22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1423 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling «Naar een banenrijk herstel»

Fiche 2: Verordening aanpassing bepaalde vangstmogelijkheden van vis alsmede de bescherming van de reuzenmanta (Kamerstuk 22 112, nr. 1424)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche: Mededeling «Naar een banenrijk herstel»

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: «Naar een banenrijk herstel».

Datum Commissiedocument

18 april 2012

Nr. Commissiedocument

COM (2012) 173

Pre-lex

http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201518

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

n.v.t.

Behandelingstraject Raad

Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

2. Essentie voorstel

Op 18 april jl. heeft de Europese Commissie een Werkgelegenheidspakket gepubliceerd. Het pakket aan maatregelen bestaat uit de mededeling «Naar een banenrijk herstel» en uit diverse werkdocumenten die zich richten op flexizekerheid1, het wegnemen van belemmeringen op de arbeidsmarkt onder meer door middel van persoonlijke en huishoudelijke dienstverlening, het aanpakken van jeugdwerkloosheid, het versterken van groene banen, banen in de zorgsector en in de ICT en de hervorming van EURES2. De mededeling geeft aan dat de arbeidsmarktdynamiek hoofdzakelijk op nationaal niveau tot stand gebracht moet worden en dat dit pakket ter ondersteuning van een banenrijk herstel is.

Om de gestelde Europese arbeidsparticipatie doelstelling (75% van 20–64 jarigen hebben een baan in 2020) te halen, zijn 17,6 miljoen additionele banen nodig. De werkloosheid in de EU blijft dit jaar naar verwachting echter hoog, gemiddeld 10.3 procent. Met de mededeling wordt bekeken hoe in de huidige omstandigheden op de meest effectieve wijze kan worden bijgedragen aan de verwezenlijking van het voorgenoemde werkgelegenheidsstreefdoel van Europa 2020 en hoe de werkgelegenheidsdimensie van de Europa-2020 strategie kan worden versterkt.

Met de mededeling worden de werkgelegenheidsprioriteiten van de Annual Growth Survey aangevuld met beleid op de middellange termijn. Hierbij gaat het specifiek om het scheppen van werkgelegenheid door onder andere het stimuleren van de vraag naar arbeid, het benutten van het werkgelegenheidspotentieel in belangrijke sectoren (zoals groene banen, zorgsector en ICT) en het mobiliseren van EU fondsen om banen te creëren. Daarnaast moet de dynamiek van de arbeidsmarkt hersteld worden door arbeidsmarkthervormingen en te investeren in vaardigheden en de EU-governance te verbeteren.

Het Werkgelegenheidspakket gaat nader in op drie onderdelen:

Ondersteuning van de creatie van banen: De Commissie geeft aan dat de steun voor de creatie van banen en de (her)verdeling van arbeid gericht moet worden op groeiende duurzame activiteiten, sectoren en bedrijven. Instrumenten die de vraag naar arbeid positief kunnen beïnvloeden zijn onder andere overheidssubsidies gericht op het verwerven van nieuw personeel, het op een budgettair neutrale wijze verkleinen van de belastingwig op arbeid, het bevorderen en ondersteunen van zelfstandige arbeid, sociale ondernemingen en startende ondernemers, het omvormen van informele arbeid en zwartwerk tot reguliere arbeid, het stimuleren van een hoger netto-inkomen en modernisering van het loonvormingssysteem om de lonen af te stemmen op de ontwikkeling van de productiviteit en om het creëren van banen te bevorderen.

Herstellen van de dynamiek van de arbeidsmarkten: Dynamische en inclusieve arbeidsmarkten, waar de mensen de juiste vaardigheden bezitten zijn van essentieel belang voor een versterking van het concurrentievermogen van de Europese economie. Daarbij wordt de nadruk gelegd op de hervorming van de arbeidsmarkt, zoals flexizekerheid, maar ook het vermijden van lagelonenvallen en te lage minimumlonen, het lonend maken van overgangen op de arbeidsmarkt en het voorkomen van segmentering op de arbeidsmarkt door evenwichtige arbeidsbeschermingswetgeving, «leven lang leren» en het bieden van kansen aan jongeren.

De Commissie is van mening dat de arbeidsmobiliteit in Europa te laag is, waardoor aanpassingsmechanismes niet optimaal werken.

Verbeteren van de EU-governance: Het Europees semester is een doeltreffende governance methode voor de monitoring en de sturing van de uitvoering van de acties ter ondersteuning van de doelstelling van Europa 2020. Daarbij moeten de «nationale banenplannen», die als onderdeel van het Nationale Hervormingsprogramma maatregelen omvatten voor het aanpakken van knelpunten op de arbeidsmarkt, tot een verbetering van de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid op EU-niveau leiden. Het versterken van: (i) de betrokkenheid van de sociale partners, (ii) de band tussen beleid en financiering, en (iii) de coördinatie en de multilaterale surveillance moet volgens de Europese Commissie leiden tot een verbetering van de governance.

De Commissie zal in 2012 en 2013 op de genoemde terreinen met mededelingen en/of aanbevelingen komen.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheid

De mededeling richt zich op werkgelegenheid zoals in art 145 VWEU verwoord. Er is hier sprake van een gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten.

Subsidiariteit

De Commissie benadrukt dat het primaat om de genoemde doelstellingen te verwezenlijken bij de lidstaten ligt, overeenkomstig het Verdrag en het subsidiariteitsbeginsel.

De Commissie kondigt in de mededeling diverse maatregelen aan en tevens een groot aantal flankerende en voorbereidende maatregelen. Deels zijn deze maatregelen al eerder aangekondigd. Voor een deel van deze maatregelen zal de Commissie specifieke mededelingen opstellen, waarin de voorstellen verder worden uitgewerkt. Het heeft meerwaarde om deze maatregelen op EU-niveau te nemen, omdat zij de lidstaten ondersteunen in het behalen van hun werkgelegenheidsdoelstellingen en complementair zijn aan nationaal beleid.

Het subsidiariteitsoordeel over de mededeling luidt dan ook positief. Uiteraard wordt hiermee niet vooruitgelopen op het subsidiariteitsoordeel van de uit deze mededeling voortvloeiende voorstellen van de Commissie.

Proportionaliteit

Nederland beoordeelt de proportionaliteit als positief. Het merendeel van de aangekondigde acties is niet-wetgevend en beperkt zich tot het ondersteunen van de lidstaten in hun doelstelling om de arbeidsparticipatie te verhogen en de werkgelegenheid te bevorderen. De Commissie doet nu geen voorstellen, maar kondigt ze wel aan. De maatregelen die hieruit voortkomen zal Nederland op individuele basis beoordelen.

Financiële consequenties

De mededeling heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting, noch voor de EU-begroting. In het kader van de Europa 2020-strategie hebben alle lidstaten zich gecommitteerd aan de doelstellingen, waaronder het werkgelegenheidsdoel. De Commissie geeft via deze mededeling aan hoe de lidstaten, gezien de huidige omstandigheden, op meest effectieve wijze kunnen bijdragen aan het verwezenlijken van het werkgelegenheidsdoel en ook hoe daarbij de werkgelegenheidsdimensie van de Europa 2020-strategie versterkt kan worden. Het is uiteindelijk aan de lidstaten zelf om te bepalen op welke wijze dit beleidsmatig en financieel omgezet wordt.

Wel moet opgemerkt worden dat maatregelen gericht op creatie van banen die geld kosten het moeilijker maken om vervolgens de belastingwig op arbeid budgettair neutraal te verkleinen. Het nemen van maatregelen gericht op creatie van banen (subsidie) leidt tot grotere overheidsuitgaven en tot een opwaartse druk op de belastingen (en potentieel dus een grotere belastingwig).

Individuele voorstellen die hier worden aangekondigd moeten worden afgewacht om een inschatting te kunnen maken van de financiële gevolgen. Eventuele nationale financiële gevolgen dienen voorts te worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels voor budgetdiscipline.

Gevolgen regeldruk en administratieve lasten

De mededeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk, noch voor de administratieve lasten. De uit de mededeling voortvloeiende voorstellen zal het kabinet hierop uiteraard apart beoordelen.

4. Nederlandse positie over de mededeling

De prioriteiten voor groeiversterking van de Commissie, welke zijn onderschreven door de Europese Raad, zijn van groot belang om het vertrouwen op de financiële markten te herstellen en het groeivermogen van de economie te versterken. De economische situatie is broos en zonder verdere maatregelen is het mogelijk dat de lage groei in de EU aanhoudt. Zowel op Europees als nationaal niveau dienen structurele hervormingen te worden doorgevoerd die het functioneren van arbeids-, diensten- en productmarkten verbeteren en het concurrentievermogen vergroten. Op korte termijn draagt dit bij aan het herstel van vertrouwen terwijl het lange termijn groeivermogen van de economie wordt versterkt en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën wordt vergroot.

Het werkgelegenheidspakket geeft verdere invulling aan de prioriteiten voor groeiversterking. De genoemde maatregelen zijn al eerder door de Commissie bekend gemaakt, zoals in Annual Growth Survey en de Joint Employment Report. Het werkgelegenheidspakket bevat in die zin nauwelijks nieuwe maatregelen. Het kabinet kan veel van deze maatregelen in algemene zin onderschrijven.

Het Werkgelegenheidspakket gaat nader in op drie onderdelen. Deze worden hieronder nader belicht.

1. Ondersteuning van de creatie van banen

De Commissie geeft aan dat de steun voor de creatie van banen en de (her)verdeling van arbeid gericht moet worden op duurzame activiteiten, sectoren en bedrijven, met name het MKB. Het kabinet zet onverminderd in op een versterking van het economisch groeivermogen en daarmee ook op groei van werkgelegenheid. Het kabinet doet dit door de overheidsfinanciën op orde te brengen, hervormingen door te voeren op de financiële markten en ons in Europees verband sterk te maken voor meer stabiliteit. Op termijn kan vergrijzing en ontgroening mogelijk leiden tot knelpunten op de arbeidsmarkt en opwaartse druk op lonen en de overheidsfinanciën. Het is daarom van belang om in te blijven zetten op een verhoging van de arbeidsparticipatie, het verbeteren van de duurzame inzetbaarheid van werknemers, het versterken van de arbeidsmobiliteit en een goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.

Qua arbeidsparticipatie behoort Nederland tot de kopgroep in Europa. De keuze voor een doelstelling in termen van bruto arbeidsparticipatie betekent dat primair is gekozen voor het versterken van het arbeidsaanbod. Hiermee is het kabinetsbeleid geheel in lijn met de voorstellen in het werkgelegenheidspakket. Het kabinet heeft, om deze arbeidsparticipatiedoelstelling te bereiken, diverse hervormingen in gang gezet die eraan bijdragen dat iedereen zo veel mogelijk naar vermogen kan participeren. In het stabiliteitsprogramma is een hervorming van het ontslagrecht aangekondigd die ertoe moet leiden dat werkgevers gemakkelijker werknemers aannemen en dat ontslagen werknemers sneller in een andere baan aan het werk komen. Het verhogen van de pensioenleeftijd leidt er toe dat ouderen langer doorwerken en dus langer voor de arbeidsmarkt behouden blijven. Ook zet het kabinet in op een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.

Het kabinet onderkent dat de overgang van de traditionele op fossiele brandstof georiënteerde economie naar een groenere koolstofarme en op hulpbronnenefficiëntere economie de komende jaren een belangrijke drijfveer voor structurele hervormingen van de economie kan zijn.

Op korte termijn kan een gematigde loonontwikkeling bijdragen aan de concurrentiepositie van Nederland en daarmee aan de werkgelegenheid.

Het kabinet heeft wel enkele opmerkingen bij de voorgestelde instrumenten. Zo gebeurt het gericht inzetten van personeelwervingssubsidies in Nederland reeds door premiekortingen te introduceren voor werkgevers die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aannemen.

Ten aanzien van het verkleinen van de belastingwig is Nederland van mening dat maatregelen op dit terrein een nationale aangelegenheid zijn. Het kabinet heeft in het stabiliteitsprogramma aangekondigd te zullen komen tot een omvangrijke verschuiving van lasten op arbeid naar lasten op consumptie (BTW) en vervuiling. In Nederland worden in-work benefits gestimuleerd door de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting.

De Commissie wijst in het pakket ook op de mogelijkheid van banengroei in de sector part-time huishoudelijke dienstverlening. Daarbij is de redenatie dat in deze sector veel werk «zwart» verricht wordt dat door middel van overheidsinterventie naar de formele sector kan worden gehaald. Het voorbeeld van de Franse en Belgische Dienstencheque wordt aangehaald door de Commissie en geprezen.

Sinds 1 januari 2007 is in Nederland de Regeling Dienstverlening aan huis van kracht om de markt voor de persoonlijke dienstverlening te stimuleren. Deze regeling leidt ertoe dat een particulier gemakkelijk en zonder te hoge financiële en administratieve lasten een andere particulier kan inhuren voor diensten ten behoeve van zijn huishouden. Op deze manier verdwijnt het huishoudelijk werk niet in het zwarte circuit of gaan particulieren wegens te hoge kosten zelf deze arbeid verrichten.

Het kabinet heeft onderzocht of er alternatieven zijn, waaronder de mogelijkheid van dienstencheques. Dit alternatief is echter om budgettaire redenen afgewezen.

De Commissie beschouwt de Europese fondsen van het Cohesiebeleid (Europees Sociaal Fonds, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds, Platteland- en Visserijfondsen), het Europees Globaliseringsfonds en de Microfinancieringsfaciliteit als belangrijke investeringsbronnen om de duurzame groei en de creatie van banen te stimuleren. De Commissie heeft reeds voorstellen gedaan voor het vervolg van deze fondsen onder het volgende Meerjarig Financieel Kader (2014–2020). De Nederlandse standpunten op de individuele voorstellen zijn vastgelegd in de desbetreffende fiches.

2. Herstellen van de dynamiek van de arbeidsmarkten

De Europese Commissie stelt dat dynamische en inclusieve arbeidsmarkten, waar de mensen de juiste vaardigheden bezitten, van essentieel belang zijn voor een versterking van het concurrentievermogen van de Europese economie. Het kabinet kan zich hier vanzelfsprekend in vinden.

Bij het gebruik maken van interne flexibiliteit komt arbeidstijdverkorting aan bod. De in de mededeling genoemde maatregelen hebben met name betrekking op afspraken die werkgevers en werknemers onderling kunnen maken. Hier is geen expliciete rol weggelegd voor de overheid, behalve het ondersteunen van de sociale dialoog tussen sociale partners. Wat betreft werktijdverkortingsmaatregelen wordt gesteld dat deze instrumenten moeilijk toepasbaar zijn in tijden van bezuinigingen. Dit geldt ook voor Nederland. Daarnaast heeft het kabinet onlangs een evaluatie laten uitvoeren naar de effectiviteit van de deeltijd-WW en bijzondere werktijdverkortingsregeling die zijn ingezet tijdens de financiële crisis van eind 2008. Deze evaluatie heeft niet uitgewezen dat deze maatregelen een significant positieve bijdrage hebben geleverd aan het behoud van extra werkgelegenheid tijdens de vorige crisis. Dit volgt ook uit berekeningen van het CPB en de OESO.3 Bovendien kunnen de maatregelen in een langere periode van stagnatie in de weg staan aan de benodigde herschikking van de economie. Het kabinet concludeert dan ook dat een eventuele inzet van vergelijkbare maatregelen in toekomstige extreme conjuncturele neergangen zorgvuldig zal worden moeten afgewogen.

Er wordt door de Commissie op gewezen dat het vaststellen van minimumlonen op passende niveaus kan helpen om de toenemende armoede onder werkenden te voorkomen. De loonvloeren moeten in samenwerking met de sociale partners toereikend kunnen worden aangepast en moeten de algemene economische ontwikkelingen weerspiegelen. Het kabinet is geen voorstander van het instellen van een Europees minimumloon, temeer omdat de meeste lidstaten reeds een wettelijke of anderszins juridisch bindende of algemeen toepasselijk minimumloon kennen. Daarbij dient ook te worden opgemerkt dat voorzichtigheid moet worden betracht ten aanzien van de oproep te komen tot het vaststellen van minimumlonen op «passende niveaus». Immers, opwaartse wijzigingen van het minimumloon kunnen leiden tot minder werkgelegenheid en (mede) daardoor tot een hogere werkloosheid. Dit kan de situatie in landen waar de werkloosheid de afgelopen tijd al sterk is opgelopen verder verslechteren.

Flexibiliteit op de arbeidsmarkt vereist zekerheid bij de arbeidsovergangen. Sommige gebieden verdienen bijzondere aandacht zoals de overgang van jongeren van school naar werk, de integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt, overgangen van oudere werknemers. Het kabinet herkent zich in de analyse van de Commissie.

Hoewel Nederland, in vergelijking met andere Europese landen, nog altijd een relatief lage jeugdwerkloosheid heeft, kan het thema jeugdwerkloosheid rekenen op veel beleidsmatige en politieke aandacht. In dit verband wijst het kabinet erop dat er op het terrein van onderwijs en scholing een duidelijke opgave ligt bij het stimuleren van werkgelegenheid, denk aan het tegengaan van schooluitval, het zorgen voor een goede aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt en het erkennen van kwalificaties.

Voor onze kenniseconomie is het van essentieel belang dat jongeren worden gestimuleerd om te kiezen voor opleidingen met grote arbeidsmarktrelevantie en dat onderwijsinstellingen studenten de vaardigheden bijbrengen die noodzakelijk zijn om succesvol te kunnen én blijven participeren op de arbeidsmarkt.

Voor groepen die achterblijven bij deelname aan het «leven lang leren» kan een betere erkenning van vaardigheden en kwalificaties een positief effect hebben op de bereidheid om deel te nemen aan cursussen en trainingen. Het beter erkennen van EVC’s (erkenning van verworven competenties) zorgt er voor dat mensen die over bepaalde vaardigheden beschikken (en deze opgedaan hebben met eerdere werkervaring) gemakkelijker aangenomen worden in functies die aansluiten op hun werk en denkniveau.

Nederland acht het waardevol dat de verworven vaardigheden en kwalificaties transparant en inzichtelijk zijn en daardoor ook gemakkelijker erkend worden. Daarbij zou Nederland graag zien dat de Commissie voorkomt dat er dubbelingen ontstaan in het instrumentarium dat hiervoor bestaat en in ontwikkeling is, zoals het European Qualification Framework, de Europese beroepskaart, Europass en ESCO4. Daarnaast acht Nederland het van belang dat het hoge aantal van 800 gereglementeerde beroepen door de lidstaten wordt teruggebracht.5 Hierdoor wordt de strikte scheiding tussen beroepen verminderd, wat de flexibiliteit van de arbeidsmarkt ten goede komt en de arbeidsmobiliteit tussen lidstaten meer kans krijgt. Dit stimuleert het groei- en verdienvermogen van de Interne Markt.

De Commissie is van mening dat de arbeidsmobiliteit in Europa te laag is, waardoor aanpassingsmechanismen niet optimaal werken. De Europese Commissie doet dan ook een beroep op de lidstaten die nog geen vrij verkeer van werknemers van Roemenen en Bulgaren hebben ingevoerd om opnieuw de noodzaak te bekijken van de handhaving van de bestaande beperkingen.

Het kabinet handhaaft echter haar standpunt met betrekking tot het transitieregime vrij verkeer van werknemers inzake Roemenië en Bulgarije. Ze heeft hierover op 22 december jl. met de Kamer gesproken.

In het voorstel beoogt de Commissie Eures te positioneren als een door vraag gestuurd Europees plaatsings- en aanwervingsinstrument. Eures zou zich specifiek moeten richten op de ondersteuning van grensoverschrijdende arbeid. Het kabinet is van mening dat het actief bemiddelen tussen werknemers en werkgevers beter en effectiever plaats kan vinden op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

3. Verbeteren van de EU-governance

Het kabinet is het eens met de Commissie dat het Europees Semester een doeltreffende methode is voor de monitoring en de sturing van de uitvoering van de acties ter ondersteuning van de doelstelling van Europa 2020. Multilaterale surveillance is daarbij een belangrijk instrument.

In het Werkgelegenheidspakket herhaalt de Commissie de oproep van de Regeringsleiders aan de lidstaten om een banenplan in het kader van hun Nationale Hervormingsprogramma’s (NHP) op te stellen. In Europa is als doelstelling afgesproken dat in 2020 de arbeidsparticipatie 75% is (netto arbeidsparticipatie van minimaal 1 uur per week). Nederland heeft nu een netto arbeidsparticipatie van 77%6. In het Nationaal Hervormingprogramma, dat eind april aan de Commissie is gestuurd, staan de initiatieven van het kabinet nader uitgewerkt, waarbij uitgebreid aandacht is besteed aan de arbeidsmarkt. Hoofdlijn daarvan is het bevorderen van de werkgelegenheid in brede zin. Het kabinet ziet de uitwerking van de maatregelen in het NHP als invulling van het gevraagde banenplan, conform de conclusies van de Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO) van 17 februari 2012. Tot het introduceren van aparte banenplannen voor doelgroepen of sectoren bestaat naar het oordeel van het kabinet dan ook geen noodzaak.

In het NHP is opgenomen dat Nederland in het kader van de Europa 2020-strategie inzet op een verhoging van de bruto arbeidsparticipatie naar 80% in 2020. Nederland voldoet reeds aan het streefcijfer dat Europa hanteert en heeft daarom een eigen norm vastgesteld.

Het versterken van: (i) de betrokkenheid van de sociale partners, (ii) de band tussen beleid en financiering, en (iii) de coördinatie en de multilaterale surveillance moet volgens de Europese Commissie leiden tot een verbetering van de EU-governance. Het kabinet kan zich vinden in de doelstelling te komen tot versterkingen op het gebied van goed bestuur, maar wil voorkomen dat de voorstellen van de Europese Commissie leiden tot een toename van de complexiteit van de bestaande procedures en daarmee de doeltreffendheid en doelmatigheid aantasten. Nederland wil er in het verdere proces voor waken dat voorstellen ter versterking van de EU-governance niet voorbijgaan aan het beginsel van subsidiariteit, noch aan de competentieverdeling als afgebakend in Artikel 153 (5) VWEU.

De Commissie geeft aan dat ze de coördinatie en de multilaterale surveillance op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid wil versterken door onder andere met een publicatie van een vergelijkend onderzoek op basis van geselecteerde werkgelegenheidsindicatoren te komen én om een scorebord te ontwikkelen om de voortgang bij te houden met betrekking tot de uitvoering van de nationale banenplannen. Beide publicaties zouden in samenwerking met de lidstaten ontwikkeld moeten worden. Het kabinet is evenwel van mening dat de focus dient te liggen op het verbeteren van de bestaande instrumenten of hier op voort te borduren, in plaats van nieuwe instrumenten toe te voegen.


X Noot
1

Strategieën gebaseerd op een sociaal beleid waarin aandacht wordt besteed aan zowel flexibiliteit als baanzekerheid.

X Noot
2

Europees portaal voor beroepsmobiliteit.

X Noot
3

Zo heeft het CPB berekend dat deeltijd-WW op de top van het gebruik het gemiddelde werkloosheidspercentage met maximaal 0,1 à 0,2%-punt verlaagd kan hebben. Ook de OESO heeft becijferd dat de deeltijd-WW in Nederland in 2009 vijf à zes duizend voltijdsbanen heeft gered.

X Noot
4

European Skills, Competencies and Occupations taxonomy.

X Noot
5

Zie hiervoor ook BNC-fiche Herziening Richtlijn Erkenning Beroepskwalificaties, Kamerstuk nr. 22 112, nr. 1348.

X Noot
6

Eurostat, 2011.

Naar boven