22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 598
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2007

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij acht fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Richtlijn tot wijziging van enkele bepalingen van btw-richtlijn 2006/112/EG

2. Mededeling digitaal dividend

3. Mededeling Fragiele Staten

4. Herziening EU-reguleringskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten

5. Mededeling Instrument voor Pre-Toetredingssteun (IPA)

6. Mededeling Luchtvaartovereenkomst met Israël

7. Mededeling Microkrediet

8. Mededeling over geweld en pesterijen op het werk.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

Fiche 1: Richtlijn tot wijziging van enkele bepalingen van btw-richtlijn 2006/112/EG

1. Algemene gegevens

Voorstel: Richtlijn van de Raad tot wijziging van enkele bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

Datum Commissiedocument: 7.11.2007

Nr. Commissiedocument: COM(2007) 677 definitief

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId =196353

Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: N.v.t.

Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Belastingvraagstukken (eerste vergadering is gepland op 11 december); EcofinRaad. Datum voor behandeling in de Ecofin Raad is nog niet bekend.

Eerstverantwoordelijk ministerie: ministerie van Financiën

Rechtsbasis: Artikel 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: eenparigheid. EP: raadpleging.

Comitologie: N.v.t.

2. Samenvatting BNC-fiche:

De reikwijdte van het BTW-regime voor elektriciteit en aardgas, dat onder meer de plaats van levering en de invoer van elektriciteit en aardgas regelt, wordt verruimd. Het zal voortaan behalve op aardgas dat wordt geleverd of ingevoerd via een distributiesysteem, ook van toepassing zijn op aardgas dat wordt geleverd of ingevoerd via gasleidingen van het transportnet of via gastransportschepen. Voorts wordt deze regeling van toepassing op levering en invoer van warmte en koude via warmte- en/of koudenetten. Het aftrekrecht met betrekking tot de BTW die als voorbelasting drukt op een tot het ondernemingsvermogen behorende onroerende zaak die is bestemd voor gemengd zakelijk en privé/niet-zakelijk gebruik, wordt in afwijking van de Europese jurisprudentie beperkt naar rato van het werkelijke gebruik van die onroerende zaak voor handelingen waarvoor recht op aftrek bestaat. Met betrekking tot de bevoegdheidsvaststelling is sprake van een gedeelde bevoegdheid. De subsidiariteit wordt als positief beoordeeld evenals de proportionaliteit. Het Nederlands oordeel over de voorstellen is positief.

3. Samenvatting voorstel:

a) Inhoud voorstel:

1. Het huidige BTW-regime inzake de plaats van levering en invoer van aardgas en elektriciteit wordt wat betreft aardgas zodanig verruimd dat het zal gaan gelden voor levering en invoer van aardgas met behulp van alle soorten gasleidingen en aardgastransportschepen. Daarnaast zal dit BTW-regime voortaan van toepassing zijn op levering en invoer van warmte of koude via warmte- en/of koudenetten. De reikwijdte van de BTW-verleggingsregeling voor diensten bestaande uit het bieden van toegang tot aardgas- en elektriciteitsdistributiesystemen wordt uitgebreid tot alle diensten die verband houden met het bieden van toegang tot alle elektriciteits-, aardgas-, warmte- en/of koudenetten.

2. De krachtens artikel 171 van het EG-Verdrag opgerichte gemeenschappelijke ondernemingen (en andere structuren) die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van programma’s voor communautair onderzoek en communautaire technologische ontwikkeling en demonstratie, worden gelijkgesteld met internationale instellingen die een vrijstelling van BTW genieten.

3. Aan Bulgarije en Roemenië verleende machtigingen om in afwijking van de normale regels bepaalde vrijstellingen van BTW toe te passen (derogaties), worden in de tekst van de BTW-richtlijn 2006 opgenomen.

4. In geval van verwerving, vervaardiging, renovatie of ingrijpende verbouwing van een onroerende zaak die bestemd is voor gemengd zakelijk en privé/niet-zakelijk gebruik, wordt de initiële uitoefening van het aftrekrecht dat ontstaat op het tijdstip waarop de BTW verschuldigd wordt, in afwijking van Europese jurisprudentie beperkt naar rato van het werkelijke gebruik van die onroerende zaak voor handelingen waarvoor recht op aftrek bestaat. Door middel van een herzieningsregeling wordt rekening gehouden met latere wijzigingen in de verhouding tussen zakelijk en privé/niet-zakelijk gebruik.

b) Impact-assessment Commissie: N.v.t.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid: Gedeelde bevoegdheid (zie rechtsbasis).

b) Functionele toets

Subsidiariteit Positief.

Proportionaliteit: Positief.

Onderbouwing:

De subsidiariteit wordt als positief beoordeeld. Het voorstel noopt tot wijziging van bestaande communautaire wetgeving (Richtlijn 2006/112/EG); dit kan alleen op Europees niveau gebeuren. De proportionaliteit wordt als positief beoordeeld omdat het voorstel in verhouding staat tot de nagestreefde harmonisatiedoelstelling; op onderdelen wordt nadere normstelling overgelaten aan lidstaten.

c) Nederlands oordeel:

Positief; het voorstel is naar inhoud en vorm opportuun.

5. Implicaties financieel

a) Consequenties EG-begroting:

Geen.

b) Financiële, consequenties (incl.personele) voor Rijksoverheid en/of decentrale overheden:

Geen.

c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger:

Geen structurele consequenties. Wel heeft de voorgestelde aanpassing van het aftrekrecht met betrekking tot de BTW die als voorbelasting drukt op tot het ondernemingsvermogen behorende onroerende zaken bestemd voor gemengd zakelijk en privé/niet-zakelijk gebruik, tot gevolg dat het kasvoordeel in deze sfeer dat een ondernemer ingevolge een beslissing van het Hof van Justitie van de EG onder de bestaande regelgeving geniet, wordt voorkomen. Daarbij zal de heffing over het privé-gebruik plaatsvinden in het kader van de bestaande herzieningsregeling.

d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Voorstel leidt voor rijksoverheid en bedrijfsleven op onderdelen tot een vereenvoudiging van administratieve procedures, zodat het voorstel in totaliteit een – op PM te stellen – vermindering van de administratieve lasten in beide sectoren tot gevolg heeft.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid:

Nee

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De richtlijn dient ingevolge het voorstel te worden geïmplementeerd met ingang van 1 juli 2008. Nu de implementatie een aanpassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 en derhalve behandeling van het desbetreffende wetsvoorstel in de Staten-Generaal vereist, zal Nederland bij de besprekingen in de Raad bepleiten de implementatietermijn van de richtlijn te stellen op ten minste 12 maanden.

Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:

N.v.t.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d.

a) Uitvoerbaarheid:

Uitvoering van de maatregelen geschiedt, in het kader van toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968, door de Belastingdienst en leidt bij deze niet tot een taakverzwaring.

b) Handhaafbaarheid:

Handhaving van de maatregelen vindt plaats door de Belastingdienst op de voet van de Wet op de omzetbelasting 1968. De Belastingdienst is in staat de maatregelen te handhaven.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen.

9. Nederlandse positie

a) Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt:

Nederland onderschrijft de strekking van de voorgestelde maatregelen, die hoofdzakelijk een verduidelijking en vereenvoudiging van de communautaire BTW-wetgeving behelzen.

Fiche 2: Mededeling digitaal dividend

1. Algemene gegevens

Voorstel: Mededeling van de Commissie inzake het «Ten volle profijt trekken van het digitale dividend in Europa: Een gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling».

Datum Commissiedocument: 13 november 2007
  
Nr. Commissiedocument: COM(2007) 700 final
  
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/digital_dossier_real.cfm?CL=nl&DosI d=196412
  
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:(http://ec.europa.eu/governance/impact/practice)
  
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Telecommunicatie, VTE Raad (naar verwachting 13 juni 2008)
  
Eerstverantwoordelijk ministerie: ministerie van Economische Zaken

2. Essentie voorstel:

In deze mededeling zet de Commissie uiteen hoe zij wenst om te gaan met het zogenaamde «digitale dividend», dat beschikbaar komt met het afschakelen van de analoge televisieprogramma’s in de UHF frequentieband en de omschakeling naar digitaal gebruik. Naast het gebruik van de frequentieruimte voor omroep (televisie in combinatie met radio) moet het mogelijk worden om een deel van de frequentieruimte ook te benutten voor mobiele telecommunicatie (o.a. multimedia en draadloze breedband toepassingen) in breder Europees verband. De afspraken die landen in International Telecommunications Union (ITU)-verband in 2006 in Genève over o.a. de UHF band hebben gemaakt leveren naar opvatting van de Commissie1 teveel beperkingen op. Derhalve stelt de Commissie voor om in de UHF band een opdeling te maken naar frequentieruimte die gebruikt zal maken van onderscheidenlijk hoge, midden en lage zendvermogens2 en waarvoor in de betreffende subband onderscheidenlijke coördinatie van spectrumplanning moet plaatsvinden. Wat betreft de hoge zendvermogens (m.n. geschikt voor traditionele omroep) blijft dit het terrein van nationaal frequentiemanagement. Het frequentiebeleid voor midden zendvermogens (bijvoorbeeld geschikt voor mobiele televisie) wordt aangemerkt als een gezamenlijk terrein van nationaal en optioneel gecoördineerd Europees frequentiemanagement. Het frequentiegebied van lage zendvermogens (te gebruiken voor tweeweg telecommunicatie toepassingen, zoals bijvoorbeeld bij mobiele breedband) wordt voorbehouden voor Europese harmonisatie.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

– Met deze mededeling wil de Commissie haar visie neerleggen over hoe om te gaan met het digitaal dividend in de zogenaamde UHF frequentieband.

