26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 101 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 januari 2011

Met deze brief informeer ik u, mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, als toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling d.d. 23 november jl., over de taakuitoefening van het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (verder: NCP) in de periode 2007–2010. Het NCP is ingesteld bij besluit d.d. 16 februari 2007 voor een periode van drie jaar. Dit besluit is verlengd tot 1 april 2011. In dit besluit is bepaald dat het NCP een evaluatieverslag opstelt over de doeltreffendheid van zijn taakvervulling voor het einde van de instellingstermijn. Het NCP heeft dit gedaan door zich als eerste van de deelnemende landen te onderwerpen aan een vrijwillig «peer review» en daarop bij brief van 16 juni jl. te reageren.

Hieronder vindt u de reactie van de regering op deze zelfevaluatie en andere onderzoeken over de taakuitoefening van het NCP. Tevens wordt de motie Kalma c.s. d.d. 13 april 2010 (26 485, nr. 93), inzake het verbinden van consequenties aan uitspraken van het NCP, behandeld. Voorts wordt ingegaan op de toezegging, gedaan tijdens het Algemeen Overleg op 4 maart 2009, over het informeren van ambassades over de OESO-richtlijnen (kamerstuk 26 485, nr. 66, blz. 38).

1. Het instellen van een Nationaal Contactpunt ter uitvoering van een internationale verplichting

De Nederlandse regering onderschrijft de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (verder: OESO-richtlijnen of «de richtlijnen»). Deze richtlijnen geven de verwachtingen weer van overheden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Nederland is een van de 42 onderschrijvende landen van de OESO-richtlijnen. De OESO-richtlijnen vereisen dat alle deelnemende overheden een NCP inrichten om toe te zien op de implementatie van de richtlijnen. De mogelijkheid om een melding te doen van een vermeende schending van de OESO-richtlijnen bij een NCP is een onderscheidend kenmerk van de richtlijnen ten opzichte van andere MVO-gedragscodes. Thans worden de richtlijnen in OESO-verband herzien om ze aan te passen naar de huidige tijd en inzichten. De inzet voor deze herziening valt buiten de reikwijdte van deze brief, maar de regering is voornemens de herziening ruimhartig te benaderen in de Nederlandse context. Bij de herziening van de richtlijnen komen ook de procedurele aspecten van het functioneren van de NCP’s aan de orde.

Het Nederlandse NCP bestaat in de huidige vorm nog geen vier jaar. De taakuitoefening is bezien aan de hand van reeds verrichte onderzoeken, praktijkervaring en de inzichten die daaruit voortkomen. Hiervoor zijn de volgende bronnen in ogenschouw genomen (zie bijlagen)1:

  • i) OESO peer review, een vrijwillige beoordeling van het Nederlandse NCP d.d. 15 maart jl.;

  • ii) reactie van het NCP op de uitkomsten van het OESO peer review bij wijze van zelfevaluatie, die op 16 juni jl. werd gezonden aan de minister van Economische Zaken;

  • iii) onderzoek in opdracht van de minister van Economische Zaken naar het effect van voorlichting over de OESO-richtlijnen door het NCP d.d. 14 juni jl.; en

  • iv) Onderzoek «Assessing the contribution of the OECD guidelines for multinational Enterprises to responsible business conduct» van OECD Watch, juni 2010.

2. De inrichting van het Nationaal Contactpunt 2008-2010

Op 27 juni 2000 heeft de OESO een revisie vastgesteld van zijn richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Bij deze revisie is besloten dat ieder land de verplichting heeft om een Nationaal Contactpunt in te richten. De samenstelling en de institutionele inrichting van de NCP’s is overgelaten aan het inzicht van de landen zelf. Hierbij wordt verwacht dat de NCP’s een functionele gelijkwaardigheid kennen.

Het Nederlandse Nationaal Contactpunt werd ingericht in 2000. Bij de eerste inrichting bestond het NCP uit een interdepartementaal ambtelijk comité.

Na een grondige beleidsevaluatie is in december 2006 besloten de inrichting van het Nederlandse NCP te herzien. Er werd onderzoek gedaan naar de visies van belanghebbenden over de rol, effectiviteit, reikwijdte van het mandaat en efficiëntie van het NCP. Een herzien NCP had als doel de bekendheid van het Nederlandse bedrijfsleven met de richtlijnen, en daarmee met het MVO beleid, te verbeteren. Op 16 februari 2007 werd het huidige NCP ingesteld tot 1 april 2010 (verlengd tot 1 april 2011).

Het huidige NCP bestaat uit onafhankelijke leden en ambtelijke adviserende leden. De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is verantwoordelijk voor het functioneren van het NCP. Het secretariaat van het NCP is dan ook ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Een communicatie adviseur functioneert binnen de context van MVO Nederland.

De onafhankelijke leden zijn aangezocht door de staatssecretaris van Economische Zaken, zowel op grond van hun deskundigheid als op grond van hun achtergrond in de verschillende groepen van belanghebbenden. De onafhankelijke leden vervullen hun NCP-rol als nevenfunctie en ontvangen een tegemoetkoming voor de door hen werkelijk bestede tijd binnen de daarvoor voor de Rijksoverheid geldende regelingen.

De vier benoemde onafhankelijke leden zijn:

  • de heer mr. F.W. Evers (voorzitter);

  • mevrouw prof. dr. J.F.G. Bunders-Aelen;

  • de heer mr. H. Mulder; en

  • de heer L.J. de Waal.

De adviserende leden zijn vertegenwoordigers van de voor het werk van het NCP meest relevante ministeries, die om advies worden gevraagd over de wijze van voorlichting over de richtlijnen en in geval van specifieke meldingen. Ze vertegenwoordigen de ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Buitenlandse Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Infrastructuur en Milieu op directeursniveau.

Beschrijving van activiteiten en werkwijze

In artikel 2, lid 2 van het instellingsbesluit van het NCP werd vastgesteld dat het NCP tot taak heeft:

  • a. de OESO-richtlijnen uit te dragen; en

  • b. meldingen van vermeende schendingen van de richtlijnen te behandelen.

In de OESO-richtlijnen worden procedurele aanwijzingen gegeven over de wijze waarop NCP’s meldingen dienen te behandelen. Dit wordt hieronder nader beschreven. Opgemerkt dient te worden dat voor de taakuitoefening van het NCP in de toelichting van het instellingsbesluit een nadere uitleg wordt gegeven over de benadering van de procedurele aanwijzingen. Zo wordt er onder andere bepaald dat het NCP een ruime benadering moet hanteren voor het vaststellen van de eisen voor ontvankelijkheid.

Uitdragen van de OESO-richtlijnen: communicatiestrategie

Het NCP houdt twee keer per jaar bijeenkomsten met belanghebbenden om ze te informeren over de behandeling van meldingen, promotieactiviteiten en internationale bijeenkomsten in OESO-kader. Belanghebbenden zijn in het algemeen vertegenwoordigers van bedrijven, brancheverenigingen, vakbonden of maatschappelijke organisaties. Een ieder die zich belanghebbende voelt, kan deelnemen aan de bijeenkomsten en wordt actief aangemoedigd om deel te nemen en onderwerpen voor bespreking aan te brengen.

Het NCP stelt jaarlijks een communicatieplan vast voor de promotie van de richtlijnen. In 2008 en 2009 is de nadruk gelegd op voorlichting aan het mkb door middel van intermediaire organisaties zoals de Kamers van Koophandel, brancheverenigingen en de EVD (nu: Agentschap NL).

Daarnaast zijn er presentaties gegeven, onder andere aan de inkoopdirecteuren van een Nederlandse multinationale onderneming in de chemische industrie en aan de voorzitters van centrale ondernemingsraden van vijftig grote bedrijven.

Er is een website ingericht waarin de verschillende onderwerpen, waarvoor de richtlijnen een handvat bieden, kort worden beschreven, praktijkvoorbeelden worden gegeven en waar procesinformatie over de behandeling van meldingen van vermeende schendingen van de richtlijnen te vinden is (www.oesorichtlijnen.nl). De website is ook in het Engels beschikbaar.

Ook heeft het NCP een instrument ontwikkeld voor bedrijven, waarmee zij voor hun eigen sector en situatie inzicht kunnen krijgen in de relevantie en samenhang van MVO-gedragscodes (http://www.oesorichtlijnen.nl/navigator).

Het Nederlandse NCP heeft daarnaast in november 2009 bijgedragen aan een internationale workshop voor het maatschappelijke middenveld in Zuidoost-Azië. Het doel van de workshop was om duidelijk te maken welke rol maatschappelijke organisaties kunnen spelen in NCP-procedures over vermeende schendingen van de OESO-richtlijnen door westerse bedrijven, of om de noodzaak van dergelijke procedures te voorkomen.

