29 023
Voorzienings- en leveringszekerheid energie

nr. 74
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2009

Met deze brief wil ik voldoen aan een aantal toezeggingen die ik tijdens het vragenuur van 13 januari 2009 heb gedaan (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 40, blz. 3580–3584).

Zoals ik ook op 13 januari heb gedaan, wil ik onderstrepen dat energiebedrijven zich bij eventuele afsluiting dienen te houden aan – en handelen in de geest van – de MR Afsluitbeleid. Ik heb daarom de sector verzocht om in aanvulling daarop tot een gezamenlijke afspraak te komen met betrekking tot een vorstregeling1, zoals die ook al voor de huidige MR bestond. Daarnaast heb ik de energiebedrijven verzocht wijselijk en terughoudend met waarborgsommen om te gaan, mede in het licht van de MR die erop gericht is schulden niet onnodig verder op te laten lopen.

Dit heeft ertoe geleid dat de netbeheerders en leveranciers, verenigd in Netbeheer Nederland, EnergieNed en VME, de oorspronkelijke vorstregeling afgestemd hebben op de MR Afsluitbeleid. Deze is met ingang van 1 oktober jl. van kracht. Dat betekent, dat de vorstregeling van toepassing is op kleinverbruikers die op grond van de MR zouden mogen worden afgesloten in de periode 1 oktober–1 april. De regeling is weergegeven in de bijlage en houdt in dat een kleinverbruiker niet wordt afgesloten indien sprake is van strenge vorst. Er is sprake van strenge vorst wanneer het KNMI in De Bilt twee dagen achtereen een gemiddelde etmaaltemperatuur onder nul graden Celsius heeft gemeten. Indien dit op de dag van de voorgenomen afsluiting het geval is, wordt er niet afgesloten. Zodra de etmaaltemperatuur weer boven nul graden Celsius komt, en de financiële situatie niet is veranderd, zal alsnog worden afgesloten. Het gaat bij de vorstregeling om uitstel van een geplande afsluiting, niet om het tijdelijk heraansluiten van consumenten die al afgesloten waren. Dit zou leiden tot substantiële extra kosten voor zowel de sector als de consument en het is praktisch onuitvoerbaar voor netbeheerders om dit binnen een dag te realiseren.

De vorstregeling betreft zelfregulering, met andere woorden de bedrijven zien zelf toe op de naleving hiervan. De komende winterperiode zal de NMa signalen die bij ConsuWijzer binnenkomen aan mij doorgeven. Mocht hieruit blijken dat de regeling niet wordt nageleefd, dan zal ik de vorstregeling alsnog omzetten in de MR Afsluitbeleid. De NMa is verantwoordelijk voor de handhaving van en toezicht op de MR Afsluitbeleid.

Voor de goede orde merk ik op dat, indien blijkt dat een energiebedrijf de MR niet naleeft, de NMa kan handhaven. In antwoorden op vragen van de leden Samsom en Spekman inzake afsluiting van gas en stroom in de winter (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1290) heb ik aangegeven dat de NMa toeziet op de regeling op basis van klachten die binnen komen bij ConsuWijzer. In aanvulling hierop is de NMa ook bevoegd om geschillen tussen consumenten en netbeheerders over de MR Afsluitbeleid te behandelen. De NMa heeft mij na beantwoording van de hiervoor genoemde vragen geïnformeerd dat bij de juridische dienst een bezwaarprocedure op een besluit van de NMa uit 2008 loopt dat betrekking heeft op de MR Afsluitbeleid. Indien deze procedure leidt tot een besluit, maakt de NMa dit openbaar.

Naar aanleiding van uw verzoek om samen met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van afsluitingen en wat we kunnen doen om afsluitingen te voorkomen, wil ik het volgende onder uw aandacht brengen. Voor het voorkomen van afsluitingen van energie wegens betalingsachterstanden is het allereerst van belang dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat huishoudens betalingsachterstanden oplopen die tot afsluiting kunnen leiden. Hiervoor is het kabinetsbeleid gericht op het voorkomen en zoveel mogelijk beperken van het aantal huishoudens met problematische schulden essentieel. Het op dit terrein al ingezette beleid zal in de komende periode krachtig worden doorgezet. Voor een kort overzicht van het beleid op het terrein van schulden verwijs ik u naar de brief van 5 oktober jl. van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 24 515, nr. 161).

Een belangrijk onderdeel van het kabinetsbeleid is het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening. Dit wetsvoorstel, dat voor advies bij de Raad van State ligt, heeft tot doel een bodem te leggen in de kwaliteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Hierdoor zal de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening toenemen. Een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel is dat activiteiten gericht op het voorkomen van problematische schulden een belangrijk onderdeel worden van de integrale schuldhulpverlening door gemeenten. Uiteraard is dit ook van belang voor het voorkomen van betalingsachterstanden die betrekking hebben op energie.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven