26 956
Beleidsnota Rampenbestrijding 2000–2004

29 517
Veiligheidsregio’s

nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2007

Inleiding

In maart 2005 hebben de ministers van Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een convenant afgesloten over de ter beschikking staande militaire capaciteiten voor civiele rampenbestrijding en crisisbeheersing. Deze civiel-militaire bestuursafspraken (CMBA) hebben een vervolg gekregen in het project Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS), dat zich richt op de ontwikkeling van Defensie van vangnetpartner naar structurele veiligheidspartner op het terrein van nationale veiligheid en crisisbeheersing.

Onderzoek naar de stand van zaken 2006

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Audit Dienst Defensie (ADD) hebben een onderzoek verricht naar de stand van zaken van de civiel militaire samenwerking1. De centrale vraag bij dit onderzoek was in hoeverre met de civiele en militaire implementatie van de gemaakte afspraken een effectieve militaire inzet ten behoeve van de civiele autoriteiten is geborgd.

Algemene conclusie van het onderzoek

Het totaalbeeld van het onderzoek is dat binnen Defensie de uitvoering van diverse ICMS maatregelen en investeringen nog in volle gang is. De wijze waarop en het tempo waarin de veiligheidsregio’s invulling geven aan ICMS lopen nogal uiteen. Een adequate positionering van Defensie binnen de veiligheidsregio’s moet voor een deel nog worden gerealiseerd. Het gezamenlijk oefenen met de veiligheidsregio’s vindt nog op beperkte schaal plaats.

Nadere uitwerking

De bevindingen van de Inspectie OOV en de ADD zijn nader uitgewerkt in een aantal thema’s. Hieronder worden per thema de conclusies en aanbevelingen van de Inspectie OOV en de ADD vermeld. Per thema geven wij een korte reactie.

1. Wederzijdse bekendheid

Conclusies

Weliswaar zijn in bijna alle veiligheidsregio’s contacten gelegd en kennen de contactpersonen elkaar, maar nog niet alle regio’s beschikken over een eigen Officier Veiligheidsregio. De civiel-militaire afspraken zijn in haar algemeenheid bekend. Zowel bij de veiligheidsregio’s als bij de Regionaal Militaire Commando’s bestaat behoefte aan een overzicht van wat met de inzet van Defensie kan worden bereikt.

Aanbevelingen

Stel voor iedere veiligheidsregio zo snel mogelijk een Officier Veiligheidsregio aan. Zorg voor een eenduidig aanspreekpunt en stem af binnen de eigen (interne) organisatie. Stel een producten- en dienstencatalogus op met de mogelijke defensiebijdragen, bij voorkeur in termen van effecten.

Reactie

De veiligheidsregio is een belangrijke spil waar de civiel-militaire samenwerking om draait. Waar de contacten met Defensie in sommige veiligheidsregio’s i.o. nog niet zijn geformaliseerd zal dit versneld gebeuren. Nog dit jaar zal in elke veiligheidsregio i.o. een Officier Veiligheidsregio van Defensie worden aangesteld.

Defensie en BZK hebben een producten- en dienstencatalogus opgesteld. Deze catalogus geeft inzicht in de gegarandeerde capaciteiten en reactietijden van de krijgsmacht bij nationale veiligheid en crisisbeheersing. Als uitgangspunt geldt dat de bijdrage van Defensie wordt beschreven in termen van operationele effecten in plaats van in middelen. De catalogus genereert meer inzicht in de mogelijke bijdrage van Defensie en maakt onderdeel uit van een bredere ontwikkeling in dit kader. Deze catalogus zal rond juni 2007 aan de Tweede Kamer en andere relevante organisaties en operationele diensten in Nederland worden toegestuurd en waar nodig toegelicht.

2. Voorbereiding in de veiligheidsregio

Conclusies

Veelal zijn alleen over de meest primaire elementen afspraken gemaakt. Over het algemeen is duidelijk wie bevoegd is tot het aanvragen van militaire bijstand, zij het dat onduidelijk is welke informatie in de aanvraag moet worden opgenomen. Niet altijd is helder wie in het aanvraagproces verantwoordelijk is voor de vertaalslag van het operationele probleem naar aan te vragen of in te zetten defensiemiddelen.

Aanbevelingen

Bepaal welke bestuursafspraken met Defensie verder moeten worden geoperationaliseerd. Doe dit zoveel mogelijk in onderlinge afstemming. Laat onder de regie van het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) een format opstellen op basis van de informatiebehoeften in het aanvraagproces. Beleg de operationele coördinatie tussen vraag en aanbod van militaire bijstand op een centrale plaats. Betrek hierbij de rol die het LOCC heeft toebedeeld gekregen in het kader van steun en bijstand.

Reactie

In de eerder genoemde diensten- en productencatalogus wordt in ruime mate aandacht besteed aan de operationalisering van de bestuursafspraken. De catalogus geeft inzicht in de te volgen aanvraagprocedures en bevat tevens een gestandaardiseerd aanvraagformulier waardoor de informatiestroom gestructureerd wordt. Het LOCC is en blijft belast met de landelijke coördinatie van de operationele inzet tijdens rampen, calamiteiten en grootschalige evenementen.

3. Voorbereiding binnen Defensie

Conclusies

Er zijn maatregelen getroffen om aan de gegarandeerde verplichtingen te kunnen voldoen. Tevens is de afhandeling van de formele bijstandsaanvraag tot aan de overdracht van de middelen aan het civiele gezag geborgd in processen. Er bestaat echter nog weinig inzicht in de beschikbaarheid van Defensiecapaciteiten. De beschikbaarheid van sleutelfunctionarissen en het proces waarbij eenheden proactief worden voorbereid op een (naderende) inzet zijn nog niet geborgd.

