22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3940 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 mei 2024

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 1 maart over de Kabinetsappreciatie Witboek over uitgaande investeringen (Kamerstuk 22 112, nr. 3904).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 maart 2024 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 8 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Thijssen

De griffier van de commissie, Meijers

Inhoudsopgave

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

2

Inbreng GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

2

Inbreng VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

7

Inbreng NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon

10

Inbreng D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

11

Inbreng SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon

12

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Inbreng leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het witboek over uitgaande investeringen en de Kabinetsappreciatie hierover. De leden zien de behoefte om meer controle uit te kunnen oefenen op uitgaande investeringen die van strategische waarde zijn, zowel vanuit economisch als vanuit defensie/veiligheidsperspectief. Zij hebben hier nog enkele opmerkingen en vragen over.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien tegelijkertijd dat de behoefte van deze leden om meer controle uit te kunnen oefenen op uitgaande investeringen die van strategische waarde zijn ingaat tegen de inzet op vrijhandel. In het geval van de uiteindelijke handelingsperspectieven om meer grip te krijgen en te houden op uitgaande investeringen zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie met name hoe de vergaande deregulering van de financiële sector het reële handelingsperspectief zeer beperkt maakt. Hoe ziet de Minister de uitvoering van het toetsen van uitgaande investeringen voor zich? Hoe wordt ervoor gezorgd dat eventuele nieuwe wet- of regelgeving helder is afgebakend, en dat proportionaliteit, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid hierbij worden gewaarborgd?

Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie1 over het witboek uitgaande investeringen (hierna: «de kabinetsappreciatie») en het BNC-fiche over de Europese Economische Veiligheidsstrategie (EEV)2 staat voor het kabinet voorop dat, voordat eventuele maatregelen genomen worden, het eerst noodzakelijk is om te beoordelen welke concrete risico’s voortkomen uit uitgaande investeringen en of aanvullende maatregelen nodig zijn om deze risico’s zo nodig te mitigeren. Het huidige witboek heeft betrekking op monitoring van uitgaande investeringen. Op basis van de verzamelde data zal een risicoanalyse worden uitgevoerd. Deze analyse zal aantonen of aanvullende maatregelen, zoals het toetsen van uitgaande investeringen, nodig zijn. De precieze vormgeving van eventuele maatregelen zal afhangen van de uitkomst van de risicoanalyse. Als er wordt vastgesteld dat risico’s bestaan die dienen te worden gemitigeerd, moet wat betreft het kabinet in de eerste plaats gekeken worden naar het inzetten van bestaande instrumenten. Hierbij moet rekening gehouden worden met de administratieve lasten voor bedrijven en overheden.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af welke verantwoordelijkheid private actoren – zowel maakbedrijven als handelshuizen als financiële instellingen zelf – hebben om de veiligheidsrisico’s mee te nemen in hun afwegingen. Daarnaast vragen de leden zich af hoe bestaande of in ontwikkeling zijnde juridische kaders inspelen op de rol van de private actoren in investeringsbeslissingen. Kan de Commissie aangeven waarom de (mogelijke) verplichtingen en verantwoordelijkheden van private actoren geen onderdeel zijn van het witboek? Is het mogelijk om dit element alsnog toe te voegen aan de gepresenteerde analyse en de voorgestelde acties?

Antwoord van het kabinet:

Private actoren maken uiteraard een eigen afweging ter aanzien van veiligheidsrisico’s aangaande investeringsbeslissingen voor hun eigen concurrentiepositie en productieprocessen, inclusief afwegingen rondom het beschermen van intellectueel eigendom. Individuele beslissingen van private actoren sluiten echter niet altijd aan bij bredere, bedrijfsoverstijgende, publieke belangen. Ter borging van de publieke belangen rondom de investeringsbeslissingen van private actoren beschikt het kabinet over een aantal instrumenten, zoals de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Vifo). Tevens heeft de Commissie op 24 januari 2024 een voorstel voor een verordening uitgebracht ter herziening van de huidige verordening ten aanzien van toetsing van buitenlandse directe investeringen. Ook ten aanzien van dit voorstel heeft uw Kamer een BNC-Fiche ontvangen.3

Zoals aangegeven in de voorgaande vraag is het huidige witboek gericht op monitoren en zijn verplichtingen voor private actoren niet aan de orde. Het kabinet benadrukt in gesprekken met de Europese Commissie (hierna: Commissie) en EU-lidstaten het belang van het raadplegen van bedrijven over deze kwestie.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat een groot deel van het kapitaal dat in de wereld omgaat via belastingparadijzen gaat. Een van de vier redenen waarom kapitaal in deze constructies wordt weggezet, is het gebrek aan transparantie. Dit is een grote complicerende factor als het gaat om het vergroten van controle op investeringen. Hoe schat het kabinet de effectiviteit in van een vergroting van de controle op uitgaande investeringen en het bestaan van deze belastingparadijzen? Lopen er parallelle trajecten die de mogelijkheden voor private actoren om gebruik te maken van deze constructen aan banden leggen om de controle te kunnen vergroten?

Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in het BNC-fiche over de EEV heeft het kabinet vanaf het begin van het proces gewezen op het feit dat financiële transacties moeilijker te traceren zijn dan goederenstromen. Wanneer financiële transacties lopen via niet-coöperatieve jurisdicties op belastinggebied, en deze zouden moeten worden gecontroleerd, dan kan dit een complicerende factor zijn. Het is belangrijk eerst de risicoanalyse af te wachten om te bezien welke investeringen mogelijk risico’s meebrengen. Pas dan is er beter zicht op mogelijke complicerende factoren die uitvoering in de weg staan.

Het kabinet zet zich blijvend in om geldstromen van en naar jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied en laagbelastende staten te ontmoedigen. Door de verschillende maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen tegen belastingontwijking is het geld dat vanuit Nederland naar landen met een laag belastingtarief stroomt, flink afgenomen. Nederland zet zich hier zowel internationaal als nationaal voor in. Zie ook de Kamerbrief monitoring effecten aanpak belastingontwijking.4

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben een soortgelijke vraag over de relatie tussen het monitoren van uitgaande investeringen en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Zo kunnen de leden zich voorstellen dat uitgaande investeringen op het gebied van bepaalde kritieke technologieën (zoals artificiële intelligentie (AI)) ook leiden tot mensenrechtenschendingen. Kunnen de data die met dit voorstel door lidstaten worden verzameld over hun uitgaande investeringen worden gebruikt om meer inzicht te krijgen in de mate waarin bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen? Waarom wel of waarom niet? Hoe hangt economische veiligheid en Europese strategische autonomie in dit geval samen met IMVO?

Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie richt de Commissie zich met het witboek op de mogelijke risico’s voor ongewenste technologie- en kennisoverdracht. Zowel de Commissie als het kabinet geven er de voorkeur aan om de reikwijdte van de monitoring te beperken tot de vier kritieke technologieën. Eén van de criteria op basis waarvan de Commissie deze technologiegebieden heeft geselecteerd is het risico op misbruik van de technologie voor mensenrechtenschendingen. De voorgestelde monitoring richt zich dus niet op het in kaart brengen van de mate waarin bedrijven IMVO-normen en (toekomstige) -regelgeving naleven, maar wel op de risico’s van ongewenste kennis- en technologieoverdracht voor mensenrechtenschendingen. Dataverzameling door de overheid is veelal gebonden aan een van tevoren bepaald en duidelijk omschreven doel; het is geen gegeven dat data die onder de ene noemer zijn verzameld, ook voor andere doeleinden kunnen en mogen worden gebruikt.

Om IMVO te stimuleren en monitoren maakt de overheid gebruik van andere instrumenten. Deze zijn gebaseerd op de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij deze internationale IMVO-normen toepassen om risico’s voor mens en milieu in waardeketens te identificeren en adresseren, ook wanneer deze gerelateerd zijn aan de ontwikkeling, financiering en verkoop van technologie. De OESO-richtlijnen erkennen dat overdracht van technologie en knowhow naast voordelen, ook potentiële veiligheidsrisico’s kan opleveren.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken dat één van de meest gebruikte argumenten tegen vergaande transparantie in handels- en investeringsstromen is dat bedrijven concurrentiegevoelige informatie niet vrij kunnen of willen geven. Hoe verhoudt zich de ambitie om een sterkere controle uit te oefenen op uitgaande investeringen van de Commissie zich tot deze zorg?

Antwoord van het kabinet:

Juist omdat het monitoren van uitgaande investeringen (zeer) concurrentiegevoelige informatie betreft, moeten bedrijven en overheden voorafgaand zeker zijn dat toegang tot deze informatie deugdelijk wordt beschermd en de verzamelde gegevens alleen voor de afgesproken doelen wordt gebruikt. Misbruik van deze data kan Nederland schaden. Daarom is het essentieel om een solide juridische basis te hebben. Ook pleit het kabinet om op EU niveau gezamenlijk de methodiek vast te stellen zodat de informatie gericht en uniform kan worden verzameld en geanalyseerd.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook een vraag over hoe dit witboek zich verhoudt tot de open Europese markt. De EU is altijd een voorstander geweest van vrijhandel. Hoe verhoudt de ambitie om een sterkere controle uit te oefenen op uitgaande investeringen zich tot de WTO-agenda? Hoe wordt voorkomen dat maatregelen in het kader van economische veiligheid en strategische autonomie niet louter protectionistisch worden? Nederland is een van de meest open economieën van de EU. Juist vanwege het open karakter van de economie en de rol van Nederland als distributieland, hebben bedrijven zich in Nederland gevestigd. Welke consequenties kan dit beleid hebben voor het Nederlandse vestigingsklimaat?

Antwoord van het kabinet:

Het witboek ziet op het monitoren van uitgaande investeringen ten behoeve van het beoordelen van de (veiligheids-)risico’s die hiermee mogelijk gepaard gaan. Het staat niet vast dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Het kabinet steunt deze risico-gebaseerde aanpak. Juist om protectionisme te voorkomen is het belangrijk dat eerst onderzocht wordt welke concrete risico’s voortkomen uit uitgaande investeringen, voordat er eventuele maatregelen voorgesteld worden. Deze risico-gebaseerde aanpak is voor het kabinet ook belangrijk in de bredere economische veiligheidsdiscussies in de EU. Mocht er op basis van de risicoanalyse een maatregel voorgesteld worden, dan kijkt het kabinet bij de beoordeling hiervan in het op te stellen BNC-fiche onder andere naar de proportionaliteit, gerichtheid en uitvoerbaarheid van het instrument, mede met het oog op het belang van een open economie voor Nederland en de negatieve consequenties voor het Nederlandse vestigingsklimaat die een mogelijk instrument met zich mee zou kunnen brengen. Ook zal Nederland er in de EU op toezien dat de conformiteit van eventuele maatregelen met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) wordt bewaakt.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Commissie ook de samenwerking op onderzoeksgebied en de mobiliteit van personeel als een risicofactor voor de Europese economische veiligheid ziet. Het kabinet stelt in haar reactie dat ze er geen voorstander van is om ook deze twee elementen te monitoren, maar geeft daar geen argumenten voor. Kan de Minister dat toelichten?

Antwoord van het kabinet:

De Europese Commissie legt in het witboek de optie voor dat ook gekeken kan worden naar onderzoekssamenwerking en de mobiliteit van hooggespecialiseerd personeel in het kader van risico’s voor technologie- en kennisoverdracht in de context van uitgaande investeringen. Het kabinet is hier geen voorstander van omdat er voor de onderwerpen kennisveiligheid, exportcontrole en kennismigranten separate initiatieven lopen. Als onderdeel van het economische veiligheidspakket van 24 januari heeft de Europese Commissie een Aanbeveling voor kennisveiligheid gepubliceerd.5 Daarnaast voert het kabinet een eigen agenda op kennisveiligheid. Het mitigeren van risico’s op technologie- en kennisoverdracht door hooggespecialiseerd personeel is onderdeel van beleid inzake kennisveiligheid en exportcontrole, en kennismigranten. De positie van het kabinet is dat deze terreinen behandeld dienen te worden middels de daarvoor bestaande instrumenten, in plaats van deze simultaan in de uitwerking van het witboek over uitgaande investeringen te betrekken.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het idee dat er, gegeven de breedte van de opdracht die de Commissie zichzelf en de lidstaten stelt, een significante hoeveelheid menskracht nodig zal zijn om een eerste analyse te maken. Gegeven de vragen hierboven, met name in relatie tot de mogelijke ineffectiviteit van het controleren van uitgaande investeringen door de vergaande deregulering van de financiële sector en het bestaan van belastingparadijzen: kan de Minister een inschatting geven van hoeveel van de schaarse menskracht er nodig is op niveau van de lidstaten om de plannen in het witboek uit te voeren?

Antwoord van het kabinet:

Het huidige witboek zal met behulp van de reacties van lidstaten en andere belanghebbenden via de publieke consultaties verder uitgewerkt worden naar – waarschijnlijk – een voorstel voor een Raadsaanbeveling. De hoeveelheid menskracht die nodig is voor de uitvoering van de monitoring zal afhangen van de uiteindelijke vorm van deze aanbeveling. Het kabinet onderschrijft dat het monitoren van financiële transacties niet gemakkelijk is, onder andere omdat transacties niet altijd rechtstreeks van investeerder naar investeringsbestemming lopen en aangezien de benodigde granulariteit van de data aanzienlijk is. Om deze reden vindt het kabinet dat de reikwijdte van het instrument beperkt moet blijven, ten behoeve van de uitvoerbaarheid van de analyse en de inzet van capaciteit.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich tot slot af in hoeverre de inzet op vrijhandel en deregulering van de financiële sector niet in algemenere zin aan revisie toe is. Dit gegeven de snel veranderende geopolitieke ontwikkelingen, maar ook uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld klimaat en voedselzekerheid. Is de Minister het hiermee eens? Waar wordt deze discussie precies gevoerd?

Antwoord van het kabinet:

De handelsagenda van de EU gaat verder dan enkel liberalisering, en is erop gericht om op regels gebaseerde handel verder te versterken en zoveel mogelijk een mondiaal gelijk speelveld te bevorderen. Daartoe worden afspraken gemaakt met handelspartners over het zoveel mogelijk voorkomen van handelsverstorende maatregelen. Ook worden afspraken gemaakt over het voldoen aan duurzaamheidsstandaarden. Zulke afspraken dragen bij aan een gelijker speelveld, voorspelbaarheid voor bedrijven die internationaal ondernemen, en creëren mogelijkheden voor diversificatie van handelspartners. Onder de huidige Commissie is een koerswijziging ingezet voor de EU-handelsagenda met de nadruk op behoud van openheid; handel en duurzame ontwikkeling; en handhaving van handelsafspraken. In het handelsbeleid is ook oog voor geopolitieke ontwikkelingen, waaronder via de inzet op het adresseren van risicovolle strategische afhankelijkheden en van uitdagingen op het gebied van klimaat en voedselzekerheid.6 Over de richting van EU-handelsbeleid is de afgelopen jaren op verschillende momenten gesproken in de Raad Buitenlandse Zaken/ Handel. Deze discussie zal daar worden voortgezet.

Het kabinet ziet dat geopolitieke veranderingen weerslag hebben op de financiële sector. Ook bij regulering van de financiële sector wordt in EU-verband steeds meer aandacht gegeven aan maatregelen om de open strategische autonomie van de Unie te vergroten en om risicovolle strategische afhankelijkheden van derde landen te verkleinen. Geopolitieke ontwikkelingen zijn dus al onderdeel van de regulering van de financiële sector. Deze discussie wordt voornamelijk op EU-niveau gevoerd, omdat de financiële sector gebaat is bij een gelijk speelveld en gekenmerkt wordt door een sterk grensoverschrijdend (Europees) karakter. Een zeer groot deel van de regelgeving voor de financiële sector wordt dan ook op EU-niveau opgesteld.

Inbreng leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de «Kabinetsappreciatie witboek over uitgaande investeringen» d.d. 01-03-2024. Zij bedanken de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor de toezending hiervan. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot de kabinetsappreciatie.

De leden van de VVD-fractie hechten belang aan het doen van verder onderzoek naar mogelijke risico’s van uitgaande investeringen. Zij zijn zich bewust van een veranderende context, waardoor er een verhoogde kans is dat risico’s zich kunnen voordoen bij uitgaande investeringen. De leden van de VVD-fractie delen de opvatting van het kabinet dat voordat eventuele maatregelen worden genomen, het noodzakelijk is om eerst te beoordelen welke concrete risico’s voortkomen uit uitgaande investeringen en of aanvullende maatregelen nodig zijn om deze risico’s zo nodig te mitigeren. De leden van de VVD-fractie delen de mening dat eventuele maatregelen wel proportioneel moeten zijn. Hoe gaat het kabinet hier voor zorgen en zijn er meer landen die deze inzet delen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft in relevante EU-fora, waaronder de Expertgroep voor Uitgaande Investeringen (hierna: de Expertgroep), er consistent op gewezen dat eventuele maatregelen gebaseerd moeten zijn op een vaststelling van concrete risico’s. Mochten risico’s worden geïdentificeerd die gemitigeerd dienen te worden, dan moet in de eerste instantie gekeken worden naar het beter inzetten van bestaande instrumenten. Daarnaast is het uitermate belangrijk dat in het gehele proces de mogelijke negatieve effecten op EU-bedrijven worden meegewogen. Uit de Expertgroep en bilaterale contacten blijkt dat andere EU lidstaten deze inzet delen.

De leden van de VVD-fractie willen voorts opmerken dat zij het Europese vestigingsklimaat, start- en scale-up beleid en Europese handels- en investeringsklimaat zeer van belang vinden en het essentieel achten dat eventuele maatregelen rekening houden met bovenstaande factoren. Welke risico’s ziet de Minister en op welke wijze gaat de Minister hier aandacht voor vragen?

Antwoord van het kabinet:

Voor uitgaande investeringen is nog niet duidelijk welke concrete risico’s aan wat voor soort transacties kunnen worden gekoppeld. In het witboek worden voorgestellen gedaan om dit nader te onderzoeken. Het kabinet ziet dat als belangrijke bouwsteen om gerichte maatregelen te kunnen ontwikkelen die proportioneel en effectief zijn om risico’s van uitgaande investeringen te kunnen mitigeren, en tegelijkertijd oog te houden voor de rechtszekerheid en regeldruk van het bedrijfsleven.

De leden van de VVD-fractie willen ook extra aandacht vragen voor de uitvoerbaarheid van de monitoring van investeringstransacties, gezien de extensieve werkzaamheden die hierbij komen kijken. Zij lezen dat lidstaten zullen moeten investeren in capaciteitsopbouw om deze taken uit te voeren. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hoe het kabinet voornemens is om te investeren in capaciteitsopbouw en hoeveel capaciteit er nodig is om bovenstaande monitoring op een gedegen manier uit te kunnen voeren. In hoeverre passen de gevraagde gegevens binnen de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Hoe wordt extra regeldruk voor bedrijven en financiële instanties voorkomen?

Antwoord van het kabinet:

De lidstaten zijn via de Expertgroep nog in gesprek met de Commissie welke informatie en welk detailniveau nodig is om de risico’s van uitgaande investeringen goed in kaart te brengen. Het huidige witboek zal met behulp van de reacties van lidstaten en andere belanghebbenden via de publieke consultaties verder uitgewerkt worden naar – waarschijnlijk – een voorstel voor een Raadsaanbeveling. Hierna kan worden bezien in hoeverre bestaande informatiestromen kunnen worden gebruikt of nieuwe wijzen van gegevensverzameling moeten worden ontwikkeld. Pas nadat deze analyse is afgerond kan er een inschatting worden gemaakt over de benodigde capaciteit voor de monitoring van uitgaande investeringen. De gegevensverzameling zal in lijn met de AVG moeten worden uitgevoerd.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Expertgroep eerder heeft vastgesteld dat data over investeringen op transactieniveau vaak ontoereikend zijn om potentiële risico’s te identificeren. De leden van de VVD-fractie zijn blij dat de Europese Commissie in juli 2023 de Expertgroep voor Uitgaande Investeringen heeft opgericht en dat Nederland hier conform de motie Brekelmans proactief aan deelneemt. Kan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een nadere toelichting geven op de Nederlandse inzet in deze expertgroep? Is er al zicht op de posities van andere landen en zo ja, kan de Minister die schetsen?

Antwoord van het kabinet:

Nederland heeft in de Expertgroep – in lijn met de positie die met uw Kamer is gedeeld in voornoemd BNC-fiche over de EEV en de Motie Brekelmans7 – het voornemen van de Commissie om de mogelijke risico’s van uitgaande investeringen in beeld te brengen verwelkomd. Daarnaast heeft het kabinet de positie uitgedragen dat het in de eerste plaats noodzakelijk is om te beoordelen welke concrete risico’s voortkomen uit uitgaande investeringen en of aanvullende maatregelen nodig zijn om deze risico’s zo nodig te beperken. In de Expertgroep is aangegeven dat bij deze beoordeling ook moet worden gekeken naar de effectiviteit en proportionaliteit van een mogelijk instrument, de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ervan alsmede de eventuele negatieve gevolgen voor investeerders. Uit de Expertgroep blijkt dat andere EU lidstaten deze positie delen.

Voorts delen de leden van de VVD-fractie het aandachtspunt van het kabinet of de rapportageverplichtingen aan centrale banken of nationale statistiekbureaus genoeg gedetailleerde data kunnen leveren om specifieke risico’s te identificeren. Ziet het kabinet mogelijkheden om dit te verbeteren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de monitoringsmethode een punt van aandacht is voor het kabinet. De Europese Commissie heeft aangegeven dat om het monitoren voor het verkrijgen van de vereiste data uit te voeren, bestaande instrumenten moeten worden gebruikt, bestaande instrumenten moeten worden aangepast of nieuwe instrumenten moeten worden opgericht. Kan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uitleggen wat de Nederlandse inzet hierop is en hoe het kabinet de aanpassing van bestaande instrumenten voor zich ziet? Is er al zicht op de posities van andere landen en zo ja, kan de Minister die schetsen?

Antwoord van het kabinet:

Als voorbeeld van bestaande instrumenten die kunnen worden ingezet om investeringen te monitoren noemt de Commissie in het witboek de rapportageverplichtingen aan centrale banken en nationale statistiekbureaus. De primaire doelstelling van het verzamelen van data door dit soort instanties is echter niet het bepalen van risico’s voor de nationale veiligheid. Desalniettemin is het kabinet van mening dat bestaande data in combinatie met gericht kwalitatief onderzoek kan helpen bij het uitvoeren van de risicoanalyse. Statistieken over uitgaande investeringen kunnen een algemeen beeld creëren van de omvang van investeringen, de bestemmingen, en betrokken sectoren. Vervolgens kunnen de Commissie en de EU lidstaten via gerichter onderzoek en samenwerking met bedrijven informatie verzamelen over concrete risico’s van investeringen in specifieke technologieën. In de Expertgroep noemden meerdere lidstaten deze werkwijze als mogelijkheid. De Commissie gaf aan hier positief tegenover te staan.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet drie aanpassingen voor de monitoringsmethode wil voorstellen. Zij ondersteunen het kabinet hierbij en willen benadrukken dat het goed is als er een zo volledig mogelijk beeld over de potentiële risico’s van uitgaande investeringen ontstaat. Zij vragen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hoe hij aankijkt tegen het voorstel van de Europese Commissie om binnen bestaande overheidsstructuren een autoriteit aan te wijzen om onderzoek hiernaar te coördineren. Welke organisatie heeft het kabinet hiervoor voor ogen, welke bevoegdheden krijgt deze autoriteit precies en hoe verhoudt dit zich tot andere Europese autoriteiten?

Antwoord van het kabinet:

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal in nauwe samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat het onderzoek coördineren. Andere relevante ministeries en organisaties worden hier nauw bij betrokken.

Wat betreft het voorstel om transacties met terugwerkende kracht te monitoren wijzen de leden van de VVD-fractie op de uitvoerbaarheid hiervan, waarbij zij pleiten voor het in acht nemen van een niet te grote sectorale reikwijdte en monitoring in te perken op basis van een risicoanalyse. Zij willen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking daarnaast vragen of er naast het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren nog meer bestaande dreiging- en risicoprofielen zijn.

Antwoord van het kabinet:

Het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren is samen met de jaarverslagen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een belangrijke openbare bron voor het maken van een risico-inschatting. Daarnaast informeren de diensten regulier en op vertrouwelijke basis over specifieke dreiging die uitgaat van bepaalde staten en risico’s die kunnen spelen in bepaalde sectoren.

Inbreng leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de fractie van NSC heeft met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsappreciatie. De leden zijn het met de regering eens dat een gedegen risico analyse gewenst is. Het is de leden van de NSC-fractie op dit moment onvoldoende duidelijk wat de risico’s zijn die gemonitord dienen te worden. Zij achten inzicht hierin wel nodig voordat op grote schaal datavragen worden uitgezet. De leden van de NSC-fractie staan daarom achter de lijn van de regering in dit stuk.

Daarnaast zouden de leden van de NSC-fractie graag inzicht krijgen in wat de impact van een dergelijke werkwijze is op ontwikkelingssamenwerkingsinitiatieven met een investeringscomponent. Kan de regering dit toelichten?

Antwoord van het kabinet:

De monitoring voorgesteld in het witboek richt zich op de mogelijke risico’s voor ongewenste technologie- en kennisoverdracht. Zowel de Commissie als het kabinet geven er de voorkeur aan om de reikwijdte van de monitoring te beperken tot de vier kritieke technologieën. Data die reeds door de Commissie is verzameld en gedeeld in de Expertgroep toont aan dat het overgrote deel van de investeringsbestemmingen midden- en hooginkomenslanden zijn. Het is daarom onwaarschijnlijk dat ontwikkelingssamenwerkingsinitiatieven onder de monitoring zullen vallen.

Tot slot zijn de leden van de NSC-fractie benieuwd of het witboek is voorgelegd aan (een select aantal) functionarissen binnen ons wereldwijde postennetwerk voor hun input. In hoeverre zijn zij betrokken bij de kabinetsappreciatie?

Antwoord van het kabinet:

De kabinetsappreciatie is breed afgestemd binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken, inclusief relevante medewerkers binnen het postennetwerk. Ook andere ministeries zijn nauw betrokken bij het proces.

Inbreng leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de appreciatie op het witboek over uitgaande investeringen. Zij onderschrijven de noodzaak en steunen in grote lijnen de inzet van het kabinet. Wel hebben zij hierover nog enkele vragen.

Ten eerste hebben deze leden begrip voor de landenneutrale aanpak en de inzet om lidstaten de ruimte te geven zelf risicovolle bestemmingen voor investeringen te identificeren. Tegelijkertijd willen zij ervoor waken dat monitoring versnippert met het mogelijke gevolg dat een bepaalde investering vanuit Nederland niet zou kunnen, maar vanuit een andere lidstaat wel. Kan het kabinet hierop reflecteren en aangeven hoe zij Europese coördinatie op dit punt voor zich zien, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

Antwoord van het kabinet:

Het huidige witboek – dat met de inbreng van lidstaten en andere belanghebbenden naar verwachting zal worden uitgewerkt naar een Raadsaanbeveling – is gericht op het monitoren van uitgaande investeringen. Deze monitoring is gericht op het verzamelen van data en zal geen enkele invloed hebben op het uitvoeren van investeringstransacties door investeerders. Het kabinet deelt echter de positie dat om vergelijkbaarheid van de resultaten te garanderen de EU-lidstaten een gemeenschappelijke methodiek dienen te hanteren voor het uitvoeren van de monitoring.

Daarnaast zien zij ook kansen in sectorale samenwerking tussen bedrijven, zowel op nationaal als Europees niveau. Kan het kabinet toezeggen om in hun reactie op het witboek deze optie mee te nemen en met de Commissie en andere lidstaten te bespreken op welke manier een dergelijke samenwerking kan worden gefaciliteerd, zo vragen deze leden.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het belangrijk dat bedrijven en de overheid samenwerken op het gebied van economische veiligheid. Er vindt dan ook regelmatig dialoog plaats tussen overheid en bedrijfsleven over deze thematiek. In dit kader bekijkt het kabinet momenteel ook hoe het uitvoering geeft aan de motie van de leden Brekelmans en Veldkamp.8 Specifiek ten aanzien van uitgaande investeringen, vindt het kabinet het belangrijk dat bedrijven betrokken worden bij zowel de discussie over het witboek als de daaropvolgende monitoring van uitgaande investeringen. Nederlandse bedrijven kunnen op het witboek reageren via de openbare publieke consultaties. Het kabinet zal daarnaast bij de Commissie en andere lidstaten aangeven dat het belangrijk is dat bedrijven worden betrokken bij de monitoring.

Inbreng leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de SGP-fractie hebben de stukken over het witboek uitgaande investeringen met belangstelling gelezen en hebben de volgende vragen en opmerkingen.

Is het kabinet van mening dat, naast een risicoanalyse, een handelsperspectief voor bedrijven nuttig zou zijn, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Welke handelingsperspectieven of informatie zijn er op dit onderwerp bij onder andere de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de ambassades voor betreffende landen waar geïnvesteerd zou worden?

Antwoord van het kabinet:

Met de voorstellen uit het witboek zal er meer inzicht komen over risico’s in relatie tot uitgaande investeringen. Dit is input voor het vergroten van het bewustzijn van bedrijven t.a.v. risico’s voor economische veiligheid waar de overheid op dit moment via verschillende initiateven aan werkt. Bij het Ondernemersloket Economische Veiligheid bij RVO kunnen bedrijven terecht met vragen over veiligheidsrisico’s met betrekking tot onder meer innovatie samenwerking en investeringen. Daarnaast zijn er op verscheidene ambassades medewerkers die zich specifiek richten op economische veiligheid. Zij kunnen bedrijven en overheden helpen vanuit hun specifieke landen expertise.

Herkent het kabinet zich in de tweede bevinding van de expertgroep dat lidstaten zich weinig systematisch met toetsing van uitgaande investeringen bezighouden, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Hoe werkt Nederland daar aan?

Antwoord van het kabinet:

De Commissie constateert in het witboek feitelijk dat geen enkele lidstaat op dit moment systematisch uitgaande investeringen toetst, zoals dat momenteel wel in de meeste lidstaten gebeurt voor bepaalde inkomende buitenlandse directe investeringen. Het huidige witboek en de discussie daaromtrent, waaraan Nederland actief deelneemt, heeft als doelstelling om een beter beeld te vormen van de mogelijke risico’s van uitgaande investeringen.

De Commissie noemt het optimaal gebruik maken van bestaande instrumenten. De leden van de SGP-fractie zijn ook voorstander van verstandig gebruik maken van bestaande instrumenten voor het optuigen van nieuwe instrumenten, maar sluiten dat laatste niet uit. Welke bestaande instrumenten zijn er op het exporteren van dual-use technologie, en wat zijn de voor en nadelen van dit uitbreiden naar de sectoren waar dit witboek over gaat, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

Antwoord van het kabinet:

Exportcontrole is het instrument waarmee toegezien wordt op de uitvoer van strategische goederen en diensten. Exporteurs moeten een vergunning aanvragen voor de relevante goederen en diensten, en de overheid beoordeelt vergunningsaanvragen op het risico van ongewenst eindgebruik. De goederen en diensten die onder exportcontrole vallen, worden vastgesteld in de daarvoor bestemde multilaterale exportcontrole regimes. De beschrijvingen van deze goederen en diensten zijn gedetailleerder dan de sectoren die genoemd zijn in het witboek over uitgaande investeringen. Het exportcontrole instrument kan als inspiratiebron dienen om te kijken naar de risico’s die voortvloeien uit investeringen, maar het gaat om een fundamenteel ander instrument, met een ander doel, een andere juridische basis en andere internationale verplichtingen.

Welke lessen leert het kabinet van andere landen die reeds uitgaande investeringen toetsen, vragen de leden van de SGP-fractie. Wat heeft het daar voor veiligheid en vestigingsklimaat gedaan?

Antwoord van het kabinet:

De Amerikaanse President Biden heeft in augustus 2023 een Executive Order ondertekend dat de eerste stap vormt in de totstandkoming van Amerikaanse wetgeving op het gebied van uitgaande investeringen.9 Hoewel de uiteindelijke vorm van deze wetgeving nog niet vaststaat, zetten de VS in op het verbieden van uitgaande investeringen in een aantal kritieke technologieën en het opleggen van een notificatieplicht voor een aantal andere kritieke technologieën. Dit verbod en de notificatieplicht zullen in de eerste instantie enkel gelden voor investeringen in China.

Naast de VS hebben een aantal andere landen, zoals China, Zuid-Korea, Taiwan en Japan, vormen van investeringstoetsen voor uitgaande investeringen. Het kabinet is niet op de hoogte van onderzoek dat het effect van deze toetsen op de veiligheid en het vestigingsklimaat bekijkt.

De opzet en het functioneren van deze systemen worden echter wel besproken in de Expertgroep voor Uitgaande Investeringen. Hier worden bijvoorbeeld experts uitgenodigd om hun kennis op dit gebied te delen.

Naar boven