22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2594 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 14 fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Verordening Europese Verstrekkings- en Bewaringsbevelen voor e-evidence (Kamerstuk 22 112, nr. 2593)

Fiche: Richtlijn juridische vertegenwoordigers voor verzameling van bewijs in Strafprocedures

Fiche: Mededeling – Europa in beweging; Duurzame Mobiliteit voor Europa: veilig, verbonden en schoon (Kamerstuk 22 112, nr. 2595)

Fiche: Mededeling – Op weg naar een EU-strategie voor geautomatiseerde Mobiliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 2596)

Fiche: Richtlijn Verkeersveiligheid Weginfrastructuur (Kamerstuk 22 112, nr. 2597)

Fiche: Verordening goedkeuringseisen voor de algemene veiligheid van voertuigen, inzittenden en kwetsbare verkeersdeelnemers (Kamerstuk 22 112, nr. 2598)

Fiche: Verordening etikettering autobanden (Kamerstuk 22 112, nr. 2599)

Fiche: Verordening voor CO2-normen van zware bedrijfsvoertuigen in 2025 en 2030 (Kamerstuk 22 112, nr. 2600)

Fiche: eFTI – verordening electronic freight transport information (Kamerstuk 22 112, nr. 2601)

Fiche: Verordening EMSWe (Kamerstuk 22 112, nr. 2602)

Fiche: Verordening Aanpassingen Visuminformatiesysteem (Kamerstuk 22 112, nr. 2603)

Fiche: Verordening betreffende de oprichting van een Europees netwerk van immigratie liaison officers (Kamerstuk 22 112, nr. 2604)

Fiche: Verordening statistieken over migratie en internationale bescherming (Kamerstuk 22 112, nr. 2605)

Fiche: Mandaat en Verordening splitsing tariefcontingenten binnen de WTO vanwege Brexit (Kamerstuk 22 112, nr. 2606)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: Richtlijn juridische vertegenwoordigers voor verzameling van bewijs in strafprocedures

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Richtlijn tot vaststelling van geharmoniseerde regels inzake de aanwijzing van wettelijke vertegenwoordigers ten behoeve van de bewijsgaring in strafprocedures

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    17 april 2018

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM (2018) 226

  • d) EUR-Lex

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018PC0226&from=EN

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    SWD (2018) 118 – SWD (2018) 119

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Justitie en Veiligheid

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 53 en artikel 62 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissingsprocedure

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Op 17 april 2018 is door de Europese Commissie, samen met de publicatie van het 14e voortgangsverslag naar een effectieve Veiligheidsunie, een reeks nieuwe veiligheidsvoorstellen ingediend om resterende lacunes in de veiligheidswetgeving verder te dichten. Hiermee wordt beoogd om de ruimte waarin terroristen en criminelen opereren verder in te perken door hen de middelen te ontzeggen die nodig zijn om criminaliteit te plannen, te financieren en uit te voeren.

De Commissie betoogt het volgende. Criminaliteit in de Europese Unie kan momenteel niet effectief worden opgespoord en vervolgd vanwege problemen met grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs. De justitiële samenwerking tussen justitiële autoriteiten van lidstaten, de samenwerking tussen deze autoriteiten en dienstaanbieders en de toegang door justitiële autoriteiten ten aanzien van elektronisch bewijs functioneert niet op een voldoende doeltreffende manier. Als gevolg daarvan moeten strafrechtelijke onderzoeken worden gestopt of komen deze niet van de grond, wordt criminaliteit niet bestraft, worden slachtoffers niet beschermd en voelen EU-burgers zich minder veilig. De voorgestelde juridische maatregelen beogen de mogelijkheden voor grensoverschrijdende toegang tot data te vergroten en daarbij de bestaande problemen terug te dringen. Hierbij wordt volgens de Commissie rekening gehouden met de beginselen van rechtszekerheid, transparantie, toerekenbaarheid en de bescherming van fundamentele rechten.

De beschrijving van deze problematiek is ontleend aan de gemeenschappelijke Mededeling Europese Veiligheidsagenda van 28 april 20151 en de latere aanscherping daarvan in de Raadsconclusies JBZ van 9 juni 2016 (Kamerstuk 32 317, nr. 424).

De voorstellen voor een verordening2 en voor een richtlijn omvatten Europese regels voor het grensoverschrijdend vorderen van gegevens rechtstreeks bij dienstaanbieders.

De verordening omvat een bevoegdheid voor autoriteiten om een bevel tot verstrekking van gegevens te geven aan een aanbieder, zonder tussenkomst van de autoriteiten van de lidstaat waar de aanbieder is gevestigd of waar de data zijn opgeslagen. Ook wordt een bevoegdheid voorgesteld om gegevens te bewaren («bevriezen») voorafgaand aan een verstrekkingsbevel.

Hiernaast regelt de onderhavige voorgestelde richtlijn dat lidstaten moeten verzekeren dat aanbieders wettelijk vertegenwoordigers aanwijzen voor het doel van het verzamelen van bewijs in strafprocedures. De Verordening en de richtlijn zijn inhoudelijk met elkaar verbonden en vormen het pakket e-evidence.

De voorstellen in de richtlijn zullen:

  • dienstaanbieders ertoe verplichten om een juridisch vertegenwoordiger in de Unie aan te wijzen: om ervoor te zorgen dat voor alle dienstaanbieders die diensten in de Europese Unie aanbieden dezelfde verplichtingen gelden, zelfs wanneer hun hoofdkantoor in een derde land is gevestigd, zijn zij verplicht om een wettelijke vertegenwoordiger in de Unie aan te wijzen met het oog op de inontvangstneming, naleving en handhaving van besluiten en bevelen die zijn uitgevaardigd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op het verzamelen van bewijsmateriaal in strafzaken.

  • Ondernemingen, dienstaanbieders en rechtshandhavingsinstanties rechtszekerheid bieden: waar rechtshandhavingsinstanties voor het verkrijgen van het nodige bewijsmateriaal nu nog vaak afhankelijk zijn van de welwillendheid van dienstaanbieders, zal de toepassing van dezelfde regels inzake de verplichting tot het overleggen van elektronisch bewijsmateriaal, autoriteiten en dienstverleners meer rechtszekerheid bieden.

Aanwijzen wettelijke vertegenwoordiger

De richtlijn schept de verplichting voor alle dienstaanbieders die hun diensten in de EU aanbieden om een wettelijke vertegenwoordiger in de EU aan te wijzen, met de bovengenoemde taak. Dit kan een natuurlijke persoon zijn of een rechtspersoon. Met dienstaanbieders, wordt gedoeld op dezelfde categorieën van dienstaanbieders zoals genoemd in de ontwerpverordening e-evidence: telecomoperators, internetproviders, hosting- en cloudbedrijven, OTT-dienstverleners, digitale handelsplatforms en domeinnaam registrars en registrees. Ook startups en mkb vallen onder de verplichting, hiervoor is het mogelijk om met meerdere dienstaanbieders één wettelijke vertegenwoordig te delen.

Dienstaanbieders zijn daarbij vrij om te kiezen in welke lidstaat ze deze wettelijke vertegenwoordiger aanwijzen, onder de restrictie dat de dienstaanbieders of wel in de lidstaat van keuze is gevestigd of daar (ook) diensten aanbiedt. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van deze verplichting. De dienstaanbieders worden tot de aanwijzing van een wettelijke vertegenwoordiger verplicht zodat zij kunnen voldoen aan de vereisten voor het verkrijgen van elektronisch bewijs in relevante instrumenten zoals de ontvangst, naleving en handhaving van een verstrekkingsbevel en een bewaringsbevel. Een nadere voorwaarde voor de keuzevrijheid van de dienstaanbieders is dat de gekozen lidstaat wel moet deelnemen aan de voor verkrijging van elektronisch bewijs relevante EU-instrumenten.

Dienstaanbieders zijn gehouden lidstaten te notificeren over een aanwijzing van een wettelijke vertegenwoordiger.

Naleving

Lidstaten zullen in hun nationale wetgeving regels stellen om te borgen dat een wettelijke vertegenwoordiger van een dienstaanbieder verantwoordelijk kan worden gehouden voor niet naleving van een verstrekkingsbevel en een bewaringsbevel.

Lidstaten zullen in hun nationale wetgeving regels stellen over het treffen sancties aan het adres van serviceproviders bij het niet voldoen aan de verplichting om een wettelijke vertegenwoordiger aan te wijzen. Op dit moment wordt niet voorzien in harmonisatie van sancties.

Lidstaten zullen in hun nationale wetgeving regels stellen over een door hen aan te wijzen centrale autoriteit om de naleving van deze richtlijn te waarborgen. De lidstaten borgen verder dat de centrale autoriteiten van de lidstaten onderling elkaar informeren over de relevante informatie voor toepassing van de richtlijn.

b) Impact assessment Commissie

In het impact assessment wordt een uitgebreide probleemanalyse uitgevoerd. Dit betreft de verordening inzake een Europees bevel tot verstrekking en een Europees bevel tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken3 en deze richtlijn gezamenlijk. De problemen die politie en justitie ondervinden bij het verkrijgen van toegang tot elektronisch bewijs staan in de weg aan effectieve opsporing en vervolging van criminaliteit in de EU. Na afweging van belangen tussen vier verschillende opties (A-D) concludeert de Commissie in het impact assessment dat de doelstellingen zoals beschreven onder 2a het best bereikt kunnen worden met:

  • 1. Praktische verbeteringen in de grensoverschrijdende samenwerking van politie- en justitiediensten, alsook in samenwerking met private partijen;

  • 2. Internationale afspraken en regels voor het grensoverschrijdend vorderen van gegevens rechtstreeks bij private dienstaanbieders en

  • 3. Regels voor rechtstreekse toegang tot elektronisch bewijs door politie en justitie.

Verder wordt verwezen naar de tekst van het BNC-fiche ten aanzien van de bovengenoemde in samenhang met deze richtlijn voorgestelde bovengenoemde verordening over een Europees bevel tot verstrekking en een Europees bevel tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken.

In deze richtlijn wordt vastgelegd dat elektronische dienstaanbieders in de EU over een aanspreekpunt moeten beschikken met het oog op de inontvangstneming, naleving en handhaving van besluiten en bevelen die onder meer op grond van de Verordening over een Europese vordering van afgifte en van bevriezing van elektronische gegevens zijn uitgevaardigd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op het verzamelen van bewijsmateriaal in strafzaken. De Commissie overweegt dat een dergelijke Unie-brede aanpak de noodzaak om nationaalrechtelijk vereisten vast te stellen uit de weg neemt en ervoor zorgt dat een «level playing field» wordt gecreëerd voor alle dienstenaanbieders, ongeacht waar zij zijn gevestigd. Naast aan rechtszekerheid draagt dit bij aan transparantie, zonder dat het bedrijven beknot in hun vrijheid om diensten aan te bieden.

Voor de genoemde verordening en de richtlijn gezamenlijk becijfert het impact assessment dat er initiële kosten worden gemaakt in de orde van grootte van 3,3 miljoen euro voor EU-lidstaten en 1,7 miljoen euro per lidstaat voor dienstaanbieders. Er worden geen terugkerende jaarlijkse kosten verwacht en zelfs jaarlijks terugkerende besparing in de orde van grootte van 7,1 miljoen euro voor EU-staten en 4,3 miljoen euro voor dienstaanbieders.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Digitale opsporing (cyberspace) vereist een eigen aanpak, die inspeelt op factoren die opsporing en vervolging in toenemende mate bemoeilijken. Het betreft onder andere de volgende factoren:

  • (1) landsgrenzen spelen een steeds kleinere rol voor criminelen;

  • (2) nieuwe technologie vergroot de anonimiteit van de dader;

  • (3) bewijsvergaring wordt vaker digitaal en vaker internationaal en

  • (4) de schaal en impact van de criminele activiteit kunnen groot zijn.

Vanwege de inherente grenzeloosheid van het internet en de daarmee verbonden mogelijkheid dat sprake is van een internationale «crime scene« is internationale samenwerking tussen landen in de opsporing en vervolging van cybercrime onontbeerlijk, alsmede optimalisering van de huidige vormen van samenwerking en waar nodig ontwikkeling van aanvullende of nieuwe juridische kaders.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet ziet de noodzaak voor het aanwijzen van een wettelijk vertegenwoordiger voor de daadwerkelijke handhaving van de verplichtingen die voortkomen uit de voorgestelde verordening over een Europese vordering van afgifte en van bevriezing van elektronische gegevens. Elektronische dienstverlening is zeer gemakkelijk en veel gevallen grensoverschrijdend van aard. Om handhavend te kunnen optreden hebben rechtshandhavingsautoriteiten in de lidstaten behoefte aan een te benaderen vestiging van de dienstverlener dan wel een wettelijk vertegenwoordiger van het bedrijf binnen de EU.

De regering is verheugd dat de Commissie het pakket e-evidence heeft gepresenteerd, dat bestaat uit de eerdergenoemde verordening en de richtlijn, want de voorstellen bieden een oplossing voor een probleem in de rechtshandhaving. Nederland ziet deze voorstellen als een belangrijke stap voorwaarts. Daarnaast is Nederland tevreden dat directe samenwerking met de aanbieders als uitgangspunt is gekozen.

Voor de uitvoeringsaspecten van bedrijven van de richtlijn vergen nadere aandacht met het oog op het doen van voorstellen in de onderhandelingen over het voorstel. Het betreft de volgende onderwerpen:

  • De reikwijdte van de richtlijn; in het bijzonder de in het voorstel gebruikte zeer ruime definitie van «electronic serviceproviders» in relatie tot de Nederlandse Telecommunicatiewet, als in relatie tot het aantal te verwachten verzoeken en daarmee de mogelijke toename van de administratieve lasten ten nadele van het bedrijfsleven. Hierin wordt ook nader gekeken naar de kenbaarheid voor dienstaanbieders voor de authenticiteit en integriteit van uit andere landen afkomstige verzoeken;

  • De uitvoeringsaspecten voor bedrijven.

  • Nederland tracht een aantrekkelijk Europees vestigingsklimaat voor ondernemingen in het digitale domein te behouden. In het kader van minder regeldruk en administratieve lasten kijkt Nederland kritisch naar de positie van startups en mkb.

Deze aandachtspunten betreffen niet alleen de richtlijn, maar hangen ook samen met de andere punten in het fiche ten aanzien van de genoemde verordening inzake verstrekkingsbevelen en bewaringsbevelen.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

De lidstaten zijn in het algemeen positief over de richtlijn, aangezien deze nodig is om de genoemde verordening te kunnen uitvoeren. De Europese Commissie wil in de huidige zittingsperiode een politiek akkoord bereiken.

Het Europese Parlement heeft op 3 oktober 2017 een resolutie aangenomen over de aanpak van cybercrime. De resolutie erkent de problemen van politie en justitie bij het verkrijgen van grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs en benadrukt de noodzaak voor een gemeenschappelijke EU aanpak van strafrechtelijke handhaving in cyberspace hetgeen met prioriteit moet worden opgepakt. Een concrete krachtenveldanalyse na het verschijnen van de voorstellen is op dit moment nog niet te maken.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Als rechtsgrondslagen voor de richtlijn worden genoemd de artikelen 53 en 62 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie. Artikel 53 is opgenomen in Hoofdstuk 2: Het recht van vestiging en artikel 62 is opgenomen in Hoofdstuk 3: De diensten.

Artikel 53 VWEU biedt in combinatie met artikel 62 VWEU niet alleen grondslag om in het kader van de dienstenvrijheid richtlijnen vast te stellen inzake de onderlinge erkenning van beroepskwalificaties, maar ook – en dáár gaat het de EC blijkens p.4 van het richtlijnvoorstel om – inzake «de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten» op dat onderwerp. De Europese Commissie presenteert het voorstel als maatregel die het aanbieden van diensten in de Unie moet vergemakkelijken. Een verplichting tot het aanwijzen van een wettelijke vertegenwoordiger kan helpen om belemmeringen voor het vrij verkeer van diensten weg te nemen. Het voorstel is ook van toepassing op bedrijven die geen vestiging in de EU hebben, maar daar wel diensten aanbieden.

Het kabinet stemt in met de keuze voor deze rechtsgrondslag.

b) Subsidiariteit

Nederland beoordeelt de subsidiariteit als positief. De richtlijn beoogt regels te stellen voor het aanwijzen van een juridisch vertegenwoordiger. Deze richtlijn ondersteunt de verordening die het mogelijk maakt dat autoriteiten van een lidstaat bevelen geven aan een dienstaanbieder in een andere lidstaat met het oog op het bewaren of verstrekken van gegevens in het kader van opsporing en vervolging van strafbare feiten. Opsporing en vervolging in cyberspace is verder nagenoeg per definitie grensoverschrijdend. De met het voorstel beoogde doelen kunnen niet worden bereikt als lidstaten afzonderlijke verschillende regels ontwerpen wat betreft de wettelijke vertegenwoordiger van dienstaanbieders. Afzonderlijke nationale regelingen zouden de vrije dienstverlening in de EU verstoren en – vanwege het verband met de genoemde verordening – de strafrechtelijke samenwerking belemmeren.

c) Proportionaliteit

Nederland beoordeelt de proportionaliteit als positief. Het optreden van de Unie gaat in dezen niet verder dan wat nodig is om de doelstelling te bereiken Deze doelstelling is het bereiken van geharmoniseerde aanpak om bestaande en nieuwe belemmeringen voor het verrichten van diensten op het gebied van de ontvangst, de naleving of de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake bewijsgaring in strafprocedures weg te nemen. Dit draagt bij aan verbetering van de samenwerking bij de verkrijging van elektronisch bewijs in strafzaken. Om de doelstelling van de verordening inzake verstrekkingsbevelen en bewaringsbevelen ten aanzien van elektronisch bewijs in strafzaken te halen, is het nodig dat wettelijk vertegenwoordigers worden aangewezen op basis van de voorgestelde richtlijn.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie voorziet geen directe budgettaire implicaties voor de EU-begroting; dit blijkt uit het uitgevoerde impact assessment.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Volgens het impact assessment van de Commissie zijn er voor lidstaten eenmalige («one-off costs») kosten als gevolg van de implementatie van de voorgestelde regelingen: dat wil zeggen voor de verordening inzake het verstrekkingsbevel en het bewaringsbevel en de richtlijn inzake de juridisch vertegenwoordiger gezamenlijk. Het gaat om invoering van processen en eventueel de omzetting van elementen van de richtlijn en het waarborgen van de mogelijkheden van handhaving van een door justitiële autoriteiten uit een andere lidstaat tegen in Nederland gevestigde bedrijven uitgevaardigd Europees verstrekkingsbevel en/of een Europees bewaringsbevel. De kosten zijn begroot op 3,3 miljoen Euro voor een EU-lidstaat. De impactanalyse van de Commissie geeft aan dat er geen jaarlijks terugkerende kosten worden verwacht. Wel wordt ingeschat dat er mogelijk inverdieneffecten zijn als gevolg van – op termijn – meer gestroomlijnde en efficiëntere processen die druk van de rechtshulp kanalen afnemen en mogelijk het volume van criminaliteit doen verminderen.

Er zijn geen financiële consequenties van de richtlijn voor decentrale overheden.

Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Volgens het Impact assessment van de Commissie zijn er voor het bedrijfsleven (providers) eenmalige («one-off costs») kosten als gevolg van de implementatie van de voorgestelde regelingen, dat wil zeggen de genoemde verordening en deze richtlijn gezamenlijk. De kosten zijn begroot op 1,7 miljoen Euro voor het bedrijfsleven in een EU-lidstaat. De kosten worden gemaakt voor de invoering van nieuwe procedures en het opleiden van personeel. Daarnaast is sprake van terugkerende kosten. Per verstrekking zullen providers administratiekosten en personeelskosten maken die rechtstreeks voortvloeien uit concrete informatieverstrekkingsactiviteiten. Volgens de impact analyse zouden voor providers ook jaarlijkse besparingen mogelijk zijn doordat zij bij de verstrekking nu kunnen werken met een geharmoniseerd kader en niet meer hoeven te reageren op mogelijk tussen staten verschillende rechtsregels.

Een specifiek in Nederland uit te voeren impactanalyse zal inzicht moeten geven in de daadwerkelijke consequenties als gevolg van het onderhavige voorstel.

Er worden geen financiële consequenties voor burgers verwacht.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Administratieve lasten kunnen toenemen, aangezien alle dienstaanbieders verplicht zijn een wettelijk vertegenwoordiger aan te wijzen. Dienstverleners kunnen ook kiezen voor een bestaande vestiging in een lidstaat, bijvoorbeeld een rechtspersoon, filiaal, een agentschap of een kantoor dan wel een hoofdzetel of hoofdkantoor. Hoe deze administratieve lasten zich zullen verhouden tot de efficiency voordelen die voortkomen uit de rechtszekerheid en de standaardisering van procedures is onduidelijk. Een specifiek in Nederland uit te voeren impactanalyse zal inzicht moeten geven in de daadwerkelijke consequenties als gevolg van het onderhavige voorstel. Zie verder hierboven onder c).

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Nederland kent een grote digitale economie, en kan dan ook sterker dan andere lidstaten geraakt worden door het voorstel. In hoeverre het voorstel consequenties heeft voor het vestigingsklimaat hangt af van de nationale maatregelen die worden geïmplementeerd als gevolg van de verplichtingen die voortkomen uit deze richtlijn. Daarbij kan ook worden vermeld dat de wettelijk vertegenwoordiger zich niet in dezelfde lidstaat hoeft te bevinden als de hoofdvestiging van de dienstverlener.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Het betreft een richtlijn die in de nationale wetgeving moet worden geïmplementeerd. Op dit moment kan nog niet worden beoordeeld welke vorm van regelgeving hiertoe het meest passend is. In inhoudelijk opzicht moeten in Nederland onder meer de volgende punten in regelgeving worden opgenomen. Een lidstaat (Nederland) waar een aanbieder diensten aanbiedt en die in de Unie is gevestigd moet verzekeren dat deze ten minste één juridisch vertegenwoordiger in de Unie aanwijst voor de ontvangst van, het voldoen aan en de handhaving van besluiten en bevelen die worden uitgevaardigd door bevoegde autoriteiten van lidstaten voor het doel van bewijsverzameling in strafprocedures. Als een dienstaanbieder niet gevestigd is in de Unie, dan moeten lidstaten verzekeren dat als de aanbieder diensten aanbiedt op hun grondgebied, deze ten minste één juridisch vertegenwoordiger aanwijst. De juridische vertegenwoordiger moet verblijven of gevestigd zijn in één van de lidstaten waar de aanbieder diensten aanbiedt.

