27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 449 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2019

Hierbij stuur ik uw Kamer, mede namens de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), hierbij de «Toekomstvisie gewasbescherming 2030, naar weerbare planten en teeltsystemen» en het «Pakket van maatregelen emissiereductie gewasbescherming open teelten»1 . Beide zijn met de verschillende partijen2 besproken en vastgesteld op 26 maart jl. in een bestuurlijk overleg.

Toekomstvisie gewasbescherming 2030

Ik waardeer bijzonder de constructieve samenwerking met de betrokken partijen. Met de Toekomstvisie geef ik tevens invulling aan mijn toezegging in het Algemeen Overleg Gewasbeschermingsmiddelen van 7 maart 2018 om u eind 2018 een toekomstvisie duurzame gewasbescherming 2030 te doen toekomen.

De visie op gewasbescherming bouwt voort op de passage over gewasbescherming in mijn visie «Landbouw, natuur en voedsel; waardevol en verbonden» en verbindt deze met de eerder verschenen visies en ambities van sectororganisaties. Gewasbeschermingsmiddelen zijn van belang voor een goede oogst, maar de afhankelijkheid van deze middelen, en daarmee de kwetsbaarheid van het huidige systeem, maakt dat een omslag nodig is. De visie beoogt daarom een trendbreuk te initiëren in het denken en handelen over gewasbescherming door het centraal stellen van weerbare planten en teeltsystemen en een sterkere verbinding tussen land- en tuinbouw en natuur. En aanvullend via nieuwe technologieën emissies verder terug te dringen. Deze paradigmawisseling beoogt een duurzame productie met weerbare planten en teeltsystemen, waardoor ziekten en plagen veel minder kansen krijgen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk kan worden voorkomen. Daar waar gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, is dit conform de principes van geïntegreerde gewasbescherming, nagenoeg zonder emissies naar het milieu en nagenoeg zonder residuen. Dat is een hoge ambitie omdat de benodigde systemen, de kennis en de technologie nog niet of slechts beperkt bestaan en dus moeten worden ontwikkeld. De visie biedt de rijksoverheid en belanghebbenden een kompas voor die nieuwe ontwikkelingen.

Deze visie is aanvullend op de voornemens en acties uit de beleidsnota Gezonde Groei, Duurzame Oogst. Die nota geldt tot 2023 en richt zich sterk op het duurzame en zorgvuldige gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, zoals onder meer het beperken van emissies naar milieu, veilig toepassen door werknemers, onderzoek naar de blootstelling van omwonenden, het stimuleren van toelating en gebruik van laagrisicomiddelen en behoud van een effectief middelen- en maatregelenpakket door blijvende aandacht, ook in EU-verband, voor kleine toepassingen. Die acties lopen door en worden nu tussentijds geëvalueerd door het Planbureau voor de Leefomgeving.

Maar ik vind het belangrijk – en met mij ook anderen – om nu al versterkt in te zetten op weerbare planten en teeltsystemen en een sterkere verbinding met de natuur en daarmee die aspecten van geïntegreerde gewasbescherming3 en alternatieven voor het steeds smaller wordende middelenpakket. Met het oog op de toekomst moeten onze plantenrassen door middel van veredeling resistenties voor ziekten en plagen bevatten. Daarnaast vormen ook precisieland- en tuinbouw een belangrijke ondersteuning van de geïntegreerde aanpak. De gezamenlijke ambitie is dat Nederland toonaangevend in de wereld wordt op het gebied van duurzame gewasbescherming en dat dit een business model is waarmee de Nederlandse telers en partijen in de keten zich op de internationale markt onderscheiden.

De volgende stap is dat, onder regie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de rijksoverheid en de stakeholders een gezamenlijk uitvoeringsprogramma opstellen waarin het handelingsperspectief voor de korte, middellange en lange termijn wordt beschreven en de betrokken organisaties aangeven wat hun bijdrage zal zijn om de visie dichterbij te brengen. De uitkomsten van de tussenevaluatie van de Nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst, waar het Planbureau voor de Leefomgeving nu aan werkt, worden hierin verwerkt. Onderdeel van het programma is ook een systematiek van monitoring en evaluatie voor het bewaken van de voortgang van de verschillende acties en de daarmee beoogde effecten.

Ik streef ernaar om het uitvoeringsprogramma na het zomerreces van 2019 gereed te hebben en naar uw Kamer te sturen. In het uitvoeringsprogramma zal ik ook invulling geven aan de gewijzigde motie-Von Martels (Kamerstuk 27 858, nr. 432) en de motie-Grashoff c.s. (Kamerstuk 27 858, nr. 384). Daarover zal ik uw Kamer te zijner tijd verder informeren.

Pakket van maatregelen emissiereductie gewasbescherming open teelten

De Staatssecretaris van IenW heeft uw Kamer recent, mede namens mij, geïnformeerd over de wijze waarop met de verplichting tot een drukregistratievoorziening zal worden omgegaan (Kamerstuk 27 858, nr. 438). Deze brief geeft aan dat met doelgroepen een intensief proces is doorlopen waarin niet alleen drift, maar ook andere emissieroutes als afspoeling van erven en uit- en afspoeling van percelen zijn besproken. Deze waardevolle dialoog heeft geleid tot het gedeelde besef dat naast driftreductie meer nodig is om emissies naar oppervlaktewater te voorkomen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een breed draagvlak voor een pakket van maatregelen dat beoogt om emissies van gewasbeschermingsmiddelen naar de leefomgeving vanuit open teelten terug te dringen tot nagenoeg nul op 1 januari 2030. De betrokken partijen dragen hier ieder vanuit eigen rol en verantwoordelijkheid aan bij. Dit pakket geeft voor open teelten al deels invulling aan het hierboven genoemde uitvoeringsprogramma.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Agrodis, Artemis, Fedecom, LTO Nederland, Natuur en Milieu, Nefyto, Plantum, UvW, VEWIN

X Noot
3

Geïntegreerde gewasbescherming is een aanpak die gebruik maakt van diverse methoden om ziekten en plagen en onkruiden te beheersen en te bestrijden. Daarbij wordt de inzet van gewasbeschermingsmiddelen zoveel mogelijk voorkomen door het toepassen van preventie, niet-chemische maatregelen, biologische bestrijders en teelttechnische maatregelen. Waar gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn, hebben laagrisicomiddelen de voorkeur en worden emissiebeperkende technieken ingezet om de uitstoot naar het milieu te verminderen.

Naar boven