg dat wij ervoor moeten zorgen dat wij die 20% CO2-reductie moeten realiseren in plaats van weer een nieuwe doelstelling te gaan formuleren in Europees verband want die zou niets toevoegen. Ik wil op het terrein van energiebesparing kijken naar wat mogelijk is, juist omdat er nog veel mogelijk is, bijvoorbeeld op het gebied van lokale duurzame energie. De heer Jansen heeft er in dit verband op gewezen dat lokale opties op de plank blijven liggen terwijl deze op zich best rendabel zouden kunnen zijn. De Green Deal is erop gericht om deze marktrijpe opties los te weken. Ik wil een bottomupbenadering door allereerst in kaart te brengen wat de meest marktrijpe, beeldbepalende initiatieven zijn. Verder is er ook bij zogenaamde «koplopers» op het punt van energiebesparing en duurzame energie wel degelijk enthousiasme om betekenisvolle stappen te zetten. Veel partijen willen om de tafel komen zitten om die Green Deal verder uit te werken. Dat gaan wij doen. Ik heb gesprekken gevoerd met VNO-NCW, LTO, MKB-Nederland en De Groene Zaak over het komen tot een Green Deal die onder andere die energiebesparing met zich meebrengt. Daarvoor bestaat veel enthousiasme. Ik ga een brede consultatieronde in om een goed zicht te krijgen op die private initiatieven. In de loop van het jaar zal duidelijk worden welke initiatieven kunnen worden opgenomen in resultaatsafspraken met die andere partijen en welk specifiek overheidsbeleid nodig is om dat daadwerkelijk op gang te brengen. De overheid kan het zetje in de rug geven om relevante initiatieven op gang te brengen. Dat hoeft niet altijd te liggen in geld, maar dat kan ook liggen in het wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving. Als wij op basis van de gesprekken met die partijen tot de conclusie komen dat er in het generieke beleid veranderingen moeten worden doorgevoerd, dan kom ik uiteraard terug naar de Kamer. Ik wil in elk geval concrete resultaatsgerichte afspraken maken met ambitieuze partijen binnen rijksoverheid, provincies, gemeenten, grote industrieën, burgers, het mkb en de energiesector. Dat heb ik ook met de Kamer gewisseld begin december. Ik kom daarop nog terug.
De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld. Mag ik uit het antwoord van de minister opmaken dat hij op basis van vrijwilligheid, in het kader van de Green Deal, afspraken gaat maken over energie-efficiency? Hoe hoog gaat hij in dat geval de lat leggen? Welke sancties volgen er als bedrijven zich er vervolgens niet aan storen, zoals recent gebleken is met het vorige convenant?
Minister Verhagen: Als ik afspraken maak met de sector, dan maak ik afspraken met de sector. Ik kom daar dan bij u mee terug. Op dit moment brengen wij de ideeën in kaart. Ik proef bij de verschillende partijen de bereidheid en het enthousiasme om te komen tot energiebesparing. Ik weet dat u meer houdt van overheidsingrijpen en dictaten van bovenaf, maar deze regering staat daar anders in.
Voorzitter. De laatste vraag op het terrein van de Europese discussie kwam van mevrouw Verburg. Zij vroeg zich af of de ideeën die ook hier leven om te komen tot valorisatie en samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid niet ook op Europees niveau geactiveerd zouden moeten worden. Ik vind inderdaad het omzetten van kennis in producten en dienstenvalorisatie van groot belang. Dat is ook een belangrijke uitdaging voor de Europese Unie. Nederland zal daar tijdens de Europese Raad aandacht voor vragen, dus naast het nationale beleid dat er op dit punt is.
De voorzitter: Wij gaan even alle vragen hierover bij elkaar nemen en dan kan de minister daarop vervolgens antwoorden.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Ik heb nog gevraagd naar de transitiekosten van de bouw van het Europese netwerk. Nederlandse afnemers zouden te veel kunnen betalen. Ik hoor graag van de minister hoe hij daartegen aankijkt.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik heb twee korte puntjes. Naast het pleidooi om te kijken naar regelgeving en barrières, gaat de minister ook inzetten op het faciliteren van kennisuitwisseling. Decentrale partijen hebben veel vragen. Daar leeft volgens mij echt een behoefte waarin wij kunnen voorzien. Ik had verder een vraag gesteld over jointimplementationprojecten, CO2-besparingsprojecten. Ik heb gevraagd of wel eens onderzocht is of dat ook in Nederland kan gelden.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Misschien komt de minister er nog op. Ik heb gevraagd wat wij doen met de ontwikkeling van infrastructuur die niet zomaar door de markt wordt opgepakt. Ik doel dan op smart grids, maar ook op offshorewindenergie, het zogenaamde «stopcontact».
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. «Vrijwillig» wordt vaak «vrijblijvend». Er zijn flink wat studies gedaan naar de convenanten die tot nu zijn afgesloten in Nederland. Deze blijken echter zonder uitzondering niet te werken. Ik hoor graag een voorbeeld uit een ander land waarop de minister zich baseert waar deze Green Deal wel werkt.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld over het aandeel duurzame energie. Wij zijn wel degelijk voorstander van dat verplichte aandeel. Wat is het tijdpad om daar te komen?
Minister Verhagen: Dat geldt ook voor 2020; 14% voor het verplichte aandeel duurzame energie in 2020. 20% CO2-reductie en 14% duurzame energie in 2020. Dat is op zich ook al een stapeling, maar hierin hebben wij een helder onderscheid gemaakt.
De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is een doelstelling. Dat betekent niet dat er een verplicht aandeel is voor bijvoorbeeld energieproducenten.
Minister Verhagen: Wij komen daarop terug in het energierapport. In december heb ik ook met u gesproken over de vraag of er een leveranciersverplichting of producentenverplichting moet komen. In het algemeen geldt hoe groter en hoe dieper de markt, hoe beter een verplichting functioneert. Die heeft dan de meeste impact. Dat betekent echter niet automatisch dat het goedkoper is dan andere vormen van stimulering. Wij doen daarnaar op dit moment onderzoek. Ik kom daar in het kader van het energierapport op terug. Ik sluit het niet bij voorbaat uit, maar er zitten verschillen tussen de producenten, leveranciers of andere vormen van stimulering.
De voorzitter: Het energierapport krijgen wij voor de zomer?
Minister Verhagen: Ja, zo ongeveer. Voor de zomer in ieder geval.
Mevrouw Wiegman gaat in op de wind op zee, de smart grids en de stopcontacten. De heer Samsom heeft die vraag precies zo gesteld in december. Ik heb toen aangegeven dat het rond 2015 gerealiseerd zou kunnen worden. De heer Samsom heeft toen aangegeven dat hij met een initiatiefwetsvoorstel zou komen. Volgens mij is hij daarmee heel hard aan het werk. Hij wil dat er meer tempo in komt; hij vindt 2015 te laat. Wij vonden 2015 reëel. De heer Samsom heeft niet alleen de wil maar ook het idee dat het echt sneller kan. Daarom wil hij een initiatiefwetsvoorstel maken. Dat wacht ik af.
De heer Leegte vraagt hoe ik wil voorkomen dat de transitiekosten door Nederlandse afnemers worden betaald en de afnemers van aangrenzende landen daarvan gaan profiteren. De Commissie heeft als onderdeel van het pakket van maatregelen een onderzoek aangekondigd naar verbeterde mogelijkheden voor het alloceren van kosten voor grensoverschrijdende investeringen in de energie-infrastructuur. Daarmee moet duidelijk worden hoe ervoor gezorgd kan worden dat de rekening neerslaat bij degene die daarvan voordeel heeft. Naar verwachting rondt de Europese Commissie dat onderzoek in het najaar af. Ik kijk daar belangstellend naar uit. Wij zullen zowel tijdens de Europese Raad, bij monde van de minister-president, als bij de Energieraad op 28 februari uitdragen dat wij een goede en evenwichtige kostenallocatie noodzakelijk vinden en, op basis van het onderzoek, verwachten dat de Europese Commissie met voorstellen komt om die te realiseren.
Mevrouw Van Veldhoven vraagt tot slot of projecten zoals in Chemelot via een nationale joint implementation, een gemeenschappelijke toepassing of invoering, ook in Nederland mogelijk zijn. Ik ben het met haar eens dat daar heel rendabele kansen liggen om energiebesparing en lokale duurzame energie te bevorderen. Dat is een van de mogelijkheden. Chemelot is daarvan inderdaad een voorbeeld. Dergelijke projecten kunnen in het kader van een Green Deal meegenomen worden. Ik zal de suggestie van mevrouw Van Veldhoven met de initiatiefnemers daarvan bespreken.
De voorzitter: Welke blokjes hebt u nog en hoe lang doet u daarover?
