28 286 Dierenwelzijn

Nr. 631 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2013

In de begroting van het toenmalige ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) van 2012 en 2013 is als streefwaarde voor het aantal integraal duurzame stallen voor eind 2012 het percentage van 6% en voor eind 2013 het percentage van 8% vastgesteld. Het gaat hierbij om percentages van het totaal in dat jaar in gebruik zijnde stallen. Om de voortgang vast te leggen is er een monitor opgezet en uitgevoerd door Wageningen UR Livestock Research in samenwerking met het LEI en de Stichting Milieukeur.

Hierbij bied ik u de resultaten van de vijfde monitoringsrapportage aan met peildatum 1 januari 20131.

De monitor maakt onderscheid tussen verschillende categorieën integraal duurzame stallen, namelijk:

  • Stallen op biologische veebedrijven;

  • Stallen die voldoen aan de Maatlat duurzame veehouderij;

  • Stallen die voldoen aan het Milieukeurcertificaat;

  • Stallen die voldoen aan de voorwaarden van de Investeringsregeling integraal duurzame stallen.

Bij al deze stallen is de integrale duurzaamheid gewaarborgd door een subsidiebeschikking of certificaten.

Op 1 januari 2013 waren er in Nederland ruim 83.000 stallen. Het aandeel gerealiseerde duurzame stallen bedroeg op 1 januari 2013 in totaal 5.7%. Tussen de sectoren zijn er relatief grote verschillen: het percentage loopt uiteen van 3.7% in de rundveehouderij tot 8.8% in de varkenshouderij en 15.7% in de pluimveehouderij. Het aantal duurzame stallen vertoont een stijgende trend. Deze toename treedt vooral op door stallen die voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij.

Het aandeel duurzame stallen, dat in voorbereiding is, bedraagt 1.7% van het totaal aantal stallen. Als deze stallen allemaal gerealiseerd worden, bedraagt eind 2013 het aandeel integraal duurzame stallen 7.4%. De percentages variëren van 4.7% in de rundveehouderij tot 11.6% in de varkenshouderij en 20.6% in de pluimveehouderij.

Ik concludeer dat de doelstelling van 6% voor eind 2012 nagenoeg is gerealiseerd. Ten aanzien van de realisatie van de doelstelling van 8% eind 2013 is de situatie per sector verschillend. Deze doelstelling is reeds gerealiseerd voor de pluimveehouderij en de varkenshouderij. Ondanks een gestage groei in het percentage integraal duurzame stallen in de rundveehouderijsector blijft deze tot nu toe achter.

Ook in 2012 en 2013 konden en kunnen ondernemers een beroep doen op de Investeringsregeling Integraal duurzame stallen en de Maatlat Duurzame Veehouderij gekoppeld aan de Vamil en MIA regeling, waardoor het percentage gerealiseerde integraal duurzame stallen verder zal toenemen. Het is mijn inzet om ook in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014–2020 investeringen in deze stallen te kunnen blijven ondersteunen.

De groei over de afgelopen monitoringsperiode en het aantal in voorbereiding zijnde integraal duurzame stallen laten een gestage toename zien van het aantal integraal duurzame stallen. In het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) hebben de betrokken partijen (veehouderijorganisaties, ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en overheden) afgesproken dat vanaf 2015 alle nieuwbouwstallen integraal duurzaam moeten zijn. Hierdoor zal er sprake zijn van een versnelde toename van het aantal duurzame stallen.

Met de partijen van de UDV is afgesproken dat, aanvullend op het huidige instrumentarium (fiscale regelingen, investeringsregeling integraal duurzame stallen), het bedrijfsleven dit jaar een stimuleringspakket zal uitwerken. Na besluitvorming in 2013 en implementatie door het bedrijfsleven in 2014, kan deze doelstelling vanaf 2015 worden gerealiseerd.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven