28 638 Mensenhandel

Nr. 90 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2012

Tijdens het plenaire debat over mensenhandel op 12 juni 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 94, behandeling van het debat over het bericht dat mensenhandel fors is toegenomen) heb ik toegezegd u per 1 juli 2012 nader te berichten over de stand van zaken met betrekking tot de uitbreiding van de categorale opvang voor slachtoffers van mensenhandel. Daarnaast heb ik toegezegd u te berichten over de veiligheid van de opvang van slachtoffers mensenhandel, de registratie van minderjarige slachtoffers van mensenhandel, de stand van zaken met betrekking tot het uitstapprogramma in Rotterdam en de wijze waarop loonderving van slachtoffers bij de mensenhandelaren wordt teruggevorderd.

Stand van zaken uitbreiding categorale opvang

In mijn brief van 1 februari 20121 heb ik toegelicht op welke wijze de opvang van slachtoffers van mensenhandel structureel en gespecialiseerd wordt ingericht. In het kort komt deze er op neer dat de categorale opvang voor buitenlandse slachtoffers blijft bestaan, het aantal opvangplekken wordt uitgebreid en meer ingericht op de zorgvraag door de toevoeging van psycho-sociale diagnostiek. Voor wat betreft de opvang van groepen slachtoffers van overige uitbuiting krijgt het Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha) structureel de beschikking over een budget waarmee het deze opvang organiseert. Voor wat betreft de Nederlandse slachtoffers van mensenhandel – voor een groot deel slachtoffers van loverboys – blijven de Vrouwenopvang en Jeugdzorg beschikbaar. Naar aanleiding van een onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut2 worden maatregelen getroffen om de opvang en hulp voor deze slachtoffers te verbeteren.

Tijdens bovengenoemd debat heb ik toegezegd u te informeren of de uitbreiding van de categorale opvang met 20 plekken voor buitenlandse slachtoffers per 1 juli 2012 is gerealiseerd. Het antwoord hierop is dat deze inderdaad ís gerealiseerd, zodat momenteel 70 opvangplekken beschikbaar zijn. Het aantal geregistreerde slachtoffers en de hiermee in verband staande vraag naar opvangplekken is in de praktijk aan sterke verandering onderhevig, zoals blijkt uit de jaarcijfers van CoMensha over 20113. Samen met CoMensha en de betrokken opvanginstellingen maak ik momenteel inzichtelijk in hoeverre de uitbreiding van het aantal opvangplekken voldoende is om aan de toenemende vraag naar opvangplekken te voldoen. Naast de uitbreiding wordt momenteel gewerkt aan de doorstroming van slachtoffers uit de opvang naar begeleid of zelfstandige wonen. Zoals ik in mijn bovengenoemde brief van 1 februari 2012 heb toegelicht zijn slachtoffers met een zogenaamde B9-vergunning sinds januari 2012 op grond van de Huisvestingswet onder de «taakstelling voor de huisvesting van verblijfshouders» gebracht. Een slachtoffer telt dus mee voor deze taakstelling.

Zoals ik tijdens het debat heb toegezegd zal ik u in september 2012 nader informeren over de stand van zaken met betrekking tot de doorstroming en de vraag of het aantal opvangplekken voldoet.

Wanneer de reeds gerealiseerde uitbreiding van het aantal plaatsen en de maatregelen ten aanzien van de doorstroming niet voldoende opleveren, zullen nadere maatregelen worden getroffen. Een van de mogelijke maatregelen betreft de tussentijdse verdere uitbreiding van het aantal opvangplekken van de categorale opvang.

Registratie van minderjarige slachtoffers

Het Kamerlid Schouten vroeg tijdens het debat of ik bereid ben ook de registratie van minderjarige slachtoffers ter hand te nemen. CoMensha registreert reeds in mijn opdracht ook de minderjarige slachtoffers van mensenhandel. Omdat in de vrouwenopvang en jeugdzorg echter niet specifiek op de loverboyproblematiek wordt geregistreerd – en CoMensha deze gegevens dus ook niet ontvangt – is eerder in het kader van het actieplan voor de rijksbrede aanpak van de loverboyproblematiek2 geconstateerd dat de registratie op dit punt moet worden verbeterd. Zoals in het actieplan is verwoord verricht het Kennisinstituut Movisie onder meer trainingen en geeft het advies aan instellingen die slachtoffers van loverboys opvangen. Op hun beurt zullen de instellingen de gevraagde registratiegegevens leveren. De werkzaamheden van Movisie en het resultaat dat deze op het gebied van de gegevens opleveren worden geëvalueerd. Op basis van de evaluatie wordt besloten om de werkzaamheden van Movisie al dan niet vanaf het jaar 2013 voort te zetten.

Voor wat betreft de registratie van slachtoffers van mensenhandel onder minderjarige asielzoekers zijn ook verbeteringen te realiseren. Ik ga hierover in gesprek met de betrokken organisaties, zoals het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers en het Nidos, om er zorg voor te dragen dat de registratie van CoMensha ook ten aanzien van deze doelgroep zo betrouwbaar mogelijk is.

Stand van zaken uitstapprogramma Rotterdam

Naar aanleiding van mijn toezegging aan u tijdens het plenair debat mensenhandel op 12 juni wil ik u informeren over het uitstapprogramma voor prostituees in de gemeente Rotterdam. Net zoals in andere gemeenten, monitoren we in Rotterdam de situatie rond de uitstapprogramma’s voor prostituees en heb ik regelmatig overleg met de verschillende gemeenten waar een warme overdracht heeft plaatsgevonden.

Na het stopzetten van de rijkssubsidie uit de Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees in de gemeente Rotterdam is het uitstapprogramma voor prostituees ingebed in het gemeentelijk beleid. De gemeente Rotterdam heeft er echter niet voor gekozen om het subsidiebedrag van het Rijk volledig te compenseren, waardoor het aantal begeleidingstrajecten is gereduceerd ten opzichte van het aantal trajecten in 2011. Bij de instroom in een begeleidingstraject wordt prioriteit gegeven aan minderjarige en jongvolwassen prostituees, vanwege de ernst van de situatie. Prostituees met een minder complexe problematiek worden doorverwezen naar het algemeen maatschappelijk werk.

Tijdens het plenaire debat mensenhandel op 12 juni werd door mevrouw Schouten naar voren gebracht dat het aantal opvangplekken voor uittredende prostituees is gereduceerd. Ik wil hierbij benadrukken dat dit niet juist is, maar dat het, zoals vermeld, om een reductie van het aantal begeleidingstrajecten gaat. De gemeente Rotterdam heeft benadrukt dat ieder aangetroffen slachtoffer van mensenhandel, zonder welk uitstel dan ook, uit zijn of haar benarde mensonterende situatie zal worden gehaald.

Veiligheid van opvanginstellingen

Het Kamerlid Van der Staaij vroeg naar de veiligheid van opvanginstellingen voor slachtoffers van mensenhandel, omdat mensenhandelaren volgens de Nationaal Rapporteur nog te vaak toegang tot deze instellingen zouden hebben. Omdat veiligheid een cruciaal punt is bij de opvang van slachtoffers van mensenhandel zijn in het kader van de aanbesteding van de hiervoor genoemde categorale opvang beveiligingseisen gesteld aan de opvanginstellingen. Bij deze instellingen is bovendien nagegaan of zij in het verleden te maken hebben gehad met beveiligingsincidenten. De instellingen gaven aan vrijwel geen incidenten te hebben meegemaakt en spreken over een veilige situatie.

De Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft in een brief van 3 mei 2012 aan uw Kamer gewezen op de veiligheid van opvanghuizen voor slachtoffers. In de brief schrijft de NRM dat het ook voorkomt dat meisjes geplaatst worden in opvanghuizen waarin ook jongens met verschillende vormen van gedragsproblematiek verblijven. «Dit is volstrekt ongewenst omdat deze meisjes bijzonder kwetsbaar zijn.»

Er wordt hier gedoeld op instellingen voor jeugdzorgplus. Instellingen voor jeugdzorgplus zijn geen opvanghuizen maar instellingen waar jeugdigen met zware opgroei- en opvoedproblemen worden behandeld. Bij het behandelen van die jeugdigen is een aantal zaken belangrijk. In de eerste plaats moet er een goede klik zijn tussen de jeugdige en de hulpverlener. Zeker bij deze vaak kwetsbare meisjes is vertrouwen in de behandelaar essentieel. Daarnaast moet de behandelmethodiek aansluiten bij de problemen: bijna altijd blijkt uit de diagnose dat het slachtofferschap deel uitmaakt van een bredere en onderliggende problematiek. Dan is ook nog belangrijk hoe en waar de behandeling georganiseerd wordt. Als het uit oogpunt voor de veiligheid of de effectiviteit nodig is moet de behandeling in speciale groepen of in aparte voorzieningen kunnen plaatsvinden.

Deze algemene uitgangspunten van het kwaliteitsbeleid voor jeugdzorg zijn ook van toepassing op de zorg en behandeling van slachtoffers voor loverboys.

Dat betekent dat plaatsing in een accommodatie of een afdeling waar ze geen jongens tegenkomen kan helpen, maar niet altijd de aangewezen aanpak is.

Want het gaat erom dat de meisjes weer weerbaar worden zodat zij niet in het oude gedrag terugvallen. Plaatsing in een heel afgezonderde accommodatie maakt de stap naar buiten weer des te groter. Bovendien, deskundigen waarschuwen voor het risico dat in zo’n speciale meisjesvoorziening de meisjes copycat-gedrag gaan vertonen.

Er is op dit moment geen reden de huidige situatie te veranderen. Voor wie daarbij baat heeft zijn er speciale voorzieningen, ook binnen de jeugdzorgplus. De instellingen kennen speciale meisjesafdelingen en op een aantal locaties zijn ze ook afgeschermd van jongens, ook bij het volgen van onderwijs.

Terugvorderen van loonderving

Tijdens het debat heeft het Kamerlid van Toorenburg mij gevraagd hoe de overheid omgaat met loonvorderingen van slachtoffers van mensenhandel. Als in de praktijk onderbetaling van de Wet minimumloon (WML) wordt vastgesteld legt de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid een forse boete op aan de werkgever en wordt deze op straffe van een last onder dwangsom verplicht het achterstallige loon en de achterstallige vakantiebijslag binnen 4 weken alsnog uit te betalen. De boete bedraagt, afhankelijk van duur en mate van onderbetaling, maximaal € 6000 (loon) en/of  € 700 (vakantiebijslag).  De werkgever wordt ook verplicht het achterstallige loon na te betalen binnen 4 weken op straffe van een dwangsom die kan oplopen tot € 25 000.4 Hiermee wordt bereikt dat de onderbetaalde werknemer alsnog ontvangt waar hij recht op heeft.

Momenteel is wetgeving in voorbereiding om de sancties bij overtreding van de arbeidswetten te verhogen. Bij de WML wordt het boetebedrag voor onderbetaling loon verhoogd tot € 12 000 per onderbetaalde werknemer. Tevens wordt het mogelijk om bij de derde overtreding van de WML binnen 5 jaar tijd werkzaamheden binnen het bedrijf stil te leggen voor maximaal 3 maanden. Het wetsvoorstel wacht op plenaire behandeling in de Tweede Kamer. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2013.

In een aantal gevallen is niet duidelijk hoeveel loon de werkgever heeft betaald, omdat zijn administratie onvolledig is. Dan wordt een boete opgelegd van € 6700, maar een plicht tot nabetaling kan niet worden opgelegd, omdat feitelijk geen onderbetaling vastgesteld kon worden. De werknemer kan dan wel zelf, al dan niet met ondersteuning van bijvoorbeeld een vakbond, een civiele procedure starten om zijn achterstallige loon en/of vakantiebijslag uitbetaald te krijgen. Na inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving kunnen werkzaamheden al worden stilgelegd als voor de tweede keer binnen 5 jaar door een onvolledige administratie niet kan worden vastgesteld dat conform de WML is beloond.

Het kabinet gaat ervan uit, dat met deze aangescherpte sancties (hogere boetes en de mogelijkheid om werkzaamheden stil te leggen) werkgevers geen risico op sancties meer willen lopen en voortaan met inachtneming van de WML hun werknemers zullen uitbetalen.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuknummer 28 639, 72, vergaderjaar 2011–2012

X Noot
2

Kamerstuknummer 31 839, 28 638, 166, vergaderjaar 2011–2012

X Noot
3

Kamerstuknummer 28 639, 75, vergaderjaar 2011–2012

X Noot
4

De boetes en dwangsom gelden per onderbetaalde werknemer.

Naar boven