Toezegging AO 4 maart 2010

Onder verwijzing naar de toezegging uit het Algemeen Overleg van 4 maart jl. wil ik u verder berichten dat de Nederlandse ambassades, consulaten-generaal, Netherlands Business Support Offices (NBSO’s) en Netherlands Agricultural Business Support Offices (NABSO’s) geïnformeerd zijn over de OESO-richtlijnen en het NCP door middel van het MVO-paspoort, dat in januari 2010 naar deze posten is toegestuurd (Tweede Kamer, kamerstuk 26 485, nr. 84, 19 januari 2010). In individuele contacten met ambassades en tijdens interne conferenties wordt gewezen op het belang van het betrekken van lokale belanghebbenden hierbij.

Behandeling van meldingen van de richtlijnen: vijf meldingen behandeld

De procedurele aanwijzingen van de OESO-richtlijnen stellen dat een NCP dient bij te dragen aan het oplossen van kwesties die gerelateerd zijn aan de implementatie van de richtlijnen in «specifieke zaken». Het gaat hierbij in het algemeen om vermeende schendingen van de richtlijnen door bedrijven. NCP’s dienen eerst een inschatting te maken of een melding ontvankelijk is voor verder onderzoek. Daarnaast dienen NCP’s partijen bij te staan om de kwesties op te lossen door onder andere bemiddeling (mediation) te faciliteren en aan te bieden. Indien partijen niet tot een overeenstemming komen, stelt het NCP een eindverklaring op over de medewerking van partijen aan de NCP-procedure en doet aanbevelingen voor de naleving van de richtlijnen.

Voor de behandeling van meldingen van vermeende schendingen van de richtlijnen heeft het NCP een nadere beschrijving van zijn werkwijze opgesteld, die te vinden is op de website van het NCP. De werkwijze geeft onder meer een omschrijving van de mogelijkheid voor het vragen van een preadvies, vaststelling van ontvankelijkheid, hoe wordt omgegaan met beoordeling van de melding en bemiddeling. Recent is bijvoorbeeld een nieuwe werkwijze vastgesteld over besluitvorming ingeval van samenloop van een NCP-procedure en een gerechtelijke procedure. Deze werkwijze is gebaseerd op die van het NCP van het Verenigd Koninkrijk.

In de bijlagen wordt een overzicht gegeven van de meldingen die het NCP behandelt of in behandeling heeft gehad. Sinds juni 2007 heeft het NCP vijf meldingen behandeld, waarvan twee reeds door het eerdere ambtelijke NCP in behandeling genomen waren. Het betrof één melding over arbeidsnormen en vier meldingen over milieunormen. In twee van de vijf zaken is het NCP tot een eindverklaring gekomen over de naleving van de richtlijnen. Een zaak is ingetrokken naar aanleiding van separate bemiddeling door de heer R. Lubbers, omdat een vermeende schending van de richtlijnen dreigde te escaleren tot een diplomatiek conflict tussen Nederland en India. De overige twee zaken betroffen meldingen die primair in behandeling genomen zijn door een ander NCP, namelijk Ierland en Argentinië. De melding in Ierland is afgesloten middels een gezamenlijke eindverklaring over de naleving van de richtlijnen. Behandeling van de melding in Argentinië is met instemming van beide partijen tijdelijk opgeschort in verband met mogelijke negatieve effecten op een parallelle gerechtelijke procedure. Alle gegevens zijn beschikbaar op de website www.oesorichtlijnen.nl.

Bijdragen aan de ontwikkeling van de OESO-richtlijnen en NCP’s in algemene zin

Naast de promotie van de OESO-richtlijnen en de behandeling van vermeende schendingen, draagt het NCP bij aan discussies over implementatie van de richtlijnen in OESO-verband, tijdens jaarlijkse bijeenkomsten van alle NCP’s. Het Nederlandse NCP heeft zich als eerste vrijwillig laten evalueren door OESO-collega’s om gezamenlijk lering te trekken uit het functioneren van het Nederlandse NCP in de afgelopen drie jaar. Bovendien heeft het Nederlandse NCP een aantal initiatieven genomen om de probleemoplossende capaciteiten van NCP’s te versterken, zoals een bemiddelingsworkshop voor alle NCP’s, en een handleiding voor bemiddeling in OESO-kader.

Het NCP wordt daarnaast actief betrokken bij de herziening van de OESO-richtlijnen die dit en komend jaar plaatsvindt.

