22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3046 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2021

Om ervoor te zorgen dat het vrij verkeer van goederen, personen en diensten tijdens de coronacrisis zo veel mogelijk ongehinderd doorgang kan blijven vinden, heeft de Europese Commissie (EC) op 18 januari jl. een wetgevingsvoorstel gepresenteerd (COM(2021) 25 final). Dit voorstel ziet toe op het continueren van de tijdelijke maatregel die onder meer de geldigheidsduur van rijbewijzen en certificaten verlengt. Mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat informeer ik uw Kamer over deze maatregel en de beoordeling ervan door het kabinet. Deze brief zal daarmee de gebruikelijke BNC-fiches vervangen.

Op 29 april 2020 bracht de EC de eerste versie van het zogenoemde «Omnibus» voorstel uit. Ik informeerde uw Kamer hierover per brief op 26 mei 20201. Met het huidige voorstel bouwt de EC hierop voort, aangezien het voorstel zich richt op dezelfde rijbewijzen en (veiligheids)certificaten. Voor een beschrijving hiervan verwijs ik u daarom naar de brief van 26 mei 2020.

Het voorstel van de EC van 18 januari 2021 wijkt hier op twee punten van af. Allereerst zijn de respectievelijke data en termijnen aangepast van de eerdere uitzondering. Het eerste Omnibusvoorstel gold tot 1 september 2020.2 Voorgesteld wordt om de geldigheid van rijbewijzen en (veiligheids)certificaten die onder het voorstel vallen en in de periode vanaf 1 september 2020 tot en met 30 april 2021 verlopen (de zogeheten referentieperiode), met zeven maanden te verlengen. Daarnaast wordt – net als bij het eerste Omnibusvoorstel – lidstaten de mogelijkheid geboden om voor 1 april 2021 een voorstel bij de Commissie in te dienen voor een verlenging van deze tijdelijke maatregel, indien duidelijk is dat de nationale COVID-19-maatregelen het na 1 mei 2021 niet mogelijk maken om de rijbewijzen en certificaten te vernieuwen en trainingen te volgen. Hierbij merk ik op dat, zoals hieronder onder krachtenveld eveneens wordt geschetst, er in de Raad een grote meerderheid is die voorstander is van het verlengen van de referentieperiode tot 1 juli 2021. Dit zal betekenen dat eveneens de aanvraagperiode voor een nationale verlenging mee zal schuiven naar 1 juni 2021.

Ten tweede bevat het huidige voorstel de mogelijkheid van een opt-out per onderliggende richtlijn of verordening. Hiermee kunnen lidstaten bepaalde artikelen buiten toepassing verklaren binnen hun grondgebied indien de maatregelen in relatie tot de aanpak van COVID-19 geen effect hebben (gehad) op de voor verlenging benodigde trainingen, keuringen of administratieve handelingen of indien nationale maatregelen zijn genomen om problemen te mitigeren. Zoals gemeld in de brief van 26 mei jl., was in het eerste Omnibusvoorstel een opt-out alleen van toepassing op de rijbewijzen en APK-keuringen.

Het kabinet kan zich vinden in het voorstel van de EC. Het voorstel is van belang voor een gezamenlijke Europese aanpak van administratieve belemmeringen waar burgers en de transportsector tegenaan lopen. Het kabinet verwelkomt dat er hierbij per onderliggende richtlijn of verordening een mogelijkheid voor een opt-out is opgenomen. Dit maakt het mogelijk om uitzonderingen te maken op een aantal terreinen waar Nederland geen hinder ondervindt, zoals bij het uitvoeren van APK-keuringen en voor wat betreft de certificering in de binnenvaart. Nederland is voornemens gebruik te maken van de opt-out voor APK-keuringen, aangezien de APK-dienstverlening op dit moment nog steeds doorloopt. Ook voor de binnenvaart maakt de Nederlandse praktijk een opt-out mogelijk.

Het kabinet beraadt zich nog over de mogelijkheid om een voorstel bij de Commissie in te dienen voor een verlenging van de tijdelijke maatregel na afloop van de referentieperiode van 1 juli. Dit zal zoals hierboven genoemd voor 1 juni ingediend moeten worden bij de Commissie indien zou blijken dat als gevolg van de COVID-19-maatregelen het na de referentieperiode nog steeds niet mogelijk is om de rijbewijzen en certificaten te vernieuwen of trainingen te volgen.

Bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid als positief. De Commissie baseert de bevoegdheid voor het voorstel op de artikelen 91 en 100, lid 2, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Artikel 91 VWEU maakt het mogelijk gemeenschappelijke regels vast te stellen voor internationaal vervoer vanuit of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van één of meer lidstaten. Artikel 100, lid 2, VWEU maakt het mogelijk om passende bepalingen op het gebied van zeevaart en luchtvaart vast te stellen. Naar de mening van het kabinet is het voorstel gebaseerd op de juiste rechtsgrondslag. Op het gebied van vervoer is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2, sub g VWEU).

Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit als positief. Immers, het grensoverschrijdende karakter van de gevolgen van COVID-19 en het grensoverschrijdende karakter van vervoer, vragen aanpassing van de bestaande wetgeving op EU-niveau. De voorgestelde Europese aanpak is daarnaast noodzakelijk om de goede werking van de interne markt tijdens de coronacrisis te (blijven) verzekeren, waardoor optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is.

Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief. Het voorstel is een geschikt middel om de continuïteit van essentiële vervoersstromen in de EU te verzekeren tijdens de coronacrisis en duidelijkheid te bieden aan EU-burgers en bedrijven over de geldigheid van betreffende rijbewijzen en certificaten. Het voorstel gaat niet verder dan hiervoor noodzakelijk is. Zo blijven de uitzonderlijke operationele maatregelen die de lidstaten worden verzocht ten uitvoer te leggen in de duur beperkt. Daarnaast bieden de opt-out-clausules de mogelijkheid om per onderliggende maatregel te bezien of de automatische verlenging van de geldigheid van rijbewijzen en (veiligheids)certificaten noodzakelijk is.

Krachtenveld

Ambtelijk heeft de overgrote meerderheid van de lidstaten aangegeven voorstander te zijn van een verlenging van de bestaande tijdelijke regels. In de lopende onderhandelingen vragen meerdere lidstaten aandacht voor het verlengen van de referentieperiode tot 1 juli 2021, zodat er meer zekerheid is dat een nieuwe aanpassing van de referentieperiode later niet opnieuw nodig zal zijn middels een nieuw voorstel van de Commissie. Naar verwachting zal de Raad daarom akkoord gaan met een dergelijke langere referentieperiode. Het Europees Parlement (EP) heeft zich tot op heden nog niet uitgesproken over het voorstel, maar naar verwachting zal het eveneens voorstander zijn van het voorstel en van spoedige afronding.

Financiële gevolgen

Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het meerjarig financieel kader 2021–2027, en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting van de EU. Eventuele budgettaire gevolgen voor de nationale begroting worden in ieder geval ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-33, nr. 810

X Noot
2

Lidstaten konden onder het eerste Omnibusvoorstel ook een nationale verlenging aanvragen. Nederland heeft hier gebruik van gemaakt voor de periode 1 september – 1 december 2020 voor rijbewijzen en Code 95-certificaten. Het huidige voorstel van de Commissie heeft geen invloed op de Nederlandse verlengingen die in deze periode zijn afgegeven. Effectief is het huidige voorstel van de Commissie derhalve van toepassing voor de nieuwe referentieperiode vanaf 1 december 2020.

Naar boven