nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN VOLKSHUISVESTING,
RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2010
Na afloop van de stemmingen in de Kamer op 26 januari jl. over de
moties ingediend in het VAO Energie- en Gasopslag heeft het lid Zijlstra (VVD)
de minister van Economische Zaken verzocht om schriftelijk aan te geven in
hoeverre de motie Van der Ham (TK 2009–2010, 28 982, nr. 94) en
de motie Spies/Samsom (TK 2009–2010, 28 982, nr. 96) kunnen worden
uitgevoerd in het licht van de voorwaarden die in de tender voor kleinschalige
CO2-opslagprojecten worden genoemd. Hierbij voldoen wij aan dit
verzoek. Op korte termijn zullen wij de Kamer informeren over de wijze waarop
het kabinet alle tijdens dit VAO aangenomen moties zal uitvoeren.
Motie Van der Ham
Voor het wel of niet voldoen aan de tendervoorwaarden is relevant dat
in de oorspronkelijke motie Van der Ham de regering werd verzocht niet eerder
de vergunningverlening voor de opslag in het tweede veld (locatie Ziedewij)
in Barendrecht aan te vangen dan nadat de opslag in het eerste veld (locatie
Carnisselande) gedurende vijftien jaar is gemonitord. In reactie op die motie
heeft de minister van Economische Zaken in het VAO op 13 januari jl.
aangegeven dat een dergelijke standstill-periode in strijd is met de tendervoorwaarden.
In de tender is namelijk als één van de voorwaarden opgenomen
dat uitsluitend projectvoorstellen kunnen worden geselecteerd waarbij in een
periode van maximaal 10 jaar minimaal 2,0 Mton CO2 zal worden opgeslagen.
De motie zou het echter slechts mogelijk maken om 0,8 Mton opslag in het eerste
veld te realiseren gedurende deze 10 jaar.
In de gewijzigde versie is dit element van de motie aangepast, en nu wordt
de regering verzocht vanaf de start van de opslag onder Barendrecht-Carnisselande
(= eerste veld) aan te vangen met de monitoring van het veld, en na het afsluiten
van dat veld een standstill van drie jaar te realiseren waarin het veld ook
wordt gemonitord.
Het projectvoorstel van Shell CO2 Storage BV (SCS) voorziet
erin dat gedurende een periode van drie jaar CO2 in het eerste
veld zal worden geïnjecteerd, waarna de opslagcapaciteit van dat veld
volledig is benut en het veld zal worden afgesloten.
De verder vereiste hoeveelheid CO2 om te kunnen voldoen aan
de volume-eis in de tendervoorwaarden, zal op basis van de huidige inzichten
binnen een periode van vier jaar in het tweede veld worden geïnjecteerd.
Een in de motie gevraagde standstill van drie jaar na het eerste veld, in
combinatie met een verwachte totale injectieperiode van zeven jaar van de
in de tender vereiste hoeveelheid, resulteert, uitgaande van de huidige omstandigheden,
erin dat wordt voldaan aan de tendervoorwaarde dat minimaal 2,0 Mton binnen
een periode van 10 jaar zal worden geïnjecteerd.
Motie Spies/Samsom
In de motie Spies/Samsom is voor de tendervoorwaarden relevant dat de
regering wordt verzocht bij de evaluatie en eventuele vergunningenaanvraag
voor het grotere veld Barendrecht-Ziedewij niet alleen de veiligheid, maar
ook de beschikbaarheid van andere locaties, zoals Noord-Nederland, te betrekken.
De regering zal, conform het verzoek in de motie, de beschikbaarheid van
andere locaties bezien voordat besloten zal worden over de vergunningaanvraag
voor het tweede veld in Barendrecht. Echter, de overheid zal zich bij het
besluit over het wel of niet verlenen van de vergunningen moeten houden aan
de juridische kaders; bovendien heeft de initiatiefnemer deze zekerheid nodig.
Zoals de minister van Economische Zaken reeds tijdens het VAO op 13 januari
jl. heeft aangegeven, is er in de Mijnbouwwet en in de Implementatiewet CCS
geen grondslag om een aanvraag van initiatiefnemers te weigeren op grond van
de beschikbaarheid van een andere locatie. Er is alleen een weigeringsgrond
als het gaat over veiligheid.
De opslag in Barendrecht zou niet in lijn zijn met de tendervoorwaarde
als wij nu al de opslag in het tweede veld zouden uitsluiten, dan wel op het
moment van vergunningverlening voor het tweede veld om andere redenen dan
vastgelegd in de Mijnbouwwet deze vergunning niet zouden verlenen. Beide is
niet ons voornemen.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer