24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 445 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2011

Op 27 juni 2011 is de eerste gebundelde beleidsreactie op rapporten van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) aan uw Kamer aangeboden. Met deze brief ontvangt u de tweede gebundelde beleidsreactie van dit jaar waarmee ik reageer op rapporten die in de periode mei 2011 tot en met oktober 2011 zijn gepubliceerd en die niet met een aparte beleidsreactie reeds aan uw Kamer zijn aangeboden.

Onderstaand treft u een overzicht aan van de ISt-publicaties die in de bovengenoemde periode aan de Tweede Kamer zijn toegezonden:

  • Inspectierapporten doorlichting PI Amsterdam locatie Havenstraat en doorlichting PI Middelburg locatie Torentijd, met brief van 26 oktober 2011, vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 24 587, nr. 442

  • Inspectierapport themaonderzoek Voeding Ingeslotenen, met brief van 30 september 2011, vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 24 587, nr. 438

  • Inspectierapport doorlichting Exodus Groningen, met brief van 8 juli 2011, vergaderjaar 2010–2011, Kamerstuk 24 587, nr. 432

  • Inspectierapport doorlichting PI Leeuwarden, met brief van 30 juni 2011, vergaderjaar 2010–2011, Kamerstuk 24 587, nr. 430

  • Inspectierapport doorlichting PI Vught, met brief van 28 juni 2011, vergaderjaar 2010–2011, Kamerstuk 24 587, nr. 428

  • Inspectiebericht vervolgonderzoek FPC Oldenkotte van met brief van 15 juni 2011, vergaderjaar 2010–2011, Kamerstuk 24 587, nr. 425

  • Inspectierapport themaonderzoek Meerpersoonscelgebruik, met brief van 26 mei 2011, vergaderjaar 2010–2011, Kamerstuk 24 587, nr. 421

Verder zijn door de ISt in september 2011 en recent de volgende rapporten gepubliceerd (die u bijgaand aantreft)1:

  • Inspectierapport doorlichting PI Achterhoek locatie de Kruisberg

  • Inspectierapport doorlichting FPC 2landen

  • Inspectierapport doorlichting Stichting Ontmoeting

Hieronder wordt eerst een reactie gegeven op de rapporten die betrekking hebben op doorlichtingen van de penitentiaire inrichtingen binnen het gevangeniswezen. Hierbij wordt een aantal thema’s belicht dat regelmatig terugkomt in de verschillende inspectierapporten. Daarna ga ik in op het inspectierapport themaonderzoek Voeding Ingeslotenen. Vervolgens geef ik uw Kamer een inhoudelijke reactie op het Toezichtbericht Forensisch Psychiatrische Centra en twee rapporten die zijn verschenen over individuele Forensische Psychiatrische Centra, gevolgd door een korte beleidsreactie op de inspectierapporten doorlichting Exodus Groningen en Stichting Ontmoeting te Epe.

1. Doorlichtingsrapporten penitentiaire inrichtingen van het gevangeniswezen

Algemeen

In de verslagperiode heeft de ISt de PI Vught, de PI Leeuwarden, de PI Achterhoek locatie de Kruisberg, de PI Amsterdam locatie Havenstraat en de PI Middelburg locatie Torentijd, doorgelicht. Op 26 oktober jl. heeft uw Kamer reeds mijn inhoudelijke reactie op de rapporten over de laatst genoemde twee penitentiaire inrichtingen ontvangen.

De ISt komt in het doorlichtingsrapport over de PI Vught tot een overwegend positief oordeel, hoewel er ook de nodige verbeterpunten zijn. De PI Vught is bij uitstek de inrichting waar gedetineerden worden gehuisvest waarvan de opvang elders onaanvaardbare risico’s oplevert.

Bij de doorlichting van PI Achterhoek, locatie de Kruisberg, komt de ISt op alle aspecten van detentie over het algemeen tot een positief oordeel.

De ISt heeft verder in maart 2011 de PI Leeuwarden doorgelicht. Eerder heeft een doorlichting plaatsgevonden in augustus 2006, gevolgd door een vervolgonderzoek in oktober 2008. Het inspectiebericht over het vervolgonderzoek heeft de toenmalige minister van Justitie uw Kamer aangeboden met de aankondiging van een verandertraject voor de inrichting. Dit traject richtte zich met name op bejegening, communicatie, integriteit en de aanspreek- en omgangscultuur in de inrichting. De verwachting was dat dit verandertraject eind 2010 voltooid zou zijn. De Inspectie constateert nu dat het verandertraject op vele punten succesvol is gebleken. Op de aspecten waarvoor de Inspectie in het bijzonder aandacht vroeg (bejegening, personeelsmanagement, communicatie en integriteit) zijn veel verbeteringen tot stand gebracht. De PI Leeuwarden maakt met audits op velerlei processen haar vooruitgang zichtbaar. Aan de hand van de audit- en evaluatiekalender kan de PI Leeuwarden zich bewust blijven van haar koers en haar vooruitgang bestendigen, aldus de ISt.

Tussentijds toezicht

Sinds dit jaar heeft de Inspectie als nieuwe werkwijze dat zij na elk inspectieonderzoek dat niet opgevolgd wordt met een vervolgonderzoek, een tussentijds toezicht houdt. Het doel van tussentijds toezicht is om aan de hand van de mate van opvolging van de aanbevelingen te beoordelen of een vervolgonderzoek alsnog is aangewezen. De uitkomsten van tussentijds toezicht worden in een brief aan het object van toezicht geformuleerd. Deze brief plaatst de ISt op haar website bij het inspectierapport van de doorlichting of het themaonderzoek waarop het tussentijds toezicht volgde. De ISt heeft dit jaar de inrichtingen PI Nieuwegein, PI Esserheem en PI Krimpen aan den IJssel bezocht voor een tussentijds toezicht. Bij alle drie de bezoeken heeft de ISt geconcludeerd dat een vervolgonderzoek niet noodzakelijk is omdat veel aanbevelingen die de ISt bij de doorlichting had gedaan, al zijn opgepakt.

Hieronder belicht ik verder een aantal thema’s die geregeld terugkomen in de inspectierapporten.

Programma Modernisering Gevangeniswezen

Uit het ISt rapport blijkt dat, waar in het verleden in de PI Vught de nadruk op beheersing en strikte naleving van geldende regels lag, er thans ook aandacht is voor een flexibele, persoonsgerichte aanpak, waarvan naast veiligheid ook zorg een belangrijk onderdeel is. Deze ontwikkeling correspondeert met de verandering die het landelijke project Modernisering Gevangeniswezen (MGW) beoogt. In het kader van de lokale implementatie van MGW zijn er de afgelopen periode al de nodige uitvoeringsstappen gezet, zoals de invoering van de screeningsmethodiek ISS en van het Multidisciplinaire Overleg nieuwe stijl. Het executieve personeel is inmiddels getraind in «motiverende bejegening» van gedetineerden. Hoewel de ISt bij deze doorlichting het Penitentiair Psychiatrische Centrum (PPC) van de PI Vught niet heeft betrokken, ben ik verheugd dat de PPC van de PI Vught (evenals de PI Almere) een Best Practice Award 2011 van het World Health Organisation – Health in Prison Project (WHO-HIPP) heeft gewonnen in de categorie «effectieve samenwerking tussen een gevangenis en een externe organisatie op het gebied van gezondheidszorg voor ingeslotenen». Vanuit een samenwerkingsverband tussen PI Vught en de Pompestichting biedt PI Vught zorg en behandeling aan psychisch gestoorde justitiabelen die (deels) bekennende verdachte zijn van of veroordeeld zijn wegens een seksueel delict.

Over de PI Achterhoek locatie Kruisberg oordeelt de ISt dat de omgang met gedetineerden goed is te noemen. De ruime ervaring van het inrichtingspersoneel speelt hierbij een belangrijke rol. Het mentoraat kan daarentegen nog verder ontwikkeld worden. De diverse disciplines maken gedragsrapportages over de gedetineerden, maar de samensmelting tot een gemeenschappelijk detentie- en re-integratieplan staat nog in de kinderschoenen.

De PI Leeuwarden heeft de urgentie tot het doorvoeren van verbeteringen gevoeld en heeft het programma MGW volgens de Inspectie hiervoor zichtbaar aangegrepen. In vergelijking met het vervolgonderzoek in 2008 heeft de PI Leeuwarden aanzienlijke vooruitgang geboekt op het aspect omgaan met gedetineerden. In 2008 stelde de Inspectie dat de implementatie van een andere visie op de bejegening van gedetineerden in een precaire fase verkeerde. Nu in 2011 is zowel de praktijk van het screenen als de wijze waarop medewerkers met gedetineerden omgaan en rapporteren volgens de ISt goed in orde.

Alle inrichtingen binnen het gevangeniswezen zijn nog steeds actief met de implementatie van de onderdelen van MGW. De komende tijd zal onder andere worden ingezet op de kwaliteitsverbetering van de detentie- en re-integratieplannen, het MDO en het mentoraat.

Drugsontmoedigingsbeleid

Tijdens het Algemeen Overleg op 9 november over de veiligheid in de justitiële inrichtingen heb ik de toezegging gedaan uw Kamer te informeren over de evaluatie van het drugsontmoedigingsbeleid, en meer specifiek van de inzet van drugshonden. Drugs zijn van invloed op de orde en veiligheid in de inrichting. De aanwezigheid van drugs kan leiden tot onderlinge spanningen tussen justitiabelen en geweldsincidenten. De aanwezigheid van drugs in de inrichtingen moet maximaal worden voorkomen. Het is positief dat uit het Inspectiejaarbericht 2010 blijkt dat de ISt tijdens haar doorlichtingsonderzoeken waarneemt dat het ingezette drugsontmoedigingsbeleid effect sorteert.

Het doel van de evaluatie van het drugsontmoedigingsbeleid was te bezien in hoeverre de maatregelen uit het landelijke drugsontmoedigingsbeleid helder en uitvoerbaar zijn, of ze zijn ingevoerd, wat de effecten ervan zijn en of het beleid nog aanscherping behoeft. Uit de evaluatie is gebleken dat de maatregelen in het kader van het drugsontmoedigingsbeleid duidelijk en uitvoerbaar zijn. De pakkans voor het bezoek op bezit van drugs is door het ingezette drugsontmoedigingsbeleid vergroot. Hierbij spelen de bezoekslang (die nog niet in iedere PI is ingevoerd) en met name de inzet van drugshonden een belangrijke rol. Mede naar aanleiding van deze evaluatie ben ik voornemens de inzet van drugshonden in het gevangeniswezen te intensiveren. Momenteel wordt bezien op welke wijze deze intensivering concreet kan worden vormgegeven en welke financiële consequenties dit met zich meebrengt. De bezoekslang zal in 2012 in alle inrichtingen van het gevangeniswezen zijn ingevoerd. Daarnaast zal volgend jaar het sanctiebeleid volgens het systeem van promoveren en degraderen worden aangepast.

Met betrekking tot het drugsontmoedigingsbeleid heeft de Inspectie in de PI Leeuwarden geconstateerd dat er geen steekproefsgewijze urinecontroles worden toegepast. Urinecontroles vinden plaats als nulmeting bij binnenkomst, na een positieve nulmeting, op indicatie en voor en na verlof. In de PI Vught wordt volgens de ISt een actief drugsontmoedigingsbeleid gevoerd door gedetineerden in overeenstemming met het landelijk beleid te fouilleren of te visiteren na extern verblijf en na contact met bezoekers. Ook wordt jaarlijks een aanzienlijk aantal urinecontroles uitgevoerd. Weliswaar is er een goede registratie van het aantal urinecontroles, maar het ontbreekt aan specifieke gegevens over het aantal positieve uitslagen van steekproefsgewijs afgenomen controles. In de PI Achterhoek, locatie de Kruisberg, is voor personeel niet helder beschreven of en zo ja welk percentage gedetineerden na afloop van het bezoek steekproefsgewijs dient te worden gevisiteerd. In de uitvoering is er bovendien geen eenduidigheid in de wijze waarop personeel na afloop van het bezoek gedetineerden, die in de gevangenis verblijven, selecteert voor steekproefsgewijze visitatie. Ook de uitvoering van de steekproefsgewijze urinecontroles dan wel de registratie daarvan wordt wisselend toegepast, aldus de ISt.

De inrichtingen zijn met de maatregelen die volgen uit de aanbevelingen van de ISt met betrekking tot het drugsontmoedigingsbeleid aan de slag gegaan. De uitkomsten van de evaluatie van het drugsontmoedigingsbeleid en de daaruit voortvloeiende mogelijke aanpassingen van het huidige beleid zullen hierin worden meegenomen.

Penitentiaire scherpte

Zoals bekend bij uw Kamer, vind ik het van groot belang dat de medewerkers binnen de justitiële inrichtingen de veiligheid en beveiliging van zowel personeel als gedetineerden kunnen waarborgen. Het aantal incidenten dat plaatsvindt, moet tot het minimum worden beperkt. Ik hecht daarom veel waarde aan de inspecties van de ISt en de security audits die binnen het gevangeniswezen worden gehouden. Met de uitkomsten van de inspecties en de resultaten van de security audits kunnen maatregelen worden getroffen om daar waar nodig tot een hoger niveau van veiligheidsbewustzijn te komen.

Volgens de ISt heeft de PI Leeuwarden de gerichtheid op interne veiligheid zoals zij die in 2006 al aantrof, vast weten te houden. De gedetineerden voelen zich veilig in de PI Leeuwarden en zij zijn tevreden over de alertheid van het personeel. Ook op het gebied van de maatschappijbeveiliging is de Inspectie, evenals in 2006, overwegend positief. Ook over de PI Achterhoek, locatie Kruisberg is de Inspectie op het gebeid van de interne veiligheid en de maatschappijbeveiliging relatief positief. De Inspectie heeft de indruk dat penitentiaire scherpte daar voldoende onder de aandacht van het personeel wordt gebracht. In de PI Vught acht de Inspectie op het gebied van penitentiaire scherpte van het inrichtingspersoneel verdere verbetering nodig. Ook de keuze om nog steeds onbegeleide bewegingen van gedetineerden over het terrein plaats te laten vinden brengt vanuit de beveiligingsoptiek volgens de ISt risico’s met zich mee. Samen met een overbelaste en onoverzichtelijke ingangsvoorziening heeft dit er in december 2010 toe kunnen leiden dat een gedetineerde wist te ontvluchten.

De PI Vught heeft de aanbevelingen van de ISt op het aspect maatschappijbeveiliging overgenomen en heeft het afgelopen jaar meer aandacht besteed aan penitentiaire scherpte. Er zijn workshops penitentiaire scherpte georganiseerd, er is meer controle en vastlegging op de uitvoering van controles en toezicht en er zijn interne security audits uitgevoerd. Penitentiaire scherpte is een voortdurend punt van aandacht. Desondanks heeft zich wel het incident waarbij de hoofdsleutel van de Extra Beveiligde Inrichting van de PI is zoekgeraakt, kunnen voordoen. Dit vind ik een buitengewoon ernstige zaak. De directie heeft direct de nodige veiligheidsmaatregelen getroffen en het personeel nogmaals duidelijk op de noodzaak tot strikte naleving van alle veiligheidsinstructies gewezen. Ook is een feitenonderzoek ingesteld waarbij onderzocht wordt onder welke omstandigheden en op welke wijze de sleutel is verdwenen. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zullen vervolgstappen worden genomen.

De aanbeveling van de ISt over de onbegeleide bewegingen van gedetineerden over het terrein neem ik nu niet over. Het bieden van de verantwoordelijkheid om bijvoorbeeld onbegeleid over het terrein te bewegen past in de visie van MGW. Overigens vinden de gedetineerdenstromen over het terrein van de PI Vught veelal onder begeleiding plaats. Een selecte groep gedetineerden heeft een zogeheten terreinverlof, wat wil zeggen dat zij op vaste tijden zelfstandig over het terrein mogen lopen. Justitiabelen die in de Penitentiair Psychiatrische Centra verblijven verplaatsen zich altijd begeleid en gedetineerden die in de Extra Beveiligde Inrichting verblijven bewegen zich nooit over het terrein.

2. Inspectierapport Themaonderzoek Voeding Ingeslotenen

Bij de doorlichtingen van individuele justitiële inrichtingen is de voeding, in combinatie met de winkelvoorziening, een vast criterium. Medio 2010 is het voedingsaanbod in de justitiële inrichtingen van de sectoren Gevangeniswezen en Bijzondere Voorzieningen gewijzigd. De ISt heeft het themaonderzoek naar de voeding van ingeslotenen in de eerste helft van 2011 uitgevoerd. Het onderzoek strekt zich uit over de vier sectoren Gevangeniswezen, Bijzondere Voorzieningen, Jeugd en Forensische Zorg.

De ISt doet in totaal 12 aanbevelingen, waarvan 9 aan DJI en de overige 3 aan de inrichtingen zijn gericht.

Een van de conclusies van de ISt is dat er aanmerkelijke verschillen bestaan in voedingsaanbod tussen de sectoren Gevangeniswezen en Bijzondere Voorzieningen ten opzichte van de sectoren Jeugd en Forensische Zorg. De meeste inrichtingen van de twee laatstgenoemde sectoren verstrekken dagelijks een vers bereide maaltijd, terwijl de sectoren Gevangeniswezen en Bijzondere Voorzieningen in de meeste inrichtingen een diepvriesmaaltijd verstrekken. Budgettair zijn er ook grote verschillen tussen de sectoren. Gemiddeld genomen heeft een inrichting binnen de sector Forensische Zorg voor voeding twee maal zo veel budget per ingeslotene beschikbaar als een inrichting binnen het gevangeniswezen. De Jeugdinrichtingen zitten er tussenin, aldus de ISt.

De aanbevelingen die zien op de verschillen in voedingsaanbod tussen de diverse sectoren neem ik niet over. Het gecontracteerde voedingspakket dat wordt aangeboden in de justitiële inrichtingen is in lijn met de door het Voedingscentrum geadviseerde hoeveelheden en samenstelling. Bij de sectoren Jeugd en Forensische Zorg is de maaltijd en de bereiding ervan bij een deel van de instellingen een groepsactiviteit die onderdeel uitmaakt van de behandeling, observatie, opvoeding en resocialisatie. De bereiding van voedsel en het gezamenlijk nuttigen van de maaltijd hebben een belangrijke opvoedkundige en behandelinhoudelijke waarde. Een mogelijke verklaring voor de hogere voedselkosten is onder andere dat de particuliere instellingen van de sectoren Jeugd en Forensische Zorg zelf contracten met de leveranciers sluiten. Daarnaast werkt de kleine schaal waarop het therapeutisch koken plaatsvindt ook kostenverhogend.

De aanbeveling te bezien of alle inrichtingen van de sectoren GW en DBV in gelijke mate faciliteiten kunnen bieden om ingeslotenen zelfstandig te laten koken, neem ik ook niet over. In artikel 44 van de Penitentiaire Beginselenwet is opgenomen dat de directeur ervoor zorg draagt dat aan de gedetineerde voeding, noodzakelijke kleding en schoeisel wordt verstrekt dan wel dat hem voldoende geldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naar behoren te voorzien. Ik acht het niet noodzakelijk dat alle justitiabelen de beschikking hebben over kookfaciliteiten. Bovendien is het vanuit financieel oogpunt en gelet op de gebouwelijke situatie binnen de sectoren ook niet mogelijk ingeslotenen in alle inrichtingen zelfstandig te laten koken.

Een andere aanbeveling van de ISt is maatregelen te nemen om de hoeveelheid ongebruikte en derhalve weg te gooien voeding te beperken. Ik ben het met de Inspectie eens dat het weggooien van maaltijden onwenselijk is. De justitiële inrichtingen hebben evenwel de verplichting iedere ingeslotene voeding aan te bieden. DJI zoekt voordurend naar de juiste balans tussen een zo goed mogelijke voedselverstrekking aan ingeslotenen enerzijds en een maximale beperking van ongebruikt en weggegooid eten anderzijds. Door DJI zal onderzocht worden of verdere beperking mogelijk is door het uitwisselen en doorschuiven van maaltijden tussen gedetineerden. Op basis van vastgestelde hygiënenormen kunnen de maaltijden die door de inrichting opgewarmd worden verstrekt, niet worden weggegeven aan bijvoorbeeld een voedselbank. De aanbeveling wordt evenwel onder de aandacht gebracht van de inrichtingen, waarbij ook de vraag wordt gesteld of er op lokaal niveau creatieve oplossingen te bedenken zijn om de ongebruikte maaltijden toch een goede bestemming te geven. De aanbeveling van de ISt de introductie van een keuzemodel te overwegen waarbij de ingeslotene de keuze heeft tot het al dan niet nuttigen van een inrichtingsmaaltijd, zal hierbij ook ter overweging worden meegegeven.

3. Toezichtbericht tussentijds toezicht FPC en doorlichtingsrapporten FPC2landen en FPC Oldenkotte

Tussentijds toezicht Forensisch Psychiatrische Centra

De ISt heeft in 2008 en 2009 doorlichtingen uitgevoerd bij alle toen bestaande Forensisch Psychiatrische Centra (FPC’s). De resultaten van deze doorlichtingen zijn geformuleerd in het inspectiebericht «De tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel» dat op 26 januari 2010 is gepubliceerd2. Het algemene oordeel van de ISt destijds was positief. Als vervolg op de doorlichtingen heeft de Inspectie dit jaar tussentijds toezicht gehouden bij zeven van de acht FPC’s waarover destijds is gerapporteerd. Alleen in FPC Oldenkotte heeft de ISt een vervolgonderzoek gehouden, waarvan de resultaten in mei 2011 in een inspectierapport zijn gepubliceerd en waarop ik hierna in deze brief nog een reactie zal geven.

Op grond van het tussentijds toezicht concludeert de Inspectie in het toezichtbericht van 28 september 2011 dat ongeveer driekwart van de aanbevelingen uit de eerdere doorlichtingen door de FPC’s is opgevolgd. Bij twee FPC’s zijn alle aanbevelingen uitgevoerd en bij vier is een aanzienlijk deel opgevolgd. Veel knelpunten zijn hierdoor opgelost. De uitkomsten van het tussentijds toezicht geven de ISt in zes van de zeven FPC’s geen aanleiding tot het instellen van een vervolgonderzoek. Alleen in het FPC Veldzicht acht de ISt een dergelijk onderzoek in de loop van 2012 noodzakelijk. De ISt heeft onvoldoende zekerheid gekregen dat de knelpunten die hier destijds tijdens de doorlichting waren gesignaleerd, inmiddels voldoende zijn opgelost.

Bij FPC Veldzicht is de helft van het totaal van 24 niet opgevolgde aanbevelingen bij alle FPC’s geconstateerd. Dit betekent evenwel niet dat in FPC Veldzicht geen verbeteringen in gang zijn gezet. Van een groot aantal aanbevelingen was voor de ISt niet duidelijk of de aanbeveling is opgevolgd. Ik neem het oordeel van de Inspectie over de situatie in FPC Veldzicht evenwel serieus. De stand van zaken is op het moment dat de directie van het FPC heeft toegezegd dat de maatregelen die voortvloeien uit de aanbevelingen van de ISt voortvarend zullen worden uitgevoerd of al zijn uitgevoerd. Ook zal onduidelijkheid over de uitvoering, voor zover nog aanwezig, worden weggenomen. Uit een rapportage met tussentijdse resultaten blijkt dat zes aanbevelingen zijn opgevolgd en dat voor de andere zes reeds belangrijke acties zijn ondernomen. De ISt heeft aangekondigd in de loop van 2012 een vervolgonderzoek in te stellen. Ik heb er vertrouwen in dat de Inspectie tijdens dat vervolgonderzoek belangrijke verbeteringen zal constateren.

Door de Inspectie worden in het toezichtbericht twee onderwerpen uitgelicht. Het eerste onderwerp betreft de drugsbestrijding in de FPC’s. Ik ben zeer tevreden dat de Inspectie heeft gesignaleerd dat bijna alle aanbevelingen gericht op de bestrijding van de invoer en het gebruik van drugs zijn doorgevoerd. Ten tweede had de ISt aan vrijwel alle klinieken de aanbeveling gedaan om toegangscontrole in te voeren op de eigen medewerkers van de FPC’s en van door hen meegebrachte goederen. Uit het tussentijds toezicht is echter gebleken dat deze aanbeveling nergens tot uitvoering is gekomen. Dit is des te meer opmerkelijk omdat de ISt in gesprekken met personeelsvertegenwoordigers in verschillende FPC’s constateert dat er geen weerstand bleek te bestaan tegen (steekproefsgewijze) controle van de eigen medewerkers. Bepaalde zaken horen nimmer thuis in een FPC, zoals drugs, alcohol, wapens en mobiele telefoons. Ik wil daarom een expliciete wettelijke grondslag creëren voor de toegangscontrole bij de FPC’s. Tijdens het eerder genoemde Algemeen Overleg van 9 november jl. heb ik uw Kamer reeds over dit voornemen geïnformeerd. De wettelijke grondslag zal voorzien in een bevoegdheid om te bepalen dat incidenteel dan wel structureel toegangscontrole plaatsvindt bij de tbs-gestelden, het personeel en de bezoekers van de instellingen, alsmede op de door hen meegebrachte goederen. Ik wil deze wettelijke grondslag betrekken bij de wijzigingen van het wetsvoorstel Wet Forensische Zorg. Deze wet zal naar verwachting 1 januari 2013 in werking treden.

Doorlichting FPC 2Landen

De ISt heeft in mei 2011 voor de eerste maal een doorlichting uitgevoerd bij FPC 2Landen, het jongste Forensisch Psychiatrisch Centrum. In 2009 werden de eerste tbs-gestelden daar voor behandeling geplaatst.

Over het geheel gezien stemt het rapport tot tevredenheid. FPC 2Landen voldoet voor het overgrote deel aan de criteria van het toetsingskader, waardoor de Inspectie over het geheel genomen tot een positief oordeel komt. De ISt meent dat FPC 2landen daarmee in twee jaar een mooie prestatie heeft geleverd.

De kliniek voldoet volledig aan de door de ISt gestelde criteria voor de rechtspositie van de tbs-gestelden zonder daarbij de maatschappelijke veiligheid uit het oog te verliezen. Op de criteria voor interne veiligheid ziet de ISt nog een aantal aandachtspunten. De ISt constateert dat binnen de verschillende afdelingen verschillende handelswijzen bestaan. De ISt acht dit onwenselijk. In reactie hierop heeft het FPC aangegeven een kliniekbrede visie op de bejegening van tbs-gestelden te ontwikkelen. Het inrichtingsbeleid en de inrichtingsregels en – protocollen zijn nu een terugkerend onderdeel van elk afdelingsoverleg. Verder heeft de Inspectie gesignaleerd dat urinecontroles structureel plaatsvinden, maar dat systematische registratie van uitslagen ervan ontbreekt. De kliniek heeft aangegeven dit op korte termijn alsnog te organiseren. FPC 2landen heeft alle aanbevelingen van de Inspectie voortvarend opgepakt. Momenteel worden de verbeteracties uitgevoerd.

Inspectiebericht FPC Oldenkotte

Door FPC Oldenkotte zijn ook goede resultaten behaald. In 2008 constateerde de ISt nog een aantal ernstige tekortkomingen tijdens een doorlichting van de kliniek. Deze problemen stonden in relatie tot een bestuurscrisis, die zich kort daarvoor had voorgedaan. De Raad van Bestuur was opgestapt en er was een interim bestuurder benoemd. Bovendien had de kliniek in 2008 te maken met een ernstig geweldsincident waarbij één van de daar geplaatste tbs-gestelden die met onbegeleid verlof was, was betrokken. De Inspectie heeft in april 2011 een vervolgonderzoek uitgevoerd, waarbij alleen is ingegaan op de eerder gerapporteerde knelpunten. Na dit vervolgonderzoek komt de Inspectie nu tot een positief oordeel over de ontwikkelingen binnen FPC Oldenkotte.

De ISt schrijft dat de situatie in FPC Oldenkotte er ten opzichte van 2008 sterk op vooruit is gegaan. De interne communicatie is verbeterd en de organisatie is transparanter geworden. De kliniek heeft veel geïnvesteerd in personeel en kwaliteitsmanagement (HKZ-certificering). Verder is het behandelbeleid aanzienlijk verbeterd, alsook het therapie- en trainingsaanbod. De behandelplannen worden tijdig opgesteld en de planning van behandeldoelen en verlofstappen wordt gemonitord. Met de komst van een patiëntcontactpersoon is ook de communicatie tussen de organisatie en de patiënten verbeterd. Tot slot meldt de ISt dat goede vooruitgang is behaald in het drugsbeleid en dat registratie van incidenten, drugscontroles en overige zaken grotendeels op orde is.

De Inspectie omschrijft FPC Oldenkotte als een stabiele organisatie die toe is aan volgende stappen op het terrein van professionalisering. De ISt wijst wel op aandachtspunten die zij op dit moment nog ziet, bijvoorbeeld op het gebied van leiderschap en behandelmethodiek. De directie van FPC Oldenkotte zal met deze aandachtspunten aan de slag gaan om zo de verdere professionalisering van de organisatie te realiseren.

4. Doorlichtingsrapporten 24-uurs nazorginstellingen

Exodus Groningen

De ISt heeft in april 2011 Exodus Groningen doorgelicht. Exodus Groningen heeft de aspecten waarop de ISt toetst – maatschappelijke re-integratie, maatschappijbeveiliging, rechtspositie, interne veiligheid en organisatieaspecten – overwegend goed op orde. Volgens de ISt wordt bij Exodus Groningen in een kleine organisatie enthousiast een bijdrage geleverd aan de re-integratie van haar bewoners. Over het algemeen is de ISt dan ook positief over Exodus Groningen.

De ISt constateerde ook een aantal verbeterpunten. Het gaat om kleine aanpassingen ter verduidelijking van de werkpraktijk. Eén van de belangrijkste verbeterpunten is een meer volledige informatievoorziening door haar samenwerkingspartners opdat Exodus haar bewoners nog meer op maat kan begeleiden. Alle aanbevelingen worden overgenomen. Het samenwerkingsconvenant van de vier 24-uurs nazorginstellingen en de 3RO aangepast wordt aangepast, waarbij de aanbeveling van de Inspectie over de informatievoorziening wordt meegenomen. Op deze wijze wordt een impuls gegeven aan de samenwerking en de wederzijdse informatievoorziening versterkt.

Stichting Ontmoeting te Epe

In augustus 2011 heeft de ISt huize Norel van Stichting Ontmoeting bezocht. Zoals bij Exodus worden bij Stichting Ontmoeting justitiabelen in de laatste fase van de strafrechtelijke titel voorbereid op de terugkeer in de samenleving.

De ISt oordeelt positief over Stichting Ontmoeting. De ISt geeft aan dat Stichting Ontmoeting haar processen goed georganiseerd heeft en dat de wijze waarop aandacht wordt besteed aan evaluatie en kwaliteitsverbetering tot voorbeeld strekt voor andere organisaties. Op de onderdelen maatschappelijke re-integratie en rechtspositie voldoet Ontmoeting volledig aan de normen en de verwachtingen van de Inspectie.

De ISt doet een aantal aanbevelingen die direct zijn opgepakt. Zo is de nachtelijke personele bezetting inmiddels op orde en wordt gewerkt aan de actualisatie van het kwaliteitssysteem.

Tot slot

Uit de Inspectierapporten kan de conclusie worden getrokken dat het in het algemeen goed gaat in de justitiële inrichtingen. Ik ben verheugd dat in de PI Leeuwarden en FPC Oldenkotte de afgelopen jaren belangrijke veranderingen zijn doorgevoerd. Hieruit blijkt dat het mogelijk is met succes een professionele organisatie op te bouwen en verder te ontwikkelen, door een intensief verandertraject in te zetten of door belangrijke wijzigingen door te voeren in de organisatiestructuur.

Verder is wederom gebleken dat het instrument van het inspecteren van justitiële inrichtingen waardevol is. Uit de tussentijdse toezichten die de ISt dit jaar heeft uitgevoerd, blijkt immers dat de in de Inspectierapporten gedane aanbevelingen door de inrichtingen serieus worden genomen en worden opgepakt. Het gevolg hiervan is dat de ISt in de uitkomsten van de tussentijdse toezichten van dit jaar slechts in één geval aanleiding heeft gezien tot het instellen van een vervolgonderzoek. De overige inrichtingen waarbij tussentijds toezicht heeft plaatsgevonden zullen pas over een aantal jaren weer aan een integraal onderzoek worden onderworpen.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Kamerstukken II, 29 452, nr. 125.

Naar boven