28 684
Naar een veiliger samenleving

nr. 264
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2010

Problematiek veroorzaakt door jeugdgroepen is van alle tijden. Naar jeugdgroepen werd echter verschillend gekeken. Er waren uiteenlopende interpretaties van wat hinderlijk, overlastgevend dan wel crimineel was. Niet alleen in de media en de samenleving, maar ook binnen de politieorganisatie en vervolgens op landelijk niveau. Verschillen in interpretatie kunnen professionals zich niet veroorloven. Zeker niet omdat wij weten dat 75% van alle jeugdcriminaliteit in groepsverband wordt gepleegd en dat overlast door jeugdgroepen de belangrijkste bron van overlast vormt voor de samenleving. Deze problematiek vraagt dus om een stevige aanpak, te beginnen bij het samenstellen van een eenduidig landelijk beeld.

Omdat dit beeld niet voorhanden was lag mijn prioriteit in eerste instantie bij het inrichten van het registratieproces binnen de politieorganisatie op zo’n wijze, dat er uiteindelijk zicht zou zijn op de problematiek op zowel regionaal als landelijk niveau. Ook de leden Çörüz (CDA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 777), Kuiken en Heerts (PvdA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 776) van uw Kamer hebben hier om gevraagd. Ik heb uw Kamer toegezegd te komen tot één landelijk beeld en heb de politieorganisatie daarom opdracht gegeven om dit proces (de shortlistmethodiek) te verbeteren en alle regio’s op identieke wijze te laten registreren, uiteindelijk resulterend in dit landelijke beeld van alle jeugdgroepen in Nederland. Een kwaliteitsslag die parallel hieraan is gerealiseerd richtte zich op de beschikbare informatie op lokaal niveau. De informatie is kwalitatief verbeterd waardoor de lokale driehoek beter in staat wordt gesteld te prioriteren en de gemeente om vervolgens beter invulling te geven aan de eigen regierol.

Het eerste landelijke beeld: een analyse naar omvang en aard

Het verbeterproces heeft het afgelopen jaar plaatsgevonden en is nu afgerond. Het beeld ten aanzien van de problematische jeugdgroepen in Nederland is dankzij de eenduidige registratie hiervan in de politieregio’s scherper geworden. Conform de toezegging bij de beantwoording van de eerdergenoemde Kamervragen, informeer ik u hierbij over het eerste landelijke beeld van de jeugdgroepen in Nederland. Dit eerste landelijke beeld is opgenomen in de publicatie «Problematische Jeugdgroepen in Nederland. Omvang, aard en politieproces beschreven», die ik u bij deze brief aanbied (bijlage 1)1. De hoofdlijnen van deze publicatie presenteer ik u kort hieronder. Voor meer achtergrondinformatie, verwijs ik u graag naar de publicatie.

1. De kale cijfers gepresenteerd

Wanneer naar de kale cijfers wordt gekeken (u treft deze schematisch in bijlage 21 aan) dan is het beeld dat de politie in het najaar 2009 1760 jeugdgroepen kende: 1341 hinderlijke, 327 overlastgevende en 92 criminele jeugdgroepen. De lichtste categorie problematische jeugdgroepen – de hinderlijke – komt het meest (75%) voor in ons land. Overlastgevende (19%) en criminele jeugdgroepen (5%) komen veel minder voor. Driekwart van de jeugdgroepen blijkt dus hinderlijk gedrag te vertonen, waarbij het gaat om rondhangen, luidruchtig zijn, het incidenteel plegen van vernielingen, lichte criminaliteit dan wel een schermutseling. Het gaat om een autoriteitsgevoelige groep, die nog goed corrigeerbaar is. Daarbij merk ik op dat er vanzelfsprekend naast deze gecategoriseerde groepen veel meer jeugdgroepen zijn die echter op geen enkele wijze problematisch zijn.

2. Analyse: straatbendes en jeugdbendes

De kale cijfers zijn op mijn verzoek de afgelopen periode nog verrijkt door de politieorganisatie. In de samenleving wordt vaak bij verwijzing naar problematische jeugdgroepen de term «bende» gebruikt. Dit begrip is echter niet hetzelfde als de eerder genoemde jeugdgroepen. Omdat bendevorming wel een ontwikkeling is die moet worden gevolgd, is hier nader onderzoek naar gedaan. Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat een klein aantal problematische jeugdgroepen zich manifesteert als collectief met bepaalde kenmerken, binnen de grotere jeugdgroepen die worden gekarakteriseerd als hinderlijk dan wel overlastgevend. Op basis van de huidige shortlistmethodiek is het mogelijk hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen aanvullend te karakteriseren als «straatbende» en criminele jeugdgroepen als «jeugdbende». Van de 1760 problematische jeugdgroepen zijn er landelijk bezien 27 te kwalificeren als straatbende en 10 als jeugdbende.

3. Analyse: jeugdgroepen nader bekeken

De kale cijfers geven een algemeen beeld van de spreiding van de problematische jeugdgroepen in Nederland. Voor een verdere analyse zijn deze kale cijfers afgezet tegen (1) het aantal jeugdigen dat woonachtig is in de regio. Daarnaast (2) is het beeld verrijkt door het aantal problematische jeugdgroepen af te zetten tegen de mate van verstedelijking in de desbetreffende regio. Beide uitgevoerde analyses leveren een meer genuanceerd beeld op. De conclusies zijn als volgt. Ten eerste blijkt dat de jeugdgroepenproblematiek niet alleen voor komt in de grote steden. Hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen komen vooral voor in de regio Utrecht, maar ook in een regio als Midden- en West-Brabant. In absolute zin heeft de regio Utrecht de meeste hinderlijke jeugdgroepen. Echter, wanneer de aantallen worden afgezet tegen het aantal woonachtige jeugdigen in de diverse regio’s blijkt dat het aantal hinderlijke jeugdgroepen in de regio Utrecht niet opvallend groot is. Ten tweede blijkt dat de mate van verstedelijking een significant effect heeft op het aantal problematische jeugdgroepen: het aantal hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen blijkt absoluut gezien het hoogst in sterk stedelijke gebieden, het laagst in de meer landelijke gemeenten. Het aantal criminele jeugdgroepen neemt toe naarmate de verstedelijking toeneemt. Dit effect is minder sterk bij de hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen.

Van informatie naar aanpak: de gemeentelijke aanpak van jeugdgroepen

Het doel van het verbeterde registratieproces, resulterend in een lokale bestuurlijke rapportage en landelijke analyse is om, uiteindelijk op lokaal niveau te komen tot een gemeenschappelijke, geborgde aanpak van hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen onder regie van de gemeente of – in het geval van criminele jeugdgroepen – het Openbaar Ministerie. 2009 stond in het teken van verbetering van de informatie waardoor lokaal betere informatie beschikbaar is gekomen en één landelijk totaal beeld van alle jeugdgroepen. De nu beschikbare gegevens stellen gemeenten in staat een betere aanpak te formuleren voor de problematische jeugdgroepen waarbij verder wordt gekeken dan alleen naar de kale cijfers. Met de shortlistmethodiek wordt informatie verkregen over onder meer de locaties waar de groep zich ophoudt, dagelijkse bezigheden, riskante gewoonten, recent delictgedrag en samenstelling (omvang, leeftijdsrange) van de groep. Het betreft een beschrijving (observatie) van de groep als geheel door de wijkagent, niet van de individuen binnen die groep. De shortlist registreert bijvoorbeeld niet op etniciteit, wel wordt door de wijkagent globaal geïnventariseerd wat de etnische achtergronden van de jongeren in de groep zijn. Het instrument is dus niet bedoeld voor het beschrijven van individuele kenmerken. Dit heeft ook weinig zin aangezien de jeugdgroepen sterk en snel (soms zelfs per week) kunnen wisselen in samenstelling.

Alle ingrediënten zijn nu aanwezig voor een stevige aanpak. Die slag zal dit jaar worden gemaakt: van informatie naar aanpak. Met de politie zijn in het kader van de «Landelijke prioriteiten 2008–2011» afspraken gemaakt over de intensivering van de aanpak van jeugdcriminaliteit en risicojeugd. De inzet van zowel gemeente, politie als het OM wordt in de lokale driehoek bepaald. Dankzij de verbetering van de lokale informatie is de driehoek nu in staat de prioriteiten ten aanzien van de problematische jeugdgroepen beter te stellen. Gemeente en politie treden gezamenlijk op tegen de hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen. Zo worden door de gemeenten straatcoaches ingezet, waarbij parallel daaraan en aansluitend daarop door de politie actief handhavend wordt opgetreden tegen deze jeugdgroepen. Ook het welzijnswerk heeft daarbij een belangrijke rol via het zorgen voor een passend aanbod aan voorzieningen voor deze jongeren. Het OM en de politie treden gezamenlijk op tegen de criminele jeugdgroepen. Daarnaast is met de 40 zogenoemde Van Montfrans gemeenten afgesproken dat zij zich in 2010 en 2011 extra inspannen om de overlast en verloedering terug te dringen. Een groot deel van deze gemeenten heeft aangegeven zich specifiek te gaan richten op de aanpak van jeugdgroepen.

Het wetsvoorstel regierol gemeenten dat zeer binnenkort naar uw Kamer gaat geeft gemeenten een stevige positie. Ook noem ik in dit kader het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, dat nu bij de Eerste Kamer ligt. Daarnaast wordt op dit moment op verzoek van de gemeenten een handreiking ontwikkeld die zich specifiek richt op de regierol van gemeenten bij de aanpak van jeugdgroepen. In deze handreiking wordt ook een plan van aanpak opgenomen voor de gemeenten. De handreiking is voor de zomer gereed. Direct daarna wordt per jeugdgroep in kaart gebracht welke maatregelen en aanpakken het meest veelbelovend zijn. Deze worden als het ware «gekeurd». Hierbij gaat het om groepsgerichte, domeingerichte en persoonsgerichte maatregelen. Deze maatregelen worden ontsloten via de www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl die recent online is gegaan. Conform de toezegging gedaan in het Algemeen Overleg over het rapport«Overlast en Verloedering Ontsleuteld?» van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) op 14 januari jl. stuur ik de handreiking zodra deze gereed is naar uw Kamer.

Zoals aangegeven gaat het nu om het eerste landelijk beeld van de aanwezige jeugdgroepen in Nederland. De cijfers kunnen dus nog niet worden vergeleken met voorgaande jaren aangezien de politieorganisatie pas in 2009 in alle politieregio’s op één identieke wijze registreert. Ik zal u de komende jaren, zodra een nieuw beeld beschikbaar is van de jeugdgroepen, wederom informeren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven