28 325
Bouwregelgeving 2002–2006

nr. 98
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2008

Op 3 april 2008 heeft een Algemeen Overleg plaatsgevonden over de gezondheidskundige kwaliteit van woningen (Kamerstuk 28 325, nr. 78). Dit naar aanleiding van een brief over dit onderwerp die mijn voorganger minister Vogelaar uw Kamer, mede namens de minister van VROM, op 2 januari 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 535 en 28 325, nr. 14) heeft gezonden. Tijdens het AO kwam ook de brief van 2 april 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 325, nr. 74) aan de orde die aan uw Kamer is gezonden met een reactie op de uitzending van Zembla over de gezondheidsklachten bij balansventilatie in de Amersfoortse wijk Vathorst.

Tijdens het Algemeen Overleg heeft de toenmalige minister uw Kamer een achttal toezeggingen gedaan. Ook de eerder genoemde brieven van 2 januari en 2 april 2008 bevatten een aantal acties en toezeggingen ter verbetering van de gezondheidskundige kwaliteit van woningen. Zoals toegezegd tijdens het AO bouwregelgeving op 25 september 2008 en in de kabinetsbrief van 9 april 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 089, nr. 19) over de nationale aanpak milieu en gezondheid 2008–2012, waarin het onderwerp binnenmilieu één van de prioriteiten is, informeer ik u met deze brief over de voortgang van de toezeggingen. Over de lopende acties wat betreft het binnenmilieu van kindercentra en van basisscholen zal ik u medio 2009 informeren.

De toezeggingen tijdens het AO op 3 april jl. waren:

1. De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek met de gemeente Amersfoort, woningcorporatie en projectontwikkelaar inzake de problematiek van de balansventilatiesystemen in Vathorst. De verbeteracties zullen zo worden geformuleerd dat andere gemeenten die in de toekomst met dezelfde problemen worden geconfronteerd de aanbevelingen kunnen gebruiken.

2. De minister zal met de gemeente Groningen spreken over mogelijke gezondheidsklachten als gevolg van de problemen met de ventilatiesystemen en de Kamer over de uitkomsten informeren.

3. De minister zal een campagne starten teneinde alle open verbrandingstoestellen (zoals afvoerloze geisers en open cv’s) uit Nederland te krijgen. De Kamer wordt geïnformeerd over de termijn waarop Nederland zal zijn ontdaan van deze toestellen.

4. De minister zal de vormgeving van de bestuurlijke aansturing van het GIW en de vereisten en normen voor certificering (o.a. de geluidsnormen van ventilatie) nader bekijken en de Kamer hierover informeren. De minister geeft aan niets te zien in een verplichte verzekering, maar zal de mogelijkheden van de GIW-garantie nog een keer grondig bekijken in het kader van het rapport van de commissie Dekker.

5. De minister zegt toe (het systeem van) de certificering van de bouwers nader te bekijken en ze zal een gesprek aangaan met de bouwers over de door hen gemaakte fouten. Zij zal tevens nagaan of het kennisniveau van de bouwvakkers en de installateurs op het terrein van ventilatie op een voldoende hoog niveau is en de Kamer daarover informeren.

6. De minister zegt toe in het kader van de herziening van het bouwbesluit mee te nemen of en hoe er verplicht kan worden gesteld dat er altijd een mogelijkheid moet zijn tot het openen van een raam.

7. De minister zal haar reactie op de aanbevelingen uit het GGD-onderzoek naar aanleiding van Vathorst naar de Kamer sturen.

8. De minister zal nagaan in hoeverre er sprake is van problemen met de brandveiligheid als gevolg van het gebruik van ventilatiesystemen.

Tijdens het Algemeen Overleg werd met name ingegaan op twee onderwerpen:

(1) balansventilatie en gezondheidsklachten in de Amersfoortse wijk Vathorst en

(2) de problematiek van open verbrandingtoestellen (onder andere geisers).

Deze beide onderwerpen vormen dan ook de hoofdmoot van deze brief, waarna ik zal ingaan op de overige toezeggingen.

Met deze brief geef ik ook de in het Algemeen Overleg toegezegde reactie op de aanbevelingen uit het GGD-onderzoek «Gezondheid en ventilatie in woningen in Vathorst». Volledigheidshalve voeg ik die aanbevelingen als bijlage bij deze brief.1

1. Ventilatiesystemen en gezondheidsklachten

Uitkomsten overleg Amersfoort, verbeteracties en onderzoek GGD Eemland

Minister Vogelaar heeft toegezegd u in te lichten over de uitkomsten van het gesprek met de gemeente Amersfoort, woningcorporatie en projectontwikkelaars over de problematiek van de balansventilatiesystemen in Vathorst. Daarbij heeft zij toegezegd dat de verbeteracties zo zullen worden geformuleerd dat andere gemeenten die in de toekomst met dezelfde problemen worden geconfronteerd de aanbevelingen kunnen gebruiken (toezegging 1). Hierover merk ik het volgende op.

Op ambtelijk niveau is op verschillende momenten overleg gevoerd met de gemeente Amersfoort. De gemeente heeft in deze gesprekken aangegeven alle betrokken bewoners in Vathorst met balansventilatie schriftelijk te hebben geïnformeerd over de uitkomsten van het uitgevoerde GGD-onderzoek. De gemeente heeft de bewoners op de hoogte gesteld van de maatregelen die inmiddels, naar aanleiding van het onderzoek, zijn genomen om problemen te verhelpen en/of te voorkomen en heeft alle bewoners de mogelijkheid geboden hun woning te laten controleren. Betrokken woningcorporaties hebben waar nodig in de eerste helft van 2008 in hun huurwoningen met balansventilatie maatregelen genomen die er op gericht waren de installatie beter af te stellen, in te regelen en te onderhouden. Voor de bewoners van eigen woningen fungeert het Ontwikkelbedrijf Vathorst (OBV) als centraal punt om voorzieningen te laten inspecteren en waar nodig aan te passen. De gemeente heeft aangegeven dat alle noodzakelijke maatregelen in 2008 zijn genomen. Nog in 2008 ontvangen de bewoners van de gemeente Amersfoort een nieuwsbrief met daarin een update van de stand van zaken.

Elf huizenbezitters met gezondheidsklachten in de wijk Vathorst hebben de Utrechtse rechtbank gevraagd een deskundige aan te wijzen om hun ventilatiesysteem op deugdelijkheid te onderzoeken. De huizenbezitters zijn met de ontwikkelaars/bouwers bij de rechter overeengekomen dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de werking van de ventilatiesystemen in hun woningen. Pas als de uitkomst daar aanleiding toe geeft, wordt verder gekeken naar de gezondheidsklachten en de mogelijke relatie met de ventilatiesystemen. De rechtbank wijst op 12 december 2008 een deskundige aan om dat onderzoek uit te voeren.

De gemeente Amersfoort heeft inmiddels opdracht gegeven voor een onderzoek naar de effectiviteit van de genomen maatregelen aan de balansventilatie-installaties in woningen in Vathorst. Het onderzoek wordt het komende stookseizoen uitgevoerd, zodat in het voorjaar van 2009 de resultaten beschikbaar komen.

De gemeente Amersfoort heeft toegezegd de procesaanpak op schrift te stellen en de genomen verbeteracties zo te formuleren dat andere gemeenten die in de toekomst met dezelfde problemen worden geconfronteerd, deze als aanbevelingen kunnen gebruiken. Ik zal de door Amersfoort gekozen procesaanpak en de daar genomen verbeteracties een brede bekendheid geven, mede om een goede kwaliteitsborging in de keten te bevorderen.

Een reactie op de aanbevelingen in het onderzoeksrapport van GGD Eemland (bijlage 1) met betrekking tot de nieuwe woningen is in onderstaande tekst verwerkt omdat de aanbevelingen veelal samenvallen met reeds lopende ontwikkelingen en aandachtspunten (toezegging 7). Waar relevant zal verwezen worden naar de aanbevelingen van GGD Eemland.

Onderzoek GGD Groningen gezondheidsklachten en ventilatie/landelijk onderzoek

In het Algemeen Overleg is uitdrukkelijk de vraag aan de orde gekomen of de problematiek van Vathorst ook landelijk speelt. Aan uw Kamer werd toegezegd dat met de gemeente Groningen gesproken zou worden over mogelijke gezondheidsklachten als gevolg van de problemen met de ventilatiesystemen (toezegging 2). Uit overleg met GGD Groningen blijkt dat er lokaal metingen zijn gedaan (en dus niet landelijk) en dat er in Groningen geen andere situatie is dan in de rest van het land. Er is in Groningen geen nieuwbouwwijk waar het probleem zo wijdverbreid voorkomt zoals in Vathorst. Er zijn wel enkele vragen en klachten over woningen, maar die gaan vaak (mede) over andere factoren, zoals het aanzuigen van uitlaatgassen van verkeer of over gemeenschappelijke afvoerkanalen (shunts), waardoor kookgeuren bij de buren worden ingeblazen. Ook is er hier een appartementencomplex met een balansventilatiesysteem van 20 jaar oud dat niet (meer) functioneert, maar dat wordt nu gerenoveerd. GGD Groningen geeft aan dat sommige bewoners hun problemen nu interpreteren als onvermijdelijke gevolgen van balansventilatie, terwijl uit het onderzoek tot nu toe niet blijkt dat goede balansventilatie op zichzelf ziekmakend is.

Om meer inzicht te krijgen in de vraag of de problematiek in Vathorst landelijk speelt heeft mijn voorganger in de zomer van 2008 opdracht gegeven tot een landelijk onderzoek. Kernvraag hierbij is of in Nederland gezondheidsklachten bij balansventilatie vaker voorkomen dan bij mechanische ventilatie. In november 2008 is gestart met het versturen van ruim 3000 enquêteformulieren aan bewoners van nieuwbouwwoningen, waarbij vragen zijn gesteld over het type woning en het ventilatiesysteem en de gezondheidsbeleving. De verwachting is dat het onderzoek in het voorjaar 2009 met een eindrapport wordt afgerond.

Overige zaken met betrekking tot ventilatie

In de discussies over ventilatiesystemen komt steeds terug dat burgers en professionals meer kennis dienen te hebben over ventilatiesystemen, dat energiebesparing niet mag leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van het binnenmilieu en dat kwaliteitsborging en naleving van regelgeving belangrijk is. Hieronder ga ik op deze zaken nader in.

Kennis van burgers en professionals over ventilatiesystemen

Burgers worden over ventilatiesystemen geïnformeerd via sites van VROM, MilieuCentraal, SenterNovem en belangenorganisaties zoals de Vereniging Eigen Huis. In samenwerking met de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel (UNETO-VNI), de Vereniging Leveranciers van Luchttechnische Apparaten (VLA), Aedes en het kennis- en adviescentrum voor de gebruikskwaliteit van woning en woonomgeving (VAC-punt Wonen) heb ik ervoor gezorgd dat meer onderwerpgerichte informatie over ventilatiesystemen voor burgers en professionals beschikbaar is gekomen op www.mijnhuisinstallatie.nl (voor burgers) en www.platform-woninginstallaties.nl (voor professionals) Deze informatie is zeer toegankelijk en bevat onder meer een format voor een gebruikershandleiding. (Hiermee heb ik ook gereageerd op aanbeveling 8 van GGD Eemland)

Energiebesparing en binnenmilieu

Het is moeilijk om te kunnen vaststellen of het kennisniveau van de bouwvakkers en de installateurs op het terrein van ventilatie een voldoende hoog niveau heeft (toezegging 5, zie ook onder kwaliteitsborging). Ik ben evenwel van mening dat zeker op de interactie met energiebesparende maatregelen met kennisoverdracht een kwaliteitsimpuls kan worden gegeven. Daarom zal VROM aan de Stichting Bouwresearch opdracht geven via de zogenoemde SBR-bouwlokalen voor de bouw bijeenkomsten te organiseren met aandacht voor goede luchtverversing, zodat deze samen gaat met energiezuinige woningbouw.

In het Lenteakkoord Energiebesparing in de nieuwbouw, dat NVB, NEPROM en Bouwend Nederland samen met VROM hebben ondertekend, heeft de sector toegezegd een kennisoverdracht- en stimuleringsprogramma op te zetten. Gelet op de breed gedragen integrale aanpak van energiebesparing en binnenmilieu zal ventilatie daar onderdeel van uit maken.

