nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2004
Bij de behandeling van de vervoersconcessie van de Nederlandse Spoorwegen
N.V. zijn diverse vragen gesteld over de nadere invulling van het aandeelhouderschap
in de NS door Financiën per 1 januari 2005. In de bijlage bij deze
brief ga ik op deze vragen in.
De Minister van Financiën,
G. Zalm
Voorafgaand aan, tijdens en naar aanleiding van de behandeling van beheer-
en vervoerconcessie in uw kamer op 5 oktober 2004, zijn door u diverse
vragen gesteld die betrekking hebben op de wijze waarop de Staat invulling
geeft aan zijn aandeelhoudersrol in NS. Aangezien deze aandeelhoudersrol per
1 januari 2005 overgaat naar het Ministerie van Financiën en uw
vragen een sterke relatie hebben met het deelnemingenbeleid van de Staat,
heb ik in overleg met de Minister van Verkeer en Waterstaat besloten u via
een aparte brief hierover nader te informeren.
De overdracht van het aandeelhouderschap in de NS past binnen het beleid
van organisatorische concentratie van het staatsaandeelhouderschap bij Financiën,
zoals dit is geformuleerd in de Nota deelnemingenbeleid Rijksoverheid1. Achterliggende reden van deze concentratie is, naast
de mogelijkheid tot verdere uniformering en professionalisering van het staatsaandeelhouderschap,
dat de vakministers zich kunnen concentreren op de waarborging van het publieke
belang. In het geval van de NS worden de publieke belangen via verschillende
instrumenten geborgd. Instrumenten daarvoor zijn de wet- en regelgeving (waaronder
concessiewet), vergunningverlening, handhaving en toezicht, subsidieverlening
(onrendabele lijnen) en de vervoerconcessie hoofdrailnet. De vervoerconcessie
bevat een scala aan voorschriften die de NS moet naleven. De verantwoordelijkheid
voor de handhaving van de concessie en de genoemde overige instrumenten ligt
bij de minister van Verkeer en Waterstaat.
Dit betekent overigens niet dat de concessie bij de verdere uitoefening
van het aandeelhouderschap geen enkele rol meer speelt. Ook vanuit aandeelhoudersperspectief
is adequate uitvoering van verplichtingen uit hoofde van regelgeving en contracten
van belang. Dit vormt het speelveld waarbinnen de onderneming dient te streven
naar optimale prestaties en bedrijfseconomische resultaten2. Het niet voldoen aan de concessievoorwaarden plaatst de onderneming
in een kwetsbare positie, waarvan ook de aandeelhouder uiteindelijk nadeel
kan ondervinden. Immers, bij niet voldoen aan de concessievoorwaarden kan
deze worden ingetrokken en komt de continuïteit van de onderneming in
gevaar. Hoewel het aandeelhouderschap geen handhavinginstrument is, heeft
de Staat als aandeelhouder daarom wel belang bij een goede naleving van de
concessie. Een zakelijk aandeelhouderschap, inclusief rendementsstreven, staat
dan ook niet op gespannen voet met de doelstellingen van de concessie.
De uitoefening van het aandeelhouderschap in NS wijkt daarmee niet principieel
af van de invulling bij andere deelnemingen van de Staat. Ik zal als aandeelhouder
specifiek letten op prestatie- en rendementsverbetering van de onderneming.
Zoals ik eerder reeds aan uw Kamer heb aangegeven is een gezond bedrijf (ook
in financiële zin) immers juist een belangrijke waarborg dat een bedrijf
kan voldoen aan zijn publieke verplichtingen. Ook NS zou derhalve moeten streven
naar een rendement op geïnvesteerd vermogen van enkele procenten boven
het niveau van staatsobligaties. Het specifieke rendementsdoel wordt bij elke
onderneming echter mede vastgesteld op basis van het risicoprofiel en de specifieke
situatie en is daarmee geen in marmer gebeiteld gegeven. Ook bij NS zal daarom
bij de vaststelling van wat een realistisch rendementsstreven is, worden gekeken
naar zaken als risicoprofiel en de specifieke context waarbinnen de onderneming
opereert.
Verder beoordeel ik in principe het rendement op holdingniveau. Eventuele
buitenlandse en andere (spoorweggerelateerde) deelnemingen acht ik daarbij
aanvaardbaar, zolang deze de rendementsverbetering van NS ten goede komen.
Uiteraard moet de NS er daarbij voor zorgen dat haar acquisitiebeleid
niet ten koste zal gaan van de uitvoering van de vervoerconcessie. Ik ben
hierbij in zoverre betrokken dat een goedkeuringsbevoegdheid bestaat voor
de aandeelhouder ten aanzien van het aangaan (of vervreemden) van majeure
deelnemingen.
Een ander punt waaraan ik als aandeelhouder bijzonder belang hecht is
een goede governance structuur. Wat dat betreft is het aandeelhoudersbeleid
van de Staat er op gericht om de beginselen van de Nederlandse Corporate Governance
Code (ook wel: code-Tabaksblat) waar mogelijk op alle staatsdeelnemingen toe
te passen. Wat betreft de NS heb ik inmiddels van de directie begrepen dat
zij de code met ingang van het komende jaar zullen toepassen. Op de eerstkomende
aandeelhoudersvergadering zal hieraan aandacht worden besteed.
Specifiek element binnen de governance verhoudingen is tenslotte het bezoldigingsbeleid
dat in de toekomst ook bij NS door de aandeelhouder moet worden goedgekeurd.
Vanuit uw Kamer is de wens geuit om in het toekomstige bezoldigingsbeleid
van de NS het halen of verbeteren van de afgesproken vervoersprestaties in
hogere mate tot uitdrukking te laten komen. Vanuit de gedachte dat verbetering
van rendement en vervoersprestaties hand in hand gaan kan ik mij hierin vinden.
Deze opvatting is per brief door de minister van Verkeer en Waterstaat mede
namens mij aan de Raad van Commissarissen overgebracht, opdat deze daarmee
rekening kan houden bij het doen van een voorstel over het toekomstige bezoldigingsbeleid.
Uiteraard zullen daarnaast ook meer specifieke financiële criteria van
het bezoldigingsbeleid deel moeten uitmaken.
In het algemeen ben ik van mening dat de overdracht van het aandeelhouderschap
op deze wijze kan bijdragen aan een duidelijke rolverdeling binnen de overheid.
De verschillende petten van de Staat als concessieverlener en aandeelhouder
worden hierdoor meer helder onderscheiden, hetgeen meer duidelijkheid schept
binnen de governance van NS.