De Commissie nodigt de lidstaten uit om een deel van het digitaal dividend te reserveren voor nieuwe diensten en hiervoor gemeenschappelijke, geharmoniseerde spectrumbanden in de UHF band beschikbaar te stellen. Op grond van de Radiospectrumbeschikking3 kan de Commissie voorstellen doen voor technische beheer van het spectrum. Hieronder vallen echter niet de procedures voor toewijzing van het spectrum en de verlening van gebruiksrechten voor radiofrequenties. Op grond van Artikel 95 EG-verdrag is de Commissie in dat geval bevoegd om maatregelen voor te stellen ter bevordering van de interne markt1.

De Commissie kondigt aan om vereiste maatregelen op EU-niveau op te stellen om de aan te merken gemeenschappelijke banden te reserveren en te coördineren. De Commissie stelt dat het spectrum in de UHF band dat vrijkomt bij de omschakeling van de analoge omroep naar de digitale omroep zeer waardevol spectrum is, niet alleen voor omroep maar ook voor andere diensten zoals mobiele breedband communicatie.

Nederland kiest een voorzichtige benadering bij het overdragen van bevoegdheden op het gebied van de toewijzing van het spectrum en de verlening van gebruiksrechten voor radiofrequenties.

Dit is alleen nodig bij diensten met een Pan-Europees karakter zoals mobiele communicatie via satelliet, mobiele communicatie in vliegtuigen en op boten, 116 telefoonnummers voor hulpdiensten zoals vermiste kinderen. Nederland oordeelt positief over het voornemen van de Commissie om invulling van het digitaal dividend in EU verband bespreekbaar te maken. In het algemeen beoordeelt Nederland de subsidiariteit van de voorgestelde actie dan ook positief. Aangezien de voornemens van de Commissie nog veel onduidelijkheden bevatten, kan Nederland de subsidiariteit pas definitief beoordelen als de Commissie met concrete beschikkingsvoorstellen komt.

– De Commissie geeft in de mededeling tevens aan hoe zij denkt de invulling van het digitaal dividend gestalte te kunnen geven.

Vanwege de verschillende technische karakteristieken die nodig zijn voor het verzorgen van specifieke diensten zoals traditionele omroep, mobiele televisie of tweeweg telecommunicatie toepassingen waaronder mobiele breedband, stelt de Commissie voor om een opdeling in de UHF band te maken naar subbanden voor hoge, midden en lage zendvermogens.

Hoge zendvermogens

Daarbij onderkent de Commissie het nationale karakter van omroep in de subband voor hoge zendvermogens en wenst dit voor te behouden voor het nationale frequentiemanagement, zonder harmonisatie op Europees niveau. Over de omvang van deze subband laat de Commissie zich nog niet specifiek uit, maar geeft als voorbeeld dat dit toereikend zou kunnen zijn om de voormalige analoge televisieprogramma’s blijvend voort te zetten. Dit zou voor Nederland aanzienlijke beperkingen met zich mee kunnen brengen, omdat Nederland in het verleden niet in staat is geweest frequentieruimte ter beschikking te stellen voor de op Nederland gerichte commerciële televisie. Na de omschakeling naar digitaal gebruik van de UHF band is dit wel mogelijk gebleken met de vergunningverlening aan KPN/Digitenne dat gebruikt wordt om mede commerciële televisie in de ether uit te zenden.

Midden en lage zendvermogens

Naast de subband ten bate van traditionele televisie wenst de Commissie nog twee subbanden te onderscheiden met een toenemende harmonisatie op Europees niveau. Door de subband te reserveren voor midden zendvermogens, is er nog ruimte voor nationaal frequentiemanagement, doch door de subband te reserveren voor lage zendvermogens wenst de Commissie dit voor te behouden aan Europese harmonisatie.

Nederland beoordeelt de proportionaliteit van de Commissieplannen vooralsnog negatief. Het is momenteel nog onduidelijk of de voorgestelde acties niet verder zullen gaan dan noodzakelijk.

Hoewel Nederland onderkent dat het harmoniseren op Europees niveau economische voordelen met zich meebrengt, vindt Nederland dat er verschillende andere aspecten spelen die ook aandacht behoeven. Zoals reeds opgemerkt vindt Nederland het ook belangrijk dat omroepen die zich richten op de taal en cultuur van een land een voldoende kans moeten hebben om programma’s via de ether te verspreiden. Echter, de nationale situatie of de behoefte van de landen kan verschillen voor het gebruik van het spectrum, waarmee een harmonisatie op Europees niveau belemmerende consequenties op nationaal niveau kan hebben1. Een voldoende nationale vrijheid is naar het oordeel van Nederland derhalve wenselijk, ook wat betreft die subbanden waarvoor de Commissie een harmonisatie op Europees niveau ziet.

In 2006 zijn in Genève (frequentieplanningconferentie) reeds afspraken gemaakt over de digitalisering van omroep. Deze afspraken bieden ruimte om ook andere diensten in de UHF frequentieband toe te staan. Hierbij is afgesproken dat dit niet mag leiden tot beperking van de omroeprechten in de buurlanden. Een verplichting tot harmonisatie van een deel (de subband gereserveerd voor lage zendvermogens) van de UHF band voor andere diensten dan omroep kan indruisen tegen deze gemaakte afspraken. Nederland zal hierop bij de uitwerking van eventuele plannen dan ook letten.

Verschillende landen hebben de invulling van het digitale dividend reeds op nationaal niveau vormgegeven. Zo heeft Nederland met het beëindigen van de analoge televisie-uitzendingen in december 2006 een aanzienlijk deel van het digitaal dividend reeds vergund aan de Publieke Omroep en aan KPN/Digitenne (de verleende vergunning loopt af in 2017). De wensen van de Commissie kunnen met een implementatie op korte termijn leiden tot de noodzaak van wijziging van deze vergunningen. Dit zou eventueel voor Nederland ook financiële gevolgen kunnen hebben.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland heeft begrip voor de voorstellen van de Commissie om een deel het digitaal dividend aan te wenden voor andere diensten dan traditionele omroep. Echter het is wenselijk dat de Commissie meer helderheid biedt over de omvang van de subbanden die de Commissie voor ogen heeft en wat kan worden behouden voor nationale omroep. Bovendien is het wenselijk meer helderheid te krijgen welke visie de Commissie heeft, zowel met betrekking tot de Europese harmonisering als de voorstellen om maatregelen op EU-niveau op te stellen om de gemeenschappelijke banden te reserveren en te coördineren. Niet is uit te sluiten dat de door de Commissie in te zetten harmonisatie een inperking tot gevolg heeft van flexibiliteit op nationaal niveau. In dat kader is het belangrijk om kennis te nemen van de uitkomst van technische studies die momenteel in CEPT2-verband plaats vinden. Deze uitkomsten moeten een antwoord geven op de vraag wat de technische gevolgen zijn als telecommunicatiediensten in de frequentienabijheid van omroeptoepassingen plaatsvinden. Indien uit de studies blijkt dat er inderdaad technische problemen optreden, dan zal Nederland meer ruimte kunnen vragen voor de nationale omstandigheden dan de Commissie met deze voorstellen wellicht voor ogen heeft.

Fiche 3: Mededeling Fragiele Staten

1. Algemene gegevens

Voorstel: Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Committee en het Committee van de regio’s:

Aanzet voor een EU optreden in fragiele situaties – inzet voor duurzame ontwikkeling, stabiliteit en vrede onder moeilijke omstandigheden.

De mededeling bevat tevens een aantal bijlagen met relevante internationale lessons learned en achtergrondinformatie over Commissie ervaringen, instrumenten en benaderingen.

Datum Commissiedocument: 25 oktober 2007

Nr. Commissiedocument: COM(2007) 643 final (SEC2007(1417)

Pre-lex:http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm ?CL=nl&DosId=19632

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld.

Behandelingstraject Raad:

De mededeling is besproken in de OS raadswerkgroep in Brussel. De raadsconclusies over fragiliteit, zoals opgesteld door de OS raadswerkgroep, zijn ter informatie gestuurd aan het Political and Security Committee (PSC). Inmiddels zijn raadsconclusies vastgesteld door de RAZEB van 19 en 20 november jl.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse Zaken.

2. Essentie voorstel:

Met de mededeling wil de Commissie een basis bieden voor een EU-respons voor situaties van fragiliteit1. De bedoeling is dat deze EU-respons bijdraagt aan de ontwikkeling van fragiele landen. Om dat te bereiken benoemt de Commissie in de mededeling vijf uitdagingen voor effectief EU beleid in fragiele situaties:

• het afwegen van de risico’s van actie in situaties van fragiliteit versus de risico’s van geen actie;

• de noodzaak van een geïntegreerde benadering;

• het voorkomen van donorwezen;

• betere coördinatie binnen de EU op het gebied van assessments, training en planning;

• het stimuleren van werkcontacten over aan fragiliteit gerelateerde vraagstukken door de Commissie, het Raadssecretariaat en/of de lidstaten.

Vervolgens benadrukt de Commissie het belang van de Country Strategy Papers (CSP’s) voor het analyseren van situaties van fragiliteit. Op basis van de CSP’s bepaalt de Commissie welk instrument in welk land wordt ingezet. De Commissie gebruikt vervolgens het Linking Relief Rehabilitation and Development (LRRD) kader om ervoor te zorgen dat instrumenten op coherente en geïntegreerde wijze worden ingezet. De Commissie beschrijft tot slot de bestaande EU instrumenten en merkt op dat nieuwe instrumenten tot 2013 niet noodzakelijk zijn. De verbeterpunten die de Commissie in de mededeling identificeert zijn inmiddels opgenomen in de raadsconclusies ten aanzien van dit onderwerp en zijn daarom onderstaand in sectie 4 vermeld.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete weten regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De Commissie stelt in de mededeling geen wet- of regelgeving in het vooruitzicht. Wel blijkt uit de mededeling dat de Commissie betere coördinatie en integratie van bestaande actoren, mechanismen, instrumenten en middelen wil bewerkstelligen.

De EG is bevoegd om in het kader van ontwikkelingssamenwerkingsinspanningen beleid op te stellen ten aanzien van fragiele situaties. Vanwege het grotere gezamenlijke gewicht en in het kader van harmonisatie hebben lidstaten juist een rol van de EG op het gebied van ontwikkelingssamenwerking mogelijk gemaakt. Actie op Europees niveau heeft hier in het algemeen dan ook een duidelijke meerwaarde.

In het huidige stadium zijn de financiële gevolgen nog niet in te schatten. In de toekomst, bij verdere vormgeving en uitvoering van beleid, is het te verwachten dat hiervoor additionele fondsen moeten worden vrijgemaakt binnen de bestaande plafonds van de financiële perspectieven. Bij het begroten van deze additionele fondsen zal van complementariteit met de programma’s van de lidstaten moeten worden uitgegaan.

4. Nederlandse positie over de mededeling

De mededeling verscheen terwijl de onderhandelingen over de raadsconclusies al min of meer gestart waren. De raadsconclusies zijn inmiddels vastgesteld tijdens de RAZEB van 19 en 20 november jl. Als gevolg hiervan liep het traject van het schrijven van dit fiche en het onderhandelen over de raadsconclusies niet altijd synchroon. Een aantal commentaren van Nederland op de mededeling is niet meer van toepassing of is verwerkt in de raadsconclusies. Het fiche bespreekt derhalve de mededeling in relatie tot de reeds vastgestelde raadsconclusies.

De mededeling sluit goed aan bij het Nederlandse denken over fragiele staten. Dit is tot nu toe met name vastgelegd in de beleidsbrief «Een zaak van iedereen» (6 oktober 2007). Hierbij moet opgemerkt worden dat de fragiele staten strategie, die in meer detail zal treden, momenteel nog in ontwikkeling is.

• De mededeling toont het groeiend belang dat de Europese Commissie hecht aan het onderwerp fragiele staten. Dit sluit naadloos aan bij de prioriteiten van de beleidsbrief waarin de EU als een belangrijke speler wordt benoemd (met name vanwege de hoge mate waarin de Europese Commissie wereldwijd vertegenwoordigd is en het brede instrumentarium);

• De mededeling benadrukt tevens het belang van betere samenwerking tussen de Europese Commissie, het Raadssecretariaat en de lidstaten. Nederland onderschrijft dit (het gaat bijvoorbeeld om de rol van de EU speciale vertegenwoordigers en de implementatie van de EU Code of Conduct on Complementarity and Division of Labour);

• Voor preventie van fragiele situaties maakt Nederland graag gebruik van het multilaterale kanaal, zoals de EU. De Commissie legt in de mededeling een stevig accent op het belang van preventie door het belang van politieke dialoog in het kader van haar Partnership and Coordination agreements te benadrukken en de functie van de CSP’s voor preventie-doeleinenden te willen vergroten.

• De Commissie streeft naar verbetering van de werkrelatie met de VN in fragiele situaties en Nederland ondersteunt dat van harte. Nederland streeft er immers naar dat EU inzet in fragiele staten zoveel mogelijk in samenhang en afstemming met VN inzet plaatsvindt.

Verder zit de mededeling conceptueel goed doordacht in elkaar en benoemt zij de juiste inhoudelijke zaken en punten van aandacht. De Commissie onderschrijft de laatste inzichten en de internationale consensus (met name die van de OESO) over de dilemma’s die voor betrokkenheid in fragiele staten relevant zijn.

De raadsconclusies die tijdens de RAZEB zijn vastgesteld herhalen grotendeels het conceptuele en beleidsmatige denken van de mededeling over fragiliteit. In de conclusies werden tevens vervolgstappen vastgelegd, zoals met name:

• Het belang van een meer geïntegreerde benadering die diplomatieke, ontwikkelings- en militaire instrumenten beter combineert;

• Het vergroten van de aandacht voor preventie door meer informatie uitwisseling tussen Commissie en lidstaten tot stand te brengen, de politieke dialoog te versterken en early warning mechanismen verder te ontwikkelen;

• Beter gebruik van bestaande financieringsinstrumenten van ontwikkelingssamenwerking door meer flexibiliteit te introduceren en het thema fragiliteit als criterium voor de allocatie van middelen te gebruiken;

• Beter gebruik van de voornoemde EU Code of Conduct, onder andere door afspraken te maken over werkverdeling, door een goede spreiding van middelen over landen om donorwezen te voorkomen en door het opzetten van proefprojecten;

• Betere samenwerking tussen Commissie, lidstaten en het Raadssecretariaat in het veld te stimuleren, bijvoorbeeld door het oprichten van landen- en themateams waar Commissie, lidstaten en Raadssecretariaat deel van uitmaken.

Omdat de Commissie tot 2013 noch nieuwe instrumenten noch nieuwe middelen noodzakelijk acht, zal de EU respons met name bestaan uit beleid dat betere coördinatie en integratie van actoren, mechanismen, instrumenten en middelen bewerkstelligt. Gezien het brede instrumentarium van de EU is het logisch dat de Commissie zich nu eerst richt op verbetering van het bestaande instrumentarium in plaats van op nieuw instrumentarium.

In het vervolgtraject is voor Nederland van belang dat op korte termijn actie ondernomen wordt die de EU aanpak in fragiele staten (met name op veldniveau) effectiever doet worden. Nederland acht met name de volgende punten van belang:

• De mededeling en de raadsconclusies geven nog weinig antwoorden op de vraag welke concrete stappen ter verbetering gezet gaan worden en door wie. Met name de vraag hoe lidstaten en Commissie in het veld beter met elkaar kunnen samenwerken is van belang, evenals de wijze waarop het huidige EU beleid en instrumentarium flexibeler en sneller ingezet kan worden om situaties van fragiliteit effectief te adresseren. Nederland creëerde hiervoor een aanknopingspunt door aan te dringen op het uitvoeren van proefprojecten (pilots) in fragiele situaties. Nederland heeft steun aangeboden voor zo’n project in Burundi.

• De Commissie zal voor de financiering van activiteiten op het snijvlak van vrede en veiligheid op korte termijn gebruik moeten maken van bestaande instrumenten. Zo kan bijvoorbeeld het stabiliteitsinstrument worden ingezet voor de financiering van hervormingen in de veiligheidssector en het Europees Ontwikkelingsfonds ter aanvulling daarop voor de financiering van de goed bestuur sector. Het is aan de Commissie de samenhang tussen die instrumenten te bewaken. Op lange termijn is het wenselijk dat een discussie plaatsvindt over de vraag welke middelen binnen bestaande instrumenten beschikbaar moeten komen voor het financieren van activiteiten op het raakvlak tussen vrede en veiligheid.

• Nederland heeft tijdens de onderhandelingen over de raadsconclusies aangestuurd op een implementatieplan voor fragiele situaties. Nederland had graag gezien dat dit in 2008 opgesteld zou worden, maar dit bleek niet haalbaar. Om die reden zal Nederland gedurende 2008 de Commissie stimuleren en steunen in het zetten van concrete stappen en het opdoen van ervaring in fragiele landen middels één of meer EU pilots. Die ervaringen kunnen dan worden meegenomen bij het opstellen van implementatieplan.

Fiche 4: Herziening EU-reguleringskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten

1. Algemene gegevens

Voorstel: Een samenhangend pakket voorstellen voor de herziening van het EU-reguleringskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten, bestaande uit:

a. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, 2002/20/EG betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten;

b. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en de Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming ;

c. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van de Europese Autoriteit voor de elektronische communicatiemarkt;

d. Draft Commission Recommendation on Relevant Product and Service Markets within the electronic Communications sector susceptible to ex ante regulation in accordance with Directive 2002/21/EC of the European Parliament and of the Council on a common regulatory framework for electronic communication networks and services (Nederlandse versie niet beschikbaar);

e. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Verslag over de resultaten van de evaluatie van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG en samenvatting van de hervormingsvoorstellen van 2007.

Datum Commissiedocumenten: 13 november 2007

Nrs. Commissiedocument: COM(2007) 697, 698, 699, 5406 rev 1 en 696

Pre-lex: http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/library/proposals/index_en.htm

Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: (SEC (2007) 1472) en (D(2007) 7006).

Behandelingstraject Raad: Behandeling in Raadswerkgroep Telecom, presentatie Review op 29 november 2007 in de VTE Raad.

Eerstverantwoordelijk ministerie: ministerie van Economische Zaken

Rechtsbasis: artikel 95 EG-Verdrag (voorstellen a, b en c)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Gekwalificeerde meerderheid, co-decisieprocedure conform artikel 251 (voorstellen a, b en c)

Comitologie: De richtlijnen en de verordening voorzien in een comitologieprocedure. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor communicatie (COCOM) (met name de regelgevingsprocedure met toetsing).

2. Samenvatting BNC-fiche:

De Commissie heeft met de herziening van het huidige EU-reguleringskader voor de telecommunicatiesector met name tot doel om de interne markt voor telecommunicatie te versterken (meer vetobevoegdheid; oprichten van een onafhankelijk Europese Autoriteit). Daarnaast om de betreffende regelgeving te vereenvoudigen en waar nodig te verbeteren. Ook komt zij met deze voorstellen om de transparantie voor consumenten te vergroten en om consumenten beter te beschermen.

Nederland beoordeelt de subsidiariteit als positief. Nederland steunt de voorstellen die de Commissie maakt op het gebied van verdere vereenvoudiging van regelgeving en consumentenbeleid. Nederland is echter tegen de voorstellen van de Commissie om haar vetobevoegdheden nog verder uit te breiden en om een onafhankelijk Europese Autoriteit op te richten. De Commissie gaat hier verder dan noodzakelijk omdat hiermee te weinig rekening kan worden gehouden met nationale verschillen. Daarnaast moet het mogelijk blijven om een eigen (frequentie-)beleid voor omroep te blijven voeren. De proportionaliteit wordt op het gebied van de bevoegdheden van de Commissie ten aanzien van marktregulering en de oprichting van een Europese Autoriteit dan ook als negatief beoordeeld.

3. Samenvatting voorstel:

a) Inhoud voorstel:

De Commissie doet in dit pakket voorstellen om de werking van de interne markt voor elektronische communicatie te verbeteren. Hiervoor doet zij een voorstel voor een richtlijn ter versterking van de interne markt voor elektronische communicatienetwerken en -diensten, een voorstel voor een richtlijn ter bescherming van consumenten en gebruikers en, ter ondersteuning van de uitvoering van het EU-reguleringskader, een voorstel voor een verordening voor de oprichting van een Europese Autoriteit. Tenslotte heeft de Commissie de aanbeveling over welke markten in principe voor ex ante regulering in aanmerking komen, aangepast.

De Commissie komt met deze voorstellen naar aanleiding van de evaluatie van het huidige EU-reguleringskader voor de telecommunicatiesector. Belangrijkste redenen voor de Commissie om te komen tot een herziening zijn de voortdurende dominantie van een beperkt aantal operators op een aantal relevante markten, een gebrek aan marktwerking op de markt voor elektronische communicatie en de diversiteit in de regulering binnen de lidstaten van de EU.

De Commissie heeft met deze voorstellen drie doelstellingen voor ogen:

1. Betere regulering van elektronische communicatiemarkten:

Vereenvoudiging van bestaande regelgeving door bijvoorbeeld in de Aanbeveling voor relevante markten het aantal relevante markten waar ex-ante verplichtingen kunnen worden opgelegd, terug te brengen van 18 tot 7. Daarnaast door procedures voor marktanalyses verder te vereenvoudigen en het frequentiegebruik te flexibiliseren. Verder wenst zij de huidige regulering te verbeteren door het nationale toezichthouders de bevoegdheid te geven om een verplichte functionele scheiding tussen netwerken en diensten op te leggen.

2. Voltooiing van de interne markt voor elektronische communicatie (marktregulering):

De Commissie stelt voor om haar vetobevoegdheden ten aanzien van besluiten van nationale toezichthouders op het gebied van marktregulering uit te breiden naar de verplichtingen die nationale toezichthouders aan markpartijen met aanmerkelijke marktmacht1 kunnen opleggen. Verder kan de Commissie na het uitspreken van een veto ten aanzien van een besluit van een nationale toezichthouder voorschrijven dat een nationale toezichthouder bepaalde verplichtingen, zoals prijsregulering op basis van kostenoriëntatie, op moet leggen. Daarnaast stelt de Commissie voor dat zij bij transnationale markten, die de Commissie ook op basis van het bestaande EU-reguleringskader kan aanwijzen, zelf marktreguleringbesluiten kan nemen in plaats van samenwerkende nationale toezichthouders.

Naast deze maatregelen stelt de Commissie voor om een Europese Autoriteit voor elektronische communicatie (EECMA) op te richten, die de huidige European Regulators Group (ERG), een samenwerkingsverband van nationale toezichthouders, vervangt. Het huidige Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA)2 zou in de op te richten autoriteit moeten worden opgenomen. De EECMA zal worden belast met adviserende en uitvoerende taken op het gebied van marktregulering, frequentieen nummerbeheer en consumentenbescherming ter ondersteuning van een goede uitvoering van het EU-reguleringskader.

3. Meer contact met de burger:

De Commissie stelt voor om een meldingsplicht voor veiligheidsinbreuken (privacy en continuïteit) in te voeren om het inzicht in de veiligheid van elektronische communicatienetwerken en -diensten voor consumenten te verbeteren en bedrijven aan te zetten tot grotere inspanningen om de veiligheid van hun netwerken en diensten te verbeteren. Daarnaast stelt de Commissie voor dat lidstaten maatregelen moeten nemen om de toegang tot elektronische communicatie voor gehandicapten en ouderen te verbeteren, zonder deze maatregelen nader te specificeren. Verder doet de Commissie voorstellen voor de verbetering van de transparantie van tarieven en contractsvoorwaarden bij het aanbieden van elektronische communicatiediensten. Om het overstappen naar andere aanbieders van telefoniediensten gemakkelijker te maken stelt de Commissie voor dat nummerportabiliteit binnen één werkdag gerealiseerd moet worden.

b) Impact-assessment Commissie:

Voor marktregulering heeft de Commissie drie verschillende opties onderzocht: invoering van een model van open toegang door een scheiding van netwerken en diensten, het stopzetten of beperken van sectorspecifieke marktregulering en handhaving van het bestaande reguleringskader. De Commissie kiest voor de laatste optie. Om meer consistente en effectieve regulering te realiseren heeft de Commissie verschillende institutionele oplossingen vergeleken: een centrale Europese autoriteit met formele beslisbevoegdheden op het gebied van marktregulering en spectrumbeheer, een Europese autoriteit zonder die bevoegdheden met een ondersteunende functie bij de implementatie van EU-regelgeving en verbeterde coördinatie tussen lidstaten. De Commissie kiest voor de laatste mogelijkheid. Volgens de Commissie leiden de voorstellen tot vermindering van regelgevende verplichtingen voor ondernemingen. Tegelijkertijd zullen consumenten profiteren, onder meer door versterking van hun (rechts)positie. De IA-Board heeft de impact assessment getoetst. De Board doet enkele aanbevelingen voor een verbetering van de analyse, maar is het eens met de bevindingen van de Commissie.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid: Artikel 95 EG-Verdrag; gedeelde bevoegdheid.

b) Subsidiariteit: Positief

Er is noodzaak tot gezamenlijk optreden om te kunnen komen tot een interne markt voor elektronische communicatie middels een consistente toepassing van het EU-reguleringskader op het gebied van marktwerking en om een geharmoniseerde aanpak op een aantal beleidsterreinen beter te kunnen faciliteren. De voorstellen van de Commissie hebben tot doel om het reeds bestaande regelgevende kader verder uit te bouwen en tegelijk de consumentenbescherming te versterken. Daarnaast streeft de Commissie verdere vereenvoudiging van eerdere regelgeving na op EU gebied. Dit is enkel op Europees niveau te verwezenlijken.

c) Proportionaliteit:

Negatief voor marktregulering en de oprichting van een Europese Autoriteit; positief voor verdere vereenvoudiging van het reguleringskader en verbetering van de consumentenbescherming.

Op basis van het bestaande EU-reguleringskader heeft de Commissie reeds vetobevoegdheden op het gebied van marktregulering. De Commissie stelt in de nieuwe richtlijn voor deze uit te breiden. Een consistente toepassing van het reguleringskader is van groot belang, maar noodzaakt niet tot vergaande uniformering van deze toepassing waarbij de Commissie meer bevoegdheden krijgt.

Naast het uitbreiden van haar vetobevoegdheid komt de Commissie in haar verordening met het voorstel om een Europese Autoriteit op te richten met voornamelijk adviserende en uitvoerende taken op allerlei beleidsterreinen. Het aantal uitvoeringstaken dat op EU-niveau moet worden uitgevoerd is tot dusver beperkt, maar kan worden uitgebreid wanneer besloten wordt tot vergaande harmonisatie van maatregelen van de lidstaten. Dit is alleen nodig bij die diensten die grensoverschrijdend aangeboden kunnen worden zoals mobiele communicatie via satelliet en mobiele communicatie in vliegtuigen. De meeste diensten zijn echter niet grensoverschrijdend. De uitvoeringstaken op EU-niveau zullen daarom ook beperkt blijven. Het voorstel tot oprichten van een Europese Autoriteit gaat dan ook te ver.

De proportionaliteit van de voorstellen voor de flexibilisering van gebruik en beheer van frequentieruimte door minder voorschriften te geven ten aanzien van de gebruikte techniek en aan te bieden diensten is positief onder het voorbehoud dat de lidstaten ruimte blijven houden om hun eigen (frequentie-)beleid voor omroep te voeren. De voorstellen van de Commissie sluiten grotendeels aan bij de reeds op grond van de Nota Frequentiebeleid 2005 in Nederland ingezette flexibilisering op dit punt.

De proportionaliteit voor verbetering van consumentenbescherming met name op het gebied van privacy en veiligheid is positief. De voorstellen van de Commissie gaan niet verder dan noodzakelijk om binnen de interne markt een gelijk speelveld van consumentenbescherming te waarborgen. Daarnaast laten de voorstellen ruimte voor maatregelen op het gebied van consumentenbescherming op nationaal niveau.

Nederlands oordeel

Meer vetobevoegdheden voor de commissie: De verschillen tussen de lidstaten in de ontwikkeling en in de structuur van de telecommunicatiesector zijn aanzienlijk, hetgeen een gedifferentieerde aanpak op basis van gemeenschappelijke uitgangspunten, zoals dat ook bij de toepassing van het algemene mededingingsrecht gebruikelijk is, noodzakelijk maakt. Nederland vindt vetobevoegdheden op het gebied van marktregulering daarom disproportioneel. Een uitbreiding van deze bevoegdheden versterkt dit bezwaar.

Oprichten van een Europese Autoriteit: Nederland is alleen voor vergaande harmonisatiemaatregelen die uitvoering op EU-niveau vereisen als dat echt noodzakelijk is. In dit geval oordeelt Nederland verdergaande harmonisatie, en daarmee het voorstel van de Commissie, als disproportioneel.

Aanbeveling relevante markten: Deze aanbeveling, die is gericht tot de nationale toezichthouders van de lidstaten, bevat een lijst van markten die in beginsel voor regulering in aanmerking komen. Bij regulering van markten die niet op deze lijst voortkomen past de Commissie een zeer zware toets toe om vast te stellen of ex-ante regulering noodzakelijk is. Nederland vindt dat de lijst met relevante markten een te prescriptief karakter heeft, waardoor onvoldoende rekening gehouden met specifieke nationale marktomstandigheden. Nationale toezichthouders moeten op basis van een marktanalyse bepalen of regulering van een bepaalde markt nodig is.

Consumentenbeleid: Nederland is positief over de voorstellen op dit gebied. Daarbij is wel van belang dat Nederland zelf kan blijven bepalen welke toezichthouder welke taken uit moet voeren. De handhaving van voorschriften op het gebied van consumentenbescherming moet in ieder geval op nationaal niveau blijven plaatsvinden.

5. Implicaties financieel

a) Consequenties EG-begroting:

De belangrijkste kostenpost betreft de instelling van een Europese Autoriteit. Deze komt volledig ten laste van de begroting van de Commissie. De bezetting bedraagt op termijn 134 FTE, inclusief de overname van de huidige ENISA. Het jaarlijks budget bedraagt € 10 mln in het eerste jaar, oplopend tot € 28 mln vanaf het derde jaar. Daarin zijn de besparingen vanwege de overname van ENISA meegerekend.

b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of decentrale overheden:

De financiële gevolgen zijn op dit moment nauwelijks in te schatten en afhankelijk van de uiteindelijke uitwerking van de voorstellen. De instelling van een Europese Autoriteit zal leiden tot extra afstemmingsbehoeften. De voorstellen zullen mogelijk in het begin leiden tot extra toezicht en marktanalyses. Daar staat tegenover dat het aantal relevante markten met ex ante regulering tengevolge van de Aanbeveling van de Commissie zal afnemen, en daarmee het aantal marktanalyses en het toezicht op die markten. Voor deze markten zal het gewone mededingingstoezicht van toepassing worden. Budgettaire gevolgen dienen ingepast te worden in de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.

c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger en

d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De verwachting is dat de voorstellen, door vermindering en vereenvoudiging van regels en verkorting van procedures, zullen leiden tot een reductie van administratieve lasten voor bedrijven en minder uitvoeringslasten voor de overheid. Vanwege de belangrijke bijdrage van elektronische communicatiesector aan de economie als geheel, is de verwachting dat de voorstellen daar eveneens in positieve zin aan zullen bijdragen. Ook hier is een inschatting pas mogelijk als duidelijk is hoe de definitieve voorstellen er uit zien. Dan zal in het kader van de implementatie de gebruikelijke Bedrijfseffectentoets (BET) en toets op de administratieve lasten (ACTAL) plaats kunnen vinden.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid:

De voorstellen voor richtlijnen zullen leiden tot aanpassingen in de Telecommunicatiewet, met name de hoofdstukken 3 (Frequenties), 6a (Verplichtingen m.b.t. aanmerkelijke marktmacht) en 7 (Eindgebruikersbelangen) alsmede de op die wet gebaseerde regelgeving, waaronder het Frequentiebesluit en het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen.

De voorstellen (o.a. de instelling van de EECMA) kunnen mogelijk leiden tot aanpassing van de huidige werkzaamheden en de inrichting van (de organisatie van) toezicht en uitvoering, zoals momenteel belegd bij Agentschap Telecom (m.b.t. frequenties) en de OPTA (m.b.t. mededinging en nummering).

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Er is in de voorstellen nog niet voorzien in een implementatietermijn. De Commissie geeft in de Mededeling (COM(2007) 696) echter aan dat de voorstellen voor het einde van 2009 in werking moeten zijn getreden. Gelet op het feit dat wetswijziging hoogstwaarschijnlijk noodzakelijk zal zijn om uitvoering te geven aan de voorstellen en op het feit dat de onderhandelingen zeker niet eerder dan in de loop van 2008 worden afgerond, is de haalbaarheid van deze termijn niet reëel. Nederland zal zich inspannen om deze termijn te veranderen.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:

In de geldende richtlijnen is reeds voorzien in een evaluatie om de vier jaar.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

Over het algemeen is de verwachting dat de voorstellen van de Commissie per saldo door zowel Agentschap Telecom als door de OPTA uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Veel onderwerpen zullen nog via comitologie nader worden uitgewerkt, zodat de implicaties voor uitvoering en handhaving nog niet kunnen worden overzien.

De Commissie stelt voor om de onafhankelijkheid van het toezicht te versterken, door daaraan ook de eis van politieke onafhankelijkheid te stellen. Dat zou betekenen dat een aantal taken die nu door het ministerie (inclusief het Agentschap Telecom) worden uitgevoerd door een zelfstandig bestuursorgaan zouden moeten worden uitgevoerd.