Het idee dat verder isoleren per definitie tot luchtkwaliteitsproblemen leidt, klopt niet. Dat is alleen het geval wanneer men werkelijk niet weet wat men doet. Ventilatie is essentieel in woningen; dat is bij oude woningen zo, maar daar ging het als het ware vanzelf doordat deze niet geïsoleerd zijn of waren en kierdichting nog geen gemeengoed was. Bij moderne woningen wordt meer techniek gebruikt, ook voor ventilatie, zoals mechanische toe en/of afvoer. Het is dan zaak deze systemen goed te ontwerpen, te installeren, in te regelen en te gebruiken en onderhouden.

Ik richt mijn beleid op die samenhang. Zo is in de convenanten energiebesparing in de nieuwbouw en bestaande bouw opgenomen dat het treffen van energiebesparende maatregelen niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van het binnenmilieu. Met Aedes en de Woonbond is bovendien overeengekomen dat zij bij het treffen van energiebesparende maatregelen stimuleren dat deze zo nodig worden gecombineerd met maatregelen ter verbetering van het binnenmilieu.

Kwaliteitsborging

In de eerder genoemde brief van 2 januari 2008 staat dat 30 tot 65% van de nieuwbouwwoningen niet voldoet aan de ventilatie-eisen in het Bouwbesluit, 25% van de nieuwbouwwoningen niet voldoet aan de EPC en dat in 35% van de onderzochte bouwvergunningdossiers één of meer binnenmilieugerelateerde berekeningen ontbreekt waaruit moet blijken dat aan de voorschriften is voldaan. Ik acht het daarom van belang dat een ieder in de keten van productie, bouw/installatie en gebruik/onderhoud zijn verantwoordelijkheid neemt. Essentieel zijn een gedegen programma van eisen en een goed ontwerp waarop ook tijdens de uitvoering een adequate kwaliteitscontrole wordt uitgeoefend. Hiermee kan kapitaalsvernietiging door ingrepen achteraf worden voorkomen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering op de bouwplaats en in het verlengde hiervan de wenselijkheid van privaat toezicht op de bouw is in zijn algemeenheid al verduidelijkt in een wijziging van de Woningwet per 1 april 2007: de opdrachtgever is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het bouwwerk dat hij realiseert.

De VLA en UNETO-VNI willen onder meer met behulp van de eerder genoemde websites www.mijnhuisinstallatie.nl en www.platform-woninginstallaties.nl een betere afstemming tussen bedrijven in de bouwketen voor ventilatievoorzieningen organiseren en een landelijk format uitbrengen voor een gebruiksinstructie, bestemd voor bewoners bij de oplevering van een installatie. Voorts loopt er momenteel ten aanzien van ketensamenwerking bij de bouwkolom een aantal acties, mede voortgekomen uit faalmomenten ten aanzien van de constructieve veiligheid. Met de sector voer ik daarom overleg om het aspect van energie en ventilatie daarin mede een plaats te geven.

Teneinde zeker te stellen dat het ventilatiesysteem voldoet aan de vooraf overeengekomen kwaliteitsspecificaties en prestaties, is eerder aangegeven dat overleg gevoerd zal worden met bouw- en installatiesector om een gecertificeerde opleveringskeuring voor ventilatiesystemen te laten ontwikkelen en in de markt te zetten. Hieruit is voortgekomen dat de VLA dit met ondersteuning van mijn ministerie op zich heeft genomen en dat naar verwachting een dergelijk certificaat in het voorjaar van 2009 op de markt zal verschijnen.

Een meer algemene garantie voor de opleveringskwaliteit van een nieuwbouwwoning bieden de garanties in de bouw, zoals die van de Stichting Garantie-instituut Woningbouw (GIW) en de Stichting Stiwoga (zie ook aanbeveling 12 van GGD Eemland). Specifiek voor de GIW-garantie heb ik uw Kamer toegezegd de vormgeving van de bestuurlijke aansturing van het GIW en de vereisten en normen voor certificering (onder andere de geluidsnormen van ventilatievoorzieningen en installaties) nader te bezien. Ik heb daarbij reeds aangegeven niets te zien in een verplichte verzekering die vanuit de (rijks)overheid wordt opgelegd. Mijn opvatting hierover is mede ingegeven door de resultaten van de studie van commissie Dekker, die zich heeft gebogen over de modernisering van de (bouw)regelgeving.

Verzekeringen en waarborgen zijn instrumenten van de markt om de bouwtechnische kwaliteit van het gebouw of bouwwerk te waarborgen. Ik ben dan ook van mening dat de markt zelf de verantwoordelijkheid moet nemen hiervoor garanties af te geven indien hierom wordt gevraagd. Vooralsnog ga ik er vanuit dat in de sector nieuwbouw er voldoende draagvlak is bij de ontwikkelende en bouwende partijen voor het hanteren van garanties op de nieuwbouwkwaliteit.

Voorts heb ik richting uw Kamer aangegeven dat ik de mogelijkheden van de opname van eisen uit de GIW-garantie in de bouwregelgeving nog een keer grondig zou bekijken. Uit een eerste inventarisatie blijkt dat de marktpartijen de noodzaak voor duidelijke, concrete aanbevelingen in aanvulling op de bouwregelgeving onderschrijven. Zeker op het terrein van het aanbrengen van ventilatievoorzieningen en installaties.

Ik zal nog een nadere analyse uitvoeren of het noodzakelijk is de regelgeving op dit punt aan te vullen of de huidige voorschriften aan te passen.

Voor wat betreft de bestuurlijke aansturing van het GIW kan ik u melden dat binnen het GIW op dit moment een reorganisatie plaatsvindt. Op initiatief van het GIW zelf zal er in het voorjaar van 2009 een rondetafelconferentie worden georganiseerd om de toekomst van het GIW te bespreken en te bezien welke bestuurlijke veranderingen nodig zijn om als organisatie beter te kunnen functioneren.

Het ministerie van VROM/WWI maakt geen onderdeel uit van het GIW-bestuur en heeft hierop ook geen directe invloed. Wel wordt er regelmatig contact onderhouden met het GIW voor onder meer afstemming van regelgeving op garantie-eisen en de mogelijke rol die garantie-instellingen als GIW kunnen vervullen om te komen tot kwaliteitsverbetering in de bouw. (toezegging 4)

Toezicht en naleving.

De naleving van de voorschriften bij ontwerp en bouw, het (private) toezicht tijdens de bouw en het controleren van de prestaties van gebouwen en installaties bij de oplevering, is van groot belang. Op al deze punten zijn verbeteringen noodzakelijk (zie ook aanbeveling 11 GGD Eemland).

Om die reden is de VROM-Inspectie begin dit jaar een project gestart om naleving van de voorschriften met betrekking tot gezondheid en energie te verhogen. Een goede naleving begint met bewustwording bij de opdrachtgever dat hij in het programma van eisen dat bij bouwinitiatieven wordt opgesteld, expliciet aandacht aan kwaliteitsaspecten moet besteden. Hiervoor heb ik al gemeld dat ik een gedegen programma van eisen en een goed ontwerp en dito uitvoering daarvoor van wezenlijk belang acht.

Als nulmeting worden van zo’n 30 bouwprojecten van woningen en scholen de programma’s van eisen opgevraagd en geanalyseerd. Uit de eerste analyses blijkt dat er onvoldoende aandacht bij de opdrachtgever is voor het stellen van gewenste prestaties voor gebouwen en installaties (eindanalyse januari 2009). Daarna wordt met organisaties van opdrachtgevers overlegd hoe dit verbeterd kan worden en welke hulpmiddelen daarvoor ontwikkeld moeten worden. Hierbij zal ook aandacht worden gevraagd voor het realiseren van woningen met een ruimere ventilatiecapaciteit dan de minimumeis in het Bouwbesluit voorschrijft (en met een middenstand op de mechanische ventilatie die ten minste 75% haalt van de voorgeschreven capaciteit, zie ook aanbeveling 9 van GGD Eemland). Naast verbetering van de naleving kan ook het toezicht door het bevoegde gezag, de gemeente, worden verbeterd. De VROM-Inspectie heeft samen met een kopgroep van een tiental gemeenten initiatief genomen deze verbetering te bereiken. Gestreefd wordt naar een efficiënte en effectieve uitvoering van de taken van de deelnemende gemeenten zonder een te grote verzwaring van het bouwwerkprogramma. Onderdeel van dit project is het systematisch controleren van de op te leveren woningen en scholen, waaronder het meten van de capaciteit van de ventilatie. Bij het niet voldoen aan de wettelijke eisen zal de gemeente handhavend optreden. De publiciteit rondom het uitvoeren van het project beoogt mede het bouwbedrijfsleven te prikkelen om de uitvoering op het gebied van gezondheid en energie te verbeteren.

Het project moet mede een uitstraling krijgen naar andere gemeenten. De stand van zaken is dat met de 10 gemeenten uitvoeringsafspraken zijn gemaakt en dat opleveringsmetingen van de eerste projecten hebben plaatsgevonden. De resultaten van dit project (eind 2009) moeten doorwerken in de gemeentelijke werkwijze.

Om een betere naleving te bevorderen is door mijn voorganger toegezegd het systeem van de certificering van de bouwers nader te bekijken en een gesprek aan te gaan met de bouwers over de door hen gemaakte fouten (toezegging 5). In het verlengde van de aanbevelingen van de commissie Dekker zal VROM een uitgebreide pilot uitvoeren, waarin wordt beproefd hoe een scherpere toedeling van verantwoordelijkheden aan respectievelijk private, respectievelijk publieke zijde kan bijdragen aan het voorkómen van gezondheidsklachten en minder bouwfouten en faalkosten. In de pilot wordt onderzocht wat nodig is om de integrale verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de voorschriften en de beheersing van het gehele proces van ontwerp tot ingebruikname te beleggen bij de initiatiefnemer. Die zal dan instrumenten nodig hebben om die verantwoordelijkheid te kunnen dragen, waarbij zeker ook kan worden gedacht aan certificatieregelingen. Wanneer die integrale verantwoordelijkheid zodanig scherp bij de initiatiefnemer berust, verschuift de rol van de publieke toezichthouder van een inhoudelijk toetser naar een rol op afstand van systeemtoezicht. («Zet de initiatiefnemer voldoende instrumenten in om te komen tot een afdoende private kwaliteitsborging?»). In het kader van de pilot zal dus worden onderzocht welke instrumenten voor private kwaliteitsborging nodig zijn en of de bestaande instrumenten voldoende betrouwbaar zijn. In de pilot worden bouwondernemers en gemeenten betrokken.

Overige punten met betrekking tot regelgeving

Meer specifiek is tijdens het Algemeen Overleg op 3 april jl. is ook toegezegd dat nagegaan zal worden in hoeverre er sprake is van problemen met de brandveiligheid als gevolg van het gebruik van ventilatiesystemen, meer in het bijzonder de branduitbreiding via de ventilatiekanalen (toezegging 8). Het Bouwbesluit stelt eisen aan de brandwerendheid tussen woningen. Deze brandwerendheid is inclusief de mogelijke branduitbreiding via ventilatiekanalen. Indien ventilatiekanalen door of langs meerdere woningen lopen, bijvoorbeeld in woongebouwen, moet daarom rekening worden gehouden met branduitbreiding via deze kanalen. Door het aanbrengen van brandkleppen of manchetten kan de brandwerendheid van ventilatiekanalen worden verhoogd. Er zijn mij echter geen gevallen bekend waarbij brandoverslag heeft plaatsgevonden tussen woningen via de ventilatiekanalen.

Het Bouwbesluit stelt overigens geen brandwerendheidseisen tussen de diverse ruimten binnen een woning. Als een ventilatiesysteem volledig binnen één woning is gelegen, zijn er daarom geen brandwerendheidseisen van toepassing op de ventilatiekanalen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de eengezinswoningen in Vathorst.

Regelgeving is een sluitstuk in de kwaliteitsborging, als de markt een onvoldoende garantie kan bieden voor een voldoende kwaliteit. In dat licht is toegezegd in het kader van de herziening van het Bouwbesluit mee te nemen of en hoe er verplicht kan worden gesteld dat er altijd een mogelijkheid is tot het openen van een raam (toezegging 6). Eerder heeft mijn voorganger u al laten weten voorschriften op te nemen ten aanzien van het maximale geluidsniveau in een verblijfsruimte dat wordt veroorzaakt door mechanische ventilatievoorzieningen (zie ook aanbeveling 10 van GGD Eemland).

Deze beide voorschriften zijn reeds opgenomen in een ambtelijk werkdocument met de voorgenomen concept wijziging van het Bouwbesluit 2003 dat in de zomer van dit jaar is gepubliceerd op de VROM-website. Dit werkdocument vormt zoals in een brief van 29 april jl. is aangegeven (TK 2007–2008, 28 325, nr. 79) het uitgangspunt voor het integreren van het Bouwbesluit 2003 met het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken tot één AMvB. Naar verwachting zal die AMvB in 2010 in werking treden.

2. Afvoerloze geisers en open verbrandingstoestellen

Tijdens het Algemeen Overleg van 3 april jl. is een tweede onderwerp uitgebreid besproken namelijk dat van de open verbrandingstoestellen. Door Minister Vogelaar is toegezegd een campagne te starten teneinde alle open verbrandingstoestellen uit Nederland te krijgen (toezegging 3). Hierover informeer ik u eveneens met deze brief.

Bij de aanpak van open verbrandingstoestellen wordt gewerkt via drie sporen:

1. een wettelijk spoor;

2. een praktisch spoor en een;

3. communicatie spoor.

Hieronder wordt ingegaan op deze verschillende sporen. Vervolgens wordt door mij antwoord gegeven op de vraag op welke termijn Nederland kan zijn ontdaan van deze open verbrandingstoestellen.

Wettelijk spoor

De ministeries VROM en VWS hebben gezamenlijk een onderzoek laten uitvoeren naar de juridische mogelijkheden om, ter voorkoming van gezondheidsrisico’s, de verkoop, toepassing en aanwezigheid van open verbrandingstoestellen in woningen, zoals open geisers en kachels, nader te reguleren en indien mogelijk aan banden te leggen. De samenvatting met conclusies en aanbevelingen van dit rapport zijn integraal opgenomen als bijlage 2. Het volledige rapport kunt u vinden op www.vrom.nl. De reactie op de aanbevelingen treft u eveneens aan als bijlage 3.

De belangrijkste conclusie is dat een Nederlands verbod op de productie en verkoop van open verbrandingstoestellen een handelsbelemmering is in het licht van EG-richtlijnen. Door VWS wordt op Europees niveau gepleit voor een Europees verbod. Het is niet zeker of zo’n Europees verbod er inderdaad komt. Bovendien kan de totstandkoming van een Europees verbod enkele jaren vergen. De belangrijkste aanbevelingen met betrekking tot de VROM-bouwregelgeving zijn het verplicht stellen van CO-melders in woningen en het stellen van eisen aan de koolmonoxide- en stikstofoxidenconcentraties. Koolmonoxidemelders kunnen levens redden en wettelijke eisen aan de genoemde stoffenconcentraties kunnen het gemeenten eenvoudiger maken om in gevaarlijke situaties tegen open verbrandingstoestellen op te treden. Beide aanbevelingen worden thans door mijn ministerie nader beschouwd in samenspraak met onder meer het Overleg Platform Bouwregelgeving en de VNG. Bij de aanstaande wijziging van het Bouwbesluit (in 2010) kunnen deze aanbevelingen mogelijk al worden meegenomen.

Praktisch spoor

In Nederland lopen al diverse initiatieven bij onder andere corporaties en energiebedrijven om open verbrandingstoestellen in woningen niet meer toe te passen en in bestaande situaties versneld te vervangen. Deze initiatieven gaan uit van een gecontroleerde afbouw van de open verbrandingstoestellen, waarbij eerst de meest risicovolle situaties worden aangepakt. Hierbij wordt een risico-inventarisatie uitgevoerd per woning. De open verbrandingstoestellen die voorlopig nog niet worden vervangen, worden wel jaarlijks goed onderhouden en de betreffende woningen worden veelal voorzien van een CO-melder. Volledige vervanging wordt bij deze initiatieven nagestreefd binnen vijf tot tien jaar. Ik ben momenteel in gesprek met diverse partijen om deze aanpak verder te bevorderen.

Er blijken in het algemeen geen technische belemmeringen te zijn voor vervanging van open verbrandingstoestellen in woningen. Een belangrijk probleem in de praktijk is de medewerking van de huurder/eigenaar van de woning. Deze is niet altijd overtuigd dat vervanging noodzakelijk is. Ik ben momenteel bezig met het opstellen van handreikingen voor de versnelde vervanging van open verbrandingstoestellen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennis en ervaring die bij de al lopende initiatieven is opgedaan. Er komt een handreiking voor corporaties en één voor particuliere eigenaren. Deze handreikingen worden in de loop van 2009 beschikbaar gesteld. De VROM-Inspectie zal hierna door middel van compliance assistance het gebruik van deze handreikingen stimuleren.

Communicatie

Ik heb een communicatiecampagne gestart richting de burger over de vervanging en tot het moment van vervanging zorgvuldig gebruik en onderhoud van open verbrandingstoestellen in woningen, in het bijzonder de afvoerloze geiser. Dit gebeurt onder andere via free publicity artikelen in huis-aan-huisbladen en met de publicatie van een infoblad dat via intermediaire organisaties breed wordt verspreid. Daarnaast richt deze campagne zich op eigenaren van woningen (corporaties en particulier). Hierbij zullen de genoemde handreikingen als communicatiemiddel dienen. Overigens neemt ook de branche zelf haar verantwoordelijkheid in deze. Op 5 februari 2009 vindt een symposium over open verbrandingstoestellen plaats georganiseerd door Eneco waaraan mijn ministerie medewerking verleent. Verder wordt in samenwerking met UNETO-VNI op www.mijnhuisinstallatie.nl en www.platform-woninginstallaties.nl informatie gegeven over de risico’s van open verbrandingstoestellen.

De termijn voor vervanging van open verbrandingstoestellen

De afgelopen jaren is reeds sprake van een afname van open verbrandingstoestellen als gevolg van de renovatie van woningen of het nemen van energiebesparende maatregelen, Over de periode 2001 tot 2006 is bijvoorbeeld het percentage geisers afgenomen van 26,8% naar 19,5%1. De komende jaren zal het nemen van energiebesparende maatregelen in de bestaande woningvoorraad verder een grote vlucht nemen via het convenant Meer met Minder en het convenant Energiebesparing Corporatiesector. Deze convenanten lopen tot 2020. Bij het uitfaseren van open verbrandingstoestellen wil ik mij daarom ook richten op het jaar 2020. Hierbij ga ik uit van een gecontroleerde afbouw door de marktpartijen zoals hiervoor beschreven. Dat wil zeggen dat de meest risicovolle situaties het eerst worden aangepakt en dat toestellen die voorlopig niet worden vervangen, jaarlijks goed worden onderhouden en worden voorzien van een CO-melder teneinde het risico op koolmonoxidevergiftiging substantieel te verkleinen. Het stimuleren van deze gecontroleerde afbouw wordt door mijn ministerie gedaan door communicatie en ondersteuning met de genoemde handreikingen. De noodzaak van de inzet van financiële stimuleringsmiddelen is op dit moment niet aanwezig. De afname van het aantal open verbrandingstoestellen zal door mijn ministerie jaarlijks worden gemonitord. Op dit moment worden de voorbereidingen getroffen voor een eerste meting in 2009.

3. Internationale inzet

Tot slot van deze brief stel ik vast dat voor een voldoende kwaliteit van de binnenlucht het van belang is adequate milieukwaliteitsnormen te stellen. De EU heeft, zoals reeds gemeld in de brief over de gezondheidskundige kwaliteit van woningen van 2 januari jl., met medefinanciering van Nederland de World Health Organisation (WHO) opdracht gegeven advieswaarden in de binnenlucht af te leiden voor circa 10 belangrijke verontreinigende stoffen, voor biologische agentia en voor verbrandingsproducten in de binnenlucht. VROM en RIVM zijn hierbij actief betrokken. Resultaten worden eind 2009 verwacht en vormen een uitgangspunt voor de discussie over beleid ten aanzien van deze stoffen en agentia

De Europese Commissie heeft recent een groenboek voor een Europees binnenluchtbeleid aangekondigd. Nederland steunt de totstandkoming van een Europees binnenluchtbeleid en zet daarbij, zoals reeds aangekondigd in de brief over de gezondheidskundige kwaliteit van woningen van 2 januari jl., vooral in op:

• een Europees verbod op de verkoop van open verbrandingstoestellen;

• een Europese aanpak van de emissies van schadelijke stoffen uit bouw- en consumentenproducten naar de binnenlucht;

• een goede samenhang tussen energiebesparing en de kwaliteit van de binnenlucht.

Ik hoop u met het voorgaande voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Bron: Cijfers over wonen 2006.

Naar boven