Ook moeten de lidstaten verzekeren dat de besluiten en bevelen die door hun bevoegde autoriteiten worden gegeven gericht worden aan de juridisch vertegenwoordiger van de dienstenaanbieder. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de dienstaanbieders die gevestigd zijn op hun grondgebied of daar diensten aanbieden hun juridisch vertegenwoordiger voldoende bevoegdheden en middelen bieden om te voldoen aan de besluiten en bevelen. Ook moeten lidstaten verzekeren dat de aangewezen juridisch vertegenwoordiger aansprakelijk kan worden gesteld voor het niet voldoen aan verplichtingen die voortvloeien uit het toepasselijke juridisch kader bij ontvangst van besluiten en bevelen, zonder af te doen aan de aansprakelijkheid en juridische maatregelen die kunnen worden getroffen tegen de dienstaanbieder. Lidstaten moeten er ook voor zorgen dat elke dienstaanbieder die gevestigd is op zijn grondgebied of daar diensten aanbiedt de centrale autoriteit van de lidstaat waar zijn juridisch vertegenwoordiger is gevestigd of waar hij verblijft schriftelijk op de hoogte stelt van de aanwijzing en van zijn contactgegevens.

Verder moeten de lidstaten regelingen treffen ten aanzien van sancties bij inbreuken op nationale bepalingen die zijn vastgesteld ter implementatie van de richtlijn en moeten zij alle maatregelen treffen om te verzekeren dat deze worden geïmplementeerd.

De lidstaten moeten een nationale autoriteit aanwijzen opdat de richtlijn op een consistente en evenredige manier wordt toegepast.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Niet van toepassing.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Artikel 7 noemt als implementatietermijn zes maanden na inwerkingtreding. Gezien de voorbereidingen die dienstaanbieders en de Nederlandse overheid moet treffen is deze termijn erg kort. Dit geldt te meer als formele wetgeving nodig is voor de implementatie. Nederland acht deze termijn dan ook niet haalbaar.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Artikel 8 voorziet in evaluatie vijf jaar na de datum van toepassing van de richtlijn. Het kabinet stemt in met evaluatie. Aangezien het voorstel voor de verordening en de richtlijn een geheel nieuwe systematiek behelzen voor bewijsverzameling, zou wat Nederland betreft een kortere evaluatietermijn gekozen kunnen worden, opdat eerder in beeld wordt gebracht of het systeem goed werkt of verbetering behoeft. Nederland vindt een termijn van vijf jaar aanvaardbaar.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

De opsporing krijgt de bevoegdheid om direct grensoverschrijdend bewijs te vorderen. De noodzakelijke toegang tot elektronisch bewijs wordt hierdoor verbeterd. Gegeven het feit dat elektronisch bewijs steeds belangrijker wordt en de nationale autoriteit in principe niet meer betrokken is bij een buitenlands verzoek zal dit ook een positief effect hebben op de druk op het verwerken van rechtshulpverzoeken, met name in de toekomst. Het is positief dat juridisch vertegenwoordigers van de dienstenaanbieders worden aangewezen. De justitiële autoriteiten weten op deze manier wie als contactpunt fungeert voor verstrekkingsbevelen en bewaringsbevelen. De dienstaanbieders stroomlijnen op deze manier de ontvangst en beoordeling van dergelijke bevelen via een vast kanaal.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen.


X Noot
1

Zie BNC-fiche bij kamerbrief van 5 juni 2015, Kamerstuk 22 112, nr. 1972.

X Noot
2

De bedoelde verordening wordt behandeld in een afzonderlijk BNC-fiche. Het betreft: Proposal for a regulation of the European Parliament and of the Council on European Production and Preservation Orders for electronic evidence in criminal matters; COM(2018) 225 final, Strasbourg, 17.4.2018.

http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1524129181403&uri=COM:2018:225:FIN.

X Noot
3

zie noot 2.

Naar boven