27 830 Materieelprojecten

Nr. 187 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2016

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vraag van de vaste commissie voor Defensie over de aanbieding van de brochure «DMP bij de tijd» (Kamerstuk 27 830, nr. 184). Deze vraag is ingezonden op 13 september jl.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Inleiding

Tijdens het algemeen overleg Evaluatie DMP van 31 maart jongstleden (Kamerstuk 27 830, nr. 170) heb ik toegezegd een brochure van het nieuwe DMP op te stellen. In het algemeen overleg Materieel van 29 juni (Kamerstuk 27 830, nr. 185) heb ik tevens toegezegd om, in de aanbiedingsbrief, in te gaan op de verschillen met de brochure van 2007. Op 31 augustus ontving u de brochure «DMP bij de tijd»1, inclusief aanbiedingsbrief. Hierin werd vooral ingegaan op de verschillen in de fasering van het nieuwe DMP. In aanvulling hierop ontvangt u hierbij een nadere toelichting op de verschillen tussen de nieuwe brochure en die uit 2007.

Toelichting

In de nieuwe brochure is getracht de leesbaarheid te vergroten door de tekst, ten opzichte van de brochure uit 2007, te vereenvoudigen en in te korten in overeenstemming met de evaluatie van het DMP en zoals besproken tijdens het algemeen overleg van 31 maart. Zo is in de nieuwe brochure veel tekst uit 2007 samengevoegd onder de kopjes «algemeen» en «de fasen». De afspraken met de Tweede Kamer over de informatievoorziening zijn vanzelfsprekend leidend en in de nieuwe brochure verwerkt. De nieuwe brochure bevat daarom niet langer een afzonderlijk hoofdstuk hierover. Verder is naar aanleiding van de evaluatie van het DMP besloten het aantal vertrouwelijke bijlagen te verminderen. Dit strookt met het streven om informatie over het DMP zoveel mogelijk openbaar te maken. Alleen als operationele belangen in het geding zijn of commerciële belangen van de industrie en Defensie kunnen worden geschaad, verstrekt Defensie informatie op vertrouwelijke basis.

Zoals in de brochure gesteld, voldoet Defensie aan de wet- en regelgeving en internationale afspraken over wapenbeheersings- en wapenexportaspecten. Defensie houdt rekening met de beperkingen aan of verboden op de verwerving en doorverkoop van materieel. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ziet toe op de naleving hiervan. Deze regelgeving is niet veranderd maar omwille van de leesbaarheid is de tekst wel iets ingekort.

In de brochure uit 2007 staat voorts dat het DMP van toepassing is op projecten met een financiële omvang van meer dan vijf miljoen euro. De Defensie Materieel Organisatie is voor de uitvoering van projecten tot en met 25 miljoen altijd gemandateerd. De informatievoorziening hierover aan de Tweede Kamer verloopt niet via DMP-brieven, maar via de begroting en het departementale jaarverslag. Over projecten groter dan 25 miljoen euro ontvangt de Kamer altijd een A-brief. Dit is met de evaluatie van het DMP niet gewijzigd. Omdat het DMP uitgaat van gefaseerde informatievoorziening via aparte brieven en dit in de praktijk alleen voor projecten vanaf 25 miljoen euro aan de orde is, is dit bedrag in de evaluatie van het DMP als ondergrens aangemerkt. Daarom komt de grens van vijf miljoen euro niet meer voor in de nieuwe brochure. Dit heeft geen gevolgen voor de informatievoorziening over projecten tot en met 25 miljoen euro. De Tweede Kamer wordt onveranderd via de begroting en het departementale jaarverslag over deze projecten geïnformeerd.

Tevens werd onderscheid gemaakt tussen niet-strategisch en strategisch materieel. Onder het niet-strategisch materieel vielen projecten zoals tenten, aggregaten, vastgoed en IT. De informatievoorziening daarover verliep via de begroting en het departementale jaarverslag, terwijl voor het strategisch defensiematerieel het DMP van toepassing was. Nu besloten is vastgoed conform het DMP te behandelen en de Tweede Kamer voortaan ook regelmatig over IT-projecten wordt geïnformeerd, is het onderscheid tussen niet-strategisch en strategisch materieel eigenlijk niet langer relevant. Zonder vastgoed en IT zijn er immers bijna geen projecten > 25 miljoen euro die onder de categorie niet-strategisch zouden vallen. Daarom wordt dit onderscheid in de nieuwe brochure niet langer gemaakt.

Zoals in de evaluatie «DMP bij de tijd» is gesteld, wordt bij de informatievoorziening aan de Tweede Kamer over IT-projecten onderscheid gemaakt tussen wapensysteemgebonden IT en niet-wapensysteemgebonden IT. Voor wapensysteemgebonden IT geldt het DMP. Over niet-wapensysteemgebonden IT-projecten > vijf miljoen euro rapporteert het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties aan de Tweede Kamer via het rijksbrede ICT-dashboard.2 Ook Defensie levert hiervoor de gegevens aan.

Bij DMP-projecten met een financiële omvang ≥ 250 miljoen euro volgde een DMP-evaluatie (DMP-E). In de brochure «DMP bij de tijd» wordt de grens van 250 miljoen euro niet genoemd, maar dit impliceert geen beperking. Defensie zal projecten blijven evalueren, niet alleen vanwege de financiële projectomvang maar ook op grond van de complexiteit van het project en de grootte van de uitvoeringsrisico’s. In ieder geval zal Defensie de projecten evalueren die de Tweede Kamer als groot project aanmerkt op grond van de rijksbrede regeling grote projecten.

Tot besluit

Het uitgangspunt van het DMP is en blijft de toereikende informatievoorziening van het Ministerie van Defensie aan de Tweede Kamer.

Naar boven