22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3697 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2023

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 8 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Herziening EU farmaceutische wetgeving (Kamerstuk 36 365, nr. 2)

Fiche: Verordening en richtlijnen wijziging Europees crisisraamwerk voor banken (CMDI review) (Kamerstuk 22 112, nr. 3691)

Fiche: Wijziging Verordening Europees kader voor cyberbeveiligingscertificering (Cyber Security Act) (Kamerstuk 22 112, nr. 3692)

Fiche: Verordeningen aanvullende beschermingscertificaten (ABC’s) (Kamerstuk 22 112, nr. 3693)

Fiche: Mededeling Cybersecurity Skills Academie (Kamerstuk 22 112, nr. 3694)

Fiche: Cybersolidariteitsverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 3695)

Fiche: Raadsaanbeveling uitbreiding EU-maatregelen resistentie tegen antimicrobiële stoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 3696)

Fiche: Raadsaanbevelingen digitaal onderwijs en digitale vaardigheden

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Fiche: Raadsaanbevelingen digitaal onderwijs en digitale vaardigheden

1. Algemene gegevens

  • a. Titel voorstel

    Proposal for a COUNCIL RECOMMENDATION on the key enabling factors for successful digital education and training

    Proposal for a COUNCIL RECOMMENDATION on improving the provision of digital skills in education and training

  • b. Datum ontvangst Commissiedocument

    18 april 2023

  • c. Nr. Commissiedocument

    COM(2023) 205

    COM(2023) 206

  • d. EUR-Lex

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52023DC0205

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52023DC0206

  • e. Nr. impact assessment Commissie en Opinie

    Niet opgesteld.

  • f. Behandelingstraject Raad

    Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport; gekwalificeerde meerderheid

  • g. Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in nauwe samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

2. Essentie voorstel

De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft twee concept-Raadsaanbevelingen voorgesteld over 1) factoren die succesvol digitaal onderwijs ondersteunen; en 2) verbetering van het aanbod van onderwijs en training in digitale vaardigheden. De aanbevelingen dragen bij aan eerder vastgestelde EU-doelstellingen op het gebied van digitale basisvaardigheden en het voorzien in ICT-specialisten. Gelet op de nauwe samenhang tussen de Raadsaanbevelingen en de gelijklopende tijdspaden, worden in dit BNC-fiche beide voorstellen geapprecieerd. Deze aanbevelingen zijn een nadere uitwerking van – en volgen op – de gestructureerde dialoog over digitalisering in het onderwijs en onderwijs & digitale vaardigheden die in 2021 in het Actieplan digitaal onderwijs1 werd aangekondigd en die in 2022 met de lidstaten heeft plaatsgevonden2.

In de voorstellen vestigt de Commissie de aandacht op het belang van kwalitatief hoogwaardig, inclusief en toegankelijk digitaal onderwijs en op het belang van het ontwikkelen van digitale vaardigheden. Ondanks geboekte vooruitgang ziet de Commissie nog onvoldoende een systemische digitale transformatie in onderwijs. Zo constateert de Commissie dat lidstaten nog onvoldoende investeren in de infrastructuur voor digitaal onderwijs, in digitale onderwijsmiddelen en -materiaal, in het (bij-)scholen van leraren en docenten en in het monitoren en evalueren van beleid. Daarnaast signaleert de Commissie dat het niveau van digitale vaardigheden binnen lidstaten sterk verschilt en dat lidstaten nog onvoldoende inzetten op het verhogen van digitale vaardigheden.

In beide voorstellen doet de Commissie de volgende aanbevelingen: het organiseren van een overheidsbrede, «whole-of-government» aanpak op het gebied van digitaal onderwijs en vaardigheden waarbij belanghebbenden nauw worden betrokken, het monitoren en evalueren van de impact en het effect ervan, het stellen van nationale doelstellingen om mensen digitaal vaardiger te maken, en het realiseren van een samenhangende aanpak met nationale doelen voor de digitale transformatie van het onderwijs resp. het stimuleren van digitale vaardigheden, in lijn met de strategische prioriteiten van het Actieplan Digitaal Onderwijs 2021–2027 en het Digitaal Decennium Programma3.

In de aanbeveling over factoren die succesvol digitaal onderwijs ondersteunen stelt de Commissie voor dat lidstaten meer werk maken van het professionaliseren van onderwijspersoneel, bijvoorbeeld door digitale pedagogie verplicht te maken in de opleidingen voor onderwijspersoneel, en het vergroten van de digitaliseringscapaciteit van onderwijsinstellingen. Ook vraagt de Commissie lidstaten meer aandacht te schenken aan doelmatige en effectieve investeringen in toegankelijk digitaal onderwijs van hoge kwaliteit, met specifieke aandacht voor o.a. internetinfrastructuur en digitale middelen zoals laptops. Tot slot kondigt de Commissie aan een High Level Group on Digital Education and Skills op te willen richten, kennisuitwisseling te stimuleren, deskundigheidsbevordering van professionals en instellingen en nationale investeringen te zullen ondersteunen en de implementatie van de aanbevelingen te monitoren.

In de aanbeveling over verbetering van het aanbod van onderwijs en training in digitale vaardigheden zou volgens de Commissie al tijdens voor- en vroegschoolse educatie aandacht moeten worden besteed aan de ontwikkeling van digitale vaardigheden. De Commissie roept ook in deze aanbeveling op om digitale vaardigheden een vast onderdeel te maken van opleidingen voor onderwijspersoneel. Verder zouden lidstaten volgens de Commissie moeten overwegen een specifiek vak op te zetten voor informatica en zouden lidstaten meer moeten samenwerken waar het onderwijscurricula betreft. Daarbij zou de aandacht voor vaardigheden zich niet moeten beperken tot basisvaardigheden, maar ook gericht moeten zijn op gevorderde, kritische en gespecialiseerde digitale vaardigheden. De Commissie vindt het belangrijk dat ook volwassenen hun digitale vaardigheden blijven ontwikkelen en roept op daar onder meer via het bedrijfsleven aandacht voor te genereren. Tot slot vestigt de Commissie de aandacht op het ontwikkelen van een Europees certificaat voor digitale vaardigheden, één van de eerder in het Actieplan digitaal onderwijs 2021–2027 aangekondigde maatregelen4, en roept lidstaten op om mee te doen aan een pilot hiervoor.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het kabinetsbeleid op digitaal onderwijs en digitale vaardigheden is beschreven in de Nederlandse bijdrage aan de voorbereiding van deze voorstellen5. Meer recent is het bredere digitaliseringsbeleid van het kabinet opgenomen in de Werkagenda Waardegedreven Digitaliseren6, en specifieker onderwijsbeleid in de beleidsreactie op adviezen van het Rathenau Instituut en de Onderwijsraad over digitaal onderwijs en de inzet van intelligente technologie in het onderwijs7. Daarin is ook ingegaan op de gevolgen van de meest recente ontwikkelingen op het gebied van generatieve AI. Met betrekking tot nationale investeringen zijn enkele Nationaal Groeifondsprojecten relevant. In de bovengenoemde beleidsreactie van 20 maart jl.8 geeft het kabinet een toelichting op deze Nationale Groeifondsprojecten. Voor het funderend onderwijs wordt een digitaliseringsvisie ontwikkeld.Ook voor het mbo en ho wordt een visie op digitalisering gedeeld, waarin de vooruitzichten van digitalisering zijn geschetst op basis van bestaande visies en rapporten. Verder zal het kabinet een actieve rol blijven vervullen in de Europese gremia om kennis en ervaring uit te wisselen en samenwerking en vernieuwing in onderwijsbeleid te stimuleren via de Europese Onderwijsruimte9 en het Erasmus+-programma 2021–2027 en daarbij ook aandacht voor publieke waarden in digitaal onderwijs agenderen.

In de Werkagenda Waardegedreven Digitaliseren worden beleidsactiviteiten van het kabinet op het verbeteren van digitale vaardigheden samengebracht. Daarbij ontwikkelt het kabinet ondersteunend beleid, bijvoorbeeld door samen met gemeenten een publiek-privaat ondersteuningsnetwerk op digitale vaardigheden en inclusie te ontwikkelen en een landelijke monitor op digitale vaardigheden. Het streven is om in 2025 er voor te zorgen dat 80 procent van de Nederlanders tussen 15–75 jaar minstens digitale basisvaardigheden heeft. Het kabinet stimuleert op verschillende manieren de ontwikkeling van digitale vaardigheden in het onderwijs. Vanuit het masterplan basisvaardigheden10 en de curriculumvernieuwing is gestart met de ontwikkeling van kerndoelen voor digitale geletterdheid in het funderend onderwijs. Scholen worden op verschillende manieren ondersteund om de digitale vaardigheden van leerlingen te vergroten, onder meer met subsidie, ondersteuning van basisteams en een expertisepunt. Ook is digitale geletterdheid opgenomen in de kennisbases voor de lerarenopleidingen in het hbo. Parallel aan de actualisatie van de kerndoelen worden de kennisbases van de lerarenopleidingen herijkt door 10voordeleraar. Daarnaast is er een Expertisepunt Digitale Geletterdheid in oprichting dat dient als centraal informatiepunt en digitaal loket ter ondersteuning van scholen en leraren. Verder lopen er verschillende initiatieven om de digitale geletterdheid van scholieren en wat hiervoor nodig is in kaart te brengen. Ook in het mbo is er aandacht voor digitale vaardigheden. Het kabinet investeert met Digitaal Bekwaam in een landelijk ondersteuningsprogramma dat onderwijspersoneel in het mbo helpt bij het vergroten van hun digitale vaardigheden en veilig handelen11. Voor mbo-studenten maakt de ontwikkeling van digitale vaardigheden onderdeel uit van het taal-, reken- en burgerschapsonderwijs. Beroepsgerichte digitale vaardigheden komen aan bod in de verschillende kwalificatiedossiers.

Het kabinet werkt in het kader van de Strategie Digitale Economie12 aan het versterken van de digitale vaardigheden van de beroepsbevolking via onder meer de Nederlandse AI Coalitie, het programma Smart Industry en het programma Versnelling Digitalisering MKB13. Als aanvulling op het generieke arbeidsmarktbeleid heeft het kabinet een actieplan groene en digitale banen14 ontwikkeld dat nodig is voor de klimaat­ en digitale transitie. Ook wordt samengewerkt met het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen aan het stimuleren van om­ en bijscholing naar ICT-beroepen en een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt bijvoorbeeld via de actieagenda Human Capital Agenda ICT15. Tot slot zet het kabinet via de Stimuleringsregeling Leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen in op het stimuleren van leren en ontwikkelen in het mkb, waaronder op het versterken van digitale vaardigheden van werknemers. Met de ontwikkeling van CompetentNL16 werkt het kabinet aan een gemeenschappelijke vaardighedentaal om de (digitale) vaardigheden van de beroepsbevolking inzichtelijk te maken en een beter matching van vaardigheden op de arbeidsmarkt te bereiken.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet verwelkomt de aandacht van de Commissie voor digitaal onderwijs en digitale vaardigheden en het zorgvuldige voorbereidingsproces van deze Raadsaanbevelingen door de Commissie. Digitalisering biedt de mogelijkheid het onderwijs toekomstbestendig te maken. Daarbij is goed onderwijs het uitgangspunt, en digitalisering een belangrijk middel om dit te bereiken. Veel van de aanbevelingen sluiten aan op bestaand Nederlands beleid, maar bevatten daarnaast inspiratie voor mogelijk nieuw beleid. Het is tevens positief dat de Commissie in beide voorstellen nadrukkelijk aandacht heeft voor een overheidsbrede aanpak waarbij ook stakeholders betrokken dienen te worden. In Nederland streeft het kabinet naar het verhogen van het niveau van digitale vaardigheden van de Nederlandse bevolking, onder meer in het kader van de Werkagenda Waardegedreven digitalisering.

Het kabinet onderschrijft wat betreft de aanbeveling over digitale vaardigheden van de Commissie de noodzaak om verschillende doelgroepen en subdoelgroepen met verschillende achtergrondkenmerken te identificeren en passende interventies te ontwikkelen. Het kabinet laat de Universiteit van Amsterdam hier een onderzoek naar doen, dat begin 2024 wordt opgeleverd17. Het kabinet deelt de noodzaak om digitale vaardigheden voor volwassenen te integreren met andere (basis)vaardigheden. Dit gebeurt in Nederland op basisvaardigheden via het programma «Tel mee met Taal» al18.

Het kabinet onderschrijft de in beide aanbevelingen beschreven noodzaak tot monitoring van de effectiviteit van beleidsactiviteiten. Het kabinet ontwikkelt daarom op verschillende terreinen en niveaus monitoringsinstrumenten. Op EU-niveau zijn monitoringsafspraken gemaakt in het kader van de Europese onderwijsruimte en het Digital Decennium programma. Het kabinet merkt daarbij op dat monitoring bij de nationale context moet passen en herhaalt daarbij het standpunt dat het in reactie op de consultatie reeds innam, dat er reeds voldoende Europese monitoringsinstrumenten zijn. Verder heeft het kabinet met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de Commissie over aandacht voor digitale vaardigheden in voor- en vroegschoolse educatie en zal dit nader bestuderen.

Het kabinet verwelkomt de aandacht van de Commissie voor digitale vaardigheden, maar zal voor wat betreft het voorgestelde Europees certificaat voor digitale vaardigheden eerst de uitkomsten van de lopende haalbaarheidsstudie en pilot afwachten en nationaal ook met relevante organisaties zorgvuldig verkennen welke meerwaarde een eventueel certificaat kan hebben en welke vorm dat dan zou moeten hebben.

Het kabinet vindt het positief dat de Commissie aandacht vestigt op het belang van nationale strategieën voor doordachte digitalisering. Het EU-Actieplan Digitaal Onderwijs 2021–2027 en het Digitaal Decennium 2030 beleidsprogramma kunnen daartoe inspiratie bieden. Het kabinet is van mening dat lidstaten de ruimte moeten houden om zelf te bepalen hoe zij hun strategieën inrichten en welke doelstellingen daarin worden opgenomen.

Het kabinet vindt het waardevol om in afstemmingsgremia op EU-niveau over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden van gedachten te wisselen. Het kabinet is er echter nog niet van overtuigd dat de voorgestelde High Level Group on Digital Education and Skills als sturend orgaan voor alle onderdelen van beide aanbevelingen zou moeten optreden. Het kabinet voert liever het gesprek in al bestaande Europese afstemmingsgremia voor onderwijs, respectievelijk digitaal onderwijs en digitalisering als geheel. In de onderhandelingen zal het Nederlandse uitgangspunt zijn dat een nieuw Europees afstemmingsgremium meerwaarde moet hebben ten opzichte van de al bestaande gremia.

Het kabinet heeft een aantal punten bij de voorstellen waar het op in zal zetten bij de onderhandelingen over deze Raadsaanbevelingen. Het kabinet vindt de suggesties van de Commissie om op het curriculum en om in het onderwijs informatica als apart vak te onderwijzen, te dwingend geformuleerd en niet volledig passen bij de wijze waarop het Nederlands onderwijs is ingericht. Kennisuitwisseling over curricula tussen scholen en onderwijsinstellingen juicht het kabinet van harte toe, maar overheden, waaronder de Nederlandse, vervullen hierin afhankelijk van de wijze waarop de onderwijssector is ingericht verschillende rollen. Het kabinet vindt dat de Commissie geen Raadsaanbevelingen zou moeten voorstellen die over de inhoud van het onderwijs gaan en dat het aan de lidstaten is om te bepalen op welke wijze in het initieel onderwijs wordt gewerkt aan het verhogen van digitale vaardigheden. In dit licht vindt het kabinet sturing van de Commissie op curricula door een High Level Group te ver gaan, maar het kabinet staat open voor het voortzetten van uitwisselen van kennis hierover tussen lidstaten.

Het kabinet vindt verder dat de aanbevelingen onderdelen bevatten die uitgaan van directere sturing door de lidstaten op de onderwijsinstellingen. Dit past niet bij de Nederlandse context, want in het Nederlandse onderwijsstel is niet altijd sprake van directe sturing. Zeker in het hoger onderwijs wordt juist veel ruimte gelaten aan onderwijsinstellingen om zelf invulling aan het onderwijs te geven.

Meer algemeen stelt het kabinet in lijn met de eerder ingezonden Nederlandse reactie op de consultatie vast dat de voorgestelde aanbevelingen niet altijd voldoende rekening houden met de inrichting van nationale onderwijsstelsels. De voorstellen zijn, afhankelijk van de inrichting van de betreffende onderwijssector, door nationale overheden wisselend door te vertalen naar scholen en autonome onderwijsinstellingen. In de onderhandelingen zal het kabinet op dit vlak nuanceringen inbrengen.

Beide voorgestelde Raadsaanbevelingen kijken vooruit naar wat er in het onderwijs ontwikkeld zou moeten worden en welke innovaties gestimuleerd moeten worden. Het kabinet zal in dat kader pleiten voor meer aandacht voor cybersecurity en het borgen van privacy en publieke waarden alsmede het bevorderen van standaardisatie en interoperabiliteit, aangezien dit in de digitale transformatie steeds belangrijkere vraagstukken worden. Daarnaast zal het kabinet zich hard maken voor meer aandacht voor het voorkomen van een te grote afhankelijkheid van private partijen in de zgn. EdTech-sector19 in de Raadsaanbevelingen. Tot slot zal het kabinet aandacht vragen voor de ontwikkelingen van kunstmatige intelligentie en de impact daarvan op digitaal onderwijs en digitale vaardigheden.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Bij de eerste presentatie in Raadskader hebben lidstaten waardering uitgesproken richting de Commissie over het proces waarmee tot de voorstellen voor de Raadsaanbevelingen is gekomen. Hoewel de aanbevelingen nog niet uitvoerig inhoudelijk zijn besproken, heeft een aantal lidstaten wel vragen gesteld aan de Commissie over de voorgestelde governance en over het Europese Certificaat voor Digitale Vaardigheden. Het standpunt van het Europees Parlement (EP) is niet bekend, het EP heeft geen rol bij de vaststelling van deze aanbeveling.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Bevoegdheid

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid van beide voorstellen is positief. Beide voorstellen zijn gebaseerd op artikelen 165 vierde lid, en 166, vierde lid, VWEU. Volgens artikel 165, lid 1 VWEU inzake onderwijs draagt de Unie bij aan de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun

activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun culturele en taalkundige verscheidenheid. Volgens artikel 166, lid 1 VWEU legt de Unie inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer waardoor de activiteiten

van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding. Op grond van artikel 165, lid 4 en artikel 166, lid 4 VWEU kan de Raad op voorstel van de Commissie

aanbevelingen daartoe aannemen. Op het terrein van onderwijs en beroepsopleidingen is sprake van een aanvullende bevoegdheid van de EU en is de EU bevoegd om m.b.t. de Europese dimensie van dit onderwerp het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen (artikel 6, onder e, VWEU).

b) Subsidiariteit

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van beide voorstellen is positief. De aanbevelingen hebben tot doel om het onderwijs in de EU toekomstbestendig te maken en de lidstaten te stimuleren om kwalitatief hoogwaardig, inclusief en toegankelijk digitaal onderwijs te ontwikkelen en om digitale vaardigheden te bevorderen. Gezien de grensoverschrijdende aard van de digitale transitie en van de uitdagingen waarmee deze gepaard gaat, ziet het kabinet meerwaarde in een aanpak op EU-niveau zodat lidstaten met elkaar kunnen samenwerken en van elkaar kunnen leren en zo het onderwijs in de EU gemakkelijker en sneller toekomstbestendig kunnen maken. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.

c) Proportionaliteit

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit ten aanzien van beide voorstellen is positief. Het kabinet staat positief tegenover de keuze van het instrument van een aanbeveling. Het instrument van de Raadsaanbeveling is niet-bindend en laat de lidstaten

vrij overeenkomstig hun nationale omstandigheden te beslissen of en hoe zij gevolg geven aan de aanbeveling. De aanbevelingen hebben tot doel om het onderwijs in de EU toekomstbestendig te maken en de lidstaten te stimuleren om kwalitatief hoogwaardig, inclusief en toegankelijk digitaal onderwijs te ontwikkelen en om digitale vaardigheden te bevorderen. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat het ervoor zorgt dat digitaal onderwijs en digitale vaardigheden doorontwikkeld kunnen worden door bijvoorbeeld verschillende doelgroepen en subdoelgroepen met verschillende achtergrondkenmerken te identificeren en passende interventies daarvoor te ontwikkelen. Het kabinet ziet aandachtspunten bij de vraag of sommige van de voorgestelde aanbevelingen niet verder gaan dan noodzakelijk om de doelstelling van het optreden te verwezenlijken. Zo vindt het kabinet dat het voorstel om informatica als vak in het curriculum op te nemen verder gaan dan noodzakelijk. Het is volgens het kabinet te dwingend geformuleerd en bovendien aan de lidstaten om het curriculum in te richten. Het faciliteren van vrijblijvende kennisuitwisseling tussen scholen en onderwijsinstellingen op dit onderwerp, los van de reguliere afstemming van de lidstaten, zou een minder vergaand alternatief zijn. Voorts vindt het kabinet het voorstel dat elke lidstaat één nationale strategie moet opstellen voor alle vormen van digitaal onderwijs en digitale vaardigheden, te dwingend geformuleerd en verder gaan dan noodzakelijk om de doelstellingen te bereiken. Het kabinet vindt verder het voorstel om een nieuw Europees afstemmingsgremium in te richten, als sturend orgaan voor alle onderdelen van beide aanbevelingen, vooralsnog verdergaan dan noodzakelijk omdat al bestaande Europese afstemmingsgremia voor onderwijs, respectievelijk digitaal onderwijs en digitalisering als geheel volgens het kabinet al voldoende basis bieden.20 Het kabinet zal daarom inzetten op minder vergaande aanbevelingen op deze onderdelen.

d) Financiële gevolgen

Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline. De inschatting van het kabinet is echter dat er geen budgettaire gevolgen voor de nationale begroting zijn. Uit de voorgestelde Raadsaanbevelingen blijken geen gevolgen voor de EU-begroting. Het kabinet is van mening dat indien er onverhoopt wel gevolgen zijn voor de EU-begroting, de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Veel van de aanbevelingen sluiten aan op al bestaand beleid vanuit het kabinet en zullen niet tot extra regeldruk leiden. De gevolgen van de aanbevelingen die tot nieuw nationaal beleid zullen leiden en daardoor de regeldruk zullen beïnvloeden, zullen bij de verdere uitwerking worden bepaald en beoordeeld. De aard van de aanbevelingen, zoals het betrekken van de stakeholders, zijn voornamelijk vrijblijvend en zullen tot beperkte regeldruk leiden. Verder wordt verwacht dat de concurrentiekracht van Nederland en de EU zullen verbeteren, omdat veel lidstaten gebaat zijn bij een digitaal vaardige bevolking. Tot slot schat het kabinet in dat er geen geopolitieke gevolgen zijn.


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 2966.

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-34, nrs. 367 en 370.

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 3238.

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-34, nr. 387.

X Noot
7

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 207.

X Noot
8

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 207.

X Noot
9

Kamerstuk 21 501-34, nr. 393.

X Noot
10

Kamerstukken 31 293 en 31 322, nr. 620.

X Noot
12

Kamerstuk 26 643, nr. 941.

X Noot
14

Kamerstuk 29 544, nr. 1173.

X Noot
15

https://hca.nl/.

X Noot
17

Kamerstuk 35 218.

X Noot
18

Kamerstuk 28 760, nr. 99.

X Noot
19

EdTech staat voor educatieve technologie ofwel; digitale tools die docenten en/of studenten kunnen inzetten om de kwaliteit, effectiviteit of efficiëntie van het leren te verhogen.

X Noot
20

Mede op grond van de Resolutie over de Europese onderwijsruimte uit 2021 bestaat er momenteel al een High Level Group Education and Training en een werkgroep vanuit nationale onderwijsministeries voor digitaal onderwijs en opleiding. Op grond van het Digitaal Decennium Besluit is recent een Digitaal Decennium Board ingesteld door de Commissie.

Naar boven