3. Terugblik: taakvervulling van het Nationaal Contactpunt 2008–2010

De regering hecht aan een goede uitvoering van de internationale verplichting om een NCP in te stellen. Mede daarom is na een diepgaande evaluatie in 2006 gekozen voor een grondig herzien NCP, dat bestaat uit onafhankelijke leden. Het NCP in zijn huidige vorm functioneert nog geen vier jaar. Voor conclusies blijkt deze periode wat kort. Daarom wordt de taakvervulling van het NCP in de afgelopen instellingstermijn beschouwd aan de hand van reeds verrichte onderzoeken en de inzichten die daaruit voortkomen.

De volgende bronnen zijn daarvoor gebruikt:

  • OESO peer review van het Nederlandse NCP

    Tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van NCP’s in 2008 heeft het Nederlandse NCP aangegeven zich vrijwillig te willen laten reviewen door collega-NCP’s. Dit zogenaamde «peer review» vond plaats in het najaar van 2009. Het NCP beoogde een onafhankelijk beeld te krijgen van zijn OESO-collega’s over de inrichting en het functioneren van het nieuw gevormde NCP. Op 15 maart 2010 was het rapport gereed. Er werd geconcludeerd dat het NCP zijn taak serieus vervult en goed functioneert. Wel werden er aanbevelingen gedaan ten aanzien van institutionele verbeteringen en procedurele waarborgen bij de behandeling van meldingen.

  • Zelfevaluatie: reactie van het NCP op de OESO peer review

    Op 16 juni 2010 verzond het NCP een brief in reactie op het peer review rapport aan de voorzitter van het OESO-investeringscomité. Deze brief is gelijktijdig verzonden aan de minister van Economische Zaken. Het NCP gaf hierin aan de aanbevelingen, die binnen de mogelijkheid vallen om de eigen werkwijze te bepalen, grotendeels te zullen opvolgen. Deze reactie van het NCP op de peer review is de invulling van de in het instellingsbesluit genoemde zelfevaluatie. Het NCP benadrukt dat de NCP-procedure geen semigerechtelijke aard heeft, maar een poging is om, in samenspraak met betrokkenen, tot oplossingen te komen die mogelijke schendingen van de richtlijnen in de toekomst kunnen voorkomen. Met die opvatting is er plaats voor een bemiddelingsproces, ook al is het tot nu toe niet mogelijk gebleken in de aangemelde zaken een bemiddeld resultaat tussen partijen te bereiken. In de eindverklaringen van het NCP is daarvoor steeds de reden gegeven.

  • Onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie naar het effect van NCP-voorlichting en de bekendheid met de OESO-richtlijnen bij bedrijven en intermediaire organisaties in 2007–2010

    Uit dit onderzoek blijkt dat de bekendheid bij bedrijven en intermediaire organisaties met de OESO-richtlijnen en het NCP vrij laag is gebleven. Bekendheid ten aanzien van MVO en actie op specifieke MVO-thema’s die in de richtlijnen worden behandeld, zoals milieu, kinderarbeid en/of corruptie, neemt wel toe. Enkele deelnemers aan het onderzoek vroegen zich af of het noodzakelijk is dat de OESO-richtlijnen als zodanig, en het NCP, bij bedrijven bekend zijn. Zij hechten daarentegen wel belang aan de in de OESO-richtlijnen vervatte normen en praktische informatie over MVO-thema’s. De richtlijnen vormen echter een volledig normenkader voor alle MVO-thema’s en zijn het enige kader dat een uitgewerkt geschillenbeslechtingsysteem bevat. Voldoen aan de richtlijnen houdt per definitie ook medewerking aan NCP-procedures in.

  • Onderzoek «Assessing the contribution of the OECD guidelines for multinational Enterprises to responsible business conduct» van OECD Watch naar het functioneren van NCP’s wereldwijd in de afgelopen 10 jaar

    In dit rapport worden zorgen geuit over het functioneren van NCP’s in algemene zin. Hoewel het rapport niet specifiek ingaat op het functioneren van het Nederlandse NCP, zijn enkele bevindingen relevant. Er zou een gebrek aan vertrouwen zijn in veel NCP’s, omdat meldingen ten onrechte als niet-ontvankelijk worden verklaard, niet goed worden beoordeeld of ondoorzichtig worden behandeld. Dat er zeventien NCP’s zijn die nog nooit een melding hebben behandeld, wordt als zorgwekkend ervaren. Er zouden te hoge kosten zijn verbonden aan het indienen van een melding. Voorts zouden het ontbreken van follow-up van gedane aanbevelingen en uitblijven van consequenties voor zwaarwegende en herhaalde schendingen het werk van NCP’s ongeloofwaardig maken.

Het Nederlandse NCP vervult zijn taak serieus

In algemene zin

Door herziening in 2007 werd het Nederlandse NCP het eerste onafhankelijke NCP. De herziene invulling van het NCP is positief ontvangen door bedrijven en maatschappelijk middenveld. Het NCP heeft daarmee een goede internationale reputatie opgebouwd. Het Noorse NCP heeft het Nederlandse model overgenomen in 2010.

Uit de resultaten van het peer review en het onderzoek van OECD Watch kan worden opgemaakt dat het Nederlandse NCP zijn taken op een serieuze wijze en met toewijding vervult. De leden van het NCP worden als deskundig en onafhankelijk ervaren. Het Nederlandse NCP hanteert een structurele communicatiestrategie over de OESO-richtlijnen. Met belanghebbenden, zoals bedrijven, werkgeversorganisaties, vakbonden, maatschappelijke organisaties en dergelijke, vindt regelmatig overleg plaats over de uitleg en toepassing van de OESO-richtlijnen, alsmede over de voortgang van de behandeling van meldingen. Voorts hanteert het NCP een ruime interpretatie van de procedurele en materiële voorwaarden voor de behandeling van meldingen, waardoor toegang tot de procedures van het NCP zo eenvoudig mogelijk wordt gemaakt.

Hoewel in de peer review waardering uit is gesproken over de communicatieplannen van het NCP, deel ik de opvatting van het NCP dat in de communicatie over de betekenis van de OESO-richtlijnen nog een wereld te winnen is. Ik verwacht dat versterking van de samenwerking met onder andere brancheorganisaties nog meer kan opleveren.

Aandachtpunten voor het Nederlandse NCP

De inzichten die uit de gehanteerde bronnen volgen, leveren de volgende aandachtpunten op:

  • 1. Weinig meldingen: niet alleen bij het Nederlandse NCP

    Sinds de instelling van het NCP in 2007 zijn drie nieuwe meldingen1 behandeld (zie ook beschrijving in hoofdstuk 2). De laatste melding dateert van oktober 2008. Daarnaast heeft het Nederlandse NCP zijn medewerking verleend aan twee zaken2 die in behandeling waren bij een ander NCP.

    Hoewel het ontvangen van veel meldingen geen doel op zich is, kan er worden afgevraagd of er onnodige barrières zijn in de toegang tot het NCP. Daar het Nederlandse NCP geen aanvullende procedurele of materiële eisen stelt aan de indiening van meldingen, en zelfs een ruime interpretatie hanteert van deze eisen, lijkt dit niet het geval. Niet alleen het Nederlandse NCP krijgt weinig meldingen. Sinds 2000 zijn er ongeveer honderd meldingen ingediend bij de eenenveertig NCP’s wereldwijd. Hieruit volgt dat er gemiddeld jaarlijks wereldwijd slechts tien meldingen worden gedaan. In de afgelopen tien jaar ontving het Nederlandse NCP ongeveer even veel klachten (12) als de Verenigde Staten (13) en België (13). Het Nederlandse NCP behoort daarmee tot de vijf NCP’s die de meeste meldingen behandelen.

    Het geringe aantal meldingen staat in contrast tot het toenemende aantal kamervragen over mogelijke schendingen van internationale arbeidsnormen door Nederlandse bedrijven. Blijkbaar geven de potentiële melders de voorkeur aan deze route.

  • 2. Partijen zijn in de behandelde zaken niet tot een bemiddelde overeenstemming gekomen

    De meldingen hebben geleid tot vier verklaringen van het NCP over de toepassing en toepasselijkheid van de OESO-richtlijnen. In de behandelde zaken zijn partijen, ondanks de poging tot bemiddeling van het NCP, niet tot overeenstemming gekomen.

    In de meldingen die zijn behandeld door het NCP blijkt dat het vaak om zaken gaat die reeds geruime tijd tussen partijen spelen en gaandeweg een conflict zijn geworden. Een NCP-melding blijkt vooral in te worden gezet als dreiging. Het NCP heeft aangegeven zich te willen richten op het eerder in gesprek brengen van partijen, zonder dat daar een melding aan vooraf is gegaan. Hierdoor zou meer plaats zijn voor partijen om met een brede blik te spreken over gezamenlijke belangen. De regering steunt het NCP in deze proactieve aanpak, om toekomstige schendingen van de richtlijnen te voorkomen.

  • 3. Er is ruimte voor institutionele verbeteringen en procedurele waarborgen

    De aanbevelingen van het peer review rapport en de reactie van het NCP richten zich op een aantal institutionele verbeteringen en procedurele waarborgen. Hiervan zijn vooral van belang:

    • transparantie in het benoemingsproces van NCP-leden;

    • borgen van voldoende bemiddelingscompetentie van de leden;

    • procedurele waarborgen om bemiddeling en oordeelsvorming te scheiden;

    • inrichten van een bezwaarmogelijkheid;

    • follow-up van aanbevelingen aan bedrijven en consequenties bij herhaalde en zwaarwegende schendingen.

    Wat betreft deze aanbevelingen kan het volgende gemeld worden.

    Voor de benoeming van nieuwe NCP-leden bij de aftreding van huidige leden zal de regering toezien op een transparant proces, waarbij belanghebbenden actief zullen worden betrokken.

    Ten aanzien van de aanbeveling over het borgen van bemiddelingscompetenties van de leden kan de regering zich vinden in het standpunt van het NCP dat leden een goede beoordeling moeten kunnen maken over de situatie in relatie tot de richtlijnen, alsmede partijen nader tot elkaar moeten kunnen brengen. Een goede kennis hebben van en ervaring met de richtlijnen is van groot belang ten behoeve van bewustmaking van en kennisdeling met bedrijven. De huidige leden beschikken over de nodige bemiddelingservaring. Dit neemt niet weg dat het inschakelen van een externe bemiddelaar (werkwijze van het Britse NCP) in voorkomende situaties nuttig kan zijn. Onder verwijzing naar de toezegging van 17 maart jl. tijdens het Algemeen Overleg kan ik u berichten dat het NCP nadrukkelijk de ruimte krijgt om een externe bemiddelaar in te zetten wanneer de situatie daarom vraagt, en dat dit kan worden bekostigd uit bestaande middelen.

    Inzake de suggestie om een bezwaarmogelijkheid in te richten stelt het NCP dat dit de NCP-procedure een ongewenst juridisch karakter zou geven, terwijl toegang tot het NCP een laagdrempelig karakter moet hebben. Indien belanghebbenden twijfels hebben over het functioneren van het NCP, kan dit onder de aandacht worden gebracht van de verantwoordelijke bewindspersoon.

    Het NCP heeft voorts naar aanleiding van het peer review zijn werkwijze aangepast, zodat er follow-up wordt gepleegd ten aanzien van aanbevelingen aan bedrijven. Op consequenties van eindverklaringen wordt hieronder nader ingegaan (onder sub 4).

Bevindingen

De herziening van het NCP in 2007 is positief ontvangen door bedrijven en maatschappelijk middenveld. Het NCP heeft een goede internationale reputatie opgebouwd en behoort tot de vijf actiefste NCP’s wereldwijd. Het NCP in huidige vorm bestaat nu ruim drie jaar. Er lijkt er geen grond om de instelling en werkwijze ingrijpend aan te passen. Dit standpunt wordt mede onderbouwd door het feit dat enkele vooruitstrevende landen het Nederlandse model (willen) overnemen, en de uitgesproken positieve waardering van de Speciale VN Vertegenwoordiger voor bedrijven en mensenrechten, prof. John Ruggie. Prof. Ruggie noemde het Nederlandse model vanwege de onafhankelijke inrichting de «golden standard».

Natuurlijk zijn er aandachtspunten voor het functioneren van het NCP. Deze worden deels ondervangen door institutionele verbeteringen en procedurele waarborgen. De regering heeft er vertrouwen in dat het NCP zijn werkwijze verder zal verbeteren door de lessen die hierover zijn geleerd in de afgelopen termijn. De regering steunt het NCP in de opvatting dat toegang tot het NCP gepaard moet gaan met goede waarborgen ten aanzien van geheimhouding van informatie, duidelijke tijdslijnen en een onafhankelijk oordeel, teneinde een vertrouwenwekkende procedure te bieden voor betrokkenen. Melders moeten hun klachten kunnen brengen bij een orgaan dat zorgvuldig en objectief handelt, bedrijven moeten de ruimte hebben om hun informatie over een situatie te delen zonder dat ze daarmee een bedrijfsrisico lopen, en moeten kunnen vertrouwen op de bemiddelende en adviserende rol van het NCP. Een duidelijke procedure, tijdslijnen en scheiding tussen bemiddelingsacties van het NCP en de formulering van aanbevelingen in een eindverklaring tijdens de behandeling van een melding, dragen hieraan bij. Deze punten zijn aan de orde gekomen in het peer review. Het NCP heeft aangegeven zijn werkwijze op deze punten verder aan te scherpen en te verhelderen.

De regering steunt het NCP in zijn streven om proactief met bedrijven en maatschappelijk middenveld in gesprek te komen over problemen met de implementatie van de OESO-richtlijnen. Dit houdt onder meer in dat bedrijven ook bij het NCP terecht kunnen wanneer een conflict over de toepassing van de richtlijnen zich lijkt aan te dienen.

4. Verbinden van consequenties aan uitspraken van het NCP

De motie-Kalma c.s. over de gevolgen van een uitspraak van het NCP voor overheidssteun (26 485, nr. 92)

De regering is door de Tweede Kamer in een motie verzocht om te onderzoeken welke consequenties kunnen worden verbonden aan NCP-eindverklaringen (de motie-Kalma c.s. over de gevolgen van een uitspraak van het NCP voor overheidssteun (26 485, nr. 92)).

NCP-uitspraken zullen worden gehanteerd als bron voor de beoordeling van aanvragen voor overheidssteun waarvoor conformiteit met de OESO-richtlijnen wordt gevraagd

Ter uitvoering van deze motie kan worden aangesloten bij de eisen die worden gesteld ten aanzien van de OESO-richtlijnen bij bepaalde overheidsinstrumenten, zoals het zogenoemde financieel buitenland instrumentarium. Aanvragers van subsidie dienen aan te geven dat zij zich zullen inspannen om de OESO-richtlijnen na te leven.

NCP-uitspraken zullen in de uitvoering van deze subsidies extra worden benadrukt als een bron bij de beoordeling van een aanvraag voor overheidssteun en bij de uiteindelijke vaststelling van de subsidie. Indien een NCP-uitspraak indicaties biedt voor het niet naleven van de richtlijnen, zal navraag worden gedaan bij het bedrijf en, indien daartoe aanleiding bestaat, nader onderzoek worden gedaan. De uitvoerende instantie zal nagaan of de risico’s die op basis van de uitspraak bestaan, ook gelden voor het te subsidiëren project. Bij non-conformiteit zal worden onderzocht of de subsidie geheel of gedeeltelijk zal worden ingetrokken en teruggevorderd. Ten aanzien van kinder- en dwangarbeid is een wettelijke regeling in voorbereiding, waarmee aan subsidieontvangers de verplichting kan worden opgelegd om aanwijzingen te melden van de inzet van kinder- of dwangarbeid in een project dat in het buitenland wordt uitgevoerd. Bij schending van die meldingsplicht kan een boete worden opgelegd.

In het kader van Duurzaam Inkopen worden voorwaarden gesteld die ook in de hoofdstukken van de OESO-richtlijnen voorkomen. Tengevolge hiervan zouden NCP-eindverklaringen kunnen worden benut bij de boordeling of voldaan wordt aan de inkoopvoorwaarden.

Ook zal de regering meewegen of deelname aan handelsmissies gepast is wanneer een bedrijf volgens een NCP-eindverklaring niet aan de OESO-richtlijnen heeft voldaan. Hiervoor zijn geen wettelijke aanpassingen of uitvoeringsmaatregelen nodig aangezien dit tot de discretionaire bevoegdheid behoort van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Tot slot zal de regering het voorbeeld van het Verenigd Koninkrijk volgen en eindverklaringen actief beschikbaar stellen aan grote institutionele beleggers. Na overleg met diverse beleggers is gebleken dat institutionele beleggers ruimte zien om NCP-eindverklaringen mee te wegen in hun beoordelingen.

De niet-bindende aard van de richtlijnen verzet zich tegen directe rechtsgevolgen

Overwegende dat de OESO-richtlijnen een niet-juridisch bindend karakter hebben en dat het mandaat van een NCP op deze grondslag rust, acht de regering het onwenselijk om directe rechtsgevolgen aan NCP-uitspraken te verbinden.

De richtlijnen zijn vooral gericht op het beïnvloeden van het gedrag van bedrijven. De behandeling van NCP-meldingen is een vorm van geschillenbeslechting die gericht is op toekomstbestendige oplossingen voor een goede implementatie van de richtlijnen. De waarde hiervan is gelegen in een gezamenlijke probleemoplossing en verandering in gedrag van bedrijven op basis van het normatieve kader van de richtlijnen. Het doel van een NCP-procedure is niet gericht op het bestraffen van bedrijven of het bieden van schadevergoeding aan slachtoffers. In de praktijk kan dit overigens wel een resultaat zijn.

Hoewel deskundige NCP-leden een onafhankelijk beeld vormen over een melding, heeft dit niet tot gevolg dat NCP-uitspraken hetzelfde gewicht hebben als rechterlijke uitspraken. De uitspraken van het NCP worden niet gedaan onder dezelfde waarborgen die een rechterlijke procedure kent. Rechterlijke procedures zijn ingekleed met vaststaande procedurevereisten, rechtsmachtregelingen, onderzoeksbevoegdheden, bezwaar- of beroepsmogelijkheden, en zijn gebaseerd op bindende juridische bepalingen. De OESO-richtlijnen voorzien hier niet in en zijn daartoe niet ingericht.

Indien NCP-procedures aan dezelfde eisen zouden moeten voldoen als rechterlijke procedures, zodat het verbinden van directe rechtsgevolgen aan uitspraken door derden redelijk zou zijn, dan zou dit ten koste gaan van de laagdrempeligheid voor melders en bedrijven om zich te wenden tot het NCP.

5. Conclusie

Voor de nieuwe instellingstermijn zal de invulling van de internationale verplichting tot het inrichten van een NCP niet ingrijpend worden gewijzigd. De primaire doelstelling voor het NCP voor de volgende instellingstermijn zal onveranderd volgen uit de OESO-richtlijnen. Daarnaast verwacht de regering dat het NCP blijft fungeren als een toegankelijk orgaan voor personen en organisaties die vermeende schendingen van de richtlijnen melden. De voorgenomen institutionele verbeteringen en procedurele waarborgen zullen naar verwachting bijdragen aan een blijvend betrouwbaar NCP, dat actief ondersteunt in de implementatie van de richtlijnen.

De regering steunt het NCP in zijn streven om partijen eerder met elkaar in gesprek te brengen en hen te helpen tot een gezamenlijke oplossing te komen. De regering verwacht dat het NCP een verdere waardevolle rol kan spelen in de ondersteuning van bedrijven ter zake van MVO. Het NCP zal bovendien een taak hebben om de samenhang tussen de verschillende MVO-thema’s uit de OESO-richtlijnen nader naar voren te brengen. Samenwerking met brancheverenigingen en instellingen als MVO Nederland, IDH en Agentschap NL, kan daarbij een bijdrage leveren.

De meest wezenlijke aanpassing zal, buiten de werkwijze van het NCP, gelegen zijn in de wijze waarop consequenties aan uitspraken van het NCP te verbinden zijn. Ter uitvoering van de motie hieromtrent zal worden aangesloten bij de MVO-voorwaarden die reeds gesteld worden voor overheidssteun aan bedrijven in het kader van het zogenoemde financieel buitenlandinstrumentarium. Bij de deelname aan handelsmissies zullen NCP-uitspraken eveneens worden meegewogen. Voor duurzaam inkopen zal in de toekomst worden beschouwd of kan worden aangesloten bij de OESO-richtlijnen. Indien dit het geval is, kunnen NCP-uitspraken ook in dat verband relevant zijn. Ook zullen NCP-uitspraken actief beschikbaar worden gesteld aan institutionele beleggers.

Het besluit ter instelling van en de opdracht aan het NCP vanaf 1 april 2011 zal conform bovenstaande worden aangepast, waarbij wordt gedacht aan een instellingstermijn van vijf jaar.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

De zaken die het Nederlandse NCP heeft behandeld zijn: Pilipinas Shell Petroleum Corporation’(PSPC) – Friends of the Earth (Philippines), SHV Makro – Shehri-CBE (Pakistan) en G-Star – SKK/LIW (India).

XNoot
2

In samenwerking met het Ierse NCP is een eindverklaring opgesteld over Pobal Chill Chomain – SEPIL. Met het Argentijnse NCP wordt samengewerkt in de zaak FOCO & Friends of the Earth Argentina vs. Shell Capsa.

Naar boven