26 642 Europees Sociaal Fonds (ESF)

Nr. 120 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2012

In vervolg op mijn voortgangsbrief van 27 september 2012 (TK 2011/12, 26 642, nr. 116) informeer ik u met deze brief over de uitvoering van het huidige Europees Sociaal Fonds (ESF) programma 2007–2013 in Nederland. Tevens informeer ik u over de afsluiting van de oude programmaperiodes ESF en EQUAL en kijk ik vooruit naar de nieuwe programmaperiode van 2014–2020.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

1. ESF-PROGRAMMA 2007–2013: ECONOMISCHE GROEI VERSTERKEN

Met het programma ESF 2007–2013 wil Nederland de economische groei vergroten. Het ESF wordt ingezet op geconstateerde zwakten van de arbeidsmarkt zoals de beperkte arbeidsparticipatie van ouderen (55+) en mensen met een arbeidsbelemmering. Sinds september 2009 wordt het ESF ook ingezet voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Tevens stimuleert het ESF sociale innovatie en duurzame arbeidsinzet in bedrijven. Daarnaast investeert het ESF in de scholing van lager opgeleide werkenden en in de arbeidstoeleiding van gedetineerden en van leerlingen in het Praktijkonderwijs en Voortgezet speciaal onderwijs.

Het ESF 2007–2013 programma in hoofdlijnen:

 

Prioriteit 1: vergroten arbeidsaanbod

Actie A

Doel

Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (ouderen, arbeidsbeperkten, niet-uitkeringsontvangers) naar werk begeleiden

Aanvragers

Gemeenten, UWV, Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen)

Actie J

Bestrijden en voorkomen jeugdwerkloosheid

Gemeenten, O&O-fondsen

 

Prioriteit 2: bevorderen insluiten op de arbeidsmarkt van kansarmen

Actie B

Doel

Gedetineerden, tbs'ers en jongeren in jeugdinrichtingen voorbereiden op werk en opleiding

Aanvragers

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Actie C

Moeilijk lerende leerlingen begeleiden naar werk of vervolgopleiding

Scholen voor praktijk en voortgezet speciaal onderwijs (PRO- en VSO-scholen)

 

Prioriteit 3: Vergroten aanpassingsvermogen en investeren in menselijk kapitaal

Actie D

Doel

Scholing lager opgeleide werknemers

Aanvragers

O&O-fondsen

Actie E

Sociale innovatie

Werkgevers (rechtspersonen), O&O-fondsen

In paragraaf 2 wordt een aantal Actieoverstijgende onderwerpen belicht. Daarna wordt in paragraaf 3 t/m 8 per Actie de stand van zaken beschreven. In bijlage 1 bij deze voortgangsrapportage zijn de achterliggende tabellen opgenomen met tot nu toe behaalde resultaten. De website van het Agentschap SZW (www.agentschapszw.nl) bevat aanvullende informatie over de onderwerpen die in deze paragrafen aan de orde komen, zoals overzichten van gesubsidieerde projecten, het CBS-rapport «Kenmerken van deelnemers aan ESF-projecten in 2011» en de evaluaties van de Acties B, C en E.

2. ACTIEOVERSTIJGENDE ONDERWERPEN

2.1 Benutting

De ESF-programmaperiode kent een looptijd van zeven jaar. Het financieringssysteem is daarop afgestemd. Het budget komt beschikbaar in zeven jaarlijkse tranches. Elke tranche moet uiterlijk twee jaar na het jaar van ontvangst zijn omgezet in concrete projecten, waarvan de werkelijk gemaakte kosten zijn verantwoord en gedeclareerd bij het Agentschap SZW. Alleen door Agentschap SZW gecontroleerde kosten worden vervolgens opgenomen in een zogeheten betaalaanvraag gericht aan de Europese Commissie. Het gedeelte van de tranche dat niet tijdig is besteed en verantwoord komt automatisch te vervallen. Dit heet decommittering. Het geld schuift dus niet door naar volgende jaren en valt terug in de algemene middelen van de Commissie. In de afgelopen jaren (2007–2011) is er in het Nederlandse ESF-programma geen sprake geweest van decommittering. Ook in 2012 wordt geen decommittering verwacht.

In de eerste jaren van het ESF-programma heeft de nadruk gelegen op het tijdig genereren en starten van projecten. De resterende jaren ligt de nadruk op het voorkomen dat aan het einde van de programmaperiode te veel of te weinig geld zal zijn uitgegeven ten opzichte van het beschikbare budget van € 830 miljoen. Daarvoor wordt per subsidielijn nauwgezet gemonitord welk bedrag daadwerkelijk is besteed en verantwoord door subsidieontvangers. De ervaring leert dat gedurende een programmaperiode gemiddeld circa 55% van de aangevraagde subsidie ook echt wordt gerealiseerd. Er wordt dus meer geld aangevraagd dan uiteindelijk wordt besteed. Op basis van deze ervaring wordt daarom voor elke aanvraagperiode meer geld beschikbaar gesteld dan er feitelijk aan subsidie beschikbaar is. Om het totale ESF-subsidiebudget van € 830 miljoen daadwerkelijk te besteden, verleent SZW circa € 1 535 miljoen aan subsidies. Dit kan leiden tot zogenoemde overcommittering als in de praktijk onverwachts projecten meer subsidie realiseren dan het verwachte realisatiepercentage. Anderzijds is het onwenselijk dat door de Europese Commissie aan Nederland toegekend budget onbenut blijft. Beheersing van het budget is daarom een lastige aangelegenheid. De daadwerkelijke realisatie door projecten wordt maandelijks gemonitord en de verwachting is dat we dichtbij de beoogde € 830 miljoen zullen uitkomen.

Indien onderbenutting dreigt kan binnen de drie hoofdprioriteiten van het ESF-programma worden geschoven. Ook tussen de prioriteiten kan worden geschoven. Dit vergt expliciete toestemming van de Europese Commissie.

In het najaar van 2011 is op basis van de beschikbare inzichten in de realisaties van de verschillende subsidielijnen vastgesteld dat er binnen Prioriteit 1 (Vergroten arbeidsaanbod) bij de beide Acties A en Jeugd sprake was een lichte onderbenutting (€ 19 respectievelijk 17 mln). Door de middelen samen te voegen is ruimte gecreëerd voor een extra aanvraagronde voor gemeenten en UWV. Binnen Prioriteit 3 (Vergroting aanpassingsvermogen en investeren in menselijk kapitaal) was bij Actie D sprake van onderbenutting (raming € 91 mln). Tegelijkertijd was binnen dezelfde Prioriteit sprake van een grote overtekening op het beschikbare budget voor sociale innovatie door bedrijven (Actie E, onder meer gericht op duurzame inzetbaarheid van werkenden). Gelet hierop heb ik binnen deze Prioriteit € 51 mln verschoven naar Actie E. Tenslotte heeft een reallocatie van middelen plaatsgevonden naar twee Acties ten behoeve van kwetsbare mensen, in het bijzonder jongeren: re-integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten en wajongeren door het UWV (€ 20 mln) en arbeidstoeleiding van leerlingen uit het Praktijkonderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs (Actie C: 20 mln). Hiervoor is toestemming verleend door de Europese Commissie.

Eind 2012 zal opnieuw op basis van de dan beschikbare inzichten in de realisaties worden vastgesteld of sprake is van een te verwachten onderbenutting en zullen zo nodig aanvullende maatregelen worden getroffen.

2.2 Transnationaliteit

In het Operationeel Programma is ruimte gemaakt voor transnationale samenwerking. Daarbij is gekozen om deze samenwerking vooral te richten op de onderstaande drie thema’s: (1) re-integratie van (ex-)gedetineerden, (2) sociale innovatie in arbeid en (3) langer doorwerken van ouderen. Nederland participeert voor de eerste twee thema’s in transnationale netwerken en is ten behoeve van het derde thema voorzitter van het Europese «ESF Age Network». Het netwerk bestaat uit ministeries en ESF-autoriteiten van 14 lidstaten en regio’s. Met subsidie van de Europese Commissie wisselt dit netwerk tot 2013 kennis uit over effectieve overheidsprogramma’s voor duurzame inzetbaarheid: langer, productief en gezond werken (zie ook www.esfage.eu ).

Het jaar 2012 (het Europese Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen generaties) is het laatste jaar van het huidige werkprogramma van het netwerk. Dit jaar worden de aanbevelingen en praktische handreikingen van het netwerk voor ministeries en ESF Autoriteiten gepubliceerd. De Europese Commissie bereidt inmiddels een nieuwe subsidieronde voor 2013 en 2014 voor.

2.3 Administratieve lastenverlichting

Het gebruik van ESF-middelen brengt administratieve lasten met zich mee voor de aanvragers. De belangrijkste eis is dat een inzichtelijke en controleerbare administratie met betrekking tot de uitvoering van het project moet worden bijgehouden. Deze administratie bestaat uit een projectadministratie (waaronder een deelnemersadministratie) en een financiële administratie. Het zo beperkt mogelijk houden van deze lasten heeft doorlopende aandacht. Op basis van opgedane ervaringen is eind 2010 een aantal vereenvoudigingen in de ESF-subsidieregeling doorgevoerd, die hun weerslag hebben op de resterende programmaperiode. De belangrijkste vereenvoudigingen zijn de introductie geweest van een standaardopslag werkgeverslasten, waardoor het berekenen en controleren van het uurloon sterk vereenvoudigd is en een standaardprijs voor BBL-trajecten. Daarnaast is in oktober 2011 een sterk vereenvoudigde subsidiemogelijkheid voor bedrijven gecreëerd ten behoeve van sociale innovatie.

2.4 Terugvordering voorschotten

In het kader van de uitvoering van het ESF kunnen aanvragers gebruik maken van dienstverleners, zoals administratiekantoren of andere intermediairs.

Een van deze intermediairs, die voor een aantal O&O-fondsen (verder te noemen «de fondsen») de administratie en het financiële beheer van ESF-projecten voert, heeft op 11 juni jongstleden aangekondigd wegens betalingsonmacht faillissement aan te vragen.

De fondsen die met dit administratiekantoor werken, zijn eindverantwoordelijk voor de goede uitvoering van de projecten en daarmee ook voor een oplossing van de ontstane situatie. Zij hebben er inmiddels voor zorg gedragen dat de administratie van de ESF-projecten wordt overgenomen door een specifiek voor dit doel opgerichte stichting. Dit met als doel de lopende projecten af te ronden, de gevoerde administratie te kunnen laten controleren, en om de administratie te kunnen behouden tot 2021. Dit laatste is een strikte voorwaarde in de Europese regelgeving en is noodzakelijk om de subsidiegelden daadwerkelijk te kunnen declareren bij de Europese Commissie.