Minister Verhagen: Ik heb pas één blokje afgerond, maar dat was wel een heel belangrijk blokje. Ik kom nog te spreken over de gasrotonde en daaraan gekoppeld de gaskwaliteit, omdat een aantal leden van de Kamer daarnaar gevraagd hebben. Vervolgens de Warmtewet en kernenergie. Volgens mij zijn een heleboel mensen erg geïnteresseerd in de stappen en opvattingen.
De voorzitter: De minister begint met het gas. Dat blokje rondt hij af en vervolgens heeft de commissie de mogelijkheid om interrupties te plegen. Vervolgens gaat de minister in op de Warmtewet en kernenergie.
Minister Verhagen: Voorzitter. Een van de elementen in energiezekerheid is een bepaalde voorspelbaarheid en betrouwbaarheid van de overheid en de besluitvorming op dat punt. Er wordt nu even gedaan alsof wij opeens met een gasrotonde bezig zijn, maar wij zijn daarmee natuurlijk al jaren bezig. Dat beleid is ook steeds door de meerderheid gesteund. Dat heeft te maken met zowel, zoals de heer Samsom terecht opmerkt, energiezekerheid, ook voor onze kinderen en de kinderen die in het Verenigd Koninkrijk wonen, maar ook voor het verdienpotentieel op energiegebied. Wij kunnen doen alsof er niets meer mag, maar uiteindelijk moeten wij gewoon ergens mee onze boterham verdienen, of dat nu is met het produceren van product X of handel in product Y. Wij moeten ergens zowel geld mee verdienen, ook voor onze kinderen, als de energiezekerheid garanderen. Als wij nu het licht uitdoen, dan verbruiken wij geen energie en dan besparen wij energie ten behoeve van onze kinderen. Ook vandaag blijkt echter dat er veel lampen aan staan, omdat wij energie gewoon nodig hebben in ons dagelijks functioneren. Ook toekomstige generaties zullen gewoon energie nodig hebben. Met de gasrotonde is een strategie ontwikkeld waarmee aan beide punten invulling kan worden gegeven. Sinds de ontdekking van het gasveld in Groningen heeft Nederland een leidende positie in de wereld op het gebied van gas. Het is in dat verband niet gek om te kijken naar het verdienpotentieel op dat gebied in de toekomst. Geen land ter wereld heeft zo veel huishoudens met een aansluiting op het gasnet en wij hebben een sterk innovatieve gassector. Het is niet zo gek dat wij daar ook voor de toekomst naar keken en kijken.
Daarnaast is een betrouwbare gasvoorziening essentieel voor ons land. Dat is niet meer zo vanzelfsprekend als wij gewend waren. Ons eigen gas raakt op termijn op en wij moeten het dus ergens anders vandaan halen. De positie van Nederland als vooraanstaand gasland willen wij behouden, ook als ons eigen gas op is. Daarom hebben wij de gasrotondestrategie ontwikkeld. Daarbij zijn er drie uitdagingen: het vergroten van de aanvoer van gas naar Nederland, zodat de aanvoer voldoende is, het verbeteren van de marktwerking zodat er meer flexibiliteit is en het verbeteren van de infrastructuur om daarvan optimaal te kunnen profiteren. Daarnaast speelt uiteraard diversificatie van aanvoer en energiebronnen een rol. Wij moeten het doemscenario dat de heer Van Vliet schetste in relatie tot de gasrotonde namelijk vermijden. Ik noem in dit verband Noorwegen, Algerije; er moet zoveel mogelijk gedifferentieerd worden naar leverantie.
Waar liggen de kansen en risico’s? Uit het feit dat een aantal uwer heeft gezegd dat men in Duitsland en België ook al bezig is, blijkt dat anderen de potentiële verdiencapaciteit ook zien. Zij zien daarin ook kansen liggen. Tegelijkertijd blijkt uit de Brattlestudie dat Nederland goede kansen heeft om in die toekomstige gasmarkt een vooraanstaande rol te blijven spelen. Wij hebben een gunstige geografische ligging, sterke bedrijven, de grootste gasbeurs op het Europese vasteland, kennis en kunde. Onze concurrentiepositie, juist ten opzichte van potentiële kapers op de kust, is gewoon groot. Het zou stom zijn om die kans te laten liggen. Tegelijkertijd zijn er risico’s, bijvoorbeeld in de zin van die buitenlandse concurrentie. Ook andere landen hebben plannen om zo’n gasrotonde aan te leggen. Moeten wij het daarom maar niet doen? Dat lijkt mij vreemd want er zijn een heleboel producten die wij dan aan andere landen kunnen overlaten. Concurrentie is er altijd, maar dat houdt ons en de bedrijven scherp.
Volgens de studie is gasopslag een relatief zwak element in die gasrotondestrategie. Ik ben het daarmee om twee redenen niet eens. Ten eerste het argument dat een Nederlandse opslag vanwege de extra transportkosten minder concurrerend is voor levering op de Duitse of Britse markt. Dat geldt ook omgekeerd. Als de opslag in Duitsland of het Verenigd Koninkrijk is, is het voor die landen duurder om aan de Nederlandse markt te leveren dan voor een in Nederland gevestigde opslag. Verder ontstaat er voor 2018 een tekort in de capaciteit om flexibel gas te produceren in Nederland. Nieuwe opslagen zijn daarom hoe dan ook broodnodig. Gezien de omvang van de Nederlandse gasmarkt, de toenemende behoefte aan flexibiliteit en de geschiktheid van de Nederlandse ondergrond ligt het dan ook voor de hand om opslagen die zich op de Nederlandse markt richten in Nederland te vestigen. Ten tweede gaat de Brattle Group uit van de huidige opzet van het gastransportnetwerk in Noordwest-Europa, dus van gastransportnetwerken die nationaal zijn opgezet en georganiseerd en die op landsgrenzen aan elkaar zijn gekoppeld. Daarmee is überhaupt niet gezegd dat die opzet over vijf of tien jaar nog steeds van toepassing is. Juist in EU-verband is de ontwikkeling gericht op verdergaande integratie van die gastransportnetwerken. Dat zal ook gevolgen hebben voor de tarifering van het transport. Ik ben dan ook niet onder de indruk van dat element van het Brattlerapport.
Voorzitter. Ik kom te spreken over de gassamenstelling. De kwaliteit en samenstelling van gas uit andere landen verschilt van die van gas uit Groningen. Dat is helder. Overigens ontstaat dat probleem ook als straks het gas in Groningen op is; dan moet er ook gas worden ingevoerd. Als wij niets doen, dan krijgen wij dus ook te maken met dat probleem. De gassamenstelling is een onderwerp dat hoog op de agenda hoort. Het ministerie van EL&I heeft de regierol op zich genomen toen duidelijk werd dat die marktpartijen er onderling niet uitkwamen. KEMA en KIWI hebben onderzoek gedaan naar de gevolgen van het nieuwe gas voor gebruikers. Voor de gebruikers van H-gas is het noodzakelijk om zich voor te bereiden op nieuw gas uit het buitenland. Een aantal gebruikers van dat H-gas heeft al de nodige aanpassingen gedaan en is al klaar voor de toekomst met gas uit het buitenland. Voorbereiding op dat nieuwe gas is in ieder geval nodig; dat is evident. Naar de wijze waarop Nederland dat het beste kan inpassen, laat ik op dit moment verder onderzoek doen. Wij kiezen natuurlijk voor de inpassing die relatief goedkoop is en voorzieningszekerheid, maar ook veiligheid, garandeert. Over de verdeling van de kosten kunnen wij natuurlijk discussiëren. Wij moeten daarover ook discussiëren zodra dat onderzoek over de verschillende wijzen van inpassing van nieuw gas voor alle partijen beschikbaar is.
Daarnaast is duidelijkheid over de verantwoordelijkheid voor de gassamenstelling van belang. Ik benadruk, ook in reactie op de vraag van de heer Leegte, dat ik die verantwoordelijkheid in drie delen van de keten duidelijk wil vastleggen. Ten eerste: de invoerders op het landelijk transportnet worden verantwoordelijk voor het invoeren van gas dat aan de normen voldoet. Ten tweede: de netbeheerder mag slechts gas leveren aan de eindgebruiker als het aan de normen voldoet. Ten derde: de gebruikers zijn verantwoordelijk voor hun gasgebruik als zij gas krijgen volgens de afgesproken normen. Die normen, waarmee de verantwoordelijkheid wordt verdeeld over de keten, staan in technische codes over het transport van gas. De gassamenstelling is daarin nu al gedeeltelijk vastgesteld, maar ik ga die nog op een aantal andere aspecten, gelet op die wijzigingen, nader vastleggen.
De heer Leegte vraagt op welke manier wij een effectieve oplossing voor het probleem vinden. De oplossing ligt primair bij de gebruiker. Wij zullen hoe dan ook tijdig werken aan de transitie naar gas met een andere samenstelling. Voor de H-gasgebruikers hebben wij een traject in gang gezet met als doel, het binnen een half jaar gereed te maken voor het gebruik van nieuwe gassen. Voor L-gas zetten wij een traject in dat in principe erop gericht is dat de gebruikers pas na 2020 gereed moeten zijn voor het gebruik van nieuwe gassen.
In de komende periode moeten wij de economische consequenties die eraan verbonden zijn nader analyseren, maar uiteraard ook aandacht besteden aan de gevolgen van de energievoorzieningszekerheid op dit punt. Zodra die studie gereed is, lever ik die aan, uiteraard voorzien van een reactie over hoe wij in het definitieve beleid voor de transitie naar gas met een veranderde samenstelling moeten omgaan. Er moet dus eerst inzicht komen in de kosten die verbonden zijn met de transitie. Om die reden doen wij de economische studie. Vervolgens moeten wij kiezen voor de meest kostenefficiënte oplossing. Daarbij is niet uit te sluiten dat kosten door verschillende actoren gedragen worden. Er zijn aanpassingen aan de kant van de gebruikers die te voorzien zijn. Dat leidt er overigens niet automatisch toe dat alle kosten ervan aan die kant komen te liggen.
Ik zie de vrees van de heer Leegte, of in ieder geval de waarschuwing. Daarop zijn wij zeer alert, maar ik kan pas een definitief antwoord geven als het onderzoek is uitgevoerd.
De heer Jansen vraagt naar de consequenties voor investeringen en desinvesteringen. In de economische studie zullen ook juist deze elementen worden onderzocht. Investeringen zijn zeker nodig om de transitie naar het gas met een nieuwe samenstelling goed te laten verlopen. Door consumenten en andere aangeslotenen op het G-netwerk meer tijd te bieden, wordt de mogelijkheid geboden om apparatuur te vervangen indien dat nodig zou zijn. Ik verwacht dat op die manier desinvesteringen zo veel mogelijk kunnen worden beperkt. Veiligheid moet leidend zijn, juist op dit punt, dat moge duidelijk zijn.
Voorzitter. Tot zo ver het rondje gassamenstelling en de gasrotonde.
De voorzitter: Wij maken nu eerst een rondje langs de Kamerleden. Ik begin aan de andere kant.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mij bekruipt een akelig gevoel. Ik heb mij bij het energiebesparingdeel nog ingehouden, ook al gaf de minister in zijn antwoord blijk van een zeer matige inzet. Vrijblijvendheid was troef. Vervolgens begon hij aan het blokje gas. Hij deed eerst nog even flauw over het uitdoen van alle lampen dat een mooie energiebesparing zou opleveren. De minister kan nu wel nee zeggen, maar ik vond het wel flauw, want het gaat natuurlijk ook over het isoleren van huizen en niet alleen maar over het uitdoen van lampen. Daarna sprak hij over de gasstrategie en hoeveel centjes wij daaraan kunnen verdienen. Welke modellen liggen hieraan ten grondslag? Als wij wel werk maken van energiebesparing, welke vervelende gevolgen heeft dat voor de minister van «energie en economie» in termen van wat het de bv-Nederland oplevert? Hoe wordt dit meegewogen?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Er is gevraagd naar een onderbouwing en de minister antwoordt dan: wij hebben veel huishoudens met een gasaansluiting en dan is het niet zo gek dat wij gas importeren en erin handelen. Dit is ongeveer hetzelfde als: wij hebben veel velden met gras, dan is het toch niet zo gek dat wij hooi importeren. Ik verwacht van deze minister, die toch heel rationeel is, dat hij dit ziet als een middel om het doel te bereiken. Het doel was steeds de energietransitie, om zo snel mogelijk naar schoon te komen, maar nu verliezen wij ons in allerlei onderdelen van het middel. Hoe kan dit middel helpen om juist minder energie te gebruiken en zo snel mogelijk naar schoon te gaan? Nu komen wij misschien van de kolen af, maar raken wij eindeloos lang in het gas verstrikt. Ik zie niet hoe dit wordt ingezet als middel om zo snel mogelijk naar schoon te komen. Ik voorzie dat wij daarin blijven hangen.
Overigens zal ik dezelfde vraag stellen als het onderwerp kernenergie aan de orde is.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik krijg graag nog een reactie op mijn vraag naar de KEMA-rapporten, die ik wil ontvangen, en op de vraag of die betrokken worden bij de kosten-/batenanalyse.
Ik heb er begrip voor dat een en ander nog moet worden onderzocht, maar de vraag is ook of alles wel op tijd onderzocht en klaar is. Nu wordt immers al geld uitgegeven. De Kamer heeft vorig jaar ingestemd met de wijziging van de Gaswet. Ik wil voorkomen dat wij achter de feiten aanhobbelen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb in eerste termijn vanwege tijdgebrek gezegd dat mijn fractie een aantal kritische vragen heeft. Een van die vragen heeft betrekking op de onrust bij burgers over de mogelijkheid van een eventuele schadevergoeding. Als er iets mis gaat, nog even los van de discussie over de veiligheid, heeft een bedrijf daarvoor een voorziening, maar als dat bedrijf wordt overgenomen, failliet gaat of op een andere manier niet in staat is om te betalen, wordt op dit moment teruggevallen op de Mijnbouwwet. Dan is er € 250 000 te verdelen onder alle betrokkenen in de Bergermeer. Kan de minister meer informatie geven over de mogelijkheid van een schadeloosstelling voor de burgers in die regio als er schade ontstaat door de aardbeving waarvoor zij vrezen?
De heer Leegte (VVD): De minister zegt terecht dat er schommelingen ontstaan in de kwaliteit als het Groninger veld over vijf jaar niet meer flexibel is en wij moeten importeren. Hij zal dit onderzoeken. Ik heb er alle begrip voor dat hij nu nog geen antwoord kan geven op die vraag. Misschien kan hij iets zeggen over het moment waarop wij het antwoord tegemoet kunnen zien opdat wij tijdig kunnen anticiperen op die kwaliteitsschommelingen?
De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb ook een vraag over de kwaliteitsschommelingen. Het is goed dat er onderzoek komt. Ik heb gevraagd of dit onderzoek kan worden gedifferentieerd naar grootverbruikers, middengroep en huishoudens en of de planning daarbij kan worden betrokken, dus wanneer wat zal gebeuren. Kan de minister garanderen dat een huishouden dat dit jaar, op zijn advies want wij moeten efficiënt met energie omgaan, een hr-ketel aanschaft die vijftien tot twintig jaar meegaat, niet in 2020 een nieuwe ketel moet aanschaffen?
Minister Verhagen: Om te beginnen is het helemaal niet flauw om te zeggen dat wij ook de lampen kunnen uitdoen als het enige pleidooi van een partij is dat de doelstelling door energiebesparing kan worden bereikt. Wij hebben een bepaald energieverbruik en dat moet minder worden. Energiebesparing past daarbij, maar wij kunnen niet zonder energie. Zonder energie kunnen wij niet werken, niet leven en niet verdienen. Zo simpel is het. Daarom moet je energiezekerheid en energieleverantie hebben. Dit heeft niets met flauw te maken, het is gewoon de realiteit. Je lost het energievraagstuk niet op met alleen besparing. De enige manier om het dan op te lossen, is door geen energie meer te gebruiken. Je gebruikt echter altijd energie, hoeveel je ook bespaart. Laten wij elkaar toch niets wijsmaken.
Zelfs als wij alles inzetten op de doelstellingen om te komen tot duurzame energie en het niet langer gebruiken van fossiele brandstoffen, weten wij zeker dat wij in de tussenfase fossiele brandstoffen nodig hebben. Dat is ook een feit. Zelfs in het meest optimistische scenario van 85% koolstofarme energie in 2 050, hebben wij tussen nu en 2050 ook energie nodig.
Daarom kiezen wij voor een mix van fossiele brandstoffen, van energiebesparing, van groen en van grijs. Als ik dan zeg dat wij dit ook aanwijzen als verdiencapaciteit, komt dat voort uit de wetenschap dat wij in Nederland ergens ons geld mee moeten verdienen. Wij kunnen dat doen omdat wij over de kennis, expertise en ervaring op dit terrein beschikken. Wij zien meer kansen voor energiebesparing dan op dit moment worden gebruikt. Het kabinet is echter geen voorstander van een verplichte doelstelling voor energiebesparing, omdat het van mening is dat dit geen effectieve bijdrage levert aan de doelstellingen die wij ons hebben opgelegd van 20% CO2-reductie in 2020 en 14% duurzame energie. Ik wil in de tussentijd energie op basis van een energiemix zeker stellen en ook nog geld verdienen.
De heer Jansen heeft gevraagd of ik bij de aanschaf van een hr-ketel de garantie kan geven dat die niet in 2020 moet worden vervangen. Die garantie kan ik op dit moment zeker niet geven, maar wij hebben een transitieperiode tot 2020. Een onderdeel daarvan is dat nieuwe apparatuur de specificaties voor de gaskwaliteit aankan, hetzij door aanpassing, hetzij door een nieuwe uitvoering. Dat geldt voor de komende tien jaar en dat begint vandaag. Ik zal daarover in overleg treden met de installatiebranche. Ik kan echter nooit een garantie voor tien jaar geven op een ketel. In de voorlichting moet worden aangegeven of een nieuwe ketel voor beide specificaties kan worden gebruikt. Je weet één ding zeker: over tien jaar is er een andere samenstelling.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb nog steeds geen antwoord gekregen op mijn vraag over de KEMA-rapporten.
Minister Verhagen: De Kamer krijgt de rapporten samen met het beeld over de economische effecten.
De voorzitter: Wanneer?
Minister Verhagen: Over één maand.
De voorzitter: Oké, op 1 maart.
Minister Verhagen: Voorzitter. Ik ga verder met de Warmtewet, een initiatiefwet van de Kamer. Ik vind een bondgenoot in de heer Samsom die terecht heeft opgemerkt dat dit een initiatiefwet was waarover nu opeens nieuwe vragen worden gesteld. Het was een aparte discussie die zich dreigde te ontspinnen. Ik heb de Kamer onlangs een brief gestuurd over de uitkomsten van twee onderzoeken. Wij hebben destijds uitvoerig gesproken over de initiatiefwet Ten Hoopen/Samsom die op een meerderheid in de Kamer kon rekenen. Op basis van een effectonderzoek van de NMa was gebleken dat die wet gepaard kon gaan met een aantal problemen die onder andere werden veroorzaakt door de complexiteit van het tariefstelsel, de grote reikwijdte van de wet en de terugwerkende kracht.
Vervolgens is afgesproken dat wij een aantal wetswijzigingen zouden voorbereiden om die problemen op te lossen. Doel van die wetswijzigingen is het verminderen van de complexiteit en het verbeteren van de uitvoerbaarheid van de wet. De oorspronkelijke uitgangspunten blijven behouden, maar aan de problemen wordt tegemoet gekomen. Het voorstel tot wijziging van de Warmtewet alsmede de oorspronkelijke initiatiefwet en het Warmtebesluit, is vorige week verzonden aan de Raad van State. Ik verwacht dat ik het voorstel, mede op basis van de reactie van de Raad van State, dit voorjaar met de Kamer kan bespreken. Het lijkt mij beter om dat moment af te wachten, want staatsrechtelijk gezien is het weinig zuiver om er nu over te spreken terwijl het voorligt bij de Raad.
Een aantal leden heeft gesproken over de brieven van de gemeente Lelystad en andere gemeenten. Ik heb die brieven uiteraard ook gezien. Zij maken zich zorgen over bestaande klanten die in het verleden eenmalige kosten in rekening zijn gebracht. Dat is een belangrijk signaal, want de consument moet goed worden beschermd. Daarom voorziet de Warmtewet in een prijsplafond en in maatregelen voor de leveringszekerheid. Ik heb in mijn brief aan de Kamer geschreven dat het niet opportuun is om in generieke wetgeving rekening te houden met specifieke eenmalige kosten, omdat niet altijd duidelijk is of die kosten werkelijk in rekening zijn gebracht en hoe hoog ze waren. De regulering is niet bedoeld om specifieke eenmalige kosten te compenseren die in een ver verleden zijn betaald en die per gemeente en per project verschillen. Over de hoogte van dergelijke eenmalige kosten wordt normaliter bij de aanleg van een net onderhandeld door drie grote partijen: de projectontwikkelaar, de warmteleverancier en de gemeente. Die kosten zijn dus het resultaat van onderhandelingen op de markt tussen die drie partijen en die zijn normaal gesproken mans genoeg om op te komen voor hun belangen. De gemeenten kunnen dus invloed uitoefenen op deze kostenpost en daardoor verschilt de hoogte per gemeente. Generieke wetgeving leent zich niet daarvoor. Overigens is dit ook gewisseld met de Kamer. Er is een ongelooflijk aantal nota’s van wijziging in dit dossier omgegaan, maar bij de zesde nota van wijziging bij de inmiddels aangenomen Warmtewet is specifiek afgesproken dat wij de eenmalige kosten niet reguleren.
De heer Jansen heeft gevraagd naar de uitvoering van de toezegging van mijn ambtsvoorganger met betrekking tot Purmerend. Zij heeft inderdaad toegezegd dat de mogelijkheden voor ondersteuning worden onderzocht. Dit onderzoek is in goed overleg met de SVP uitgevoerd. De SVP heeft inmiddels met succes een beroep gedaan op diverse subsidies, onder andere in het kader van het Programma Industriële Warmtebenutting dat het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft opgezet.
De duurzame warmte als zodanig wordt in de SDE-plusregeling ondersteund. Ik onderschrijf het belang van verduurzaming van warmte.
Ik zal het wetsvoorstel aan de Kamer sturen, zodra ik het heb teruggekregen van de Raad van State en als blijkt dat er geen aanleiding is voor nieuwe wijzigingen.
De heer Jansen heeft verder gevraagd of het «niet meer dan anders»-principe kan vervallen bij de wetswijziging. Ondanks het feit dat ik nu niet op de inhoud van het wetsvoorstel inga, kan ik wel zeggen dat het behoud van dit principe onderdeel uitmaakt van de afspraken die eerder zijn gemaakt.
De heer Leegte heeft gevraagd naar een oplossing voor de bemetering van warmtenetten. Ook dit raakt aan de inhoud van het wetsvoorstel. Ik kom er daarom later op terug.
Het primaire doel van de Warmtewet is de bescherming van de consument. Het onderzoek van Rebel heeft aangetoond dat de rentabiliteit van warmteprojecten en dus ook duurzame projecten door veel factoren wordt bepaald. De Warmtewet heeft daar natuurlijk invloed op, maar die is niet doorslaggevend. Verduurzaming heeft in dit geval immers ook alles te maken met energiebesparing. Juist daarom is de duurzame warmte in de SDE-plusregeling opgenomen.
Op de vraag of warmtenetten in publieke handen moeten komen, reageer ik terughoudend, omdat warmtenetten niet vergelijkbaar zijn met elektriciteitsnetten en gasnetten voorafgaande aan de splitsing. Als je het nu zou doen, zou het de facto onteigening betekenen. Daarvan ben ik geen voorstander. Ik kies voor een hoge mate van bescherming van de consument via de Warmtewet.
Voorzitter. Nu dan toch de kernenergie. Dit kabinet is voorstander van het verlenen van een vergunning voor de bouw van een nieuwe kerncentrale. Kernenergie levert een bijdrage aan de energiemix, aan de energiediversificatie, maar ook aan de CO2-reductie. De gedachte van sommige partijen dat kernenergie fout is, wordt niet gedeeld door het kabinet. Het zou ook vreemd zijn omdat wij wel in Borssele kernenergie afnemen en kernenergie importeren uit andere landen. Ik heb al eerder gezegd dat het naar mijn mening hypocriet is als je je keert tegen kernenergie, maar het wel importeert en tegelijkertijd ook nog een eigen kerncentrale hebt of kerncentrales gebruikt voor bijvoorbeeld medische isotopen.
De vervuiler betaalt alle kosten van het afval. Veiligheid van het afval heeft de hoogste prioriteit. Nederland heeft een uitstekende oplossing in de vorm van de langetermijnopslag in speciaal daartoe ontworpen gebouwen bij de COVRA in Vlissingen. Dit is uniek in Europa.
Na afloop van die 100 jaar opslag in COVRA volgt eindberging van het afval in de diepe ondergrond. Volgens de huidige, internationaal breed gedeelde wetenschappelijke overeenstemming is de enige veilige oplossing voor de zeer lange termijn opslag in de diepe ondergrond. Het uitgangspunt voor de langetermijnopslag is dat het afval geconditioneerd moet zijn.
Bij het opwerkingsproces worden uit de bestaande gebruikte splijtstof de bruikbare grondstoffen gehaald en wordt het restafval geconditioneerd voor eindberging. Dit heeft daarom mijn voorkeur. Na opwerking in Frankrijk wordt een heel groot deel dus opnieuw gebruikt. Daarom hebben de toenmalige minister Huizinga en ik niet alleen die overeenkomst met Frankrijk gesloten, maar hebben wij die ook verdedigd in de Tweede Kamer. Het vorige kabinet heeft zich hard gemaakt voor het transport naar Frankrijk, de bewerking daar en de retourzending naar Nederland opdat een groot deel van het afval opnieuw kan worden gebruikt.
De heer Jansen sprak over de mogelijkheden voor «partitioning and transmutation», maar die zullen de komende decennia in ieder geval commercieel nog niet beschikbaar zijn. Ik steun wel het onderzoek daarnaar. Ik ben dus ook bereid dit in het onderzoek naar de eindfase te betrekken. Dat wil echter niet zeggen dat wij in de tussentijd alle afval maar opslaan. Dan hebben wij aanmerkelijk meer afval dat bovendien niet nuttig wordt gebruikt. Nu wordt een groot deel nog hergebruikt. Het kabinet investeert samen met de sector in een groot onderzoeksprogramma naar de realisatie van eindberging van het afval.
Ik heb de Kamer eerder toegezegd dat ik in een brief zal ingaan op de randvoorwaarden voor de vergunningverlening voor een nieuwe centrale. Die brief zal de Kamer binnenkort bereiken.
Er is een principieel verschil tussen de partijen die dit kabinet schragen dan wel vormen en een aantal andere partijen over de vraag of je kernenergie mag benutten. Zo hebben mensen ook wat te kiezen. Zelden was er zo’n helder onderscheid tussen verschillende politieke partijen. En dan zeggen ze nog dat politiek saai is!
Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd of wij in Nederland radioactief afval opslaan. Ja, wij slaan radioactief materiaal op in Vlissingen. De eindberging over 100 jaar is afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek naar een veilige eindberging in de ondergrond. Ik heb echter bezwaar gemaakt tegen haar suggestie dat nu zoutboringen in Pieterburen plaatsvinden om daar kernafval op te slaan. Ik heb gezegd dat dit niet alleen een spookverhaal is, het is klinkklare nonsens en mensen worden bang gemaakt voor iets wat absoluut niet aan de orde is. Op dit moment wordt Europees onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van de opslag in klei in de diepe ondergrond. Vroeger is onderzoek gedaan naar de opslag in zout. De enige overeenkomst tussen het zout boren in Pieterburen en het verhaal van mevrouw Van Tongeren is dat in beide gevallen zout voorkomt, maar zout is bij mijn weten geen kernafval en gas is bij mijn weten ook geen kernafval. De eerste 100 jaar wordt het afval in Vlissingen bij de COVRA opgeslagen en verder wordt met andere Europese landen onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor eindberging.
Mevrouw Verburg, de heer Leegte en de heer Van Vliet hebben vragen gesteld over de reactor in Petten en over Oyster. Ik deel de zorgen over de noodzaak van de reactor in Petten voor de productie van medische isotopen. Er blijft een enorme vraag naar medische isotopen; door het uitvallen van sommige centrales dreigt een tekort te ontstaan. Dat kan een levensbedreigende situatie opleveren voor mensen die medische isotopen nodig hebben voor hun behandeling. Er is regelmatig contact met het projectteam van NRG dat aan de realisatie van die reactor werkt. De NRG werkt aan een business case.
De heer Van Vliet heeft gevraagd waar die onderzoeksreactor zou moeten worden gevestigd: in Petten of in Borssele. De keuze voor een locatie voor een nieuwe onderzoeksreactor is aan de initiatiefnemer en niet aan de overheid. Mijn ambtsvoorganger heeft gezegd dat op basis van een business case uiteindelijk wordt bepaald waar de reactor het beste kan komen. Ik heb geen vergunningaanvraag ontvangen, omdat men nog aan die business case werkt, maar als er een aanvraag wordt ingediend, zal ik die voortvarend in behandeling nemen. Als de nieuwe onderzoeksreactor voldoet aan de veiligheidseisen die uiteraard daaraan zijn verbonden, zal ik de vergunning verlenen.
Ik ben het ermee eens dat de nucleaire kennisinfrastructuur van zowel Petten als Delft een belangrijke rol speelt, niet alleen voor Nederland. Ik zou daarom ook graag zien dat voor beide voldoende geld beschikbaar komt, maar het is bekend dat het kabinet voor grote bezuinigingen staat. Ik onderken dus ook het belang van Petten en de onderzoeksreactor in Delft in relatie tot Oyster. Ik zoek naar een oplossing, omdat ik dit belang onderschrijf. Verder zal ik over Oyster contact opnemen met mijn collega van Onderwijs om na te gaan of zij kan bijdragen aan een oplossing voor zowel Petten als Delft.
De heer Leegte heeft een vraag gesteld over de financiering van de opslag van radioactief afval van een nieuwe kerncentrale. Ik zal in mijn brief over de randvoorwaarden voor nieuwe kernenergie ingaan op de eindberging van radioactief afval. Daarbij staat voorop dat de vervuiler betaalt.
Hij heeft verder gevraagd of een aanvraag voortvarend kan worden behandeld. Ik zal zorgen voor voldoende capaciteit, want ik wil, als er een vergunningaanvraag komt, die vergunning deze kabinetsperiode verlenen. Ik verwacht tegen het einde van 2012 aanvragen voor één of twee kerncentrales. Het vooroverleg zal in de loop van dit jaar beginnen. Dit is een nieuwe taak voor het ministerie van EL&I, maar ik zal zorgen voor voldoende capaciteit en kennis om die naar behoren te kunnen uitvoeren. Die taken zijn onder meer het opstellen van nucleaire veiligheidseisen, het beoordelen van veiligheidsrapporten, het opstellen van de vergunning en toezicht. Wij maken uiteraard ook gebruik van de ervaringen in het buitenland en deskundigheid en capaciteit in binnen- en buitenland om zeker te stellen dat de vergunning kan worden verleend als de aanvraag voldoet aan de voorwaarden die ik binnenkort aan de Kamer zal toesturen.
Er gaat geen belastinggeld naar de bouw van een nieuwe kerncentrale; daarvoor is de markt aan zet. Het kabinet investeert samen met de sector in een groot onderzoeksplan naar de realisatie van een eindberging van het afval. Dat moeten wij nu doen, want wij hebben een kerncentrale en daarnaast nog ander afval zoals het medisch afval en het afval uit Petten. Ik heb de Kamer een brief met randvoorwaarden toegezegd. Daarin zal ik ook ingaan op de financiële kant.
De voorzitter: Ik geef nu gelegenheid voor een rondje vragen over dit onderwerp.
Mevrouw Verburg (CDA): Ik dank de minister voor de toezegging dat hij aan de slag gaat en ervoor wil zorgen dat er tijdig een vergunning kan worden verstrekt voor de hoge fluxreactor in Petten. Ik realiseer mij dat de business case nog moet worden afgerond, maar daar is inderdaad ook het Oysterproject bij betrokken. Daarom kan ik mij voorstellen dat ook het ministerie van VWS een bijdrage levert aan de zoektocht naar een oplossing. Dagelijks is de gezondheid van zo’n 25 000 mensen in het geding.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik begrijp dat de minister in mijn aanwezigheid heeft gezegd dat hij de optie van de alternatieve ondergrondse opslag zal onderzoeken. Dat is mooi, dank daarvoor. Zal hij zijn invloed aanwenden bij Delta opdat gedurende dat onderzoek geen langjarige contracten worden afgesloten voor het opbergen? Zodra de kennis beschikbaar is, kunnen wij een goede afweging maken wat wij gaan doen.
De heer Leegte (VVD): Ik ondersteun het punt van mevrouw Verburg. Met betrekking tot de financiering en positie van de reactor in Delft wijs ik er wel op dat wij ons ook moeten realiseren dat meer geld nodig is voor het opruimen van de reactor dan voor de investering die nu nodig is. Daarom heeft de VVD haast om nu wat geld te vinden om aan dat project te kunnen blijven deelnemen en in de nucleaire premier league in Europa te kunnen blijven spelen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De minister legt duidelijk nadruk op het feit dat hij geen subsidie zal geven voor de bouw van een nieuwe centrale. Daarnaast kunnen vragen worden gesteld over eventuele andere financiële consequenties voor de Staat van de bouw van nieuwe kerncentrales en van garanties voor het geval er iets misgaat. Dekt de Staat dit soort kosten af voor andere energiecentrales? Zo nee, om welke bedragen gaat het dan en waarom wordt dit onderscheid gemaakt?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb een wat andere beleving van het debat vorig jaar waarin minister Verhagen samen met minister Huizinga optrok. Toen is heel nadrukkelijk voor een kort tijdbestek een verdrag verlengd, namelijk tot 2015. Ik sluit daarom aan bij de vraag van de heer Jansen, want die ligt ook in lijn met de toezegging die vorig jaar is gedaan. In 2015, of liever gezegd ruim daarvoor vanwege alles wat anders in gang zou worden gezet, zou een keuzemogelijkheid worden geïntroduceerd, namelijk tussen opslaan of opwerken. Als ik nu de feitennotitie van de minister lees, krijg ik de indruk dat er geen keuze meer mogelijk is, omdat opslaan geen optie lijkt op dit moment. Zo lijken wij vanzelf in de fuik van opwerking te zwemmen, want een andere mogelijkheid is er niet.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Heb ik goed gehoord dat wij in geen 100 jaar een eindberging in de Nederlandse ondergrond krijgen en als dat al gebeurt, zeker niet op kosten van de Nederlandse belastingbetaler?
In aansluiting op de opmerking van mevrouw Van Veldhoven vraag ik of de minister kan bevestigen dat er geen overheidsgeld bijkomt, dat er geen afnamegarantie en andere verzekeringspremies komen en dat er ook niet wordt geholpen bij het gemakkelijker verkrijgen van leningen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Hoe lang mag naar de mening van het kabinet de transitiefase duren waarvoor kernenergie nodig zou zijn?
De heer Samsom (PvdA): De minister is voorstander van opwerking en van die nieuwe techniek «partitioning and transmutation». Daartegen maak ik als politicus maar ook als kernfysicus bezwaar, want dat kan niet allebei. Als je opwerkt, houd je alleen dat blokje glas over met daarin die heel vervelende actiniden als curium en neptunium en dan duurt het 240 000 jaar voordat je daarvanaf bent tenzij je die nieuwe technologie uitvindt en toepast. Daarvoor moet je dan niet opwerken. Mijn vraag aan de minister blijft: maakt u een heldere en reële (fysische) keuze tussen die twee. Is hij bereid die keuze voor te leggen aan de initiatiefnemers van een nieuwe kerncentrale? Zij zijn volgens mij niet van plan te investeren voordat de minister een heldere keuze maakt.
Minister Verhagen: Ik kom binnenkort met een brief over de voorwaarden waaronder de vergunningverlening van een kerncentrale mogelijk zal zijn. Daarin zal ik ook ingaan op de financiën. Hopelijk kan ik dat op redelijk korte termijn doen. De vraag of overheidsgeld wordt besteed voor de bouw van een kerncentrale heb ik duidelijk met nee beantwoord. Voor het overige kunnen wij op basis van de brief verder spreken.
Mevrouw Wiegman wijst erop dat het verdrag tijdelijk is verlengd en dat er voor opslag moet worden gezorgd. Ik heb gezegd dat wij de keuze hebben tussen opslag hier of opwerking elders, waarna het materiaal opnieuw kan worden gebruikt wat naar mijn mening een beter gebruik van het afval is. Ik acht het niet haalbaar om de opslag van gebruikte splijtstofelementen tijdig te realiseren. Daarom zijn naar mijn mening stappen voor het voortzetten van de opwerking niet alleen haalbaar, maar ook wenselijk. Ik ben het ermee eens dat het verdrag tijdelijk is verlengd, maar wij hebben een nieuw verdrag met Frankrijk met een looptijd tot 2015. Tot die tijd wordt het afval opgewerkt. Als daarna wordt gekozen voor opslaan, acht ik het niet haalbaar om dat in die periode in Nederland te realiseren. Je moet dan ofwel opslag in het buitenland kunnen realiseren ofwel verder gaan met de opwerking.
Het is waar dat het afval dat eenmaal is verglast, niet meer kan worden gebruikt. Ik heb in reactie op de opmerkingen van de heer Jansen gezegd dat ik een onderzoek zal steunen, maar alle indicaties staan op dit moment op rood, omdat dit niet op korte termijn haalbaar is. De opwerking waarmee de afval in Nederland wordt beperkt tot 1 m3 per jaar, heeft dan de voorkeur boven de grootschalige opslag van afval dat niet is verwerkt.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dan constateer ik wel dat er op dit moment niets meer te kiezen valt. Laten wij dat nu helder stellen, dan is dat klaar. Ik ben van mening dat hierover nadrukkelijk rekenschap moet worden afgelegd in de verdere uitwerking die de minister heeft toegezegd.
Minister Verhagen: In de brief aan de Kamer van 17 januari heb ik gesteld dat op basis van de discussie over dat verdrag, in kaart is gebracht of het mogelijk is te komen tot een directe opslag van de gebruikte splijtstofelementen afkomstig Borssele. Dit is gedaan op basis van hetgeen door de Kamer naar voren is gebracht bij de behandeling van dit verdrag. Ook op basis van de feitennota die ik aan de Kamer heb toegestuurd, zeg ik dat het niet haalbaar lijkt om tijdig rond 2016 een directe opslag te hebben, maar dat het wel mogelijk is om de noodzakelijke stappen te zetten voor het voortzetten van de opwerking. Als de EPZ mij meedeelt dat men verdergaat met de opwerking van de gebruikte splijtstof, zullen wij stappen moeten zetten om die route mogelijk te maken.
De voorzitter: Ik vraag de minister nu nog in te gaan op de vragen over de Waddenzee en de duur van de transitie.
Minister Verhagen: Wij kunnen wel speculeren, maar ik weet dat zelfs bij de meest ambitieuze doelstellingen in 2050 80% koolstofarm zal zijn. Als je spreekt over koolstofarm, heb je het trouwens ook over kernenergie. De vraag is hoe lang het duurt. Op het moment dat je volledig duurzaam energie kunt produceren, is het moment daar, maar ik kan niet in een glazen bol kijken. Normaliter kun je zeggen dat de levensduur van een kerncentrale tussen de veertig en zestig jaar is.
De voorzitter: Ik vraag de minister nu nog te antwoorden op de vragen over de Waddenzee.
Minister Verhagen: Voorzitter. Die vragen hadden betrekking op de effecten van koelwaterinstallaties op de vispopulatie in de Waddenzee. Voor de nieuwe centrales in de Eemshaven is uitgebreid onderzoek gedaan. Zo is in het havenbekken waar de koelwaterinname zal plaatsvinden, een jaar lang een vismonitoring uitgevoerd als onderzoek naar de betekenis van dit havenbekken voor de visstand en naar de aanwezigheid van beschermde vissoorten. Het koelwatereffect is cumulatief gemodelleerd om de effecten van de warmtelozing in het gebied en daarmee de vismigratie in beeld te brengen. Dit was een casusgerelateerd onderzoek waaruit blijkt dat de twee nieuwe centrales geen effect van enige omvang hebben op de natuur, althans dat dit niet te verwachten is. Dit wordt ook bevestigd in het advies van de stichting Advisering Bestuursrechtspraak en door de Raad van State. Zij zijn van mening dat dit een goed onderzoek is geweest waaruit duidelijk blijkt dat er geen effecten te verwachten zijn. De Waddenacademie heeft staatssecretaris Bleker een brief gestuurd over dit onderwerp. Ik neem aan dat de staatssecretaris de Kamer zal informeren over zijn reactie aan de Waddenacademie.
Mevrouw Verburg heeft gevraagd of energie uit water een plaats krijgt in het innovatie-instrumentarium. Dit maakt geen deel uit van Energy Valley, maar energie uit water krijgt wel een plaats in de SDE-plusregeling. In eerdere gesprekken heeft de sector aangegeven geen behoefte te hebben aan extra innovatiemiddelen. Nu wordt gezegd dat het potentieel voor energie uit water beperkt is tot 50 megawatt, maar doordat ik de regeling openstel voor energie uit water, kan de sector toch projecten uitrollen en daarmee wellicht ook het buitenland interesseren voor deze mooie technologie.
Energy Valley blijft niet beperkt tot Groningen, maar strekt zich ook uit over Drenthe, Friesland en Noord-Holland waar ook sommige ideeën op dit punt leven.
De voorzitter: Dit was de inbreng van de minister in eerste termijn. Ik vat de toezeggingen kort samen.
– De Kamer krijgt voor 1 maart een economische studie over de transitie naar gas, vooral over de veranderde samenstelling van gas.
– De Kamer ontvangt ook de KEMA-rapporten ter zake.
– De Kamer ontvangt op korte termijn een brief met informatie over de randvoorwaarden voor en de financiering van een nieuwe kerncentrale.
Ik geef de leden gelegenheid om kort aan te geven welke vragen zijn blijven liggen.
Mevrouw Verburg (CDA): De minister heeft nog een toezegging gedaan, namelijk over het PALLASproject in relatie tot Oyster, VWS en het rond krijgen van de business case.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik zal omwille van de tijd slechts één vraag stellen. Hoe kan een nietsvermoedende klant die morgen een nieuwe hr-ketel koopt, zeker weten dat die ketel al geschikt is voor de toekomstige specificatie van dat andere gas die er volgens mij nog niet is?
De heer Leegte (VVD): In de richting van GroenLinks wil ik erop wijzen dat je nucleaire energie en gas nodig hebt om een duurzaam proces betaalbaar te maken. De LEDverlichting van Philips is tot stand gekomen door de opbrengst van de gloeilamp. Is de minister het met mij eens dat je in dit geval wel een en-en-strategie nodig hebt, omdat wij niet op één ei kunnen wedden?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb de minister een aantal vragen gesteld over wind op zee en ik krijg daarop graag een reactie.
Het punt van het koelwater in de Waddenzee zal ik opnemen met staatssecretaris Bleker, want ik heb teksten gelezen waarin wordt gesteld dat het rapport waaraan de minister refereert, niet voldoende is en dat het probleem blijft bestaan.
De minister heeft nog niet gereageerd op de vragen over het gat tussen de MEP en SDE voor de biomassasector in Nederland.
Tot slot nog een vraag over de energie-infrastructuur. Dit is meer een filosofische vraag en de minister hoeft daar niet uitgebreid antwoord op te geven. Verwacht hij echt dat het hele netwerk dat nodig is om de energietransitie in Nederland mogelijk te maken, puur en alleen bottom-up door samenwerking van verschillende marktpartijen tot stand zal komen? Liggen Noorwegen en Griekenland daarvoor niet erg ver uit elkaar?
De heer Van Vliet (PVV): Ik dank de minister voor de beantwoording.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik betwijfel of ik antwoord heb gekregen op de vraag wanneer er een reactie komt op het rapport van de Taskforce Windenergie op Zee. Daar wachten wij al langer op.
Zonder verder te verwijzen naar het initiatiefvoorstel van de heer Samsom, vraag ik de minister wat hij zal doen aan de ontwikkelingen van infrastructuur die niet direct door de markt worden opgepakt. Hij kan de vragen over zoiets als smart grid niet afdoen met de opmerking: ach, daar zal de heer Samsom wel voor zorgen. Ik kan mij niet voorstellen dat het kabinet dit soort ontwikkelingen niet zelf oppakt en innovatie op dat terrein een plek geeft in zijn verantwoordelijkheid voor de infrastructuur.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb gevraagd of het niet handiger zou zijn, in te zetten op een elektriciteitsinfrastructuur, omdat wij die nu en in de toekomst sowieso nodig hebben, hoe duurzaam wij ook worden, in plaats van zo fors financieel in te zetten op die twee technieken die wij alleen voor de overgang willen gebruiken.
Ik heb verder gevraagd naar de communicatiestrategie van de overheid voor «schoon fossiel».
Volgens mij hebben een paar leden verder nog gevraagd om een reactie op het plan «Nederland krijgt nieuwe energie».
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben benieuwd of het ministerie beschikt over rekenschema’s en modellen voor de verdiencapaciteit van de gasrotonde versus energiebesparing. Met andere woorden: wat betekent het voor de verdiencapaciteit als er wél fors wordt bespaard door de huishoudens en de industrie. Zij die modellen er of niet?
De heer Samsom (PvdA): Ik had op 6 december niet kunnen denken dat als ik drie initiatiefwetsvoorstellen zou aankondigen, de minister zou denken: nou dat laat ik mij vrolijk aanleunen. Ik had verwacht dat hij zou denken: zo’n snotaap met drie wetsvoorstellen, dat laat ik me niet gebeuren; ik gooi er zeker twee terug in zijn gezicht of misschien wel alle drie. Ik begrijp dat de minister alle ballen uit zijn handen heeft laten vallen en wacht op initiatiefwetsvoorstel voor wind op zee. Als dat zo is, kan hij het onmiddellijk krijgen.
Bevat de randvoorwaardenbrief over kernenergie ook het verhaal hoe wij met het afval omgaan? De discussie verloopt nu enigszins onbevredigend, ook voor de minister, want op deze manier loopt hij absoluut een afvalmoeras is. Hij kan dit voorkomen door in de randvoorwaardenbrief ook in te gaan op het afval en de strategie daarvoor, opdat wij daarover op een fatsoenlijke manier van gedachten kunnen wisselen in de Kamer en tot besluitvorming kunnen komen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb gevraagd wanneer de minister zal bevestigen dat het voorstel van de gemeenten Urk, Dronten en Lelystad voor een betere inpassing wordt gevolgd.
Minister Verhagen: Ik heb de Kamer op 17 januari jongstleden een brief gestuurd met betrekking tot het afval. De leden kunnen het daarmee niet eens zijn, maar de opvatting van het kabinet staat sinds 17 januari gewoon zwart op wit. Dat is één. Als de Kamer dit nog een keer herhaald wil zien in de brief over de voorwaarden voor de vergunningverlening voor kerncentrales, dan neem ik het nog een keer mee. Dit zal weer extra papier vergen, terwijl de Kamer al sinds de brief van 17 januari beschikt over de opvatting van het kabinet.
Ik ben de heer Samsom nooit met kwalificaties als «snotaap» tegemoet getreden, integendeel, maar ik heb erop gewezen dat de Europese Commissie onderzoek laat doen naar de smart grids, dat in Nederland een taskfoce smart grids is, dat de regionale netbeheerders hiermee bezig zijn en dat de standaardisatie binnen Europa naar ons toekomt, ook in verband met de discussie over de slimme meters. In dat kader ga ik ervan uit dat dit in 2015 wordt gerealiseerd. Ik heb dit in eerste termijn ook gezegd. De heer Samsom vindt dat te laat en komt met een initiatiefvoorstel. Dat heeft niets te maken met het feit dat ik zou achterover leunen, omdat hij met een initiatiefwetsvoorstel komt. Nee, ik heb gezegd dat wij ermee instemmen dat dit in 2015 wordt gerealiseerd. Dit past binnen hetgeen wij voorstaan. De heer Samson vond dit onvoldoende en toen heb ik gezegd: ik wacht uw initiatiefwetsvoorstel af. Wij leunen niet achterover, zeker niet, want wij moeten wel degelijk stappen zetten om dit in 2015 mogelijk te maken en daarmee zijn wij nu bezig. Ik ga dus door met hetgeen mij voor ogen staat.
De heer Jansen komt terug op de hr-ketels. Gelet op de verwachtingen over het moment waarop het nieuwe gas binnenkomt, gaan wij uit van een transitieperiode van tien jaar. Onderdeel van die transitie is dat de nieuwe apparatuur voldoet aan beide specificaties ofwel door een nieuwe voorziening ofwel door aanpassing van de bestaande voorziening. Daarover is overleg gaande met de installatiebranche. Het is evident dat zo snel mogelijk duidelijkheid moet ontstaan over de te verwachten samenstelling opdat de grootgebruikers en anderen weten welke aanpassingen nodig zijn. Dat ben ik met de heer Jansen eens.
De heer Paulus Jansen (SP): De minister realiseert zich toch wel dat de consument daarop zal willen wachten? Als hij nu een ketel aanschaft, moet hij in 2020 een nieuwe ketel kopen. Dat is toch levensgevaarlijk.
Minister Verhagen: Zo zwart-wit kun je het niet stellen. Wij moeten zo snel mogelijk duidelijkheid hebben over de te verwachten samenstelling. Daarover zijn wij in overleg. Ik heb de Kamer al toegezegd dat ik haar de resultaten van een aantal onderzoeken zal sturen. Als het bestaande gas er niet meer is, zal dit vanzelfsprekend consequenties hebben. Zelfs als ik niets doe aan de gasrotonde, zal het bestaande gas er op een bepaald moment niet meer zijn. Dan moeten er dus ook maatregelen worden getroffen. Daarom moet er zicht komen op de te nemen maatregelen, zal in overleg met de branche ernaar worden gestreefd de aanpassingen zo snel mogelijk door te voeren en wordt een transitieperiode gehanteerd om die aanpassingen te kunnen doorvoeren en zeker te stellen dat dit veilig gebeurt. Voorkomen moet worden dat een gasketel om de een of andere reden uitvalt. Daarmee zijn wij hard bezig.
Mevrouw Van Veldhoven vraagt wat ik doe met grootschalige bij- en meestook. In de SDE-brief schrijft ik dat ik op zoek ga naar alternatieve mogelijkheden om dit te stimuleren. In dit kader worden gesprekken gevoerd met de sector. Over de uitkomsten daarvan zal ik de Kamer in april berichten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Daarvan ben ik mij bewust. Het punt is nu juist dat de sector die inmiddels onder de MEP is opgebouwd, dreigt om te vallen tussen nu en het moment dat de SDE van start gaat. Misschien kan de minister hierop schriftelijk reageren?
Minister Verhagen: Ik kom hier schriftelijk op terug.
De voorzitter: Dat willen wij graag eind van de week hebben, dat is op donderdag.
Minister Verhagen: Naar aanleiding van de vraag over de communicatiestrategie wijs ik erop dat ik over ccs eerder heb gezegd dat de gedachte van CO2-opslag in Noord-Nederland door Groningen naar voren is gebracht in het kader van de discussie die destijds plaatsvond over de bouw van een kolencentrale. Ik wil duidelijkheid verkrijgen over wat Groningen wil. De ambitie om te komen tot een Energy Valley steunen wij, maar wij willen weten hoe ver die ambitie reikt. Tegelijkertijd heb ik erop gewezen dat ik draagvlak belangrijk vind. Ik wil eerst horen of überhaupt een communicatiestrategie, een informatieronde en een dialoog met het noorden nodig zijn. Ik ga aanstaande donderdag naar Groningen. Ik spreek dan ook met de contramine en met andere organisaties die verklaard tegenstander zijn, ik praat met gedeputeerden en met bewoners, om te horen wat zij werkelijk willen. Groningen heeft destijds zelf gevraagd om CO2-opslag. Voordat wij alles in gang zetten, wil ik eerst weten wat men nu werkelijk wil. Anders heeft het geen zin en is het alleen maar geldverspilling. Het project Barendrecht is niet voor niets afgeblazen. Dat is gedaan omdat dit soort discussies werden gevoerd. Ik heb niet verzonnen dat er CO2 kan worden opgeslagen; dat was een verzoek van de Staten. Ik heb gezegd dat CO2-opslag in de transitiefase een rol kan spelen om de CO2-reductie te realiseren. Of dat op zee of waar dan ook moet gebeuren, is een open eind. Er moeten keuzes worden gemaakt en ik zal onder andere op basis van de gesprekken aanstaande donderdag helderheid verschaffen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Krijgen voor- en tegenstanders gelijke ruimte mocht er in de toekomst een communicatiestrategie voor de Groningse bevolking nodig zijn?
Minister Verhagen: Ik zal na donderdag laten weten wat mij voor ogen staat, gelet op hetgeen ik dan in Groningen hoor. Dat lijkt mij veel verstandiger. Wij moeten dat niet in Den Haag bepalen. Zij hebben het eerst zelf gevraagd en ik wil weten wat zij willen.
De voorzitter: Wij krijgen zo snel mogelijk na donderdag een schrijven van de minister?
Minister Verhagen: Nee. Als ik een besluit neem, zal ik de Kamer daarvan uiteraard ook op de hoogte stellen.
De voorzitter: Wanneer?
Minister Verhagen: Als ik dat besluit neem. Voorzitter. U lijkt wel een journalist. Die doen dat ook!
De voorzitter: Ik vraag het namens alle mensen hier.
Minister Verhagen: Ik geef er nu geen antwoord op. Ik ga donderdag naar Groningen. Het lijkt mij goed dat wij dat afwachten.
De voorzitter: Kunnen wij afspreken dat u na donderdag laat weten wanneer wij een reactie kunnen verwachten? Dan kunt u het misschien wat meer inschatten. Kunt u ons na volgende week donderdag een brief sturen met een tijdpad?
Minister Verhagen: Voorzitter. Ik laat u donderdag weten of ik het doe. Misschien staat iedereen daar wel op banken te juichen dat zij het willen of juist niet.
De voorzitter: Dan schrijft u dat op en dan krijgen wij dat. Dank u wel.
Minister Verhagen: De heer Dijkgraaf heeft gevraagd naar de ideeën van Urk, Dronten en Lelystad. Ik heb vorige week uitvoerig gesproken met de burgemeester en wethouders van Urk die zeiden mede namens Dronten en Lelystad te spreken. Ik kreeg niet de indruk dat zij namens de Noordoostpolder spraken. Ik heb gezegd dat ik met de initiatiefnemers van het windmolenpark, de andere gemeenten en de provincie zal kijken of er mogelijkheden zijn. Volgende week is er een vervolggesprek. Ik zal de Kamer kort daarna informeren over mijn bevindingen. Het moge duidelijk zijn dat alle eerdere alternatieven niet reëel waren voor wat betreft haalbaarheid en financiering van het totaal. Gelet op het dringende betoog van de drie gemeenten ben ik uiteraard bereid om met de initiatiefnemers en andere betrokkenen te bezien of dit reëel is. Tot nu toe was de discussie vrij helder.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb gevraagd of op het ministerie rekenmodellen circuleren van de verdiencapaciteit versus energiebesparing.
Minister Verhagen: Zelfs als wij 100% energie besparen is dat niet gerelateerd aan de verdiencapaciteit van de gasrotonde.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De vraag is helder: ja of nee?
Minister Verhagen: De vraag kan helder zijn, maar dat hoeft niet altijd een helder antwoord op te leveren.
De voorzitter: Dit is het antwoord van de minister. Dan moet u daar op een ander moment op terugkomen.
Minister Verhagen: De verdiencapaciteit van de gasrotonde heeft als zodanig niets te maken met energiebesparing. Zelfs als ik 100% energiebesparing heb, kan ik nog een geweldige inverdiencapaciteit hebben met de gasrotonde. Ik bestrijd de indruk dat wij niet investeren in energiebesparing omdat wij een gasrotonde hebben. Die veronderstelling gaat schuil achter de vraag van mevrouw Ouwehand. Die wordt niet gedeeld door het kabinet.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Taskforce Windenergie op Zee, daar heb ik drie keer naar gevraagd.
Minister Verhagen: Ik heb toch gesproken over de smart grids. Misschien kan mevrouw Wiegman haar vraag herhalen?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De Taskforce Windenergie op Zee heeft een rapport opgesteld. Daarop wil ik op zeer korte termijn graag een reactie van de minister ontvangen. Dat moet toch mogelijk zijn, want dit rapport is al een poosje geleden verschenen.
Minister Verhagen: Ik zal kijken of dit in het energierapport kan worden meegenomen.
De voorzitter: Dit is het antwoord van de minister. Er zijn nog andere mogelijkheden om dit af te dwingen.
– De minister zal uiterlijk deze week de Kamer schriftelijk informeren over het mogelijke gat tussen de MEP- en de SDE-financiering met betrekking tot grootschalige bij- en meestook.
– De minister zal de Kamer na donderdag informeren over zijn bevindingen en de resultaten van zijn werkbezoek aan Groningen in het kader van de CO2-opslag.
– De minister zal de Kamer informeren over de uitkomsten van het gesprek dat hij volgende week met betrokkenen zal voeren over Urk.
Samenstelling:
Leden: Dijksma (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verburg (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), voorzitter, Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Jansen (SP), ondervoorzitter, Jacobi (PvdA), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Thieme (PvdD), Gesthuizen (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van Tongeren (GroenLinks), Ziengs (VVD), Braakhuis (GroenLinks), Gerbrands (PVV), Lodders (VVD), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Schaart (VVD) en Verhoeven (D66).
Plv. leden: Jadnanansing (PvdA), Elias (VVD), Ormel (CDA), Blanksma-van der Heuvel (PvdA), Koolmees (D66), Van der Veen (PvdA), Klijnsma (PvdA), Irrgang (SP), Groot (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Tony van Dijck (PVV), Ouwehand (PvdD), Van Gerven (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Klaver (GroenLinks), Leegte (VVD), Grashoff (GroenLinks), De Mos (PVV), Taverne (VVD), Van Bemmel (PVV), Van der Staaij (SGP), Houwers (VVD) en Van Veldhoven (D66).
Samenstelling:
Leden: Dijksma (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), voorzitter, Slob (ChristenUnie), Aptroot (VVD), Samsom (PvdA), Jansen (SP), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Ouwehand (PvdD), De Rouwe (CDA), Bashir (SP), De Mos (PVV), Van Tongeren (GroenLinks), Monasch (PvdA), Van Dekken (PvdA), Dijkgraaf (SGP), Van Veldhoven (D66), Koolmees (D66), ondervoorzitter, De Jong (PVV), Huizing (VVD), Leegte (VVD) en Van der Werf (CDA).
Plv. leden: Groot (PvdA), Braakhuis (GroenLinks), Houwers (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Lucas (VVD), Smeets (PvdA), Van Gerven (SP), Haverkamp (CDA), Bontes (PVV), Thieme (PvdD), Van Bochove (CDA), Agema (PVV), Grashoff (GroenLinks), Plasterk (PvdA), Jacobi (PvdA), Van der Staaij (SGP), Van der Ham (D66), Verhoeven (D66), Van Bemmel (PVV), De Boer (VVD), Lodders (VVD) en Koopmans (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29023-82.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.