22 026 Nederlands deel van een hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam–Brussel–Parijs en Utrecht–Arnhem–Duitse grens

Nr. 340 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2011

Hierbij reageer ik op het verzoek van uw vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu van 13 september 2011 om vóór Prinsjesdag 2011 over het concrete maatregelenpakket ten aanzien van de HSA-problematiek geïnformeerd te worden.

Bij brief van 31 januari 2011¹ en tijdens het AO van 1 februari 2011 (kamerstuk 22 026, nr. 331) heb ik u geïnformeerd over de HSA-problematiek. Ik heb toen van uw Kamer tijd en ruimte gevraagd en gekregen om te onderhandelen over een oplossing. Destijds heb ik de verwachting uitgesproken dat ik uw Kamer rond de zomer van 2011 een oplossing zou kunnen presenteren. Zoals gemeld in mijn brief van 2 september 2011², is mijn zoektocht naar een oplossing echter nog niet voltooid. Ik ben nog met partijen in gesprek over deze complexe materie.

Ik heb in genoemde brief tevens gemeld dat de gunning van het HRN en de oplossing van de HSA-problematiek parallel naast elkaar moeten worden afgewogen. Dit vereist grote zorgvuldigheid omdat het om het belang voor de reiziger en om grote financiële belangen gaat.

Dat vormt een belangrijke reden voor het feit dat ik u nog geen concrete oplossing (i.c. concreet maatregelenpakket) voor de HSA-problematiek kan presenteren en leidt er zoals reeds eerder gemeld toe dat ik nog geen concreet beleidsvoornemen inzake de gunning van de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet per 2015 aan uw Kamer kan zenden.

Zoals ik u eerder heb gemeld zet ik het belang van de reiziger en de belastingbetaler voorop. Uw verzoek om voor Prinsjesdag met een maatregelenpakket te komen interfereert met het zorgvuldige proces waarin ik nu zit.

Ik hoop u dit najaar zo spoedig mogelijk meer duidelijkheid te kunnen verschaffen.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

---

1 Kamerstuk 22 026, nr. 327.

2 Kamerstuk 22 026, nr. 339.