nr. 144
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR
EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2009
In het aanvullende beleidsakkoord «Werken aan toekomst» is
voor 2009 en 2010 totaal € 280 mln beschikbaar gesteld voor versterking
van de kennisinfrastructuur en tijdelijke inzet van private kenniswerkers
in het publieke domein. Deze middelen zijn bedoeld om de gevolgen van de mondiale
recessie voor de kennispositie van Nederlandse bedrijven te dempen en tegelijk
nu de kansen te benutten voor een duurzame en innovatieve economie. In de
huidige economische situatie komt de werkgelegenheid van onderzoekers in de
private sector tijdelijk onder druk te staan. Bedrijven geven aan dat ze zelfs
moeten gaan bezuinigen op R&D-uitgaven om de terugval in omzet op te vangen,
hun moeilijke kaspositie zoveel mogelijk te ontzien en de economische crisis
te overbruggen. Dit kan leiden tot verlies aan R&D-capaciteiten die niet
makkelijk weer op te bouwen zijn. Door tegelijk in te zetten op behoud van –
voor de toekomst noodzakelijk – R&D-personeel en te bouwen aan de
innovatieve kracht van Nederland is het mogelijk om de gevolgen van de crisis
zo op te vangen dat Nederland zo sterk mogelijk uit de crisis komt.
De enveloppe van € 280 mln wordt vorm gegeven als één
programma van twee ministeries. De beschikbare middelen (€ 110 mln
in 2009 en € 170 mln in 2010) komen 50/50 op de begrotingen van
OCW en EZ. Het programma betreft een gebalanceerd pakket dat inzet op kennisontwikkeling
op maatschappelijke thema’s en het behoud van kenniswerkers, via twee
sporen die elkaar aanvullen:
• Spoor 1: Kenniswerkers (€ 180 mln). Dit spoor beoogt
kenniswerkers op termijn voor Nederlandse bedrijven te behouden. Ondernemingen
die kampen met acute omzetdaling kunnen een deel van hun onderzoekers in de
regio inzetten voor onderzoek en ontwikkeling op prioritaire thema’s
in de publieke kennisinfrastructuur. De kennis en expertise van de onderzoekers
wordt voor een periode van maximaal 1,5 jaar beschikbaar gesteld aan publieke
kennisinstellingen, bijvoorbeeld een universiteit of TNO. De onderzoekers
worden gedetacheerd bij deze publieke kennisinstelling, ze blijven
in dienst van de onderneming. Het is de bedoeling dat na die periode de onderzoekers
weer volledig werkzaam zijn in de private sector.
De kenniswerkers worden ingezet op de terreinen die van maatschappelijk
belang zijn en de Nederlandse kennispositie versterken: de sleutelgebieden,
de maatschappelijke innovatieagenda’s en de thema’s van de vraaggestuurde
programmering van TNO en de GTI’s en de thema’s van NWO. Over
de inhoud van het project moet overeenstemming bestaan tussen bedrijven en
kennisinstellingen. De overheid vergoedt de onderneming een substantieel deel
van de loonkosten binnen de ruimte die het kader voor staatssteun voor onderzoek,
ontwikkeling en innovatie biedt. Het bedrijf betaalt zelf het resterende deel
van de loonkosten.
Een of meerdere bedrijven dient/dienen samen met een of meerdere kennisinstellingen
een voorstel in voor het inzetten van de te detacheren onderzoekers. Om te
zorgen dat er na de crisis instroom van nieuwe onderzoekers in bedrijven mogelijk
is, is in zo’n project ook ruimte voor jonge onderzoekers die anders
bij het bedrijfsleven aan de slag zouden gaan. Minimaal 80% van het
budget is bestemd voor de onderneming, maximaal 20% wordt ingezet voor
de loonkosten van de jonge onderzoekers en als bijdrage voor de kosten die
een kennisinstelling maakt.
Het is de bedoeling dat de regeling in juni opengesteld wordt voor voorstellen.
Deze call betreft een deel van de € 180 mln. Uiterlijk eind augustus
wordt over die voorstellen besloten. In september kan de tweede ronde voorstellen
ingediend worden. SenterNovem en NWO voeren de regeling samen uit. De inschatting
is dat we met € 180 mln ca. 2 000 onderzoekers helpen detacheren.
• Spoor 2: High Tech Topprojecten (voorheen Brainport) (€ 100
mln). De high tech sector (nanoelektronica en embedded systemen, automotive)
in Nederland wordt ongekend hard getroffen door een mondiaal terugvallende
vraag, waardoor de omzet met 10% tot soms 60% is gedaald. Onder
de huidige economische omstandigheden èn de prognose voor de rest van
2009 en 2010 komt ook de R&D-intensiteit zwaar onder druk te staan. Het
gaat hierbij om R&D waarin Nederland een onderscheidende mondiale positie
heeft. Als bedrijven zich gedwongen zien om ook te snijden in hun investeringen
in R&D, dan treft dat de ontwikkeling van nieuwe producten die na de crisis
op de markt moeten komen.
Met dit spoor worden omvangrijke strategische R&D-projecten van minimaal € 20
mln op het gebied van High Tech Systemen gestimuleerd. Het subsidiepercentage
zal – afhankelijk van het soort onderzoek – variëren tussen
35 en 50%, met een maximum van € 25 mln. Deze projecten hebben
als doel om de industriële innovatie in deze sector op peil te houden
en zo de kennis- en marktpositie. Daarmee dragen deze projecten bij aan het
in stand houden van bestaande ecosystemen van bedrijven en kennisinstellingen
en waar mogelijk versterken, en aan het creëren van nieuwe strategische
samenwerkingsverbanden. De aanpak maakt gebruik van het organisatorisch vermogen
van de innovatieprogramma’s op het gebied van nanoelektronica en embedded
systemen en automotive om de projecten snel te implementeren. Door deze maatregel
worden de effecten van de kredietcrisis afgeremd en tegelijkertijd prikkels
gegeven om voor de langere termijn de Nederlandse kennis en marktpositie in
een internationale context te verstevigen.
Het is de bedoeling dat de tender in juni opengesteld wordt. De projecten
worden door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld en gerangschikt,
aan de hand van vooraf gepubliceerde criteria. Aan de beoordelingscriteria
van de innovatieprogramma’s wordt ook een crisiscriterium (bijvoorbeeld
omzetdaling) toegevoegd om het speciale karakter van deze projecten te onderstrepen.
Uiterlijk eind augustus wordt besloten welke projecten gefinancierd worden.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk