25 657 Persoonsgebonden Budgetten

Nr. 64 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2011

Tijdens het Algemeen Overleg persoonsgebonden budget (pgb) van 16 februari jl. heb ik aangegeven de maatregel, dat budgethouders elkaar niet meer mogen betalen uit een pgb, op te schorten. Ik heb dit besloten op basis van signalen van budgethouders, waaruit was op te maken dat deze maatregel (ingegeven om fraude te voorkomen) tot ongewenste neveneffecten zou leiden. Ik heb u toegezegd om in overleg met het College voor zorgverzekeringen, Per Saldo en de zorgkantoren deze signalen zorgvuldig te bekijken (zie hiervoor mijn brief van 17 februari jl., vergaderjaar 2010–2011, 25 657, nr. 61).

In totaal zijn bij VWS en Per Saldo 24 signalen van budgethouders binnengekomen en beoordeeld. Uit deze beoordeling blijkt het vooral te gaan om welwillende budgethouders die onbedoeld door de maatregel worden getroffen. Budgethouders die zorg en ondersteuning bieden, worden door de maatregel inderdaad beperkt in hun mogelijkheden om volop mee te doen in de samenleving.

Ik vind het niet gewenst dat daar, waar de inzet oprecht en met de beste intenties gebeurt, budgethouders in hun mogelijkheden te beperken. Deze budgethouders horen niet tegen barrières op te lopen die het tegengaan van fraude beogen. Derhalve trek ik de maatregel met terugwerkende kracht tot 1 januari jl. in.

Onverminderd streef ik ernaar om fraude tegen te gaan. Daar waar er vermoedens van fraude zijn, is altijd nader onderzoek noodzakelijk. Ik heb dit met de zorgkantoren afgesproken. Daarbij kan het ook gaan om situaties waarin budgethouders elkaar uit een pgb betalen.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Naar boven