21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 820 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2015

Tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad van 5 november jl. heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken uw Kamer toegezegd dat zij een appreciatie zou geven van het recente rapport dat in opdracht van het Europees parlement is opgesteld over de mogelijke effecten van het Transatlantic Tade and Investment Partnership (TTIP) op de Europese landbouw. Hierbij voldoen wij graag aan deze toezegging.

Samenvatting

Om het rapport «Risks and Opportunities for the EU Agri-Food Sector in a possible EU-US Trade Agreement» is verzocht door de Commissie voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling van het Europees parlement. De auteurs van het rapport zijn afkomstig van verschillende instituten in Frankrijk en Duitsland.

Het rapport geeft een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de mogelijke effecten van een TTIP-akkoord. Het rapport beschrijft dat onderhandeld wordt over het verlagen of elimineren van tarieven en over het oplossen van non-tarifaire handelsbelemmeringen. Daarbij concludeert het rapport dat het verlagen en elimineren van tarieven weliswaar substantieel effect kan hebben op de handelsstromen, maar dat het oplossen van non-tarifaire handelsbelemmeringen een groter effect zal hebben.

Het rapport signaleert dat de tarieven op landbouw- en voedingsproducten in de EU hoger zijn dan in de VS en daarmee ook meer effect hebben op de handelsstromen. Zowel exporteurs uit de EU als uit de VS hebben te maken met non-tarifaire handelsbelemmeringen, waarbij het rapport inschat dat de kwantitatieve effecten hiervan aan beide zijden van de oceaan ongeveer even groot is.

Voor de kwantitatieve analyse van de mogelijke effecten van een TTIP-akkoord gaat het rapport uit van een aantal scenario’s. In het «referentiescenario», dat het rapport het meest gebalanceerd acht, wordt uitgegaan van een horizontale vermindering met 25% van alle non-tarifaire handelsbelemmeringen en een progressieve eliminatie van alle tarieven. Een dergelijke analyse is, zoals het rapport ook benoemt, niet in staat om alle factoren die van invloed zijn op het handelsverkeer exact mee te nemen, maar zou een redelijk beeld moeten geven van de mogelijke effecten.

In het «referentie-scenario» voorziet het rapport een exportgroei van ongeveer 60% van landbouw- en voedingsproducten uit de EU en ongeveer 120% uit de VS tot 2025. De effecten zijn uiteraard verschillend voor lidstaten en voor sectoren. Voor de EU voorziet het rapport vooral exportgroei voor bewerkte voedselproducten, dranken en tabak en voor de zuivelsector. Ook wordt exportgroei voorzien voor de akkerbouw (anders dan granen), witvlees, plantaardige oliën en groente en fruit. Voor de VS wordt exportgroei verwacht voor bewerkte producten, zuivelproducten, groenten en fruit, witvlees, granen, akkerbouw (anders dan granen) en dranken en tabak. Het rapport benoemt verder dat er met het referentie-scenario geen grote effecten te verwachten zijn op derde landen.

In de kwalitatieve analyse gaat het rapport in op een aantal mogelijke kansen en risico’s van de EU bij een TTIP-akkoord. Het rapport stelt dat de EU kansen heeft de markttoegang tot de VS voor een aantal belangrijk producten te verbeteren, zoals voor zuivelproducten, vleesproducten, wijn, suiker, olijfolie, producten met een geografische indicatie en tuinbouwproducten. Mogelijke bedreigingen ziet het rapport voor de Europese rundveevleessector, de graansector, de pluimveevleessector en de suikersector. Voor zowel de kansen als de mogelijke bedreigingen geldt dat het non-tarifaire handelsbelemmeringen veelal bepalend zijn of en in welke mate er daadwerkelijk impact zal zijn.

Het rapport gaat tot slot in op de mogelijke effecten van een TTIP-akkoord op het gelijke speelveld en regelgeving in de EU en de VS. Het rapport benoemt het risico op een ongelijk speelveld door het verschil in regelgeving over genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), gebruik van hormonen en groeibevorderaars in de vleesproductie, gebruik van reinigings- en ontsmettingsbehandelingen en gewasbeschermingsmiddelengebruik. Daarnaast licht het rapport het verschil toe in de wijze waarop de EU en de VS regelgeving opstellen op het gebied van landbouw en voedsel. Zo gaat de EU in tegenstelling tot de VS in haar benadering rond de bescherming van mensen, dieren, planten en het milieu uit van het voorzorgsprincipe. Het rapport benoemt dat dit verschil risico’s met zich meebrengt bij het streven naar afstemming van regelgeving, in het bijzonder dat dit de aanpak van de EU op het gebied van voedselveiligheid zou veranderen en de beleidsvrijheid van de EU op het gebied van dierenwelzijn negatief zou beïnvloeden.

Appreciatie

Het rapport geeft een gedegen analyse van de mogelijke effecten van TTIP op de Europese landbouw. De kansen en mogelijke bedreigingen die het rapport signaleert komen overeen met andere onderzoeken die de afgelopen tijd zijn uitgevoerd. De conclusie van het rapport dat de meeste impact van TTIP te verwachten is door het oplossen van non-tarifaire handelsbelemmeringen wordt in veel andere onderzoeken ook onderkend. Ook de verschillen die het rapport beschrijft op het gebied van regelgeving en standaarden tussen de EU en de VS zijn herkenbaar.

Het kabinet zet in op van een veelomvattend en ambitieus akkoord tussen de EU en de VS. Een ambitieus en veelomvattend TTIP zou structureel 120 miljard euro aan het Europese BNP en 95 miljard euro aan het Amerikaanse BNP kunnen toevoegen. Dit vertaalt zich gemiddeld tussen de 500 en 600 euro aan besteedbaar inkomen per jaar voor een gezin van vier personen in de EU. Nederland kan in het bijzonder profiteren van het TTIP. De Nederlandse en de Amerikaanse economieën zijn reeds nauw met elkaar verbonden. Afhankelijk van het resultaat van de onderhandelingen kan het economische voordeel voor Nederland – volgens onderzoeksbureau Ecorys – oplopen van 1,4 tot 4,1 miljard euro. Vooral de topsectoren Agri & Food, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, High-tech Systemen en Materialen en Chemie kunnen naar verwachting veel winnen bij TTIP. Postdiensten en de financiële en maritieme sectoren zullen naar verwachting eveneens veel voordelen kunnen behalen.

Hoewel de topsectoren Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen veel kunnen winnen bij TTIP, is de verwachting altijd geweest dat de onderhandelingen over landbouw ingewikkeld zouden worden. Voor het kabinet staat voorop dat er geen compromissen gesloten zullen worden op het gebied van voedselveiligheid, consumentenbescherming of het milieu. De Commissie heeft ook herhaaldelijk en publiekelijk gezegd dat Europese standaarden en regels op het gebied van consumentenbescherming niet naar beneden gaan en dat Europese wetgeving niet wordt aangetast door TTIP. Conform uw Kamermotie (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1336) zet het kabinet zich ervoor in dat de EU in de TTIP-onderhandelingen onverkort vasthoudt aan het voorzorgsprincipe. Hierin zien wij ons ook gesteund door de Commissie.

Vanaf de start van de onderhandelingen heeft de Commissie ook aangegeven – ook richting de VS – dat de basiswetgeving voor het EU-toelatingsbeleid voor GGO’s en hormoonvlees niet ter discussie staat in de onderhandelingen. Dit betekent dat bijvoorbeeld de Europese risicobeoordeling van GGO’s door de European Food Safety Authority (EFSA) onverkort van kracht blijft. Bovendien zal de EU haar eigen beleidsvrijheid behouden om wetgeving op te stellen om ter bescherming van mens, dier, plant en milieu. Ook op het terrein van dierenwelzijn zullen Nederland en de EU de beleidsvrijheid behouden blijven. Het kabinet heeft er bovendien met succes op aangedrongen dat in het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie is opgenomen dat een streven naar equivalentie op het terrein van dierenwelzijn onderdeel zou moeten zijn van een TTIP-akkoord.

Het kabinet herkent derhalve de kansen en risico’s die het rapport dat het Europees parlement heeft laten maken schetst. Voor wat betreft de kansen is de inzet van het kabinet erop gericht deze zoveel mogelijk te verzilveren. De risico’s acht het kabinet goed afgedekt door het heldere onderhandelingsmandaat van de Commissie en de breed gedeelde positie in de EU (zowel Raad en de Commissie) en de VS dat het niveau van bescherming van mens, plant, dier en het milieu niet ter discussie staat.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven