22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2223 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2016

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij drie fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Mededeling en verordening 2e fase Europees fonds voor strategische investeringen (EFSI 2.0) (Kamerstuk 22 112, nr. 2221)

Fiche: Aanpassing verordening en besluit EU-garantie op EIB financiering buiten de EU en mid-term evaluatie (Kamerstuk 22 112, nr. 2222)

Fiche: Verordening verlenging Europees Statistisch Programma 2018–2020

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Fiche: Verordening verlenging Europees Statistisch Programma 2018–2020

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 99/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees statistisch programma 2013–2017, door verlenging tot 2018–2020

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    september 2016

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM(2016) 557

  • d) EUR-lex

    http://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1473516187810&uri=CELEX:52016PC0557

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

    SWD (2016) 288, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1473516269876&uri=CELEX:52016SC0288

  • f) Behandelingstraject Raad

    Het is nog niet bekend in welke Raadsformatie het voorstel zal worden behandeld.

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Economische Zaken

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 338, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

  • i) besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid Raad

  • j) rol Europees Parlement

    Medebeslissingsrecht Europees Parlement.

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

De bestaande verordening (EU) nr. 99/2013 van het Europees Parlement en de Raad1 bestrijkt de periode 2013–2017, terwijl het huidige meerjarig financieel kader tot 2020 loopt. De bestaande verordening moet daarom worden gewijzigd om het Europese statistisch programma te verlengen tot en met 2020. De statistieken die voortkomen uit het onderhavige voorstel dienen ter ondersteuning van de tien politieke prioriteiten op de agenda van de Commissie voor banen, groei en democratische verandering en ander EU- beleid zoals het Europees semester, het stabiliteits- en groeipact (SGP), de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, de Europese energie-unie, het EU beleidskader voor klimaat en energie 2030 alsmede de agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling.

Het eerste doel van deze verordening is om de bestaande verordening (EU) 99/2013 betreffende het Europees statistisch programma 2013–2017 te wijzigen. De wijziging betreft de verlenging van de verordening voor de periode 2018–2020, zodat de periode van het programma overeenkomt met de periode van het meerjarig financieel kader 2014–2020 (MFK).

Het tweede doel van deze verordening is het bestaande statistisch programma voor de periode 2018–2020 op een aantal onderdelen te wijzigen. Deze wijzigingen zijn nader uitgewerkt in de bijlage van het onderhavige voorstel. De bijlage is onderverdeeld in de drie prioriteitsgebieden van het programma, te weten:

  • 1. Statistische outputs. Hierin wordt het verstrekken van hoogwaardige statistische informatie ter ondersteuning van de ontwikkeling, monitoring en evaluatie van het beleid van de Europese Unie op hoofdlijnen geregeld, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten.

    Op een aantal van de beleidsterreinen van de Europese Unie, zoals onder meer economische, sociale en territoriale samenhang, landbouw, de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, energie en milieu, worden statistische beleidsintensiveringen voorgesteld;

  • 2. Productiemethoden voor de Europese statistieken. Hierin wordt de toepassing van de (nieuwe) productiemethoden2 voor Europese statistieken geregeld. Deze maatregelen zijn gericht op efficiëntieverhoging en kwaliteitsverbetering; en

  • 3. Partnerschap. Deze maatregelen zijn erop gericht ter versteviging van het partnerschap binnen en buiten het Europees statistisch systeem, de productiviteit daarvan verder te verhogen en de wereldwijd toonaangevende rol ervan op het gebied van officiële statistieken verder te versterken.

De verordening wijzigt het huidige artikel 13 («bescherming van de financiële belangen van de Unie») en artikel 15, lid 3 («evaluatie en herziening van het programma») Dit laatste artikel regelt dat de Commissie uiterlijk op 31 december 2021 een eindverslag over de uitvoering van het programma voorlegt aan het Europees Parlement en de Raad.

b) Impact assessment Commissie

In een uitgebreid impact assessment geeft de Commissie aan welke overwegingen aanleiding zijn voor het uitbrengen van dit voorstel. Daarbij schetst de Commissie tevens welke opties overwogen zijn en wat de impact is van de voorgestelde opties.

De Commissie stelt dat het voorstel de meest directe gevolgen heeft voor de producenten van statistieken (nationale instituten voor de statistiek (NSI's) en andere nationale instanties (ONA's)) en respondenten (huishoudens en bedrijven). De Commissie verwacht dat met het onderhavige voorstel – «de voorkeursoptie» –

  • De vergelijkbaarheid van statistieken op Europees niveau zal toenemen op gebieden die voor het eerst door het Europees Statistisch Programma (ESP) worden bestreken.

  • Het zal mogelijk zijn om het Europees Statistisch Systeem verder te moderniseren en meer gebruik te maken van nieuwe bronnen (bijvoorbeeld «big data»).

  • De responslast zal voor bedrijven en burgers kunnen verminderen vanwege het betere gebruik van administratieve gegevens en nieuwe bronnen, zoals «big data». Hoewel de meeste gevolgen hiervan slechts op de middellange termijn zullen ontstaan, omdat het gebruik van nieuwe gegevensbronnen geleidelijk zal worden toegepast en afhankelijk is van de omstandigheden in de lidstaten.

  • De directe economische, sociale en milieugevolgen zeer beperkt zijn, omdat wetgeving voor statistieken primair gevolgen heeft voor gegevensgebruikers, gegevensproducenten en onderzoeksrespondenten.

Omdat EU-financiering wordt verstrekt op basis van medefinanciering maakt de voorkeursoptie investeringen mogelijk in projecten die worden gestart als reactie op nieuwe uitdagingen waarmee Europese statistieken worden geconfronteerd (bijvoorbeeld versterking van de Europese statistische infrastructuur en beter gebruik van «big data» en gedeelde infrastructuur). De Commissie geeft vervolgens aan dat een hoger budget voor het ESP op EU-niveau ook hogere budgettaire kosten voor de nationale statistische instituten betekent.

Overige significatie gevolgen, zoals blijkt uit het impact assessment is dat het initiatief de samenwerking ondersteunt met internationale organisaties en de vergroting van de capaciteit in derde landen, om te garanderen dat kwalitatief goede gegevens beschikbaar zijn. Dit stelt de EU weer in staat om de resultaten van de uitbreiding en het Europees nabuurschapsbeleid te bewaken en de naleving van EU-normen op het gebied van de statistiek door (mogelijke) kandidaat-lidstaten te meten.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland beschouwt de voorliggende verordening als een essentiële maatregel om op Europees niveau te kunnen beschikken over kwalitatief hoogwaardige vergelijkbare en betrouwbare statistieken voor de ondersteuning van het EU-beleid.

Daarnaast erkent Nederland de noodzaak van vergelijkbare, relevante, coherente en betrouwbare statistische gegevens en informatie voor het meten en evalueren van de voortgang van onder andere de tien politieke prioriteiten op de agenda van de Commissie voor banen, groei en democratische verandering en ander EU- beleid zoals het Europees semester, het stabiliteits- en groeipact (SGP), de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, de Europese energie-unie, het EU beleidskader voor klimaat en energie 2030 alsmede de agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. In dat kader verwelkomt Nederland het onderhavige voorstel.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Nederland kan het voorstel op hoofdlijnen ondersteunen. De proportionaliteit wordt echter negatief beoordeeld. Nederland is van mening dat de Commissie in het onderhavige voorstel onvoldoende gekeken heeft naar de mogelijkheden om bestaande statistische verplichtingen te heroverwegen. Hierdoor is er onvoldoende evenwicht tussen enerzijds nieuwe statistische behoeften als gevolg van de overkoepelende strategische beleidsprioriteiten van de Europese Unie en anderzijds de vermindering van bestaande statistische verplichtingen.

Nederland vindt het van essentieel belang dat niet meer informatie wordt gevraagd dan voor het monitoren en evalueren van het Europees beleid strikt noodzakelijk is, en dat hierbij de verplichtingen voor alle betrokken partijen proportioneel blijven ten opzichte van het na te streven doel. De verordening biedt een algemeen kader voor de opstelling van de jaarlijkse statistische werkprogramma’s van de Commissie, waarin de beschreven doelstellingen en prioriteitsgebieden verder zullen worden uitgewerkt en uitgevoerd. Bij de uitwerking zal worden bezien of Nederland mogelijke nieuwe verplichte statistische gegevens noodzakelijk acht.

Nederland zal zich tijdens de onderhandelingen in samenwerking met gelijkgezinde lidstaten maximaal inzetten voor en aandringen op dat de Commissie nog eens kritisch kijkt naar de totale statistische outputs van het Europees statistisch programma die voor de Europese beleidsbehoefte minder relevant kunnen worden geacht. De Nederlandse inzet is erop gericht de ontwikkel- en uitvoeringskosten zo laag mogelijk te houden. De inspanningen dienen te resulteren in een netto vermindering van de administratieve lasten alsmede efficiëntere productiemethoden aan het einde van de programmaperiode per 31 december 2020.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

De verwachting is dat een meerderheid van de lidstaten evenals Nederland het voorstel van de Commissie op hoofdlijnen zal steunen. Vervolgens is de verwachting dat evenals Nederland een aantal lidstaten kritisch zal staan tegenover het voorstel van de Commissie daar waar zij voorstellen doet voor statistische beleidsintensiveringen.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De Commissie baseert de bevoegdheid van de EU op artikel 338 lid 1 VWEU. Op grond van dit artikel nemen de Raad en het EP volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aan voor de opstelling van statistieken wanneer dat voor de vervulling van de taken van de Europese Unie nodig is. Dit is volgens Nederland de juiste rechtsgrondslag. Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid van EU en lidstaten.

b) Subsidiariteit

Het subsidiariteitsoordeel is positief. Het doel van de verordening, namelijk het vaststellen van een kader waarin geharmoniseerde en vergelijkbare Europese statistieken van hoge kwaliteit worden samengesteld, kan niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden uitgevoerd, en kan daarom beter op Europees niveau worden verwezenlijkt. Een verordening is het juiste instrument, aangezien hierdoor in de gehele Europese Unie hetzelfde kader kan gelden, zodat de productie van hoogwaardige kwalitatieve en vergelijkbare statistieken op EU-niveau kan worden gegarandeerd.

c) Proportionaliteit

De verordening beperkt zich tot het juridisch- en programmeringskader voor de toekomstige productie en verspreiding van Europese statistieken. De proportionaliteit wordt echter negatief beoordeeld omdat naar het oordeel van het kabinet in het voorstel onvoldoende rekening is gehouden met het evenwicht tussen enerzijds de vraag naar nieuwe statistische informatie en anderzijds (her) prioritering van bestaande statistische verplichtingen. Prioritering kan een bijdrage leveren aan de verlaging van de kosten en de lasten voor nieuwe statistische behoeften door op bestaande gebieden van Europese statistieken de statistische behoeften te verminderen.

Nederland vindt het van essentieel belang dat niet meer informatie wordt gevraagd dan voor het monitoren en evalueren van het Europees beleid strikt noodzakelijk is en dat hierbij de verplichtingen voor alle betrokken partijen proportioneel blijven ten opzichte van het na te streven doel. Daarnaast kunnen de toekomstige (neven) effecten bij de uitwerking van het onderhavige voorstel voor Nederland omvangrijk zijn. De Nederlandse inzet is erop gericht de ontwikkel- en uitvoeringskosten zo laag mogelijk te houden en dient te resulteren in een netto vermindering van de administratieve lasten alsmede efficiëntere productiemethoden aan het einde van de programmaperiode per 31 december 2020.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie heeft voor de periode 2018–2020 een bedrag van 218,1 miljoen euro gereserveerd in de MFK rubriek 1a: concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid. Dit is 25,2 miljoen euro meer dan voor de programmeerperiode 2018–2020 in het MFK 2014–2020 voor het Europees statistisch programma is voorzien.

Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of decentrale overheden

Dit voorstel heeft geen financiële consequenties voor Nederland. Het onderhavige voorstel is een kaderverordening en beschrijft op hoofdlijnen de algemene programmaplanning, de doelstellingen en de toekomstige te ondernemen maatregelen. Daarnaast biedt de verordening een algemeen kader voor de opstelling van de jaarlijkse statistische werkprogramma’s van de Commissie, waarin de beschreven doelstellingen en prioriteitsgebieden verder zullen worden uitgewerkt en uitgevoerd. De uitvoering van deze verordening zal gedurende de looptijd van 2018–2020 plaatsvinden door middel van specifieke verordeningen, gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

Wel kunnen kosten verbonden zijn aan de toekomstige uitwerking van het Europees statistisch programma. In dat kader kan thans worden opgemerkt dat op een aantal van de beleidsterreinen van de Europese Unie, zoals onder meer economische, sociale en territoriale samenhang, landbouw, de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, energie en milieu, intensiveringen worden voorgesteld die toekomstige kosten met zich mee kunnen brengen.

Het is op dit moment echter moeilijk een inschatting van eventuele toekomstige uitvoeringskosten te maken, omdat de exacte uitwerking van de programmavoornemens pas in de periode 2018–2020 plaats zal vinden. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat voor de uitvoering van het programma voor sommige onderdelen medefinanciering vanuit de Europese Unie mogelijk is. Voor wat betreft de eventuele toekomstige financiële gevolgen geldt, dat deze dienen te worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels voor de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Dit voorstel heeft geen directe financiële consequenties voor bedrijfsleven en burger. Wel kunnen de toekomstige uitwerkingen van het Europees statistisch programma financiële consequentie met zich meebrengen.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Dit voorstel als zodanig leidt niet tot extra administratieve lasten voor het bedrijfsleven en burgers. De verordening legt een algemeen kader vast voor de opstelling van de jaarlijkse statistische werkprogramma’s van de Commissie, waarin de beschreven doelstellingen en prioriteitsgebieden verder zullen worden uitgewerkt en uitgevoerd. De uitvoering van deze verordening zal gedurende de looptijd van 2018–2020 plaatsvinden door middel van specifieke wetgevingshandelingen3.

Wel kunnen administratieve lasten verbonden zijn aan de uitwerking van deze toekomstige specifieke verordeningen. Het is op dit moment echter moeilijk hiervan een inschatting te maken.

Het voorstel bevat tevens maatregelen die naar verwachting tijdens de komende programmaperiode 2018–2020 zullen leiden tot additionele Europese statistische verplichtingen voor het Centraal Bureau voor de statistiek (CBS).

Een belangrijk doel is om op Europees niveau de efficiency van de productiemethoden voor de Europese statistieken te verbeteren door uitgebreider gebruik te maken van bestaande registers en administratieve bronnen en waar mogelijk «big data». Hierdoor kunnen naar verwachting in de toekomst de kosten voor het verzamelen van gegevens en de administratieve lasten voor bedrijven en personen in de Europese Unie verder worden gereduceerd. In Nederland zijn de productiemethoden voor statistieken reeds zeer efficiënt ingericht door inzet van onder meer internetwaarneming en een optimaal gebruik van registerdata. Aangezien er door CBS reeds maximaal gebruik wordt gemaakt van aanwezige overheidsregisters, zullen de voorgestelde maatregelen van de Commissie voor Nederland niet verder tot substantiële efficiencywinst en reductie in de administratieve lasten leiden. Daarnaast moet de toepassing van «big data» en vergelijkbare nieuwe databronnen in de officiële statistiekproductie de komende jaren nog methodologisch verder worden ontwikkeld. Er is op dit moment nog geen zekerheid te verschaffen dat dit gebruik tijdens de programmaperiode voor Nederland en andere lidstaten kan leiden tot een verdere efficiënte productie van hoogwaardige geharmoniseerde statistische informatie op Europees niveau.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Niet van toepassing

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Niet van toepassing

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Niet van toepassing

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Tot en met 31 december 2017 blijft het huidige Europees statistisch programma 2013–2017, zoals vastgelegd in Verordening (EU) 99/2013 van het Europees Parlement en de Raad van kracht. Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018 en expireert op 31 december 2020. Voor Nederland is dat haalbaar.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Na raadpleging van het ESS-comité en het Europees Raadgevend Comité voor de statistiek legt de Commissie uiterlijk op 31 december 2021 een eindverslag over de uitvoering van het programma voor aan het Europees Parlement en aan de Raad.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

In artikel 4 van de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek is bepaald dat het CBS op nationaal niveau belast is met de productie van statistieken in het kader van de Europese Unie.

Het CBS dient de statistische resultaten in bij de Commissie (Eurostat).

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 99/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende het Europees statistisch programma 2013–2017 (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 12).

X Noot
2

Bijvoorbeeld het (her) gebruik van administratieve gegevens, en waar mogelijk big data, waarbij de vigerende Europese en nationale wetgeving met betrekking tot databescherming in zijn volle omvang wordt gerespecteerd.

X Noot
3

Per EU beleidsterrein gerichte verordeningen

Naar boven