Ter toelichting geldt het volgende. In de periode 2007–2011 is aan de betrokken fondsen voor de uitvoering van in totaal 80 scholingsprojecten subsidie toegekend. Toegekend wil in dit geval zeggen dat dit bedrag is gereserveerd voor de uitvoering van deze projecten. Of subsidie daadwerkelijk wordt verleend is afhankelijk van de resultaten (werkelijk gemaakte subsidiabele kosten). Om concreet tot uitvoering van de projecten te kunnen komen hebben de fondsen conform de regels voorschotten ontvangen (in totaal ruim € 29 miljoen), die als de einddeclaraties lager zijn, kunnen worden teruggevorderd. Bij de ontvangst van einddeclaraties bleek dat deze in een aantal gevallen lager waren dan de uitgekeerde voorschotten. Het Agentschap SZW heeft in september 2011 het verschil (een bedrag ter hoogte van 7,7 miljoen euro) teruggevorderd bij de desbetreffende fondsen. Deze fondsen gaven toen aan niet tot terugbetaling in staat te zijn omdat het administratiekantoor, waaraan zij de voorschotten ter uitvoering van de projecten hadden doorbetaald, dit bedrag niet kon terug betalen.

Ik heb de besturen van de betreffende O&O-fondsen hierop uiteraard aangesproken en hen gevraagd met een plan van aanpak te komen om de situatie op te lossen. Ik heb daarbij aangegeven dat ik bereid ben om ondersteuning te bieden teneinde de projecten succesvol af te ronden. In dat kader heb ik voor het terugbetalen van de voorschotten aan SZW voorlopig uitstel verleend.

2.5 Auditrapport en Nationale verklaring

Jaarlijks voert de Rijksauditdienst van het Ministerie van Financiën een systeemaudit betreffende de effectieve werking van het beheers- en controlesysteem (een verplichting op grond van artikel 62 lid 1a van EG-Verordening 1083/2006). Op 4 april 2012 is een positief oordeel afgegeven (systeem functioneert, enkele verbeteringen nodig).

Het kabinet heeft op 16 mei 2012 de Nationale Verklaring 2012 over het financieel beheer van de Europese Fondsen in gedeeld beheer aangeboden aan de Tweede Kamer en daarnaast ook aan de Europese Commissie ten behoeve van haar verantwoording over de Europese begroting aan het Europees Parlement. Het betreft de verantwoording over de uitgaven inzake de Landbouwfondsen, het Europees Visserij Fonds, de Migratiefondsen en de Structuurfondsen: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en Europees Sociaal Fonds over de periode januari 2010 tot en met december 2010. De Rijksauditdienst heeft ten behoeve van deze Nationale Verklaring aanvullend verklaard dat de in 2010 bij de Europese Commissie gedeclareerde uitgaven in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn op basis van de geldende Europese en nationale voorschriften tot op het niveau van begunstigden.

3. MENSEN MET EEN GROTE AFSTAND TOT DE ARBEIDSMARKT NAAR WERK BEGELEIDEN (ACTIE A)

Deze subsidielijn richt zich op doelgroepen zonder baan met een afstand tot de arbeidsmarkt. SZW stelt deze subsidie beschikbaar om gemeenten en het bedrijfsleven te stimuleren aandacht aan deze groepen te besteden. Het betreft re-integratietrajecten waarbij deelnemers scholing, training en individuele en/of groepsbegeleiding krijgen.

Doelstelling:

langdurig werklozen aan een baan helpen

Doelgroepen:

– niet-uitkeringsontvangers;

– mensen met een arbeidsbelemmering (100% WWB);

– gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een aanvullende WWB, IOAW of IOAZ uitkering of een uitkering van het UWV;

– personen met een Wajong uitkering;

– 55-plussers met een WWB, IOAW of IOAZ uitkering of een uitkering van het UWV.

Aanvragers:

– gemeenten

– UWV;

– erkende opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen).

Actualiteiten

Per 1 mei 2012 is een nieuw aanvraagtijdvak voor gemeenten opengesteld. De belangstelling hiervoor is groot geweest. Het subsidieplafond van € 50 miljoen aan aanvragen is inmiddels bereikt. Uiterlijk 1 september 2012 zullen alle aanvragen door het Agentschap SZW zijn beoordeeld en beschikt.

Budget

In de zeven aanvraagtijdvakken die in de jaren 2007 tot en met 2012 binnen Actie A zijn opengesteld, is in totaal € 287 miljoen aan subsidies toegekend. Zoals in paragraaf 2.1 toegelicht wordt in de praktijk slechts een gedeelte van de toegekende (in feite: gereserveerde) middelen daadwerkelijk benut. Aanvragers hebben circa € 24 miljoen aan projecten ingetrokken. Daarnaast blijkt uit de tot nu toe gecontroleerde einddeclaraties van de projecten uit de jaren 2007–2010 dat het realisatiepercentage gemiddeld op 44% ligt. Met de openstelling van het aanvraagtijdvak in mei jongstleden zullen naar verwachting de laatste beschikbare middelen worden benut.

Resultaten

In het Operationeel Programma ESF 2007–2013 zijn drie kwantitatieve doelstellingen opgenomen voor Actie A:

  • Jaarlijks nemen 4 730 mensen deel aan een project;

  • 75% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde re-integratietraject binnen het ESF-project af;

  • 8% van de ingestroomde deelnemers stroomt uit naar arbeid.

Twee van de drie doelstellingen zijn nu, op ruim tweederde van het programma, gehaald.

In de jaren 2007 tot en met 2011 hebben 86 486 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt meegedaan in een door ESF gefinancierd project. Dat betekent dat tot nu toe aanzienlijk meer werkzoekenden zijn bereikt dan aan het begin van de programmaperiode was ingeschat. Het openstellen van additionele aanvraagtijdvakken in 2012 zal verder bijdragen aan een toename van het aantal mensen dat met ESF extra ondersteuning heeft (gehad) bij het vinden van een baan.

Van alle deelnemers is van 28% vastgesteld (in plaats van de 75% die als kwantitatieve doelstelling geldt) dat zij inmiddels een (re-integratie)traject hebben afgerond. Dit is de verhouding tussen het aantal afgeronde re-integratietrajecten en het totaal aantal deelnemers. Dat dit percentage niet hoog is valt voor een deel te verklaren uit het feit dat een aantal deelnemers het ESF-project nog niet heeft afgerond. Belangrijker is echter dat het re-integratietraject van veel deelnemers meer omvat dan binnen het ESF-project wordt aangeboden. Als het ESF-project stopt loopt het re-integratietraject gewoon door (nu geheel ten laste van de gemeente). De meting van de resultaten aan het einde van het ESF-project geeft daarmee een ontoereikend beeld. Aan het CBS is daarom inmiddels opdracht gegeven om via een pilot te onderzoeken of en in hoeverre aan de hand van het burger servicenummer ex-deelnemers aan een ESF-project nog enige tijd gevolgd kunnen worden, om vast te stellen wat hun arbeidsmarktpositie is. In de volgende voortgangsbrief zal uw Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze pilot.

De derde doelstelling wordt gehaald. Van alle deelnemers heeft 9% een baan (8 194). Hoewel in absolute zin toegenomen is dit aantal op het totaal aantal deelnemers iets teruggelopen (vorig jaar: 12%). Verwacht mag worden dat naarmate meer deelnemers hun traject hebben afgerond dit percentage gedurende de programmaperiode verder zal oplopen.

Tot slot is ook gemeten hoeveel deelnemers duurzaam aan het werk geholpen zijn. Duurzaam betekent dat iemand minimaal zes maanden in een bepaalde baan werkzaam is. Tot en met 2010 is 84% van de deelnemers die na het afronden van hun re-integratietraject een baan hebben gekregen, langer dan zes maanden werkzaam. Voor 2011 zijn deze gegevens nog niet beschikbaar.

In tabel 2 van bijlage 1 staan meer resultaten over Actie A.

4. BESTRIJDEN EN VOORKOMEN VAN JEUGDWERKLOOSHEID (ACTIE J)

Het vorige kabinet heeft de ESF-subsidies Jeugd 1 en Jeugd 2 in het leven geroepen om jeugdwerkloosheid te bestrijden en een oploop ervan te voorkomen. Onder de noemer Actie J zijn twee subsidielijnen opengesteld.

Doelstelling:

Bestrijden en voorkomen jeugdwerkloosheid

Doelgroepen:

jongeren van 15 tot en met 27 jaar

Aanvragers:

gemeenten

erkende opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen).

Jeugd 1

Voor de subsidielijn Jeugd 1 (J1) heeft het kabinet dertig coördinerende gemeenten aangewezen. Deze gemeenten hebben in 2009 en 2010/2011 subsidie ontvangen om samen met andere gemeenten op lokaal niveau projecten te financieren die aansluiten bij het landelijke en de regionale Actieplannen Jeugdwerkloosheid.

Jeugd 2

Sectoren (in casu O&O-fondsen) hebben in dezelfde periode eveneens ESF-subsidie kunnen aanvragen om jongeren aan werk te helpen. Deze subsidielijn betreft Jeugd 2 (J2). Voorwaarde was dat zij een sectorarrangement hadden afgesloten met de VNG (of met één of meer door de VNG aangewezen gemeenten) of met het UWV. De ESF-subsidie kan worden ingezet om projecten uit te voeren die in deze arrangementen zijn afgesproken.

Actualiteiten

Met het oog op de stijgende jeugdwerkloosheid is in mei 2012 de mogelijkheid geopend voor gemeenten om de looptijd van hun project te verlengen met maximaal zes maanden. Deze looptijdverlenging stelt gemeenten in staat de realisatie van de projecten te verhogen en zo alle beschikbare middelen te benutten.

Budget

In de twee aanvraagtijdvakken die in de jaren 2009 en 2010 binnen Actie J zijn opengesteld, is in totaal bijna € 103 miljoen aan subsidie toegekend. Door aanvragers is voor € 3 miljoen aan projecten ingetrokken. De realisatie voor eindcontrole door het Agentschap SZW van de tot nu toe ingediende einddeclaraties ligt op gemiddeld 78%.

Resultaten

In het Operationeel Programma ESF 2007–2013 is de volgende kwantitatieve doelstelling opgenomen:

  • Jaarlijks nemen 20 000 werkloze jongeren deel aan een door ESF Actie J1 of J2 gefinancierd project.

Door het bereiken van 38 035 werkloze jongeren in 2011 is deze doelstelling ruimschoots gehaald.

In tabel 3 in bijlage 1 staan meer resultaten ten aanzien van Actie J.

5. GEDETINEERDEN, TBS’ERS EN JONGEREN IN JEUGDINRICHTINGEN VOORBEREIDEN OP WERK EN OPLEIDING (ACTIE B)

De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie, kan ESF-subsidie aanvragen. Met de subsidie kan DJI extra middelen inzetten om de arbeidsmarktpositie van gedetineerden, tbs-gestelden en jongeren in een jeugdinstelling of jeugdinrichting zodanig te verbeteren dat zij uiteindelijk naar werk bemiddelbaar zijn of na detentie direct inpasbaar zijn in een arbeidsmarkt gerelateerd programma of regulier opleidingstraject.

Doelstelling:

gedetineerden, tbs’ers en jongeren in jeugdinrichtingen

voorbereiden op werk en opleiding

Doelgroepen:

gedetineerden, tbs'ers en jongeren in jeugdinrichtingen

Aanvragers:

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Actualiteiten

De aanvraag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie uit het aanvraagtijdvak oktober 2011, ter grootte van € 15 miljoen, is toegekend. In oktober 2012 zal het laatste aanvraagtijdvak worden geopend. Het hiervoor beschikbare budget zal afhankelijk zijn van de realisatie van het 2011 project.

Budget

In de vier aanvraagtijdvakken die in de jaren 2007 tot en met 2011 binnen Actie B zijn opengesteld, is in totaal € 77.3 miljoen aan subsidie toegekend. Uit de tot nu toe gecontroleerde einddeclaraties blijkt dat gemiddeld 74% van de verleende subsidie daadwerkelijk wordt benut.

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn twee kwantitatieve doelstellingen opgenomen:

  • Streven is dat jaarlijks 1 580 mensen deelnemen aan een ESF Actie B project;

  • 80% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde traject binnen het ESF-project af.

In de jaren 2007 tot en met 2011 zijn in totaal 13 115 personen bereikt, waar 7 900 personen als doel was gesteld. Dit betekent dat de doelstelling ten aanzien van het aantal deelnemers ruimschoots is gehaald.

Uit de tot nu toe beschikbare gegevens tot en met 2010 (cijfers over 2011 zijn nog onvolledig) is op te maken dat 67% van de ingestroomde deelnemers het re-integratietraject inmiddels heeft afgerond (6 556 van de 9 769). De doelstelling is daarmee niet behaald. Net als bij Actie A geldt ook hier dat een deel van de ESF-projecten nog loopt en dat mogelijk sprake is van een ontoereikende meting (dit wordt onderzocht in de eerdergenoemde CBS-pilot).

Op basis van de definitieve gegevens over de jaren 2008–2009 uit de projecten en van het CBS is vastgesteld dat circa 15% van de deelnemers direct na afronding van hun traject een baan heeft gevonden (1 495). Daarnaast vindt in een aantal gevallen uitstroom plaats naar een vervolgopleiding (bijna tweederde van de deelnemers zit in de leeftijdscategorie 15–24 jaar). Voor 2010 en 2011 zijn deze gegevens nog niet beschikbaar.

In tabel 4 in bijlage 1 staan meer resultaten ten aanzien van Actie B.

6. LEERLINGEN BEGELEIDEN NAAR WERK OF VERVOLGOPLEIDING (ACTIE C)

Actie C biedt subsidie aan scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. De scholen zetten de subsidie in om leerlingen voor te bereiden op of te begeleiden naar een functie op de reguliere arbeidsmarkt, of te begeleiden naar een vervolgopleiding op mbo-1 niveau of naar het beroepsbegeleidend onderwijs.

Doelstelling:

leerlingen begeleiden naar een baan of een vervolgopleiding

Doelgroepen:

leerlingen in het praktijk en voortgezet speciaal onderwijs

Aanvragers:

scholen voor praktijk en voortgezet speciaal onderwijs (PRO- en VSO-scholen)

Actualiteiten

Medio maart is het aanvraagtijdvak 2012 opengesteld. Ten opzichte van eerdere jaren is sprake van een ophoging van het budget geweest van € 24 naar € 48 miljoen. Er zijn 244 aanvragen ingediend met een totale ESF omvang van bijna € 42 miljoen. Dit is iets minder dan het beschikbare budget, waardoor ieder project in beginsel voor ESF in aanmerking kan komen, indien aan de voorwaarden uit de ESF-subsidieregeling wordt voldaan. De aanvragen zullen uiterlijk eind juni van dit jaar zijn beoordeeld en beschikt.

Budget

In de zes aanvraagtijdvakken die in de periode 2007 tot en met 2012 binnen Actie C zijn opengesteld, is bijna € 193 miljoen aan subsidie toegekend. Het aantal intrekkingen is laag, er is een bedrag van € 1,9 miljoen mee gemoeid. Op basis van de tot nu toe gecontroleerde einddeclaraties is het realisatiepercentage 66%.

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn twee gekwantificeerde doelstellingen voor deze Actie opgenomen:

  • Streven is dat jaarlijks 750 leerlingen in een ESF Actie C project worden voorbereid op een functie op de reguliere arbeidsmarkt of toegeleid naar een vervolgopleiding op mbo-1 niveau of naar het beroepsbegeleidend onderwijs;

  • 94% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde traject binnen het ESF-project af.

Met behulp van ESF hebben in de huidige periode 46 566 leerlingen arbeidsmarktgerichte scholing gekregen. De eerste doelstelling voor de jaren 2007 tot en met 2011 is daarmee ruimschoots behaald.

Op basis van de tot nu toe beschikbare gegevens blijkt dat 36% van de totaal ingestroomde leerlingen een traject heeft afgerond. De doelstelling is daarmee niet behaald. Ook hier geldt dat er sprake is van lopende projecten en het risico van onderregistratie. Onderzoek hiernaar is onderdeel van de eerdergenoemde CBS-pilot.

Er zijn ook metingen verricht op het gebied van uitstroom naar vervolgopleidingen of naar werk. Van de 16 690 deelnemers die tot dusverre hun traject hebben afgerond is ruim de helft doorgestroomd naar een vervolgopleiding (MBO-1 of BBL), en is ruim een derde doorgestroomd naar werk.

Tot slot is onderzoek gedaan naar de bereikte duurzame uitstroom naar werk door de leerlingen die een traject hebben afgerond. Duurzaam is hierbij gedefinieerd als zes maanden werkzaam op een arbeidsplaats. Ongeveer 67% van de leerlingen die in 2008 t/m 2010 na beëindiging van het project zijn uitgestroomd naar werk (6 372), heeft na zes maanden nog steeds een baan.

In tabel 5 van bijlage 1 staan meer resultaten ten aanzien van Actie C.

7. SCHOLING LAGER OPGELEIDE WERKENDEN (ACTIE D)

Eén van de doelen van het ESF is om een betere arbeidsmarktpositie te creëren voor laagopgeleide werknemers. Werkgevers kunnen via de Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen subsidie aanvragen voor het scholen van hun werknemers met een opleiding op maximaal mbo-4 niveau. Werknemers volgen met deze subsidie opleidingen, trainingen en cursussen.

Doelstelling:

scholen van laagopgeleide werknemers

Doelgroepen:

laaggeschoolde werknemers

Aanvragers:

erkende opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen).

Budget

In de zes aanvraagtijdvakken die in de periode 2007 tot en met 2011 binnen Actie D zijn opengesteld, is totaal € 742 miljoen aan subsidie toegekend. Daarvan hebben aanvragers circa € 53 miljoen (i.e. 7%) aan subsidietoekenningen ingetrokken. Op basis van de tot nu toe gecontroleerde einddeclaraties is het realisatiepercentage circa 30%. Zoals aangegeven in paragraaf 2.1 is een bedrag van € 91 miljoen gerealloceerd naar andere programma-onderdelen om onderbenutting te voorkomen.

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn drie kwantitatieve doelstellingen opgenomen:

  • Jaarlijks worden 18 000 werknemers geschoold in een ESF Actie D project;

  • 85–90% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde traject binnen het ESF-project af;

  • 10% van de deelnemers, die voor aanvang van het project nog geen startkwalificatie had, behaalt deze kwalificatie.

In de uitvoeringsjaren 2007 tot en met 2011 hebben in totaal ruim 547 816 personen deelgenomen aan ESF Actie D, waar 90 000 als doel was gesteld voor deze vijf jaren. Dit fors hogere aantal ten opzichte van de doelstelling in het OP is te verklaren doordat de kosten per opleiding of training alsook de opleidingsduur te hoog zijn ingeschat. Met hetzelfde geld kunnen dus meer werknemers worden geschoold.

De tweede doelstelling wordt in de jaren 2007 t/m 2010 behaald. Iedere deelnemer kan binnen een ESF-project meerdere trajecten afronden. Dit betekent dat het aantal afgeronde trajecten hoger kan zijn dan het aantal unieke deelnemers. Dat was in 2010 het geval. Daarmee wordt de doelstelling van 85–90% ruimschoots gehaald. Voor 2011 zijn nog geen cijfers beschikbaar.

Ten opzichte van de totale instroom heeft slechts 3% een startkwalificatie behaald. De doelstelling van 10% zal naar verwachting niet worden gehaald. Dit blijkt alleen haalbaar, indien een aanzienlijk deel van de deelnemers bij aanvang een mbo-1 niveau heeft. Alleen dan is het realistisch dat binnen een trajectduur van maximaal 1,5 jaar een startkwalificatie (mbo-diploma vanaf niveau 2) wordt behaald (tijdens of naast werktijd). Hier staat tegenover dat 24% van de deelnemers een deelkwalificatie behaalt op niveau 2 t/m 4. In de praktijk blijkt vooral behoefte te zijn aan korte, functiegerichte scholingstrajecten.

In tabel 6 van bijlage 1 staan meer resultaten ten aanzien van Actie D.

8. SOCIALE INNOVATIE (ACTIE E)

Deze subsidielijn is gericht op het bevorderen van sociale innovatie. Werkgevers kunnen subsidie aanvragen om binnen hun organisatie te experimenteren met het slimmer organiseren van werkprocessen en werkomstandigheden.

Doelstelling:

sociale innovatie

Doelgroepen:

werkgevers die bedrijfsprocessen verbeteren en duurzame inzetbaarheid vergroten om effectiever te werken

Aanvragers:

werkgevers (arbeidsorganisaties), O&O-fondsen

Actualiteiten

Actie E1

In oktober 2011 is het aanvraagtijdvak voor Actie E1-Vitale bedrijven opengesteld. De belangstelling van bedrijven voor de subsidie bleek bijzonder groot en hebben er 4 288 aanvragers voor bijna € 77,2 miljoen aangevraagd. Doordat er nog financiële ruimte beschikbaar was (zie hiervoor paragraaf 2.1) is het subsidieplafond opgehoogd tot € 77,2 miljoen. Door de ophoging hebben de 4 288 aanvragers in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

Imiddels zijn de aanvragen uit aanvraagtijdvak oktober 2011 beschikt.

Actie E2:

Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O fondsen) kunnen vanaf 1 mei 2012 subsidie aanvragen voor het bevorderen van duurzame inzetbaarheid in hun sector. Subsidie kan worden aangevraagd van 1 mei 2012 tot en met 31 december 2013, zolang er budget beschikbaar is. Het totale budget is € 20 miljoen. Per project is minimaal € 90 000 en maximaal € 160 000 subsidie beschikbaar. Uitsluitend erkende O&O fondsen, al dan niet in een samenwerkingsverband, komen voor subsidie in aanmerking. Tot op heden zijn er 26 aanvragen ingediend voor een totaal bedrag van € 3 618 693.

Budget

Voor Actie E (oude stijl) zijn tot nu toe drie tijdvakken opengesteld in de jaren 2008, 2009 en 2010. In totaal is € 25,4 miljoen aan subsidie toegekend. Daarvan hebben aanvragers voor een bedrag van circa € 2 miljoen aan subsidietoekenningen ingetrokken. Uit de tot nu toe gecontroleerde einddeclaraties van de projecten uit 2008 en 2009 blijkt dat gemiddeld 72% van de verleende subsidie daadwerkelijk wordt benut. Voor Actie E1 en E2 zijn deze gegevens nog niet beschikbaar.

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn voor Actie E de volgende doelstellingen opgenomen:

  • Jaarlijks zullen ongeveer 40 projecten Sociale Innovatie starten

  • Van het beoogde aantal projecten levert 90% een implementatieplan op

Binnen Actie E is er geen sprake van deelnemers, maar van implementatieplannen op het gebied van sociale innovatie. De aanvraagtijdvakken in 2008, 2009, 2010 en 2011 zijn jaarlijks overtekend zodat de Actie kan worden aangemerkt als succesvol. De doelstelling dat jaarlijks minimaal 40 projecten zullen starten met de uitvoering van het project wordt steeds gehaald.

Van de gestarte E (oude stijl) projecten heeft tot nu toe 88% een implementatieplan opgeleverd. Dit resultaat zal naar verwachting oplopen wanneer de laatste einddeclaraties van het ESF- programma (gespreid over dit kalenderjaar) worden ingediend.

Sociale innovatie, Vitale bedrijven, Actie E1, is in 2011 opgezet om sociale innovatie toegankelijk te maken voor het midden- en kleinbedrijf middels een ESF-bijdrage van maximaal € 18 000 per aanvraag. Deze projecten hebben een relatief korte looptijd. Zij zijn in 2011 en 2012 verleend en zullen naar verwachting gespreid over 2012 en begin 2013 een einddeclaratie (met eindproduct) indienen.

9. OUDE PROGRAMMAPERIODES EN EQUAL

9.1 ESF en EQUAL 2000–2006

De Europese Commissie heeft de eindverslagen van de programma’s ESF 2000–2006 en EQUAL goedgekeurd. De Europese Commissie dient nu nog de winding up declaration van deze programma’s te beoordelen; dit betreft de verklaring van de Auditdienst Rijk. De Commissie heeft volgens de Europese Verordening formeel de tijd tot medio 2013.

9.2 ESF 1994–1999

Uit deze periode is nog één beroepszaak in behandeling. Binnenkort zal een laatste rapportage aan de Europese Commissie worden gezonden over de slotstand van de nabetalingen inzake bezwaar, beroep en hoger beroep.

10. NNIEUWE PROGRAMMAPERIODE 2014-2020

De vraag of, en zo ja hoeveel Structuurfondsmiddelen beschikbaar komen voor Nederland, wordt bepaald in het kader van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MKF) voor de periode 2014–2020. Op 29 juni 2011 heeft de Europese Commissie haar voorstellen gepresenteerd. De onderhandelingen hierover zijn volop gaande. Het streven is dat in december 2012 een akkoord bereikt is. Zoals bekend streeft het kabinet naar een daling van het Europese budget voor structuurfondsen door het beleid enkel te richten op de armste regio’s in de armste lidstaten. Concreet houdt dit in dat het kabinet geen ESF meer in rijke landen zoals Nederland wil uitvoeren. Dit standpunt maakt onderdeel uit van de Nederlandse inzet betreffende het MFK 2014–2020, die gericht is op een hervorming van de financiering van de EU-begroting en die moet leiden tot een substantiële afdrachtenbesparing voor Nederland. Denkbaar is niettemin dat de uitkomsten van deze onderhandelingen over het MFK met zich meebrengen dat er toch ESF-middelen beschikbaar komen voor Nederland.

Om voorbereid te zijn op een nieuwe ESF-periode is gestart met het verkennen van thema’s. Leidend hiervoor zijn kaders die zijn neergelegd in de concept-structuurfondsenverordeningen. Kern daarvan is de focus op de Europa2020-doelstellingen. In de concept ESF-verordening 2014–2020 is deze focus uitgewerkt in een menustructuur van drie thematische doelstellingen, gericht op (a) de bevordering van de werkgelegenheid en ondersteuning van de arbeidsmobiliteit, (b) investering in onderwijs, vaardigheden en leven lang leren en (c) bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede. De concept-ESF verordening schrijft voor dat binnen deze drie thema’s nog weer een nadere prioritering moet worden aangebracht. In overleg met gemeenten, UWV, sociale partners en departementen wordt een verkenning uitgevoerd naar een mogelijk invulling op het terrein van re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, kwetsbare jongeren en het bevorderen van een duurzame arbeidsinzet van werkenden. Bij de keuze en vormgeving van de thema’s zijn een verhoging van (financiële) beheersbaarheid, een verlaging van administratieve lasten en uitvoeringskosten, en een grotere resultaatgerichtheid voor mij leidende randvoorwaarden. Het streven is erop gericht in maart 2013 een formeel voorstel voor de invulling van een nieuw ESF-programma 2014–2020 aan de Europese Commissie te kunnen voorleggen ter goedkeuring. Voorafgaand hieraan wordt dit voorstel aan de Tweede Kamer voorgelegd. De haalbaarheid van deze planning is afhankelijk van de voortgang van de onderhandelingen over het MFK en daaraan gekoppeld de onderhandelingen over de nieuwe Algemene Structuurfondsenverordening en nieuwe ESF-verordening.

BIJLAGE 1: WAT ZIJN DE RESULTATEN VAN HET ESF PROGRAMMA TOT NU TOE?

Inleiding

De doelstellingen van de ESF-programmaperiode 2007–2013 in Nederland zijn neergelegd in het Operationeel Programma (OP) en vertaald naar indicatoren. In dit overzicht wordt ingegaan op de resultaten die tot nu toe beschikbaar zijn ten aanzien van deze indicatoren.

Toelichting en leeswijzer

Het ESF-programma is naar doelgroep en doelstelling onderverdeeld in zes Acties:

 

Doel

Uitvoerders

Actie A

Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (ouderen, arbeidsbeperkten, niet-uitkeringsontvangers) naar werk begeleiden

Gemeenten, UWV, Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen)

Actie J

Bestrijden en voorkomen jeugdwerkloosheid

Gemeenten, O&O-fondsen

Actie B

Gedetineerden, tbs'ers en jongeren in jeugdinrichtingen voorbereiden op werk en opleiding

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Actie C

Moeilijk lerende leerlingen begeleiden naar werk of vervolgopleiding

Scholen voor praktijk en voortgezet speciaal onderwijs (PRO- en VSO-scholen)

Actie D

Scholing lager opgeleide werknemers

O&O-fondsen

Actie E

Sociale innovatie

Werkgevers (rechtspersonen), O&O-fondsen

In het OP is per Actie een onderscheid gemaakt tussen drie soorten indicatoren, te weten: output-, resultaat-, en impactindicatoren. De output- en resultaatindicatoren zijn bedoeld om de uitkomsten van ESF-projecten te meten. Het gaat hierbij met name om het aantal bereikte personen uit de betreffende (sub-) doelgroepen en hoeveel personen een traject hebben afgerond, dan wel aan het einde van de projecten zijn doorgestroomd naar arbeid. De impactindicatoren zijn benoemd om de impact van dit ESF-programma te meten en worden gebruikt voor de evaluatie van het ESF-programma 2007–2013.

In dit overzicht zijn de resultaten weergegeven voor de ESF Acties A, Jeugd, B, C en D, waarbij de resultaten zijn gespecificeerd naar de indicatoren uit het OP. De Actie E komt in dit overzicht niet aan bod. Actie E richt zich niet op deelnemers en daarom zijn hiervoor geen resultaten met betrekking tot deelnemers te meten.

Het overzicht is opgebouwd uit zes tabellen. Tabel 1 betreft de impact van het ESF-programma tot nu toe. Bij de Acties A, Jeugd, C en D wordt de duurzame uitstroom naar arbeid gemeten. Duurzaam betekent in dit geval dat iemand minimaal zes maanden na afloop van zijn traject in een bepaalde baan werkzaam is. Bij Actie B wordt gemeten wie na afloop van zijn traject een baan heeft. De percentages geven weer hoeveel procent van de mensen met een afgerond traject zijn doorgestroomd naar (duurzame) arbeid. De tabellen 2 tot en met 6 geven voor de Actie A, Jeugd, B, C en D de uitkomsten van de ESF-projecten weer aan de hand van output- en resultaatindicatoren.

De weergegeven resultaten betreffen een momentopname. Voor een groot aantal ESF-projecten zijn op de betreffende momentopname nog niet alle resultaten bekend. Daarnaast is sprake van onderregistratie. Trajecten kunnen langer duren dan de looptijd van een ESF-project, deelnemers stromen vaak gedurende de gehele looptijd van een ESF-project in. Als het ESF-project afloopt, neemt de subsidie-aanvrager (gemeente, school, justitiële instelling) de afronding van het traject geheel voor eigen rekening. De deelnemer en diens afronding van het traject zijn dan echter buiten beeld van ESF. Het CBS gaat op verzoek van SZW in 2012 een pilot uitvoeren om na te gaan in hoeverre het mogelijk is een ex-deelnemer nog enige tijd te volgen. Aan de hand van deze resultaten kunnen nog geen conclusies worden getrokken. Ten aanzien van de impactindicatoren geldt bovendien dat het meten van de impact pas echt nuttige informatie geeft aan het einde van de programmaperiode. Dit overzicht is dan ook bedoeld om een eerste indruk te krijgen van de behaalde resultaten met betrekking tot de doelstellingen van de ESF-programmaperiode 2007–2013.

BIJLAGE 2: WAT ZIJN DE RESULTATEN VAN HET ESF PROGRAMMA TOT NU TOE?

Tabel 1: Impact 2007–2011 (duurzaamheid van de bereikte uitstroom naar arbeid)

Tabel 1: Impact 2007–2011 (duurzaamheid van de bereikte uitstroom naar arbeid)

Tabel 2: Actie A 2007–2011

Tabel 2: Actie A 2007–2011

Tabel 3: Actie J 2007–2011

Tabel 3: Actie J 2007–2011

Tabel 4: Actie B 2007–2011

Tabel 4: Actie B 2007–2011

Tabel 5: Actie C2007–2010

Tabel 5: Actie C2007–2010

Tabel 6: Actie D2007–2011

Tabel 6: Actie D2007–2011
Naar boven