De verwachting is dat enerzijds door het verminderen van regels het toezicht op bepaalde markten en sectoren kan afnemen, bijvoorbeeld door een toename van vergunningvrij gebruik van frequentieruimte, terwijl anderzijds juist in de beginfase mogelijk intensiever toezicht nodig zal zijn op de naleving van het nieuwe regelgevende kader.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

N.v.t. \ {begin}N.v.t.}

9. Nederlandse positie

Nederland steunt de voorstellen van de Commissie ten aanzien van een meer flexibel gebruik van frequenties. Uitzonderingen moeten mogelijk blijven op basis van doelstellingen van algemeen belang, zoals een eigen (frequentie-)beleid voor omroep. Nederland steunt ook de voorstellen om de bescherming van consumenten te verbeteren. Nederland staat positief ten aanzien van het voorstel van functionele scheiding indien de reguleringsmaatregelen onvoldoende effectief zijn gebleken. Nederland is het eens met de Europese Commissie dat het reguleringskader binnen de EU op consistente wijze moet worden toegepast. De wijze waarop de Commissie deze consistentie wil bereiken kan de Nederlandse regering echter niet overal steunen. De conclusie in het impact asssessment dat het bestaande reguleringskader moet worden gehandhaafd wordt gesteund. De analyse van de Commissie die leidt tot het voorstel om een Europese Autoriteit op te richten wordt niet gedeeld door Nederland. Nederland heeft op de volgende punten bezwaar en brengt dit in tijdens de onderhandelingen:

Verdere uitbreiding van de vetobevoegdheden van de Commissie

De rol van de (onafhankelijk opererende) ERG bij de bewaking van de consistentie van marktreguleringbesluiten van nationale toezichthouders moet versterkt worden zodat het reguleringskader binnen de EU op meer consistente en geharmoniseerde wijze wordt toegepast. Nederland is tegen (het uitbreiden van) de vetobevoegdheden van de Commissie. Nationale toezichthouders moeten ervoor zorgen dat de toetreding tot markten niet middels regulering wordt bemoeilijkt. Dat vereist samenwerking, afstemming, maar geen vergaande harmonisatie op basis van een formele centrale toetsing van besluiten van nationale toezichthouders op EU-niveau op basis van vetobevoegdheden van de Commissie.

Oprichting van een Europese toezichthouder

Nederland is alleen voor vergaande harmonisatiemaatregelen die uitvoering op EU-niveau vereisen als dat echt noodzakelijk is. Dat is alleen het geval als het gaat om «daadwerkelijke» pan-Europese diensten, d.w.z. diensten die alleen grensoverschrijdend kunnen worden aangeboden. Pan-Europese diensten zijn beperkt in aantal en omvang en zullen dat naar verwachting ook blijven. Dat betekent dat de uitvoerende taken die voortvloeien uit harmonisatie van deze diensten beperkt zijn en niet noodzaken tot de oprichting van een Europese Autoriteit. Die taken kan de Commissie blijven uitvoeren. Voor wat betreft advisering kan worden volstaan met een verbeterde ERG (meer menskracht, meer transparantie). De ERG heeft die verbeteringsslag al in gang gezet.

Nederland heeft op 27 november 2007 samen met een aantal andere landen (o.a. Spanje, Duitsland, Polen, Luxemburg) een brief gestuurd aan Commissaris Reding, waarin grote zorg wordt uitgesproken over het voorstel om een Europese Autoriteit op te richten en de bevoegdheden van de Commissie verder uit te breiden.

Versterking van de onafhankelijkheid van nationale toezichthouders

De conceptrichtlijnen maken wat betreft taken en bevoegdheden onderscheid tussen lidstaten en nationale regelgevende instanties (NRI). In Nederland treden zowel OPTA en EZ (inclusief het Agentschap Telecom (AT)) op als NRI.

In de voorstellen wordt aan een NRI vergaande onafhankelijkseisen gesteld (zoals dat deze geen instructies mag krijgen van derden). Alleen OPTA voldoet zonder meer aan deze onafhankelijkheideisen. Het ministerie van Economische Zaken (inclusief AT) hoogstwaarschijnlijk niet. Dat zou als consequentie hebben dat een aantal beleidsmatige en regelgevende taken (bijv. het vaststellen van het frequentieplan, vergunningverlening) niet meer door het ministerie (inclusief AT) kunnen worden uitgevoerd. In plaats daarvan zou een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) daarmee moeten worden belast. Nederland staat op het standpunt dat ZBO’s geen regelgevende taken mogen hebben, omdat regelgeving onder politieke controle tot stand moet komen. Bij onderwerpen van algemeen belang (omroep, defensie, veiligheid) moet de politiek aanwijzingen kunnen blijven geven.

Versterking bescherming van consumenten

Nederland steunt de voorstellen van de Commissie waarbij toegang tot telecommunicatie ook voor mensen met een handicap wordt bevorderd, informatie over prijs en voorwaarden bij elektronische communicatie beter wordt en de bescherming van privacy en persoonlijke data worden versterkt.

Lijst relevante markten

Nederland vindt dat de lijst van relevante markten een meer indicatief karakter moet hebben om zo meer speelruimte te geven aan nationale toezichthouders.

Fiche 5: Mededeling Instrument voor Pre-Toetredingssteun (IPA)

1. Algemene gegevens

Voorstel: Mededeling inzake het Instrument voor Pre-Toetredingssteun (IPA), Meerjarig indicatief financieel kader voor 2009–2011

Datum Commissiedocument: 6 november 2007

Nr. Commissiedocument: COM(2007) 689

Pre-lex:http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL =nl&DosId=19634

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: http://ec.europa.eu/governance/impact/cia_2007_en.htm

Behandelingstraject Raad: Deel van uitbreidingspakket van 6 november. Raadsconclusies over dit pakket zijn voorzien voor Razeb van 10 en 11 december.

Eerstverantwoordelijk ministerie: ministerie van Buitenlandse Zaken.

2. Essentie voorstel:

Het indicatief financieel meerjarenkader (MIFF) voor het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) geeft informatie over de indicatieve verdeling van het algemene IPA-budget dat de Commissie overeenkomstig artikel 5 van de IPA-verordening nr. 1085/2006 voorstelt. Het indicatief financieel meerjarenprogramma is opgenomen in het jaarlijks uitbreidingspakket van de Commissie, waarbij een planningshorizon van drie jaar wordt aangehouden. Op pagina 4 en 5 van het document is een tabel opgenomen met de indicatieve verdeling per land en per component voor de periode 2007–2011.

Indicatieve allocatie IPA fondsen periode 2007–2011.

Land Allocatie 2007–2011 (miljoen Euro)
Turkije3 037.9
Kroatië749.8
FYROM401.5
Albanië401.1
Bosnië en Herzegovina440.1
Montenegro166.0
Servië976.8
Kosovo395.1
Regionaal728.2

Met het oog op toetreding is IPA het financiële instrument dat (potentiële) kandidaat-lidstaten bijstaat in hun inspanningen voor geleidelijke aanpassing aan de normen en het beleid van de Europese Unie, met inbegrip van het acquis communautaire. Het gaat om kandidaat-lidstaten Turkije, Kroatië en Macedonië, om potentiële kandidaat-lidstaten Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Servië, en om Kosovo onder VNVR-resolutie 1244. De IPA-verordening is van toepassing van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013. Het instrument heeft een looptijd van 2007 tot 2013 en een referentiebedrag van ongeveer € 11.5 miljard. Programmering van de steun vindt plaats door middel van indicatieve strategische meerjaren plannen. Per land en per component of thema wordt dit uitgewerkt in meerjarenprogramma’s of jaarprogramma’s. Componenten III, IV en V bereiden de landen voor op gebruik van de structuurfondsen en staan alleen open voor kandidaat-lidstaten. Onderhavige MIFF geeft een indicatieve allocatie per land en per component voor de periode 2009–2011.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete weten regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

In het voorstel geeft de Commissie (indicatief) aan hoe het budget voor pretoetredingssteun per land en per component wordt verdeeld. De Commissie heeft hiertoe de bevoegdheid op grond van artikel 5 van de IPA-verordening. Aangezien dit een exclusieve bevoegdheid betreft, is de subsidiariteit niet van toepassing. De voorgestelde verdeling is proportioneel. De MIFF geeft uitvoering aan de IPA verordening. De genoemde bedragen vallen binnen het financiële referentiebedrag dat in de verordening wordt genoemd.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland gaat akkoord met het indicatieve financieel meerjarenkader. De allocatie blijft binnen het vastgestelde budget. Het instrument bestaat nu een jaar. De ontvangende landen en de Commissie hebben ervaring opgedaan met het instrument en capaciteit opgebouwd. Kandidaat lidstaten Turkije en Kroatië en Macedonië ontvangen verhoudingsgewijs meer aangezien zij van alle componenten profiteren. De hoge toelage voor Servië is gerechtvaardigd doordat het land de meeste inwoners van de landen van de Westelijke Balkan heeft. Daarnaast is de absorptiecapaciteit hoog. Nederland zal in raadskader en in het IPA Comité wijzen op het belang van verdere concretisering van de criteria voor allocatie zoals absorptie capaciteit en voortgang op het gebied van Europese integratie.

Fiche 6: Mededeling Luchtvaartovereenkomst met Israël

1. Algemene gegevens

Voorstel: Mededeling van de Commissie: De ontwikkeling van een gemeenschappelijke luchtvaartruimte met Israël

Datum Commissiedocument: 9 november 2007

Nr. Commissiedocument: COM (2007) 691 final

Pre-lex:http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL =nl&DosId=196371

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Beide zijn niet opgesteld.

Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Transport, Transportraad. Datum van behandeling is nog niet bekend.

Eerstverantwoordelijk ministerie: ministerie van Verkeer en Waterstaat.

2. Essentie voorstel:

De Commissie stelt voor om te gaan onderhandelen met Israël om een Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte te creëren. Dit past binnen het streven van de Commissie om met haar oostelijke en zuidelijke buren in het kader van het Nabuurschapsbeleid tegen 2010 een bredere Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte te creëren. Daarnaast heeft de EU met de landen rond de Middellandse Zee reeds nauwere banden aangehaald in het kader van het Barcelona-proces. In dit kader is al een Euromediterraan luchtvaartakkoord tussen de EU en Marokko afgesloten. Het doel van dergelijke onderhandelingen is geleidelijke markttoegang en regelgevende convergentie op gebieden van luchtvaartveiligheid, beveiliging, luchtverkeersleiding, mededinging, staatssteun, milieubescherming en bescherming van passagiersrechten. Daarbij is de geldende Europese regelgeving het uitgangspunt. In het akkoord zal worden opgenomen aan welke Europese vereisten Israël zal dienen te voldoen. Dat zal zo nodig aan een gefaseerde markttoegang gekoppeld worden, naar gelang de implementatie daarvan in Israël meer tijd in beslag neemt.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De Commissie vraagt in deze mededeling de Raad om een mandaat voor onderhandelingen, aangezien het een gemengde bevoegdheid betreft. Nederland deelt de inschatting van de Commissie dat het vervangen van het huidige stelsel van bilaterale verdragen met Israël door een Europees overkoepelend verdrag zal leiden tot een versterking van het level playing field in de luchtvaartmarkt, het subsidiariteitsoordeel is positief. De enige manier om tot effectieve liberalisering te komen met Israël is via een dergelijk breed luchtvaartakkoord, het voorstel voldoet daarmee ook aan het proportionaliteitsbeginsel. De mededeling heeft geen financiële gevolgen.

4. Nederlandse positie over de mededeling

a) Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt:

De luchtvaartmarkt in Israël is voor Nederland tot nu toe een redelijk gesloten markt, aangezien de bilaterale luchtvaartovereenkomst restricties bevat die de markttoegang beperken. Nederland ziet zeker voordelen in een EU-brede aanpak, mede gezien het feit dat deze benadering zich richt op regelgevende convergentie en daarmee bijdraagt aan een beter level playing field.

In de te bereiken overeenkomst is het van belang dat de nodige flexibiliteit geboden wordt om in de EU actie te ondernemen met betrekking tot milieukwesties. De overeenkomst mag bovendien geen verbod bevatten op het heffen van belastingen op brandstof die aan luchtvaartuigen wordt geleverd of andere fiscale of economische instrumenten die onderdeel vormen van milieumaatregelen.

Naast het bereiken van een gemeenschappelijke luchtvaartmarkt met Israël (verticale onderhandelingen), speelt (zoals met nog veel andere derde landen) ook de kwestie dat er in de huidige bilaterale luchtvaartovereenkomsten tussen de diverse EU-lidstaten en Israël bepalingen inzake nationaliteit staan die door het Europese Hof van Justitie onwettig zijn bevonden. Deze bepalingen belemmeren de exploitatie van vluchten naar Israël vanuit een andere EU-lidstaat dan die waarin een luchtvaartmaatschappij is gevestigd. Deze situatie creëert rechtsonzekerheid voor de desbetreffende luchtvaartmaatschappijen en dient daarom volgens Nederland als eerste te worden opgelost (door middel van zogenaamde horizontale onderhandelingen). Nederland kan evenwel instemmen met parallelle onderhandelingen, zoals bij het Marokko akkoord is gebeurd, op voorwaarde dat een akkoord over dit aspect een vereiste blijft alvorens verkeersrechten onderwerp van de onderhandelingen vormen. Het zal dan ook allereerst helder moeten zijn dat Israëlcommitment toont de huidige bepalingen inzake nationaliteit te laten vallen en dat het uitgangspunt van verdere besprekingen het instellen van een vrije markt moet zijn.

Fiche 7: Mededeling Microkrediet

1. Algemene gegevens

Voorstel: Een Europees initiatief voor de ontwikkeling van microkrediet ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid

Datum Commissiedocument: 13 november 2007

Nr. Commissiedocument: COM(2007) 708 definitief

Pre-lex:http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL =nl&DosId=196379

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: (http://ec.europa.eu/governance/impact/practice)

Behandelingstraject Raad: Het behandelingstraject in de Raad is nog niet bekend

Eerstverantwoordelijk ministerie: ministerie van Economische Zaken

2. Essentie voorstel:

Microkredieten dragen bij aan groei van zelfstandig ondernemerschap en de ontwikkeling van micro-ondernemingen, ze kunnen helpen bij de overgang van werkloosheid naar ondernemerschap en bij de bevordering van sociale integratie via deelname in de economie en economische zelfstandigheid.

De groei van de microkrediet sector kan bevorderd worden door:

• nationale institutionele, wettelijke en commerciële kaders aan te passen, bijv. door belemmeringen voor niet bancaire microfinancieringsinstellingen of om vanuit een uitkering een eigen onderneming te starten weg te nemen, ondernemerschap te bevorderen en een betere opleiding en begeleiding voor micro-ondernemingen. De Commissie wil de lidstaten ondersteunen, onder meer door een overzicht te geven van goede nationale initiatieven.

• een kleine unit binnen het Europees Investeringsfonds op te zetten die microfinancieringsinstellingen ondersteund door het verlenen van technische bijstand aan microkredietinstellingen en om de toegang tot bestaande financieringsmogelijkheden vanuit de verschillende EU programma’s voor die instellingen te vergemakkelijken.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

In de mededeling stelt de Commissie enkel acties voor:

– vraagt lidstaten om hun regelgeving en institutionele kaders t.a.v. microkredieten en micro-ondernemerschap aan te passen en wil dit ondersteunen door inzicht te geven in best practices;

– wil een afdeling binnen het Europees Investeringsfonds oprichten die microkredietinstellingen technisch ondersteunt en helpt bij het vinden van financiering uit bestaande Europese programma’s.

Er is een goede verdeling tussen de bevoegdheden van de EU en die van de lidstaten. De Commissie beperkt zich tot een faciliterende rol, waarbij het vooral de lidstaten zelf zijn die microkredietbeleid vorm moeten geven. Uitwisseling van «best practices» op EU niveau kan dan ook meerwaarde bieden. Subsidiariteit is derhalve positief. Zeker wanneer de Commissie zoveel mogelijk gebruik maakt van bestaande kanalen zoals m.n. het European Microfinance Network (EMN) en nationale organisaties, zoals de in Nederland op te richten uitvoeringsorganisatie voor microfinanciering, lijken dit zinvolle acties, die niet verder gaan dan noodzakelijk om het nationale beleid te ondersteunen. De financiële gevolgen zijn beperkt en moeten binnen de bestaande begroting op te vangen zijn. De proportionaliteit is hierdoor ook positief.

4. Nederlandse positie over de mededeling

De mededeling sluit uitstekend aan bij het advies van de Raad voor Microfinanciering dat op 12 oktober aan de staatssecretaris van Economische Zaken en de Tweede Kamer is aangeboden De staatssecretaris heeft aangegeven zich in het advies te kunnen vinden . Dit advies gaat net als de Commissie mededeling uit van de notie dat microfinanciering kan bijdragen aan de groei van ondernemersschap, participatie (starten vanuit een uitkering) en integratie (bijv. voor mensen in aandachtswijken).

Ook m.b.t. de voorgestelde maatregelen sluit de mededeling van de Commissie goed aan bij het advies van de Raad voor Microfinanciering en het standpunt van het kabinet hierover.

i. Een beter juridisch en institutioneel kader in de lidstaten

De Commissie komt met een aantal suggesties om voor niet bancaire microkredietinstellingen het leven te vereenvoudigen. Genoemd wordt het wegnemen van belemmeringen uit hoofde van financieel toezicht, maximum rentes, toegang tot kredietinformatie, boekhoudregels, belastingregels, interne markt. Daarnaast wordt gepleit voor meer garanties. De Raad voor Microfinanciering pleit voor een garantiefonds1 en zal in een vervolgadvies ingaan op de belemmerende regels.

Het kabinet heeft middelen beschikbaar voor het stimuleren van microkredieten. Wat betreft de belemmerende regels zal het kabinet het nadere advies van de Raad afwachten voor zover deze regels al niet aangepakt worden in het kader van de acties van het kabinet t.a.v. regeldruk.

ii. Een beter ondernemingsklimaat

De Commissie pleit voor het bevorderen van ondernemerschap via opleiding, promotie, verlaging fiscale, administratieve en wettelijke drempels (zoals ten aanzien van starten vanuit een uitkering) en via begeleiding en bedrijfsontwikkelingdiensten Dit zijn alle punten die of reeds onderdeel zijn van het ondernemerschapbeleid van het kabinet of in het advies van de Raad voor Microfinanciering aanbevolen worden en door het kabinet zullen worden uitgewerkt.

iii. Een betere verspreiding van beste praktijken en de beschikbaarheid van Europese fondsen

De Commissie stelt voor om binnen het Europees Investeringsfonds een afdeling te creëren waar mensen uit de praktijk van de microfinanciering terecht kunnen met hun vragen en om behulpzaam te zijn met het vinden van financiering uit Europese programma’s zoals de structuurfondsen. In Nederland kennen we daarvoor al het Kenniscentrum Microfinanciering en de Raad stelt voor om dat op te laten gaan in Microfinanciering Nederland, dat lokale microfinancieringsinstellingen adviseert en ondersteunt. Bezien moet worden hoe beide initiatieven elkaar kunnen ondersteunen. Daarbij zou overwogen moeten worden welke rol het Europese Microfinancieringnetwerk (EMN) kan spelen. Bij dit netwerk is nu veel kennis over microfinanciering in Europa gebundeld. Het kabinet zal hiervoor aandacht vragen van de Europese Commissie.

Daarnaast noemt de Commissie een label voor microkrediet t.b.v. beleggers en een gedragscode voor microfinancieringsinstellingen. Ook dit sluit aan bij het advies van de Raad voor Microfinanciering, dat door het kabinet zal worden uitgewerkt.

iv. Communicatie en evaluatie

De Commissie acht communicatie van groot belang om microfinanciering te stimuleren, zonder daarvoor concrete voorstellen te doen. Dit is volgens de Raad voor Microfinanciering ook van groot belang en zal ook door het kabinet uitgewerkt worden. Verder stelt de Commissie een evaluatie scorebord voor, aan de hand waarvan lidstaten hun beleid op het gebied van microkredieten kunnen benchmarken. Indien dit op een praktische wijze vorm wordt gegeven kan dit door het kabinet worden onderschreven.

Fiche 8: Mededeling over geweld en pesterijen op het werk

1. Algemene gegevens

Voorstel: Mededeling van de Commissie aan de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement tot toezending van de Europese kaderovereenkomst van Europese bedrijfstakoverkoepelende sociale partners EVV, BUSINESSEUROPE, UEAPME en CEEP op 26 april 2007over geweld en pesterijen op het werk.

Datum Commissiedocument: 8 november 2007

Nr. Commissiedocument: COM(2007) 686 definitief

Pre-lex: n.v.t.

Nr. impact-assessment Commissie : n.v.t.

en Opinie Impact-assessment Board: niet opgesteld (http://ec.europa.eu/governance/impact/practice)

Behandelingstraject Raad: n.v.t.

Eerstverantwoordelijk ministerie: SZW

2. Essentie voorstel:

Europese sociale partners hebben het initiatief genomen tot een kaderovereenkomst die tot doel heeft tot doel pesterijen, seksuele intimidatie en fysiek geweld op het werk te voorkomen en problemen, zo nodig, op te lossen. In deze mededeling informeert de Commissie de Raad en het EP over de totstandkoming van deze overeenkomst. In de kaderovereenkomst worden alle pesterijen en vormen van geweld veroordeeld en wordt bevestigd dat de werkgevers hun werknemers daartegen moeten beschermen. De bedrijven in Europa worden verzocht een beleid van nultolerantie te voeren ten aanzien van dergelijk gedrag alsook procedures vast te stellen om pesterijen en geweld te bestrijden. Deze procedures kunnen een informeel stadium omvatten waarbij een belangrijke rol toekomt aan iemand die het vertrouwen geniet van de bedrijfsleiding en het personeel. Klachten moeten onderzocht en snel behandeld worden. De principes van waardigheid, vertrouwelijkheid, onpartijdigheid en billijke behandeling dienen gerespecteerd te worden. Er zullen gepaste maatregelen worden genomen tegen de dader, met inbegrip van tuchtmaatregelen of zelfs ontslag. Indien nodig zal bijstand en steun voor herintegratie verleend worden aan het slachtoffer. De autonome overeenkomst moet binnen drie jaar uitgevoerd worden door de leden van de ondertekenende partijen, d.w.z. de nationale organisaties van sociale partners, zoals bepaald in artikel 139, tweede lid, van het EG-Verdrag. In het vierde jaar volgt verslaglegging.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst?

Neen. De Commissie meldt slechts dat het tijdens het uitvoeringsproces alle nodige steun zal verlenen aan de sociale partners bij hun implementatie van de overeenkomst. Na afloop van de uitvoeringsperiode zal de Commissie nagaan in hoeverre de uitvoering van de overeenkomst tot de verwezenlijking van de communautaire doelstellingen heeft bijgedragen, hoewel het vooral aan de sociale partners is om de resultaten te evalueren.

Subsidiariteit en proportionaliteit zijn niet aan de orde, omdat deze mededeling de toezending betreft van een kaderovereenkomst van derden.

4. Nederlandse positie over de mededeling

De Arbowet 2007 legt het primaat voor ten uitvoerlegging van arbeidsomstandighedenbeleid in het algemeen en ten aanzien van maatregelen tegen pesterijen, seksuele intimidatie en fysiek geweld op het werk nadrukkelijk bij sociale partners. Artikel 1, derde lid, onder e, van de Arbowet 2007 legt terzake werkgevers slechts zogenaamde beleidsverplichtingen op. Werkgevers en werknemers hebben hierdoor volop ruimte om zelf invulling te geven aan de wijze waarop ze in de eigen sector aan de wetgeving voldoen. De onderhavige overeenkomst geeft werkgevers en werknemers in feite handvatten om genoemde beleidsverplichting op de maat van de onderneming nader in te vullen en bevordert daarmee dat dit onderwerp overal in Europa serieus wordt genomen zonder een «one size fits all»-benadering voor te schrijven. Nederland verwelkomt daarom de overeenkomst en gaat er van uit dat de bij de ondertekenaars daarvan aangesloten Nederlandse organisaties van werkgevers en werknemers hun verantwoordelijkheid nemen bij de implementatie daarvan.

Dit initiatief van de Europese sociale partners heeft geen financiële gevolgen voor de EU en de Nederlandse overheid.


XNoot
1

De Commissie is geen deelnemer geweest bij de afspraken in Genève, omdat het afspraken tussen soevereine lidstaten betreft. De Commissie heeft de rol van waarnemer.

XNoot
2

Het vermogen dat een zender levert; akoestisch vergelijkbaar met het harder of zachter praten.

XNoot
3

Beschikking 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap.

XNoot
1

Dit is recent nog gebeurt via een voorstel van de Commissie voor een Beschikking van het EP en de Raad inzake de selectie en machtiging van systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) leveren, COM (2007) 480 definitief van 22/08/07.

XNoot
1

Nederland is een dicht bekabeld land, zodat de behoefte in Nederland bijvoorbeeld voor draadloze breedbandverbindingen in rurale gebieden aanmerkelijk minder zou kunnen zijn dan in landen die nauwelijks bekabeld zijn.

XNoot
2

Conférence Européenne des administrations des Postes et des Télécommunications opgericht in 1959 met als doel de betrekkingen tussen lidstaten te versterken en een bijdrage te leveren aan het scheppen van een dynamische markt op het gebied van Europese post en telecommunicatie. 48 Europese landen zijn lid van de CEPT en de Commissie kan optreden als waarnemer.

XNoot
1

Volgens de Commissie verwijst fragiliteit naar zwakke of falende structuren en naar situaties waarin het sociale contract tussen overheid en burgers geschonden wordt doordat de overheid niet meer in staat of bereid is aan zijn elementaire taken uit te voeren. Het handhaven van de rechtstaat, het waarborgen van veiligheid en bescherming van de rechten van burgers zijn voorbeelden van zulke taken.

XNoot
1

Een partij met aanmerkelijke marktmacht kan zich onafhankelijk gedragen ten opzichte van zijn afnemers en concurrenten. Het begrip aanmerkelijke marktmacht is inhoudelijk gezien gelijk aan het begrip economische machtspositie uit het algemene mededingingsrecht.

XNoot
2

ENISA functioneert als kenniscentrum waar lidstaten en EU-instellingen terecht kunnen voor advies over vraagstukken in verband met netwerk- en informatiebeveiliging.

XNoot
1

In het principe is het Rijk terughoudend bij het verstrekken van garantieregelingen. Alleen als er maatschappelijke risico’s zijn die een private partij niet kan en wil dragen en de overheid er algemeen belang aan hecht dat deze risico’s worden afgedekt, of als er voor de overheid doelmatigheidswinst behaald kan worden ten opzichte van subsidies, kan tot garantie- of leningverstrekking worden overgegaan.

Naar boven