Aanbevelingen

Laat de actuele beschikbaarheid van de middelen in de producten- en dienstencatalogus op een centraal punt bijhouden. Verder moet de procesgang van proactieve voorbereiding worden vastgelegd en moeten piketdiensten worden opgezet voor betrokken sleutelfunctionarissen.

Reactie

De eerder genoemde producten- en dienstencatalogus wordt centraal beheerd door Defensie en geeft inzicht in de gegarandeerde capaciteiten die de krijgsmacht beschikbaar stelt voor nationale veiligheid en crisisbeheersing. Ten aanzien van de voorbereiding zijn operatieplannen opgesteld waarin de procesgang is opgenomen voor het gereedstellen en activeren van capaciteiten. In deze operatieplannen worden specifieke eenheden genoemd en is tevens de bereikbaarheid van sleutelfunctionarissen beschreven.

4. Inzet van Defensie in een multidisciplinaire context

Conclusies

De plaats van Defensie in de operationele hoofdstructuur wordt grotendeels ad hoc ingevuld. Hierover zijn nog weinig afspraken gemaakt. Er is geen sprake van interoperabiliteit tussen de civiele en militaire verbindingsmiddelen. Evenmin zijn er afspraken gemaakt over het gebruik van communicatiemiddelen. Ondanks het feit dat de juridische kaders rondom de inzet van militairen centraal zijn uitgewerkt, bestaat hierover op het niveau van de veiligheidsregio’s en de Regionaal Militaire Commando’s veel onduidelijkheid.

Aanbevelingen

Werk de plaats en de rol uit van de verschillende defensievertegenwoordigers in de operationele hoofdstructuur en communiceer hierover met de veiligheidsregio’s en de RMC’s. Borg deze plaats in de veiligheidsregio, zoals in crisisbeheersingsplannen en alarmeringsprocedures van de meldkamer. Investeer in maatregelen en maak afspraken ter vermindering van de risico’s wat betreft de alarmering van defensievertegenwoordigers, de verbindingen tussen militaire liaisons en de operatiekamer van het Regionaal Militair Commando en de verbindingen «in het veld» (o.a. C2000). Communiceer over de juridische aspecten naar de veiligheidsregio’s en de Regionaal Militaire Commando’s en neem de aanvraag voor de «machtiging meevoeren bijzondere wapens» hierin mee.

Reactie

Op centraal bestuurlijk en operationeel niveau zijn bij de ministeries van BZK en Defensie de procedures voor het aanvragen van militaire bijstand en steun alsmede de kennis van civiel-militaire samenwerking in organisatorische zin inmiddels geborgd. Op decentraal niveau zal deze implementatie waar nodig nog dit jaar versneld worden uitgevoerd. Door middel van contacten met de hulpverleningsdiensten en de gemeenten wordt gestimuleerd dat defensiefunctionarissen een adequate rol in de regio krijgen toebedeeld en de communicatie wordt zeker gesteld, onder andere door interoperabiliteit van verbindingsmiddelen zoals C2000. Het Regionaal Militair Commando speelt hierbij een centrale rol. Vanuit BZK worden voorlichtingsbijeenkomsten gehouden in de veiligheidsregio’s over de rol en positie van Defensie. In de producten- en dienstencatalogus worden de relevante juridische aspecten van militaire bijstand nader toegelicht. Ook het aspect van het meevoeren en gebruik van wapens is in de catalogus beschreven. Waar nodig zal actieve voorlichting aan de Veiligheidsregio’s en de Regionaal Militaire Commando’s worden gegeven.

5. Opleiden, oefenen en evalueren

Conclusie

De structurele beoefening van de civiel-militaire samenwerking bevindt zich nog in een opstartfase. Een aantal regio’s heeft Defensie een plaats gegeven in het eigen oefen- en opleidingsbeleid. Evaluaties van zowel de veiligheidsregio’s als de Regionaal Militaire Commando’s steunen nog volledig op het reguliere evaluatieproces binnen de eigen organisaties.

Aanbevelingen

Stimuleer het samen oefenen met Defensie. Betrek Defensievertegenwoordigers bij het opstellen van de oefenprogrammering en formuleer jaarlijks de oefenbehoefte met Defensie.

Geef het beoefenen van de nationale taak een structurele plaats in de oefenprogrammering van de eenheden op basis van de geformuleerde vraag uit de regio’s. Evalueer zowel de oefeningen als de inzet gezamenlijk.

Reactie

Het belang van structureel gezamenlijk oefenen en opleiden wordt door alle spelers onderkend. Recent is bijvoorbeeld een convenant afgesloten tussen de Nederlandse Defensie Academie, de Politie Academie en het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid tot verder gaande vormen van samenwerking op het terrein van opleiden. Een gemeenschappelijke oefenkalender geeft inzicht in oefenactiviteiten. Verder wordt het oefenen van civiele diensten met Defensie door BZK gestimuleerd onder meer door het verstrekken van subsidies. Hierbij past een integrale benadering ten aanzien van evaluaties van gezamenlijke oefeningen.

Tot slot

Wij zijn van mening dat civiel-militaire samenwerking een belangrijke schakel is in het verder vergroten van de nationale veiligheid en de crisisbeheersing in Nederland. Binnen het dossier zijn in de afgelopen periode aanzienlijke stappen voorwaarts gemaakt. De implementatie van de maatregelen zoals vermeld in kamerbrief 30 300 X, 106 verloopt voorspoedig, al is de plaats van Defensie als structurele partner nog niet overal gerealiseerd.

Op hoofdlijnen onderschrijven wij de bevindingen en conclusies van de Inspectie OOV en de ADD en verwachten dat de uitvoering van de aanbevelingen zal bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van de civiel-militaire samenwerking.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven