Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2014
Mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken informeer ik u graag over de
uitkomsten van het WTO-geschil over het EU-verbod op de import van zeehondenbont en
andere producten afkomstig van zeehonden, conform eerder gedane toezeggingen hierover
(Kamerstuk 32 123 XIV, nr. 193). Daarbij zal ik u aanvullend informeren over de mogelijke consequenties van de uitspraak
van dit WTO-panel voor de mogelijkheden om andere bontsoorten en andere producten
vanuit dierenwelzijnsoverwegingen te weren van de Europese markt, zoals aan u toegezegd
door de Staatssecretaris van Economische Zaken in het notaoverleg dierenwelzijn d.d.
2 december 2013 (Kamerstuk 28 286, nr. 723).
Op 16 september 2009 stelde de Europese Unie (EU), mede op aandringen van Nederland,
een verbod in op de handel in producten afkomstig van zeehondensoorten. Met het verbod
werd tegemoet gekomen aan de kritiek bij het publiek en regeringen in verband met
dierenwelzijn. Het verbod kent een beperkt aantal uitzonderingen voor inheemse volkeren
en wetenschappelijk onderzoek.
Canada en Noorwegen zijn van meet af aan van oordeel dat dit EU verbod in strijd is
met de WTO-regels en zijn in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) een geschillenprocedure
gestart.
Het WTO-panel heeft in oktober 2013 uitspraak gedaan. De uitspraak komt er in hoofdlijnen
op neer dat het EU verbod niet strijdig is met de WTO-regels en noodzakelijk is ter
verwezenlijking van het beoogde doel. Er is geen alternatieve, minder handelsbelemmerende
maatregelen mogelijk.
De voor inheemse volkeren en wetenschappelijk onderzoek voorziene uitzonderingen op
het algemene verbod zijn wel strijdig bevonden met de WTO-regels, omdat zij in de
praktijk leiden tot ongerechtvaardigde discriminatie.
Canada en Noorwegen hebben beroep ingesteld tegen de uitspraak van het WTO-panel.
Zij zijn van oordeel dat het panel de WTO-regels niet juist heeft toegepast en ten
onrechte tot de conclusie is gekomen dat het EU verbod WTO-conform is.
Nu er beroep is ingesteld, is de uitspraak van het WTO-panel niet van kracht geworden.
Dat betekent dat er nog niet gezegd kan worden of dit invoerverbod op basis van publieke
moraal gerechtvaardigd kan worden en past binnen de WTO-regels. De beroepsprocedure
is inmiddels van start gegaan. Medio maart vindt de eerste hoorzitting plaats.
Een analyse van de uitspraak van het WTO-panel en de consequenties van de uitspraak
is niet zinvol tot er een definitieve uitspraak is gedaan. Zodra er een definitieve
uitspraak in deze zaak is zal ik uw Kamer daarover informeren. Daarbij zal ik ook
ingaan op de consequenties van de uitspraak voor de mogelijkheden die dit biedt om
andere producten vanuit dierenwelzijnsoverwegingen van de EU-markt te weren.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen