21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

nr. 673 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 december 2012

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de minister van Economische Zaken, ten behoeve van de Landbouw- en Visserijraad d.d. 18-20 december 2012. De volledige agenda is opgenomen aan het eind van dit verslag.

De op 12 december 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 12 december 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Schüssel

Inhoudsopgave

   

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

6

 

Vragen van de leden van de CDA-fractie

7

 

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

11

 

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

14

 

Vragen van de leden van de SGP-fractie

16

 

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

18

II

Antwoord / Reactie van de minister

22

III

Volledige agenda

45

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014 – 2020: voortgangsrapportage

De leden van de VVD-fractie zijn teleurgesteld dat de voortgangsrapportage nog niet beschikbaar is en een inhoudelijke appreciatie van het kabinet op de rapportage ontbreekt. Kan de minister aangeven wanneer de voortgangsrapportage beschikbaar is en of hij bereid is de reactie van het kabinet op deze rapportage zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen? De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland in zijn reactie de nadruk zal leggen op de noodzaak tot vergroening van het GLB. De leden van de VVD-fractie zijn verbaasd over de opstelling van de minister. Recentelijk is in de Kamer een motie aangenomen van de leden Graus en Van der Staaij (Kamerstuk 21 501-32, nr. 664) waarin de regering wordt verzocht zich proactief te verzetten tegen koppeling van het vergroeningspakket aan de basispremie. Kan de minister zijn opstelling nader toelichten en kan hij voorts uitleggen hoe uitvoering wordt gegeven aan deze motie? Kan de minister nader toelichten wie er verantwoordelijk is voor de equivalentie toets als er uiteindelijk wel een koppeling wordt gelegd?

Vaststelling vangstmogelijkheden visserij 2013

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie Maximum Sustainable Yield (MSY) al in 2013 wil bereiken. Wat is de aanleiding voor de Europese Commissie geweest om de streefdatum van MSY te vervroegen van 2015 naar 2013? De leden van de VVD-fractie hebben twijfels of de vervroegde streefdatum haalbaar is en of het voorstel in lijn is met de in juni jl. vastgestelde algemene oriëntatie van de Raad over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid? Kan de minister de algemene benadering van juni nog eens nuanceren? Deelt de minister de lijn van de leden van de VVD-fractie dat het goed zou zijn om vast te houden aan eerdere geformuleerde doelstellingen conform de VN Johannesburg verklaring: MSY waar mogelijk in 2015 en dat een vervroeging van de streefdatum in dit kader niet wenselijk zou zijn? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie lezen dat daar waar geen advies is, de Europese Commissie geredeneerd vanuit het voorzorgsbeginsel de TAC automatisch met 20 procent wil korten ten opzichte van 2012. De leden van de VVD-fractie vinden dit, samen met het kabinet, niet verantwoord. Dit geldt onder andere voor de horstmakreel. Deelt de minister de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat zolang er geen wetenschappelijke onderbouwing is de huidige TAC gehandhaafd wordt voor de horstmakreel? Kan de minister aangeven voor welke andere bestanden een korting van 20 procent dreigt? De leden van de VVD-fractie stellen voor om ook voor deze bestanden de huidige TAC te behouden zolang er geen wetenschappelijke adviezen zijn.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de mogelijkheid is opgenomen om te kunnen experimenteren met volledig gedocumenteerde visserij, waarbij extra quota beschikbaar komen voor vaartuigen die zijn uitgerust met closed circuit television (cctv). Deelname aan de pilot wordt echter onaantrekkelijk gemaakt door een aanscherping van de voorwaarden. De leden van de VVD-fractie vinden dit geen goede ontwikkeling. Kan de minister aangeven waarom de voorwaarden zijn aangescherpt?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de kabeljauw-TAC volgend jaar ook met 20 procent gekort zou moeten worden. Aanpassingen zijn nodig wegens het uitblijven van de gewenste resultaten. Onderzoek van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) toont echter aan dat het kabeljauwbestand toeneemt. Kan de minister de verschillen in onderzoek verklaren? De EU-commissaris heeft aangegeven dat een reductie van de TAC met 20 procent kan leiden tot discards (teruggooi). Dit lijkt de leden van de VVD-fractie ongewenst. Is de minister bereid om zich in Brussel tegen dit voorstel uit te spreken? De leden van de VVD-fractie lezen verder dat het schol- en tongplan aangepast dient te worden wegens het behalen van de hersteldoelstellingen. Betekent dit dat de TAC voor schol en tong wordt uitgebreid nu de resultaten zijn behaald?

Aanpassing van het langetermijnbeheerplan voor kabeljauw

De leden van de VVD-fractie zijn bezorgd over de opstelling van enkele lidstaten. Deze lidstaten zijn van mening dat de oogstregels voor de jaarlijkse vaststelling binnen meerjarenplannen onlosmakelijk verbonden zijn met de feitelijke TAC-vaststelling, wat de Raad mag doen zonder betrokkenheid van het Europees Parlement. Nederland is samen met andere lidstaten de mening toegedaan dat de oogstregels, integrale onderdelen van meerjarenplannen zijn, waarvoor codecisieprocedure moet gelden. Inmiddels is er tussen de Raad en het Europees Parlement een juridische patstelling ontstaan over de verantwoordelijkheid bij visserijbeheerplannen. Dit betekent dat er noodzaak is tot het nemen van beslissingen, die echter uitblijven. Dat is een situatie die niet kan voortduren, noch voor de vissers, noch voor de visbestanden. De leden van de VVD-fractie willen de minister oproepen om duidelijke keuzes te maken, zodat de patstelling doorbroken wordt. De leden vragen of het een oplossing is als de minister zich aansluit bij de overgrote meerderheid van de lidstaten? Zo nee, welke bezwaren heeft de minister hiertegen?

Zeedagen

De problematiek van de dreigende korting van zeedagen kennen we in de visserij op tong en schol en de visserij op kabeljauw. Door de onaanpasbaarheid van de beheerplannen wordt een automatische korting doorgezet, terwijl de visbestanden en dus de TAC’s groeien. Hierdoor ontstaat een spanning tussen quotum en zeedagen en wordt de onverenigbaarheid van het tegelijk toepassen van twee beheersystemen (zeedagen en quotum) heel erg voelbaar. Concreet: de TAC voor schol is in de periode 2008 – 2012 gestegen van 48 000 naar 84 000 ton en gaat volgend jaar naar 97 000 ton terwijl in dezelfde periode het aantal zeedagen met 40% is gekort. Omdat wij in Nederland individueel overdraagbare vangstrechten kennen, is een sturing op zeedagen onmogelijk. De leden van de VVD-fractie steunen dan ook de opstelling van de minister om de korting in zeedagen bij tong en schol van tafel te krijgen. De leden van de VVD-fractie willen op lange termijn toe naar het gebruik van één beheersysteem van quota voor de visserijsector. Vissers kunnen dan zelf bepalen hoe ze een quota vol vissen zonder dat ze gehinderd worden door de dreigende korting van zeedagen. Deelt de minister deze opvatting? Zo nee, waarom niet?

Groepshuisvesting zeugen

Per 1 januari a.s. dienen alle varkenshouders overgeschakeld te zijn op groepshuisvesting. Circa 93% van de varkenshouders zal per 1 januari 2013 voldoen aan deze regelgeving. Samen met Engeland en Zweden (beide 100%) behoort Nederland bij de koplopers in de EU wat betreft implementatie groepshuisvesting. Kan de minister een gespecificeerd overzicht geven van landen die per 1 januari 2013 grotendeels nog niet aan groepshuisvesting voldoen?

Er zijn echter ook nog bedrijven die wel willen doorgaan maar problemen hebben met het verkrijgen van een vergunning. De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de provincies en gemeenten inmiddels heeft aangeschreven om de procedures, daar waar mogelijk, te versnellen zodat deze bedrijven tijdig over de benodigde vergunningen kunnen beschikken. Het is inmiddels duidelijk dat een aantal van deze bedrijven niet op tijd over een geldige vergunning kan beschikken en dus in de problemen komt. Deze bedrijven zijn over het algemeen tijdig begonnen met de aanvraagprocedure en zullen, als gevolg van overmacht, met ingang van 1 januari 2013 in de problemen komen. De leden van de VVD-fractie willen aan de minister vragen of hij wil overwegen om voor deze categorie bedrijven, die tijdig met de vergunningprocedure is begonnen, een tijdelijke ontheffing te verlenen zodat ze alsnog aan de eisen kunnen voldoen zodra de vergunningprocedure is afgerond?

De Nederlandse overheid heeft vastgesteld dat de Nederlandse varkenshouders ten opzichte van EU-collega’s bovenwettelijke eisen krijgen opgelegd door te verplichten dragende zeugen na 4 dagen in groepshuisvesting te plaatsen, terwijl in de EU-regelgeving sprake is van 28 dagen. De leden van de VVD-fractie vinden in het kader van een gelijk speelveld dat de Nederlandse wetgeving hieromtrent aangepast moet worden aan de Europese regelgeving. Deelt de minister de opvatting van de leden van de VVD-fractie? Zo ja, is hij bereid om het Varkensbesluit op dit onderdeel te wijzigen?

Legbatterijkippen

Oekraïne mag volgend jaar pluimveevlees en eieren exporteren naar de Europese Unie. De leden van de VVD-fractie zijn bezorgd over deze ontwikkeling. In Nederland gelden strenge eisen wat betreft dierenwelzijn. En dat is een goede zaak. Maar die gelden niet de in de Oekraïne. Er komen straks ruwweg 80 tot 100 miljoen eieren per jaar uit Oekraïne op de EU-markt. Daar zitten veel legbatterijeieren bij die straks als industrie-ei worden verhandeld. Waarom hoeft de pluimveesector uit de Oekraïne niet aan dezelfde eisen te voldoen op het gebied van dierenwelzijn als de Nederlandse pluimveeondernemers? Deelt de minister de mening van de leden van de VVD-fractie dat dit tot gevolg heeft dat de concurrentiepositie van Nederlandse pluimveehouders wordt aangetast? Kan de minister aangeven wat precies de financiële gevolgen zijn voor de pluimveesector in Nederland? Welke instrumenten kan de minister inzetten om de schade voor de Nederlandse pluimveehouderij zoveel mogelijk beperkt te houden als gevolg van dit besluit? Zijn er nog mogelijkheden om het besluit te herzien? Zo ja, kunnen de voorwaarden bijvoorbeeld worden aangescherpt zodat de pluimveesector in de Oekraïne aan vergelijkbare eisen voldoet als de Nederlandse ondernemer?

Afschaffen melkquota

Per 1 april 2015 wordt het melkquotum afgeschaft. Volgens het EU monitoringsrapport ligt de uitfasering van melkquotering op koers. Voor Nederland is dit echter niet het geval. Er was een zachte landing beloofd. Maar de afspraken die er nu liggen – in 2013 voor de laatste keer 1% verruiming van de quota en daarna moeten de ondernemers wachten tot het einde van de quotering van 2015 – betekenen voor de Nederlandse melkveehouders geen zachte landing. Deelt de minister de conclusies vanuit Nederlands perspectief dat de EU op koers ligt met de zachte landing? Welke plannen heeft de minister om een zachte lading in Nederland te bewerkstelligen? Is het bijvoorbeeld een optie om te pleiten in Brussel voor een verruiming van de quota of vragen van een verlaging van naar de superheffing of ziet de minister nog andere mogelijkheden?

Ganzen-7 akkoord

De afgelopen week is het ganzen-7 akkoord gesloten. Welke methoden mogen worden ingezet om het aantal ganzen terug te brengen? Hebben de betrokken partijen ook de mogelijkheid om ganzen te vergassen zoals eerder bij Schiphol is gebeurd? Zo ja, is de Europese Commissie hiervan inmiddels al op de hoogte gesteld en hebben zij hiervoor al toestemming verleend? Zo nee, op welke termijn verwacht de minister dat dit gaat gebeuren?

Visserijprotocol EU-Mauritanië

In juli jongstleden hebben de Europese Commissie en Mauritanië overeenstemming bereikt over een nieuw visserijprotocol. Nederland heeft ingestemd met het protocol omdat dit protocol het best haalbare onderhandelingsresultaat representeert. Afwijzing van dit protocol zou betekenen dat hier voor langere tijd geen visserijmogelijkheden zullen zijn voor de EU-sector. De leden van de VVD-fractie staan sceptisch tegenover dit protocol. De Europese Unie betaalt € 70 miljoen voor een vergunning voor een gebied waar dan gevist mag worden. In het gebied zit te weinig vis om rendabel te kunnen vissen voor het bedrijfsleven. Dat blijkt ook omdat het bedrijfsleven er op dit moment geen gebruik van maakt. Kan de minister toelichten waarom hij toch heeft ingestemd met dit voorstel? De leden van de VVD-fractie lezen dat een technische commissie het verdrag gaat evalueren of de doelstellingen gehaald worden. Is de bereid om de Kamer over de voortgang van dit overleg te informeren?

Pulskorvisserij

Nederland heeft zich hard ingezet voor de uitbreiding van de vloot pulskorvissers. Dat is positief geweest. Het aantal vergunning is vergroot. De wachtlijst was echter in een vroegtijdig stadium gesloten. De wachtlijst wordt momenteel weggewerkt, maar er zijn nog genoeg vissers die graag op deze innovatieve wijze zouden willen gaan vissen. Dit is beter voor het milieu en de portemonnee van de visser omdat de het gebruik van diesel met wel 50% kan doen afnemen. Kan de minister aangeven hoeveel vissers buiten de wachtlijst vallen? Welke maatregelen kan de minister nemen om er voor te zorgen dat deze vissers alsnog gebruik kunnen maken van deze innovatieve manier van vissen? De leden van de VVD-fractie zien hiervoor ook nog mogelijkheden in het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Zeker omdat in de Raad van oktober een akkoord is bereikt dat de mogelijkheid om pulsvisserij toe te passen wordt uitgebreid tot 10 procent van de boomkorvloot. Deelt de minister de visie van de leden van de VVD-fractie? Zo ja, is de minister bereid zich in te spannen dat Nederlandse vissers ook aanspraak kunnen maken op deze middelen?

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie danken voor toezending van de geannoteerde agenda en willen de minister nog enkele vragen voorleggen.

Landbouw

Kan de minister aangeven wanneer de volgende kwartaalrapportage inzake het GLB zal verschijnen, aangezien de vorige rapportage dateert van afgelopen september? Kan de minister toezeggen deze kwartaalrapportage, zoals gebruikelijk is, voortaan weer voorafgaand aan het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad van die maand toe te zenden, zodat de Kamer deze rapportage desgewenst bij het algemeen overleg kan betrekken?

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van november is te lezen dat gesproken is over het steunen van het concept van equivalentie, zodat lidstaten ook andere maatregelen voor vergroening mogen nemen zolang deze tenminste een gelijk of beter resultaat opleveren voor vergroening dan de door de Europese Commissie voorgestelde maatregelen. De minister geeft aan dat Nederland voorstander is van het principe omdat het doel voorop staat en niet de middelen waarmee dat doel bereikt wordt. De leden van de PvdA-fractie willen hier graag nog wat meer duidelijkheid over. Als de minister aangeeft dat het principe moet zijn dat het doel voorop staat, betekent dat er hier duidelijke afspraken over gemaakt zijn en helder is welke doelen bereikt moeten worden? Is er een meerderheid van de lidstaten voorstander van het vooraf duidelijk laten zijn of een equivalente maatregel ook als zodanig wordt aangemerkt? Wie is er verantwoordelijk voor het vaststellen van deze equivalente maatregelen? Hoe wordt vastgesteld dat alternatieve maatregelen hetzelfde of een beter resultaat opleveren? Wat zijn de consequenties als een alternatieve methode niet het verwachte resultaat oplevert?

Is het mogelijk de besluitvorming over het concept van equivalentie inclusief wetenschappelijke onderbouwing nog voor de beoogde start van het nieuwe GLB in 2014 plaats te laten vinden?

De leden van de PvdA-fractie spreken de hoop uit dat als overeenstemming is gevonden over de EU-meerjarenbegroting er vervolgens zo snel mogelijk afronding zal zijn van de besluiten over het GLB zodat implementatie door kan gaan op de voorgenomen datum van 1 januari 2014.

Suikermarkt

De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over het ontbreken van een markt in de suikermarkt en de voorgestelde vertraging in de suikerquotering. Deze leden mening dat het uitstel waar mogelijk sprake van is tot 2020 zeker niet mag gaan leiden tot afstel. Kan de minister aangeven wanneer besluitvorming hierover wordt verwacht?

Visserij

De leden van de PvdA-fractie merken op dat van twee van de vier uitgewerkte voorstellen voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden 2013 geen fiches verschenen zijn. Kan de minister voor het voorstel over de TAC’s en quota in bestanden die gezamenlijk worden beheerd met derde landen en de vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee alsnog een fiche naar de Kamer sturen?

Kan de minister toelichten waarom er geen fiche is verschenen over de verordening aangaande TAC’s en quota in bestanden die gezamenlijk worden beheerd met derde landen zeker gezien de kritische Nederlandse houding ten opzichte van de voorgestelde splitsing? Kan de minister aangeving wat de houding van de andere EU-lidstaten is ten opzichte van de splitsing in een deel voor de autonome EU-bestanden en een deel voor gezamenlijk met derde landen beheerde bestanden?

Kan de minister aangeven hoe het mogelijk is dat het kabinet enerzijds streeft naar evenwichtig beheer, maar anderszijds aangeeft dat bij bestanden waar geen wetenschappelijk advies is een automatische reductie van de TAC met 20 procent te ver te vinden gaan? Is juist hier ook niet, doordat er te weinig bekend is voorzichtigheid geboden en juist wel reductie van de TAC? Is een meerderheid van de lidstaten het eens met Nederland?

Kan de minister aangeven wanneer de volgende kwartaalrapportage over het GVB aan de Kamer gezonden wordt? Kan de minister zorgdragen voor toezending van deze kwartaalrapportages voor het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van de betreffende maand, zodat de rapportage desgewenst nog bij het algemeen overleg betrokken kan worden?

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) – algemeen

Hoewel alles op alles wordt gezet om tot een GLB akkoord te komen gaan steeds meer geluiden op om alvast over plan B na te denken. Zeker gezien het Europees Parlement al heeft aangegeven pas over de rapporten over het nieuwe GLB zelf te stemmen nadat er een akkoord is bereikt over het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Daarbij heeft de AGRI-commissie steeds aangegeven dat het Parlement de voorstellen niet zal goedkeuren als deze gepaard gaan met verdere kortingen op het GLB-budget. De inzet van het kabinet is een nominaal gelijkblijvend GLB-budget ten opzichte van 2013. Dit houdt een verlaging in ten opzichte van het huidige budget. Hoe staat deze in verhouding met het overzicht van de Nederlandse ontvangsten uit de EU begroting en de netto-betalingsposities in Kamerstuk 21 501-03, nr. 65? Graag een reactie met betrekking tot de stand van zaken en de verdeling per lidstaat op dit punt.

Kan de minister bij de voor december geplande GLB voortgangsrapportage ingaan op het voortgangsrapport van het Cypriotische voorzitterschap? Kan de minister deze voor aanvang van het kerstreces de Kamer doen toekomen? En kan de minister de volgende voortgangsrapportage GLB ruim voor de Raad van die maand aan de Kamer doen toekomen zodat de Kamer deze gedegen voorbereid kan behandelen?

Hoe realistisch is het dat er in de eerste helft van 2013 een akkoord over het MFK, en vervolgens het GLB, wordt bereikt en is er dan nog genoeg tijd voor een zorgvuldige implementatie per 1 januari 2014? Hoe zou een overgangsregime eruit zien en wat betekent dit voor de Nederlandse landbouwsector? Graag een reactie. Zoals op verzoek van de leden van de CDA-fractie is toegezegd komt er een koopkrachtplaatberekening voor de Nederlandse boer en tuinder. Het uitgangspunt voor deze berekening is essentieel. Graag zien de leden van de CDA-fractie de koopkrachtplaatberekeningen op basis van het oorspronkelijke voorstel van Europese commissie, op basis van de gewijzigde voorstellen van het Cypriotische voorzitterschap, en een berekening op basis van de door het Nederlandse kabinet ingezette voorstellen.

Directe betalingen pijler 1 en plattelandsbeleid pijler 2

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet op de invulling van de vergroeningseis, te weten mogelijkheid om equivalente maatregelen te kunnen nemen om het beoogde doel vergroening te bereiken. Wel vernemen deze leden graag welke doelen precies met de oorspronkelijke vergroeningsmaatregelen worden beoogd. En hoe wordt vastgesteld of alternatieve maatregelen «hetzelfde of een beter resultaat» opleveren? Deze leden zijn het eens met de stelling dat het vooraf duidelijk moet zijn welke maatregelen equivalent zijn en dat een gelijkspeelveld gewaarborgd dient te zijn. Wat is de Nederlandse inzet op dat punt? Wie stelt de equivalente maatregelen volgens het voorstel van het voorzitterschap vast? Kan besluitvorming, inclusief wetenschappelijke onderbouwing nog plaatsvinden vóór de beoogde start van het nieuwe GLB in 2014?

Op dit punt leven ideeën om middels duurzaamheidscertificaten, welke qua behalen van doelstellingen equivalent zijn aan de drie genoemde vergroeningsmaatregelen, mee te laten tellen in plaats van de strikte vergroeningsmaatregelen. Dat moet dus gaan gelden voor de gehele verplichting en niet slechts een deel van de 30% verplichting zoals Eurocommissaris Ciolos eerder heeft gemeld. Dat haakt overigens ook in op het pleidooi van diezelfde Ciolos om de administratieve lasten te beperken. Overigens is dat ook één van de conclusies van het overleg van betaalorganen. Op welke wijze worden de aanbevelingen en suggesties van dit overleg meegenomen? Met het onderbrengen van de vergroeningsmaatregelen van directe betalingen (pijler 1) in de baseline van het plattelandsbeleid (pijler 2) wil de Europese Commissie dubbelbetaling voorkomen. Is dat de enige reden? En is deze shift überhaupt wel gewenst gezien het door de Europese Rekenkamer geconcludeerde grote foutenpercentage bij de uitvoering van pijler 2? Wat is het kabinetsstandpunt in deze en wat is de verdeling der lidstaten op dit punt? Wat is de Nederlandse inzet t.a.v. het plattelandsbeleid en wat is het standpunt inzake de «openstaande» punten?

Suikermarkt

Wat is de noodzaak om de suikerquota te hervormen? De Europese suikersector heeft nog maar net een drastische hervorming achter de rug, circa 30% van de productie is weg. Het systeem is WTO-proof, past binnen de plannen van het GLB en is eveneens in lijn met de «Everything But Arms regeling». Europa is dus van een netto exporteur een netto importeur van suiker geworden er is geen sprake meer van EU-subsidies of restituties. Kan inzicht worden gegeven in het besluitvormingstraject?

Europees Voedselmodel

Kan de Kamer een afschrift inclusief een kabinetsreactie krijgen t.a.v. het Oostenrijkse model?

Handelsgerelateerde maatregelen aanvoer visserijproducten

Nederland acht het tariefcontigent van 5 000 ton platvis niet noodzakelijk omdat de platvisbestanden in de EU-wateren in goede staat verkeren. Wat is het EU speelveld in deze en welke acties zijn nog denkbaar om het Nederlandse standpunt gehonoreerd te krijgen?

A-punten

Wat is de stand van zaken m.b.t. de hoge stuurgroep voor het Europees Innovatiepartnerschap «productiviteit en duurzaamheid in de landbouw» en welke rol speelt het topsectorenbeleid van Nederland daarin?

Verslag van de Landbouw- en Visserijraad d.d. 28-29 november 2012

Het is betreurenswaardig dat de vissersmannen last hebben van de patstelling tussen de Raad en het Europees Parlement m.b.t. de verantwoordelijkheid bij visserijbeheerplannen. Het werken met meerjarenplannen kan inmiddels rekenen op brede steun bij alle betrokkenen. Maar de ontwikkelingen tonen wel aan dat niet alle omstandigheden tevoren te voorzien zijn en dat er sprake moet zijn van aanpasbaar management. Door de onaanpasbaarheid van de beheerplannen wordt een automatische korting doorgezet, terwijl de visbestanden en dus de TAC’s groeien. Hierdoor ontstaat een spanning tussen quotum en zeedagen en wordt de onverenigbaarheid van het tegelijk toepassen van twee beheersystemen (zeedagen en quotum) keihard voelbaar. Welke mogelijkheden ziet de minister om de juridische patstelling te doorbreken? Graag een reactie. Deelt de minister de mening van de leden van de CDA-fractie dat een oplossing voor de kabeljauwvloten ook dient te leiden tot een oplossing voor de platvisvloot en welke concrete stappen worden daartoe ondernomen? Hoe verloopt de invulling van fase II van het beheerplan tong en schol en wordt de korting in de zeedagen voor deze vissers een halt toegeroepen?

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van het kabinet om MSY zorgvuldig te benaderen. Deelt de minister de mening dat MSY een bio-economisch model is en als zodanig dient toegepast te worden? Deelt de minister de mening dat er gestuurd moet worden op de visserijsterfte en niet op de grootte van een bestand? Welke acties onderneemt de minister om MSY-niveaus beter af te stemmen zodanig dat rekening wordt gehouden met de aard van gemengde visserij? Het kabinet stemt in met de toepassing van de MSY benadering, maar vraagt zich af of het vervroegen van de streefdatum van 2015 naar 2013 overal wel haalbaar is, zonder de stabiliteit van sommige lokale Europese sectoren te compromitteren. Wat is het speelveld in deze? En is de minister bereid om de algemene benadering van juni nog eens te willen nuanceren en daarbij vast te houden aan de eerder geformuleerde doelstellingen, conform de VN Johannesburg verklaring: MSY waar mogelijk in 2015?

Het kabinet is kritisch tegenover de splitsing van de totale TAC- en quotaverordening in een deel voor de autonome EU-bestanden (het onderhavige voorstel) en een deel voor gezamenlijk met derde landen beheerde bestanden. Wat is het speelveld in deze, delen de andere lidstaten de conclusies van Nederland? En waarom heeft het kabinet op dit punt geen fiche opgesteld?

Voor welke van de van oudsher gegevensarme bestanden heeft de ICES nu een vangstadvies kunnen geven op basis van nieuwe richtsnoeren? En in hoeverre wijken deze af van eerdere?

De leden van de CDA-fractie steunen de lijn van het kabinet om niet in te stemmen met de 20 procent korting van de TAC’s 2012. Het is jammer te bespeuren dat als advies ontbreekt de Europese Commissie direct uit reflex vanuit het voorzorgsbeginsel redeneert en de TAC automatisch met 20 procent wil korten ten opzichte van 2012. Welke initiatieven worden nu genomen om deze reflex te veranderen? Vindt het principe van Nederland om van geval tot geval te bekijken wat de meest passende benadering is breder gehoor?

De in het voorstel voor Nederland belangrijke vangstmogelijkheden betreffen grote zilvervis, haring en zeeduivel in de Keltische Zee, roggen en tong in de Golf van Biskaje. Hiervoor wil de Europese Commissie een daling van de TACs die varieert tussen 12 en 29 procent. Stelt de Europese Commissie dat voor op basis van onderzoek of is hier sprake van automatisch korten?

Afhankelijk van de interpretatie kunnen de geassocieerde bestanden hier onder vallen zoals tarbot en griet. Vorig jaar zijn voor de overige platvissoorten, tarbot en griet, tongschar en witje, schar en bot – de zogenoemde geassocieerde soorten – een ongewijzigde TAC overeengekomen. Deze leden gaan ervanuit dat bij ontbreken van signalen dat de TACs bijgesteld dienen te worden voor 2013 hetzelfde TAC niveau als 2012 blijft gelden. Graag een reactie.

Het kabinet zal erop aandringen dat er voldoende zeedagen zijn om de quota op te kunnen vissen. De leden van de CDA-fractie hebben echter al meerdere malen gewezen op de onwerkbaarheid van het zeedagenprincipe. Welke acties worden daarop nu genomen zo vragen zij? En hoe zitten andere lidstaten in dit dossier?

Het kabinet is verheugd te zien dat de pilot met volledig gedocumenteerde visserij kan doorgaan in 2013, maar is het van mening dat de voorwaarden geen belemmering mogen zijn om hier aan mee te doen? Daar ligt nu net de bottleneck. De zeedagensystematiek is namelijk demotiverend in deze. Welke acties pleegt het kabinet en hoe ligt het gelijkspeelveld in deze?

Als voor een bepaald bestand een TAC aan één enkele lidstaat wordt toegewezen, wordt die lidstaat gemachtigd het niveau van deze TAC zelf vast te stellen? Schept dat geen enorme ruimte voor het desbetreffende lidstaat?

Kan de minister de GVB-voortgangsrapportage voor aanvang van het kerstreces aan de Kamer doen toekomen? En kan de minister de volgende voortgangsrapportage GVB ruim voor de Raad van die maand de Kamer doen toekomen zodat de Kamer deze gedegen voorbereid kan behandelen?

Overige punten

Vanaf 1 januari 2013 veranderen de eisen voor de huisvesting van drachtige gelten en zeugen. Het schetst de verbazing van de leden van de CDA-fractie dat zeugenhouders welke verklaard hebben dat zij hieraan zullen voldoen nu een brief van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hebben gekregen met het voornemen tot het opleggen last onder dwangsom. Met welke reden worden dergelijke brieven verzonden? Europese verplichtingen of andere? Graag een reactie.

We hebben begrepen dat het Duitse castratieverbod van beerbiggen is uitgesteld naar 2019. Wat is, volgens de minister, hiervan de reden? Welke gevolgen heeft dit Europees?

Wat betreft de uitvoering van de motie van de leden Ormel en Dijkgraaf (Kamerstuk 29 683, nr. 131), wat is de uitleg van de definitie «geen producten van dieren op markt gebracht worden». Als normale wachttermijnen en dergelijke in acht worden genomen, hoe zit het dan? En bij slacht voor eigen gebruik? En bij verkoop van dieren voor het leven? Graag een reactie.

Oekraïne mag vanaf volgend jaar blijkbaar pluimveevlees en eieren exporteren naar de EU. Blijkbaar is dit besloten op een bijeenkomst van de standing committee on the food chain and animal health (SCFCAH). Waarom is ingestemd met deze import? Waar heeft de EU bij de inspectie in de Oekraïne naar gekeken? Is er ook gekeken naar dierenwelzijn in Oekraïne? En is deze op EU niveau? Wat voor bestemming krijgen de Oekraïense legbatterijeieren in de EU? Hoeveel eierproduct en heeleieren mag Oekraïne straks de EU invoeren?

Bij herregistratie van middelen voor zaadontsmetting vraagt het College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) om vogeltox studies per gewas. Omringende landen vragen blijkbaar niet om zo’n soort studie. Klopt dit? Zo ja, waarom wordt in Nederland een strengere interpretatie gekozen van een Europees Guidance document, te weten risicobeoordeling Birds and Mammals? En is de minister dan bereid om die eventuele nationale interpretatie Europees te harmoniseren?

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad die op 18 en 20 december 2012 zal plaatsvinden. Deze leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) – algemeen

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het verslag van de Raad van november dat een partiële algemene benadering niet haalbaar is zonder duidelijkheid over het GLB-budget. Deze leden zien echter niet in waarom er geen mogelijkheden zijn voor lidstaten om verdere overeenstemming over de GLB-hervorming te bereiken. Uit het verslag en de agenda van de komende Raad lijkt naar voren te komen dat er in het afgelopen halfjaar in de Raad weinig vooruitgang is geboekt in de GLB-onderhandelingen en dat er vooral oriënterende debatten zijn gevoerd. Zij zijn dan ook zeer benieuwd naar het voortgangsverslag van het Cypriotische voorzitterschap en de plannen van het komende Ierse voorzitterschap. Kan de minister aangeven hoe hij de voortgang beoordeelt in het licht van het tijdspad dat nog rest tot 2014? En wat is het standpunt van het kabinet inzake een mogelijk overgangsregime als blijkt dat de onderhandelingen over de GLB-hervorming niet voor 2014 zijn afgerond? Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse landbouwsector als dat niet het geval is?

Vergroening

Het verslag van de vorige Raad over het onderwerp «vergroening» roept veel vragen op bij de leden van de ChristenUnie-fractie. Deze leden achten het van het groot belang dat de vergroening van het GLB ambitie uitstraalt, waarbij boeren maatregelen kunnen kiezen die bij hun bedrijf en omgeving passen, maar waarbij tegelijkertijd de administratieve en controlelasten niet onevenredig toenemen.

Deze leden lezen dat naast de drie vergroeningsmaatregelen die door de Commissie zijn voorgesteld ook «equivalente» maatregelen mogelijk zijn, mits deze een gelijk of beter resultaat opleveren. Welke resultaten worden in dit geval precies beoogd met de drie voorgestelde maatregelen? Hoe worden deze resultaten gemeten? Is de wetenschappelijke onderbouwing van deze drie maatregelen al gereed? En hoe en door wie wordt bepaald of equivalente maatregelen die door lidstaten worden voorgesteld in aanmerking komen voor opname in het GLB als vergroeningsmaatregel?

Kan de minister aangeven welke mogelijkheden hij ziet om het door Nederland voorgestelde flexibele keuzemenu als equivalente maatregel te beschouwen? Komen ook maatregelen op het terrein van dierenwelzijn (waaronder weidegang), duurzame stallen (waaronder aanpassingen die nodig zijn binnen de Programmatische Aanpak Stikstof/Natura 2000) en precisielandbouw in aanmerking voor deze equivalente maatregelen?

Het verslag introduceert ook het begrip baseline in het plattelandsbeleid. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de minister wat het verschil is tussen deze baseline en de cross compliance voorwaarden uit de eerste pijler. Hoe wordt gewaarborgd dat de vergroeningsmaatregelen daadwerkelijk bovenwettelijke prestaties zullen zijn die verder gaan dan de baseline en de cross compliance? Wat betekent dit verder voor het agrarisch natuurbeheer in het plattelandsbeleid, wordt het «instapniveau» hiervoor verhoogd?

Suikerquotering

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat er een meerderheid in de Raad is die het afschaffen van de suikerquota wil uitstellen. Kan de minister aangeven hoe een overgangsregeling er in dat geval uit komt te zien? Betekent dit dat de quota tot 2020 worden verhoogd om zodoende meer suiker op de interne markt beschikbaar te laten komen? Wat zijn hierbij de voor- en nadelen voor de Nederlandse bietentelers, suikerproducenten en suikerverwerkers? En wat zijn de effecten van een eventueel uitstel van de afschaffing voor de suikerproducenten in ontwikkelingslanden? Kan de minister aangeven wanneer een definitief besluit over de suikerquotering wordt verwacht?

Visserij

De leden van de ChristenUnie-fractie onderstrepen dat de komende besluiten op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid verstrekkend zijn. Er moet daarom goed worden gekeken naar de uitvoerbaarheid en de gevolgen voor de vissers. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen daarom nogmaals maximale inzet van het kabinet om in de Landbouw- en Visserijraad draagvlak te krijgen voor het compromisvoorstel van de visserijsector t.a.v. de discards en de aanlandplicht. Dit instrument moet alleen worden ingezet voor soorten waarvan het bestand onder een kritisch niveau is gekomen maar dus niet permanent en niet voor alle soorten. Het huidige voorstel is onwerkbaar en jaagt de sector onnodig op hoge kosten.

De komende Raad staan traditiegetrouw de vangstquota van het komende jaar centraal. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de bezwaren van het kabinet tegen de verhoogde ambities voor het bereiken van de maximale duurzame oogst (MSY) in 2013 in plaats van 2015. Dit is onhaalbaar en het is ook niet in lijn met de algemene oriëntatie van de Raad over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Er is geen enkele aanleiding voor versnellen van de MSY. De leden van de ChristenUnie-fractie roepen juist op om het concept MSY te nuanceren. Het is een nieuw instrument wat gezien de groeiende omvang van de visbestanden voorzichtig moet worden toegepast. Het is beter vast te houden aan de eerder geformuleerde doelstellingen conform de VN Johannesburg verklaring: MSY waar mogelijk in 2015.

Er is meer steun bij alle betrokkenen voor het werken met meerjarenplannen. Niet alle omstandigheden zijn te voorzien, maar het is beter om te kijken hoe de meerjarenplannen daarop goed kunnen inspelen. De aanpassing van deze meerjarenplannen is nu echter een gedeelde verantwoordelijkheid van de Raad en het Europees Parlement. Dit heeft geleid tot een patstelling waardoor er geen besluiten worden genomen. Er ligt nu een voorstel om toch te komen tot een bevriezing van de zeedagen voor kabeljauw wat voor Nederland een verbetering is ten opzichte van de afname van het aantal zeedagen, maar het kabinet wil de verhouding met het Europees Parlement op dit punt niet verstoren. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben hiervoor begrip maar de patstelling duurt nu al drie jaar en mag niet langer voortduren. Wat betreft de leden van de ChristenUnie-fractie moet er nu een Raadsbesluit komen over de zeedagenproblematiek voor de kabeljauw. Hoe denkt dhet kabinet het probleem met de patstelling meer structureel op te lossen? Gisteren is de Scheveningen Groep, het informele overleg van lidstaten rond de Noordzee, bijeengekomen om dit te bespreken. Wat heeft dit overleg opgeleverd?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben wel zorgen over vergelijkbare problematiek van de platvissector waar ook een automatische reductie van zeedagen dreigt. Mooi dat het kabinet de korting op de zeedagen bij tong en schol van tafel wil krijgen. Maar gaat het kabinet hier ook een link leggen met de discussie over kabeljauw door concrete stappen te nemen die er toe leiden dat een oplossing voor kabeljauw ook gaat gelden voor de platvissector? Meer concreet, hoe verloopt de invulling van fase II van het beheerplan tong en schol en wordt de korting in de zeedagen voor deze vissers een halt toegeroepen?

We moeten volgens de leden van de ChristenUnie-fractie naar een meer fundamentele oplossing voor het probleem met de zeedagen. Immers in Nederland is door de individueel overdraagbare vangstrechten een sturing op zeedagen onmogelijk. Bovendien is het niet uit te leggen dat door de onaanpasbaarheid van de beheerplannen een automatische korting op zeedagen wordt doorgezet, terwijl de visbestanden en dus de Total Allowable Catches (TAC’s) groeien. Is het kabinet bereid het systeem van de zeedagen meer fundamenteel ter discussie te stellen?

In de platvis visserijen worden een aantal vissoorten op stabiel niveau bijgevangen. Het gaat dan o.a. om tarbot, griet, schar, bot en tongschar. Over deze vissoorten zijn niet of heel weinig wetenschappelijke gegevens bekend zoals bij de primaire doelsoorten tong en schol. Er wordt in ICES verband gewerkt aan invulling van de voorzorgsbenadering voor deze soorten. Resultaten verschijnen komend jaar. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het dan ook vreemd dat daar nu al een voorschot op wordt genomen. Het is volgens de leden van de ChristenUnie-fractie ook onterecht om bestanden waarover weinig gegevens bekend zijn elk jaar weer automatisch te korten terwijl er bij zowel overheid als industrie geen geld is voor volledig bestandsonderzoek naar deze meestal kleinere bestanden. Momenteel is het tarbotquotum voor 2012 al volledig benut. Deelt het kabinet de mening dat niet van vissers verlangd kan worden om deze vissoort die automatisch wordt bijgevangen en economisch zeer belangrijk is als bijvangst te discarden? De leden van de ChristenUnie-fractie steunen de keuze van het kabinet om nu voor tarbot en grietje 0% korting te verlangen. Maar waarom geldt dat niet voor alle bestanden met een beperkte hoeveelheid gegevens? Waarom accepteert het kabinet beperkte reducties voor tongschar, witje en silversmelt? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een toelichting tegen de achtergrond dat bijvoorbeeld de Faeröer sector voor haar visserij op hetzelfde bestand enkele maanden geleden een MSC-certificaat heeft behaald.

Het kabinet stelt dat de Europese Commissie met Noorwegen naar een TAC voor haring in de Noordzee zoekt, die recht doet aan de jongste inzichten over de (grotere) omvang van het bestand en op korte tot middellange termijn zal leiden tot MSY. Maar deelt het kabinet de mening dat de Noordzee haring al sinds 2006 voldoet aan de MSY doelstelling en dat de reden voor het aanpassen van het beheerplan juist is dat het huidige beheer leidt tot onderbenutting?

De Europese commissie wil bij de vaststelling van de 2013 TAC voor makreel inzetten op een extra korting voor de EU en Noorwegen bovenop de 15% korting die wordt opgelegd door het wetenschappelijk advies en deze hoeveelheid «reserveren» als verhoogde aandeel voor IJsland en de Faeröer. Wordt dit voorgesteld om de mogelijkheid te creëren om ergens in 2013 een sanctiemaatregel in te stellen tegen beide landen? De leden van de ChristenUnie-fractie vinden een dergelijke extra korting voorbarig als er nog geen enkele inzicht is over welke sancties de Europese Commissie wil opleggen en er dus ook geen zicht is op de effectiviteit hiervan. Ook is nog niet duidelijk in welke mate eventuele sancties al dan niet strijdig zijn met de WTO. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden niet dat de sector moet gaan betalen in de vorm van een extra korting voor een maatregel die of niet effectief is of er mogelijk helemaal niet gaat komen en vraagt het kabinet daarom zich te verzetten tegen de extra korting zolang er geen duidelijkheid is op deze punten.

Het kabinet meldt in haar brief niets over de inzet van het voor Nederland nog heel belangrijke westelijke horsmakreelbestand. Voor dit bestand is er sinds 2007 een lange termijn beheerplan dat steeds is gebruikt bij de jaarlijkse TAC vaststelling. Gaat de Europese Commissie en de Raad voor 2013 ondanks de huidige juridische patstelling en de positie van Noorwegen wederom de TAC voor dit bestand vaststellen op basis van het beheerplan? De leden van de ChristenUnie-fractie roepen het kabinet op zich hiervoor sterk te maken.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in de visserijsector volledig gedocumenteerde visserij wordt gesteund. Maar deelt het kabinet de mening dat dit niet hetzelfde is als het uitrusten van alle schepen met video systemen? Dit is een erg ingrijpend middel en bovendien minder eenvoudig dan het lijkt. Deelt het kabinet dat er nog veel technische problemen zijn en ook (automatische) verwerking van al die camerabeelden complex is? En hoe kijkt het kabinet aan tegen het feit dat de Europese Commissie enerzijds toepassing van individueel overdraagbare quota bepleit maar tegelijkertijd de verdere ontwikkeling van volledige gedocumenteerde visserij door quotumoverdrachten niet meer toe staat?

Tenslotte vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wat het opschorten van de onderhandelingen met Noorwegen concreet betekent voor de gezamenlijk beheerde bestanden. Deelt het kabinet de mening dat voor deze bestanden er daarom geen definitief besluit kan worden genomen over de TAC voor 2013 maar dat nu in de decemberraad wel alles op alles moet worden gezet om zo goed mogelijk voor te sorteren op de derde onderhandelingsronde in januari?

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020: voortgangsrapportage

De leden van de GroenLinks-fractie steunen het voornemen van de minister om als reactie op de voortgangsrapportage de nadruk te leggen op de noodzaak tot vergroening van het GLB, de beloning van maatschappelijke prestaties en het belang van investeren in innovatie en duurzaamheid. Zij zien de voortgangsrapportage en Nederlandse inbreng graag tegemoet.

Vaststelling vangstmogelijkheden visserij 2013

De leden van de fractie van GroenLinks zijn verheugd dat de minister in grote lijnen het meerjarenplan en de Maximum Sustainable Yield (MSY) benadering van de Europese Commissie steunt. De leden van deze fractie juichen het toe dat de Europese Commissie ervoor kiest MSY al in 2013 te willen bereiken. Zij vinden dit een erg belangrijke stap op weg naar een duurzame visserij. De leden van de fractie van GroenLinks vinden het daarom ook teleurstellend te lezen dat het bij het kabinet aan enthousiasme lijkt te ontbreken waar het gaat om deze ambitie. Zij wijzen erop dat, in tegenstelling tot wat de minister schrijft, verduurzaming van de visbestanden juist bijdraagt aan een stabiele visserijsector. De leden van de GroenLinks-fractie menen dat als we op de huidige voet doorgaan we niet alleen grote ecologische risico’s nemen (47% van de Atlantische visbestanden worden bedreigd door overbevissing), maar ook spelen met de bestaanszekerheid van de Europese vissers. Dit wordt bevestigd door de Europese Commissie die concludeert dat de werkgelegenheid en het inkomen binnen de visserijsector afneemt als gevolg van structurele overbevissing. Graag een reactie van de minister op dit punt. Daarnaast rapporteert de Europese Commissie dat de MSY-aanpak al reeds haar vruchten begint af te werpen in de vorm van meer vis voor de consumenten, en tevens op de lange termijn zal leiden tot baan- en inkomensgroei. Onderkent de minister deze positieve effecten? Hoe verhouden volgens de minister de positieve effecten van het MSY zich tot de veronderstelde negatieve gevolgen? De minister noemt dat invoering van de MSY in 2013 mogelijk nadelig zal zijn voor de stabiliteit van sommige «lokale Europese sectoren». Welke lokale sectoren doelt de minister hier precies op?

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen ook op de noodzaak om voorzichtig te handelen waar het gaat om vissoorten waarvoor de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) nog geen op maat gesneden advies kan geven. De leden vragen waarom de regering in deze kwestie niet de aanpak van de Europese Commissie volgt. De minister schrijft dat bij deze vissoorten «van geval tot geval bekeken moet worden wat de meest passende benadering is». Naar het inzicht van de leden van de fractie van GroenLinks is dit tegenstrijdig met het voorzorgsprincipe dat de minister pretendeert voor te staan. Is de kern van voorzorg niet dat je bij voorbaat actie onderneemt zonder helemaal zeker te weten of dit noodzakelijk is, maar dit doet omdat er een reële kans bestaat dat er negatieve consequenties zullen optreden wanneer je niets doet? Kan de minister verzekeren dat wanneer er op de huidige manier wordt door gevist op vissoorten waarvoor het ICES niet genoeg gegevens beschikbaar heeft, er geen onherstelbare schade wordt aangericht aan deze visbestanden? Is de minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het onaanvaardbaar zou zijn wanneer dit wel gebeurt? Welke waarborgen kan de minister bieden op dit vlak?

Specifiek waar het gaat over de horsmakreel maken de leden van de GroenLinks-fractie zich ook zorgen. De minister stuurt aan op ongewijzigd beleid, en wil niet uit voorzorg, zoals de Europese Commissie op advies van de ICES voorstelt, het quotum 20% naar beneden toe bij stellen. De minister noemt het advies van de Pelagische Regionale Advies Raad (PRAC) om de vangst van horsmakreel stapsgewijs te reduceren. Deze is tegenstrijdig met het advies van de ICES en de lijn die door de Europese Commissie is ingezet. Hoe beoordeelt de minister de kwaliteit van beide adviezen, en welke argumenten zijn hierbij voor de minister doorslaggevend? Verder zouden de leden van de GroenLinks-fractie graag willen weten of de minister kan garanderen dat een status quo met betrekking tot de horsmakreel geen onherstelbare schade zal aanrichten aan dit specifieke visbestand. Zo niet, hoe is dit dan verenigbaar met het voorzorgsprincipe? Ook zouden de leden van de GroenLinks-fractie willen weten hoe zwaar de belangen van de visserij-industrie hebben meegewogen bij het innemen van dit standpunt. Prevaleren waar het gaat om de horsmakreel de belangen van de visindustrie boven een duurzame toekomst voor de visbestanden? Zo niet, hoe zijn deze zaken dan volgens de minister verenigbaar? Graag antwoord van de minister op deze punten.

Verslag Landbouw- en Visserijraad 28 en 29 november 2012

De leden van de fractie van GroenLinks steunen het principe van equivalentie en zijn blij dat Nederland heeft aangegeven hier voorstander van te zijn. Zij sluiten zich aan bij de minister die schrijft dat de doelstellingen, en niet de maatregelen, voorop moeten staan. Zij achten het echter wel van groot belang dat alternatieve maatregelen die worden genomen wel, zoals in het verslag is terug te lezen, «een gelijk of beter resultaat opleveren». Kan de minister toelichten welke vergroeningsmaatregelen hij als gelijkwaardige alternatieven ziet? En hoe zouden naar het inzicht van de minister de criteria moeten worden vastgesteld voor deze alternatieve maatregelen? Is de minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat equivalentie onder geen beding in de praktijk mag leiden tot minder vergroening en verduurzaming?

Over het door de Commissie voorgestelde opnemen van vergroeningsmaatregelen in de zogeheten baseline lezen de leden van de fractie van GroenLinks dat Nederland hier tegen heeft gepleit. De leden van de GroenLinks-fractie zou graag willen weten waarom de minister tegen het plan van de Europese Commissie is om vergroeningsmaatregelen onder de baseline te laten vallen? De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de vergroeningsmaatregelen nu niet in de baseline zijn opgenomen omdat deze niet juridisch van aard zijn. Is de minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat deze wel van juridische aard zouden kunnen worden wanneer hier de politieke wil toe zou bestaan? De minister noemt daarnaast dat er andere manieren zijn om dubbele betalingen te voorkomen. De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten welke manieren de minister hier voor ogen heeft.

In het verslag is verder te lezen dat de minister in Brussel heeft aangegeven dat de Kamer geen voorstander is van een koppeling tussen directe betalingen en de vergroeningspremie. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de andere Europese landen denken over dit onderwerp. Welk standpunt hebben zij ingenomen? Zijn er reacties gekomen op het standpunt van Nederland? Is er door andere landen kritisch gereageerd op de Nederlandse stellingname?

Vragen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie vragen wie Nederland gaat vertegenwoordigen bij de komende Landbouw- en Visserijraad.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Ongeacht de visie van de leden van de SGP-fractie is de kans groot dat in het Meerjarig Financieel Kader ook bezuinigd zal worden op het landbouwbudget. Welke strategie kiest het kabinet dan in het vervolg van de onderhandelingen over de hervorming van het GLB? Deelt het kabinet de mening van de leden van de SGP-fractie dat de bezuinigingen niet moeten neerslaan bij de (Nederlandse) directe betalingen, maar in mindering moeten komen op het budget voor pijler 2 of op het budget voor vergroening (dus lager vergroeningspercentage)?

De Kamer heeft recent de motie van de leden Graus en Dijkgraaf (Kamerstuk 21 501-32, nr. 664) aangenomen, waarin de regering verzocht wordt zich proactief te verzetten tegen koppeling van het vergroeningspakket aan de basispremie. Het kabinet heeft deze uitspraak van de Kamer genoemd tijdens de afgelopen Landbouwraad. Op welke wijze gaat het kabinet verder op «proactieve» wijze uitvoering geven aan deze motie?

Eurocommissaris Ciolos heeft aangegeven dat het door het uitstel van de besluitvorming over het Meerjarig Financieel Kader ook de invoering van het nieuwe GLB in het gedrang komt. Halverwege 2013 zou dan pas een akkoord gesloten kunnen worden over het GLB, waardoor lidstaten (te) weinig tijd hebben voor de implementatie van de voorstellen. Ciolos suggereert een overgangsregime. Wat is de visie van het kabinet hierop? Hoe zou een overgangsregime eruit zien en wat betekent dit voor de Nederlandse landbouwsector? De leden van de SGP-fractie willen erop wijzen dat voor de gewenste, flexibele invulling van het vergroeningspakket voldoende tijd nodig is om een voor overheden en ondernemers werkbare systematiek op te stellen. Is het kabinet bereid zich aan te sluiten bij het pleidooi voor een overgangsregime?

Een grote meerderheid van de lidstaten steunt het voorstel van het voorzitterschap om alternatieve vergroeningsmaatregelen die equivalent zijn aan de drie oorspronkelijke vergroeningsmaatregelen te accepteren. Eurocommissaris Ciolos heeft aangegeven dat deze alternatieve maatregelen dan geen extra administratieve lasten met zich mee moeten brengen en dat er een wetenschappelijke onderbouwing moet zijn. Kan het kabinet aangeven hoe de equivalentie van alternatieve vergroeningsmaatregelen vastgesteld moet worden? Wat betekenen de door de Eurocommissaris genoemde randvoorwaarden voor de kansen voor alternatieve vergroeningsmaatregelen, ook op korte termijn?

Invoerheffing eieren

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de Europese Commissie van plan is om invoerheffingen voor eieren van buiten de Europese Unie te halveren. Is deze veronderstelling juist? Kan het kabinet dit toelichten? Deze verlaging stimuleert de import van eieren uit landen waar de regelgeving ten aanzien van dierenwelzijn veel minder streng is dan in de Europese Unie, frustreert de inzet van de Europese leghennensector om te voldoen aan het Europese legbatterijverbod en benadeelt de concurrentiepositie van deze sector. Gaat het kabinet zich proactief verzetten tegen verlaging van de invoerheffing (indien de veronderstelling van deze leden juist is)?

Streefdatum MSY

De leden van de SGP-fractie delen de kritiek van het kabinet op het vervroegen van de streefdatum voor de toepassing van het Maximum Sustainable Yield-principe van 2015 naar 2013. Waarom heeft de Europese Commissie ervoor gekozen om in weerwil van de algemene oriëntatie over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (juni jl.) de streefdatum onverwachts aan te scherpen? De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet bij haar inzet het gemengde karakter van de Nederlandse visserijen nadrukkelijk mee te nemen.

Patstelling meerjarenplannen

De leden van de SGP-fractie hechten grote waarde aan het werken met meerjarenplannen voor het beheer van visbestanden, maar vinden wel dat deze aangepast moeten kunnen worden als veranderende omstandigheden daar om vragen. Tussen de Raad van visserijministers en het Europees Parlement (EP) is echter een patstelling ontstaan over de rol van het EP bij wijziging van meerjarenplannen. Dit als gevolg van verschil van inzicht over de interpretatie van het Verdrag van Lissabon. In de geannoteerde agenda wordt ingegaan op de patstelling ten aanzien van een wijziging van het kabeljauwherstelplan. Het kabinet beraadt zich nog op haar opstelling ten aanzien van de door het voorzitterschap voorgestelde splitsing van het genoemde voorstel. Wat betekent het voortduren van de patstelling tot na de komende Visserijraad voor het aantal zeedagen in 2013 voor kabeljauw, schol en tong? Wat is de uitkomst van de bijeenkomst met de zogenaamde Scheveningen Groep op 11 december jl.? Waarom kiest het kabinet er niet voor om de patstelling te doorbreken en zich aan te sluiten bij de overgrote meerderheid die het splitsingsvoorstel van het voorzitterschap steunt, om zo de weg vrij te maken voor het bevriezen van de kabeljauwzeedagen en steun te verwerven van andere lidstaten voor het bevriezen van zeedagen voor schol en tong? Is het kabinet daar alsnog toe bereid?

De leden van de SGP-fractie vragen ook welke consequenties de patstelling tussen Europese Commissie, Raad van visserijministers en EP over de meerjarenplannen heeft voor de uitvoering van het meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand. Wordt de TAC voor 2013 voor dit bestand vastgesteld op basis van het meerjarenplan? Wil het kabinet zich daarvoor inzetten?

Gegevensarme bestanden

De leden van de SGP-fractie steunen het kabinet in haar verzet tegen de TAC-kortingen voor de «gegevensarme bestanden» van tarbot en griet. Waarom trekt het kabient deze lijn niet door naar andere «gegevensarme bestanden»?

Makreel

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de Europese Commissie voor makreel inzet op een extra TAC-korting bovenop de door wetenschappers geadviseerde korting om quotum te reserveren voor IJsland en de Faeröer met het oog op te nemen sanctiemaatregelen. Is deze veronderstelling juist? Deze leden maken zich zorgen over de effectiviteit en haalbaarheid van mogelijke sanctiemaatregelen. Dit in het licht van de extra TAC-korting die daarvoor al wel ingeboekt dreigt te worden. Kan het kabinet aangeven aan welke sanctiemaatregelen gedacht wordt en hoe zij de haalbaarheid en effectiviteit van deze maatregelen inschat?

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren betreuren het dat de al magere vergroeningsvoorwaarden voor het in aanmerking komen voor inkomenssteun nu nog meer afgezwakt worden. Agrarisch natuurbeheer levert nauwelijks resultaten op voor de biodiversiteit en is dus zeker geen volwaardige vervanger voor de ecologische aandachtsgebieden die er in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie stonden, deelt het kabinet die mening? Zo nee, op basis van welke wetenschappelijke inzichten is die mening gebaseerd? Graag willen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren meer informatie over hoe het kabinet de mogelijkheid van vergroening via certificering van duurzame productie voor zich ziet. Aan welke certificaten denkt het kabinet dan, en wat is hier de gebruikte definitie van duurzame productie? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien alleen het biologische certificaat als wellicht in aanmerking hiervoor komend, en krijgen graag de bevestiging dat het kabinet dat ook bedoeld. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren menen dat de oorspronkelijk voorgestelde vergroeningseisen minimaal zijn, en dat de koppeling tussen de basisinkomenssteun en het voldoen aan deze vergroeningseisen ook in stand gehouden moet worden. Dubbele betalingen als gevolg van de voorgestelde flexibilisering van de vergroeningsmaatregelen ligt inderdaad op de loer, zoals andere lidstaten terecht hebben aangegeven tijdens de vorige Raad. Het kabinet schrijft dat er mogelijkheden zijn om dat te voorkomen, maar geeft hier geen concrete voorbeelden van. Graag krijgen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hier een nadere duiding op. Het ontbreken van een akkoord over de begroting van de Europese Unie voor de komende jaren, zal waarschijnlijk tot een vertraging van de invoering van het hervormde GLB zorgen. Het nog langer doorgaan op de huidige weg, zonder extra eisen te stellen aan de inkomenssteun is echter wat de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren niet acceptabel. Deelt het kabinet deze mening, en zal zij erop inzetten dat de vergroeningseisen voor het in aanmerking komen van inkomenssteun wel zo snel mogelijk, en in ieder geval per 1 januari 2014 ingaan? Zo nee, waarom niet, en hoe is dat te legitimeren naar andere ondernemers die ook niet zomaar een pot geld krijgen?

Vaststelling vangstmogelijkheden visserij 2013

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich ook dit jaar opnieuw grote zorgen over het vaststellen van de TAC’s voor het komende jaar. Zij zien dat de visserijministers in de Raad elk jaar opnieuw de wetenschappelijke adviezen negeren en quota vaststellen die ver boven de veilige grens zitten waardoor visbestanden verder uitgeput en overbevist raken. Vele evaluaties en onderzoeken bevestigen deze trend. Zo werden in 68% van de gevallen de wetenschappelijke adviezen van ICES tussen 1986 en 2011 overschreden. Gemiddeld werden de TAC’s 33% hoger vastgesteld dan wetenschappelijk verantwoord werd geacht (O’Leary et all (2011) Fisheries Mismanagement, Marine Pollution Bulletin 62(12):2642–2648). Deelt het kabinet de zorgen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren op dit punt? Zo nee, waarom niet? Deelt het kabinet de mening dat de wetenschappelijke adviezen inzake vangstmogelijkheden niet continu genegeerd mogen worden door de Raad waardoor visbestanden overbevist raken? Zo ja, op welke wijze probeert zij andere lidstaten aan te sporen ook de wetenschappelijke adviezen op te volgen? Zo nee, waarom acht het kabinet het aanvaardbaar om in sommige gevallen de wetenschappelijke adviezen te negeren en op basis van welke argumenten vindt zij het verstandig wetenschappelijke adviezen niet op te volgen?

De minister schrijft in de geannoteerde agenda dat de Europese Commissie een daling van de TAC’s voor Nederland belangrijke vangstmogelijkheden voorstelt die varieert tussen de 12 en 29 procent. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren steunen dit voorstel zodat de bestanden de noodzakelijke bescherming krijgen. Het kabinet schrijft verderop dat zij ten algemene de aanpak van de Europese Commissie steunt. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren krijgen graag de bevestiging van het kabinet dat dit dus ook geldt voor alle voorgestelde dalingen van de voor Nederland belangrijke vangstmogelijkheden. Mocht het kabinet niet willen instemmen met al deze voorstellen, dan ontvangen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren graag een overzicht van de voorstellen die het kabinet niet steunt tezamen met een toelichting.

In de geannoteerde agenda is te lezen dat als voor een bepaald bestand een TAC aan één enkele lidstaat wordt toegewezen, die lidstaat gemachtigd wordt het niveau van deze TAC zelf vast te stellen. Hoe kijkt het kabinet aan tegen deze beleidsmaatregelen? Kan het kabinet toelichten hoe in dit geval er toezicht gehouden kan worden op de lidstaat en of zij het visbestand niet in gevaar brengt door de TAC veel hoger vast te stellen dan wetenschappelijke aanvaardbaar wordt geacht? Alle lidstaten hebben er ten slotte toch baat bij vispopulaties gezond te houden en ze bescherming te bieden waar nodig? Waarom krijgt een lidstaat die zelf veel belang heeft bij het bevissen van het betreffende bestand de volledige macht over het vaststellen van de TAC en hoe wordt voorkomen dat het bestand niet in gevaar wordt gebracht? Kan het kabinet uiteenzetten in hoeveel gevallen voor een bepaald bestand een TAC aan één enkele lidstaat wordt toegewezen en welke lidstaten en bestanden het hier betreft?

Het kabinet geeft aan het voorzorgsprincipe te willen hanteren voor bestanden waar weinig kennis van is, maar gaat niet akkoord met de voorgestelde automatische reductie van de TAC’s 2012 met 20%. Dit stelt de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren teleur. Waarom is het kabinet hierop tegen en waarom zegt zij het voorzorgsprincipe te willen hanteren terwijl hieruit het tegenovergestelde blijkt? Wat verstaat het kabinet dan onder het hanteren van het voorzorgsprincipe voor bestanden waar maar weinig kennis van is en kan zij heel concreet zijn in haar antwoord? Hoe ziet zij het voor zich dat er van geval tot geval kan worden bekeken of de TAC’s niet omlaag hoeven terwijl we helemaal niet weten hoe de bestanden er voor staan en mogelijk met overbevissing en/of uitsterven worden bedreigd juist omdat essentiële informatie voor bestanden mist? Waarom vindt zij het niet verstandig de TAC’s op een laag voorzorgsniveau vast te stellen zodat er een redelijke zekerheid ontstaat dat de bestanden niet worden overbevist? Waarom wil zij het risico nemen op overbevissing van deze bestanden, terwijl de visserijsector alleen maar verder wordt benadeeld als de bestanden hierdoor overbevist raken en er dan allerlei langdurige maatregelen noodzakelijk zijn om de bestanden weer te laten herstellen? Kan zij bevestigen dat de consequenties voor de sector veel erger kunnen uitpakken als bestanden overbevist raken dan als er uit voorzorg een lager niveau gehanteerd wordt?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het positief dat de Commissie streeft naar de toepassing van de MSY-benadering in 2013 in plaats van 2015. Hoe eerder er op MSY-niveau wordt gevist, en liever nog daaronder, hoe beter visbestanden beschermd kunnen worden tegen overbevissing. Het kabinet steunt de toepassing van de MSY-benadering, maar de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren krijgen graag een bevestiging van het kabinet dat zij ook instemt met het streven naar MSY-niveau in 2013. Graag een reactie.

Het kabinet vraagt zich af hoe het behalen van het MSY niveau overal kan worden gehaald in 2013. Kan zij uiteenzetten wat zij actief onderneemt, ook naar andere lidstaten toe, om dit streven te laten slagen? Zij geeft aan dat zij bang is dat het streven naar MSY niveau in 2013 de stabiliteit van sommige lokale Europese sectoren zal compromitteren. Kent zij de berekeningen van the New Economic Foundation (No Catch Investment – Investing to restore European fish stocks, New Economic Foundation, 2012) die aangeven dat een tijdelijke halt op of vermindering van de visserij op veel bestanden zal leiden tot een veel grotere winst dan maar blijven doorgaan met het onduurzaam bevissen van bestanden? De opbrengsten in de visserij kunnen er enorm van profiteren als visbestanden niet langer overbevist zouden worden. Deelt zij de mening dat het beschermen van visbestanden tegen overbevissing de hoogste prioriteit zou moeten krijgen, ook om de positieve economische effecten hiervan te bewerkstelligen die het kabinet heeft aangegeven belangrijk te vinden? Deelt zij de mening dat de stabiliteit van lokale Europese sectoren juist in het geding komt als bestanden verder overbevist raken? Kan zij in deze context uitleggen waarom zij voorkeur lijkt te geven aan de stabiliteit van sommige lokale Europese sectoren en daarmee het risico wil nemen op overbevissing terwijl deze sectoren er juist bij gebaat zijn als visbestanden zo snel mogelijk optimaal beschermd worden?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het toepassing van de MSY-benadering het minimale om bestanden beschermen te bieden tegen overbevissing. Een concurrerende en stabiele visserij waarbij visbestanden ook nog eens beschermd worden tegen overbevissing bereik je echter juist door te streven naar maximaal economische vangst (MEY) in plaats van MSY. Terwijl de maximaal economische vangst lager ligt dan de maximaal duurzame vangst en daardoor een veel betere voorzorgsbenadering hanteert, levert het wel de maximale economische opbrengt op. Met de maximaal economische vangst wordt gevist op het niveau waarbij het verschil tussen kosten van visserij en de opbrengst van visserij maximaal is. De winsten voor de visserijsector worden gemaximaliseerd, terwijl de visbestanden de visserijsterfte gemakkelijker kunnen compenseren met nieuwe aanwas. In Australië heeft de MEY-benadering geleid tot hogere winsten, gezonde visbestanden en veel minder getouwtrek over quota. Kan het kabinet uiteenzetten hoe zij aankijkt tegen de MEY-benadering?

Verder schrijft het kabinet dat zij inzet op adequate bescherming van kwetsbare soorten als haaien en roggen, door reducties van vangstmogelijkheden hiervoor en handhaving van de bestaande lijst van verboden soorten. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn blij dat het kabinet ook inziet dat extra bescherming essentieel is om haaien en roggen voor uitsterven te behoeden. Zij steunen het voorstel van de Europese Commissie om een algeheel vangstverbod in te stellen voor de haringhaai. Maar deelt het kabinet de mening dat deze genoemde maatregelen nog niet voldoende zijn om kwetsbare soorten als haaien en roggen optimale bescherming te bieden, omdat veel van deze soorten er dramatisch voor staan? Zo zijn ongeveer een derde van alle Europese haaiensoorten door IUCN aangemerkt als bedreigd en opgenomen op de rode lijst. Ondanks groeiende maatschappelijke aandacht voor bedreigen die haaienpopulaties in rap tempo doen slinken en het EU-haaienactieplan dat gelanceerd is in 2009 bestaat er voor de meeste haaiensoorten die door Europese vissers worden gevangen geen vangstbeperkingen. Waarom zet het kabinet niet in op uitbreiding van de lijst van verboden soorten in plaats van handhaving? Waarom zet het kabinet niet in op het instellen van vangstbeperkingen voor haaiensoorten waarvoor vangstbeperkingen nu nog ontbreken? Waarom zegt zij in te zetten op adequate bescherming als ze het nalaat actief zelf maatregelen voor te stellen? Welke andere concrete mogelijkheden en kansen ziet het kabinet en welke extra stappen wil zij zetten om in de praktijk te brengen waar zij zegt dat ze voor staat?

Aanpassing van het langetermijnbeheerplan voor kabeljauw

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren betreuren de impasse die is ontstaan door het verschil in inzicht over de toe te passen rechtsgrondslag inzake de meerjarenplannen. Zij maken zich zorgen over de gevolgen van deze impasse voor de visbestanden die het betreft. Kan het kabinet toelichten welke gevolgen deze impasse zou kunnen hebben op de kabeljauwpopulatie en of de bescherming van de kabeljauwpopulatie hiermee verder onder druk komt te staan? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden de codecisie van het Europees Parlement met betrekking tot het vaststellen van meerjarenplannen belangrijk. Dit zou zonder uitzondering gehandhaafd moeten worden. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn blij dat het kabinet van oordeel is dat de oogstregels essentiële, integrale onderdelen uitmaken van meerjarenplannen, waarvoor de codecisieprocedure moet gelden. Deelt het kabinet dus de mening dat de medebelissingsbevoegdheid van het Europees Parlement het democratische karakter van Europa bevordert en dat dit een belangrijk aspect is dat niet zomaar aan de kant geschoven mag worden omdat het de Raad niet goed uitkomt? Op basis van het Verdrag van Maastricht is het Europese Parlement op gelijke voet komen te staan met de Raad van Ministers in de besluitvorming inzake milieubeleid. Visserij en de maatregelen om visbestanden te beschermen zijn onderdeel van het milieubeleid. Deelt het kabinet de mening dat niet zomaar kan worden afgeweken van hetgeen in het Verdrag van Maastricht is afgesproken? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dat het kabinet niet kan instemmen met het compromisvoorstel van het voorzitterschap omdat daarmee het Europees Parlement buiten spel wordt gezet. Gezien het kabinet heeft aangegeven dat zij van oordeel is dat de oogstregels essentiële, integrale onderdelen uitmaken van meerjarenplannen, waarvoor de codecisieprocedure moet gelden, begrijpen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren niet waarom het kabinet zich nog beraadt op hun standpunt ten aanzien van het compromisvoorstel van het voorzitterschap. Kan het kabinet dit toelichten? Deelt het kabinet de mening dat het buiten spel zetten van het Europees Parlement zeer onwenselijk is en kan zij de toezegging geven niet in te stemmen met dit compromisvoorstel? Kan het kabinet uiteenzetten welke lidstaten de blokkerende minderheid in de Raad vormen die vindt dat het vaststellen van de meerjarenplannen een unieke bevoegdheid zou moeten zijn van de Raad? Welke acties onderneemt het kabinet om deze minderheid op andere gedachten te brengen? Kan het kabinet toelichten waarom op verzoek van Nederland het kabeljauwherstelplan is geagendeerd? Verwacht zij ondanks de impasse toch dat er een akkoord zal worden bereikt anders dan het compromisvoorstel van het voorzitterschap? Gaat het kabinet zich hard maken voor medebeslissingsrecht van het Europees Parlement en verwacht zij daar concrete resultaten op te boeken? Graag een toelichting.

Illegale praktijken en dierenwelzijnsproblemen Europese melkveehouderij

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich zorgen over de ernstige dierenwelzijnsproblemen en illegale praktijken binnen de melkveehouderij in verschillende Europese lidstaten. De misstanden werden geconstateerd door Compassion in World Farming (CIWF, http://www.boerderij.nl/Rundveehouderij/Nieuws/ 2012/12/CIWF-Illegale-praktijken-en-ernstige-dierenwelzijnsproblemen-Europese-melkveehouderij-1120648W/ ). De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag een reactie van het kabinet op de door CIWF geconstateerde misstanden, zoals tekortkomingen in verzorging en huisvesting, het couperen van staarten, het hele jaar door aanbinden en opstallen van koeien en kreupele dieren met ernstige zweren (http://www.ciwfnl.blogspot.nl/2012/12/schokkende-film-over-melkveehouderij-in.html).

CITES

In een eerder stadium is met de toenmalige staatssecretaris van gedachten gewisseld over de Nederlandse inzet inzake de voorstellen die op de CITES conferentie in maart 2013 zullen worden behandeld. De toenmalige staatssecretaris heeft toen aangegeven de wetenschappelijke beoordeling ten aanzien van deze voorstellen te willen afwachten. Deze wetenschappelijke adviezen zijn inmiddels gereed. Kan het kabinet uiteenzetten wat de Nederlandse inzet zal zijn op de voorstellen die voorliggen? Welke voorstellen gaat zij wel en niet steunen? Kan zij in ieder geval specifiek toelichten of zij haar steun gaat uitspreken voor het voorstel om de ijsbeer te verplaatsen van Appendix II naar Appendix I? Graag een toelichting.

II Antwoord / Reactie van de minister

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020: voortgangsrapportage

De VVD-fractie vraagt mij wanneer de voortgangsrapportage van het Cypriotisch voorzitterschap over de wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) beschikbaar zal zijn.

De voortgangsrapportage voor de Raad is 12 december beschikbaar gekomen. Met u hoop en verwacht ik dat het inkomende Ierse voorzitterschap een beter track record zal willen opbouwen. De voortgangsrapportage geeft aan dat op bepaalde onderdelen veel voortgang is geboekt, zoals de regelingen voor de basispremie, jonge boeren en kleine ontvangers bij de directe betalingen, het melkpakket bij het markt- en prijsbeleid, de ex ante voorwaarden voor het plattelandsbeleid en de conformiteitsgoedkeuring bij de horizontale onderwerpen.

Tegelijkertijd zijn er nog verschillende onderwerpen die onder Iers voorzitterschap naar een gemeenschappelijke Raadspositie gebracht zullen moeten worden. Het gaat daarbij onder meer om de vergroening, het overgangsbeleid en interne convergentie bij de directe betalingen, de handelsnormen, erkenning van producenten- en brancheorganisaties en suikerquota bij het markt- en prijsbeleid, de baseline en het inkomensstabilisatiefonds bij het plattelandsbeleid en het sanctiekader en vereenvoudiging van cross compliance bij de horizontale onderwerpen.

De VVD-fractie vraagt naar mijn opstelling ten opzichte van de motie van de leden Graus en Van der Staaij (Kamerstuk 21 501-32 nr. 664) waarin de loskoppeling van de basispremie en de vergroeningspremie wordt bepleit.

Ik neem aan dat de VVD-fractie hier doelt op de motie van de leden Graus en Dijkgraaf, onder hetzelfde nummer. Ik heb de in de motie vervatte boodschap inmiddels in de Landbouwraad van 28 november overgebracht.

Overigens staat de genoemde loskoppeling van basispremie en vergroeningspremie los van de door de VVD-fractie genoemde equivalentietoets. Deze equivalentietoets, die naar mijn oordeel zou moeten worden uitgevoerd door de Europese Commissie, dient ertoe te bewerkstelligen dat alternatieve vergroeningsmaatregelen tenminste een gelijkwaardig effect hebben op bijvoorbeeld milieu en biodiversiteit als de door de Europese Commissie voorgestelde vergroeningsmaatregelen.

Vangststelling vangstmogelijkheden visserij 2013

De leden van de VVD-fractie vragen wat de aanleiding voor de Europese Commissie is geweest om de streefdatum van Maximum Sustainable Yield (MSY) te vervroegen van 2015 naar 2013 en hebben twijfels of die vervroegde streefdatum haalbaar is en in lijn met de in juni jl. vastgestelde algemene oriëntatie van de Raad over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).

Commissaris Damanaki wil er zeker van zijn dat MSY in 2015 gehaald wordt. Dit blijkt in de praktijk te leiden tot soms drastische reducties in de vangstmogelijkheden (Total Allowable Catches; TACs) met grote economische en sociale gevolgen, met name voor de kleinschalige kustvisserij van Spanje, Frankrijk, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. De vervroegde streefdatum van 2013 kan dan ook grote gevolgen hebben voor de sector en zal niet overal haalbaar zijn. Het bereiken van MSY in 2013 is niet strijdig met de in juni jl. vastgestelde algemene oriëntatie van de Visserijraad over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Het te bereiken resultaat – waar mogelijk in 2015 – wordt in de tijd gezien naar voren gehaald.

De leden van de VVD-fractie vragen of ik de in juni jl. vastgestelde algemene oriëntatie van de Raad over de hervorming van het GVB nog eens kan nuanceren en of ik de lijn van de leden van de VVD-fractie deel dat het goed zou zijn om vast te houden aan eerdere geformuleerde doelstellingen conform de VN-Johannesburgverklaring (MSY waar mogelijk in 2015).

Ik deel die lijn en houd vast aan de gemaakte afspraken in de Visserijraad van juni jl. om MSY te bereiken in 2015 waar mogelijk en uiterlijk 2020 voor overige bestanden. Hiermee voldoen we aan de in Johannesburg in 2002 gemaakte afspraken. Toepassing ervan houdt in een stapsgewijze aanpak tot 2015, overeenkomstig de eerdere aanpak van de Europese Commissie. Dat neemt niet weg dat sommige bestanden reeds op of zeer dichtbij MSY zijn. Voor deze bestanden is MSY in 2013 wel haalbaar.

De leden van de VVD-fractie vragen of ik hun opvatting deel dat zolang er geen wetenschappelijke onderbouwing is, de huidige TAC voor de horsmakreel gehandhaafd wordt.

Die opvatting deel ik niet. Voor de Noordzeehorsmakreel wil ik het advies van de Pelagische Advies Raad opvolgen.

De leden van de VVD-fractie vragen mij of ik kan aangeven voor welke andere bestanden (naast horsmakreel) een korting van 20 procent dreigt en stellen voor om ook voor deze bestanden de huidige TAC te behouden zolang er geen wetenschappelijke adviezen zijn.

De door de Commissie voorgestelde automatische TAC-reductie met 20 procent geldt vooral voor soorten buiten de Noordzee, zoals zeeduivel ten westen van Schotland, schelvis en wijting in de Ierse Zee en tong in de Golf van Biskaje. Doorgaans heeft Nederland hierin geen of een beperkt belang. Voor de bestanden die voor Nederland van belang zijn – grote zilvervis, tarbot en griet, schar en bot, tongschar en witje en Noordzeehorsmakreel – is ondertussen een (semi-)kwantitatief advies gegeven op basis van nieuwe richtsnoeren van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES).

Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens dat er geen wetenschappelijke rechtvaardiging voor een automatische arbitraire korting is. Ik wil in die gevallen een case-by-case-benadering en adviezen van de Regionale Advies Raden (RACs) hierbij betrekken. TAC-reducties met 20 procent kan ik niet uitsluiten.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de voorwaarden voor deelname aan de pilot met volledig gedocumenteerde visserij zijn aangescherpt.

De Europese Commissie wil hiermee misbruik van de extra toegekende quota (ter compensatie van een verbod op discards) voorkomen, dat kan ontstaan doordat deelnemende vissers een deel van de extra toegekende quota «wegruilen» naar niet-deelnemers. In Nederland is dit niet toegestaan. Tevens wil de Europese Commissie met een verbod op de ruil van kabeljauwquota van niet-deelnemende naar deelnemende vissers voorkomen dat de niet-deelnemende vissers onvoldoende quota voor zichzelf overhouden en daarmee gedwongen zijn tot teruggooi. Een dergelijke situatie kan theoretisch ontstaan als dit op grote schaal zou optreden. Een en ander sluit echter niet aan bij de praktijk. Deelnemende vissers zouden in mijn ogen extra quota moeten kunnen bijruilen om de proef goed uit te kunnen voeren. Als de kabeljauwquota volledig benut zijn, moet de visserij worden gestaakt. Ten principale vind ik het beheer van quota een nationale aangelegenheid. Het voorstel van de Europese Commissie past daarom niet bij de principes van het GVB.

In relatie tot de voorgestelde TAC-reductie voor kabeljauw met 20 procent vragen de leden van de VVD-fractie vragen of ik de verschillen in onderzoek kan verklaren, omdat ICES meent dat het kabeljauwbestand toeneemt. De TAC voor kabeljauw volgt uit de oogstregels zoals die zijn vastgelegd in het kabeljauwherstelplan.

Ik steun de toepassing van het plan. De omvang van het bestand bevindt zich immers nog steeds onder de biologische limiet en het bestand herstelt slechts langzaam.

De leden van de VVD-fractie geven aan dat het ze ongewenst lijkt dat een reductie van de TAC voor kabeljauw met 20 procent kan leiden tot discards en vragen of ik bereid ben me tegen dit voorstel van de Europese Commissie uit te spreken.

Een verlaging van de TAC kan leiden tot discards wanneer in de gemengde visserij de quota van andere bestanden omhoog gaan en er voldoende zeedagen zijn. Deze week hebben het Verenigd Koninkrijk en Denemarken aangegeven een bevriezing van de TAC te willen voor 2013. Ik kan hier gelet op de toestand van het bestand niet zonder meer mee instemmen. Ook is er mijns inziens geen rechtsbasis om af te wijken van het herstelplan voor het vaststellen van de TAC. Het risico van discards moet worden aangepakt met technische maatregelen om ongewenste bijvangsten te voorkomen en niet alleen door de TAC te verhogen.

De leden van de VVD-fractie vragen of het aanpassen van het schol- en tongplan wegens het behalen van de hersteldoelstellingen betekent dat de TAC voor schol en tong nu worden verhoogd.

Dit is niet het geval; een aanpassing dient om een verdere daling van de aantallen zeedagen te voorkomen. Er is geen biologische noodzaak meer voor een verdere daling: beide bestanden zijn binnen biologisch veilige grenzen. De TAC voor tong zal conform het plan met 15 procent dalen, die voor schol zal met 15 procent stijgen.

Aanpassing van het langetermijnbeheerplan voor kabeljauw

De leden van de VVD-fractie roepen op om duidelijke keuzes te maken bij het doorbreken van de patstelling inzake het kabeljauwherstelplan. Deze leden vragen zich af of het een oplossing is zich bij de meerderheid van de lidstaten aan te sluiten en wat de bezwaren daarvan zijn.

Ik ben het eens met de oproep van de VVD-fractieleden om een duidelijke keuze te maken bij de aanpak van de meerjarenplannen. Er liggen nu twee mogelijkheden voor aan de Raad: het voorstel van de Europese Commissie en het compromisvoorstel van het voorzitterschap dat dit voorstel splitst in twee delen met verschillende rechtsbasis en waarbij de Raad de oogstregel zonder betrokkenheid van het Europees Parlement mag vaststellen. Overigens is unanimiteit vereist om tegen het voorstel van de Europese Commissie in te gaan. Door splitsing ontstaat de mogelijkheid om al in de komende Raad over de aanpassing van de oogstregel voor de zeedagen te besluiten en de visserijinspanning te bevriezen. Op dit moment vindt overleg plaats over een compromisvoorstel. Mijn inzet is om een compromis te vinden. Het compromis van het voorzitterschap stuit op bezwaren van zowel de Europese Commissie als het Europees Parlement. Ik ben van mening dat we eerst moeten nagaan of er een structurele oplossing voor de aanpak van meerjarenplannen gevonden kan worden, die voor alle betrokken partijen (Raad, Europese Commissie en Europees Parlement) acceptabel is. Ik ben het met de Europese Commissie eens dat de oogstregel een essentieel, integraal onderdeel is van de meerjarenplannen en daarover in codecisie met betrokkenheid van het Europese Parlement besloten zou moeten worden. Aan de andere kant maakt het voorzitterschapscompromis in overeenstemming met de opvattingen van een groot deel van de Raad een duidelijke keuze over de bevoegdheidsverdeling tussen Raad en Europees Parlement. De Juridische Dienst van de Raad oordeelt positief over het compromisvoorstel. De Europese Commissie is het op juridische gronden niet eens met die interpretatie. Tegen deze achtergrond is het voor alle partijen aanbevelenswaardig een compromis te vinden.

Zeedagen

De leden van de VVD-fractie willen op lange termijn toe naar het gebruik van één beheersysteem van quota voor de visserijsector en vragen mij of ik deze opvatting deel.

Ik deel de opvatting dat één beheersysteem uiteindelijk voordelen biedt. Een systeem gebaseerd op quota heeft daarbij mijn voorkeur, omdat dit goed aansluit bij de huidige Nederlandse praktijk met individueel verhandelbare quota. Een absolute voorwaarde voor het schrappen van de zeedagen is dat een nieuw systeem beheertechnisch goed in elkaar zit en ook rekening houdt met de teruggooi van bijvangst. Het is nu dus nog niet mogelijk om de zeedagen te schrappen. Wel moet er een redelijk evenwicht zijn tussen de beschikbare dagen en de beschikbare quota. Beide systemen moeten elkaar aanvullen. Naar mijn mening dreigt dit evenwicht bij de huidige beheerplannen zoek te raken. Voor de Raad van 18 en 19 december zet ik daarom in op bevriezing van de zeedagen. Dit is voor mij een prioriteit. Dat de gevolgen van de zeedagenkortingen voor de Nederlandse vloot nog relatief beperkt zijn gebleven, is mede te danken aan maatregelen die zijn genomen om kabeljauwbijvangsten te vermijden.

Groepshuisvesting zeugen

De VVD-fractie vraagt of in het kader van een gelijk speelveld haar opvatting dat de Nederlandse wetgeving omtrent de groepshuisvesting voor zeugen aangepast moet worden aan de Europese regelgeving en of er bereidheid is het Varkensbesluit op dit onderdeel te wijzigen.

Er zijn inderdaad nog lidstaten die aanzienlijke stappen moeten maken richting omschakeling naar groepshuisvesting van drachtige zeugen. Echter, ik heb niet de beschikking over exacte cijfers voor wat betreft individuele lidstaten.

Met betrekking tot de vergunningenproblematiek in Nederland kan ik het volgende aangeven. Afgaand op de eigen verklaringen die tussen augustus en oktober 2012 door zeugenhouders zijn opgestuurd, heeft ongeveer 2 procent (ongeveer 45 van de 2 278 bedrijven) vergunningsproblemen en deze bedrijven zullen bijgevolg niet op tijd omgeschakeld zijn. De vergunningsproblemen bestaan eruit dat aanvragen voor een vergunning voor bedrijfsaanpassing zijn afgewezen of dat nog niet is beslist op die aanvragen. Wat dat laatste betreft zijn de redenen hiervoor divers. In sommige gevallen werkt bijvoorbeeld de omgeving niet mee aan een bedrijfsverplaatsing, in andere gevallen passen de plannen niet in het bestemmingsplan. De afgifte van de vergunningen is een verantwoordelijkheid van de desbetreffende gemeenten en provincies. Via een brief aan gemeenten en provincies heb ik aangedrongen tot spoed waar mogelijk. Sindsdien zijn diverse vergunningen alsnog afgegeven.

De Europese Commissie onderneemt stappen om de lidstaten er toe te dwingen aan de eis voor groepshuisvesting van drachtige zeugen te voldoen. De Europese Commissie heeft reeds een zogenaamde pilotbrief verstuurd aan de lidstaten (waaronder Nederland) waar groepshuisvesting nog niet volledig is ingevoerd, als voorbereidende fase op een eventuele ingebrekestelling. Uitstel van de toepassing van de eis van groepshuisvesting kan mede hierom niet aan de orde zijn.

Ten aanzien van de nationale eis om drachtige zeugen na 4 dagen in groepshuisvesting te plaatsen, heeft voormalig staatssecretaris Bleker eerder aangegeven dat hier goede gronden voor zijn en dat dit voorschrift in Nederland dan ook van kracht blijft (TK-brief van 27/6/2012). Uit onderzoek is gebleken dat dit geen problemen hoeft op te leveren mits het management er maar goed op afgestemd is. Een groot aandeel van de bedrijven voldoet hier al aan. In overleg op 20 september jl. tussen voormalig staatssecretaris Bleker en LTO en NVV is dit ook zo besproken.

Legbatterijkippen

Oekraïne mag volgend jaar pluimveevlees en eieren exporteren naar de Europese Unie. De VVD-fractie is bezorgd over deze ontwikkeling en vraagt welke mogelijkheden nog ten dienste staan om het besluit te kunnen herzien, dan wel de schade voor Nederland zoveel mogelijk te beperken.

Oekraïne mag inderdaad binnenkort pluimveevlees en eieren naar de Europese Unie exporteren. Voordat een derde land dergelijke producten naar de EU mag exporteren moet eerst altijd voldaan worden aan de gezondheids- en hygiëne-eisen uit de EU-regelgeving. Indien een land voldoet, dan moet de Europese Commissie hier een uitvoeringsbesluit over nemen. Het nu aan de orde zijnde Commissiebesluit om pluimveevlees, eieren en eiproducten uit de Oekraïne in de EU toe te laten wordt gebaseerd op de bestaande EU-regelgeving met betrekking tot gezondheids- en hygiënecriteria. Het Permanent Comité voor de Voedselketen en Diergezondheid (SCoFCAH) heeft hier positief over geadviseerd. Het advies van het Permanent Comité is gebaseerd op inspecties van het Europees Voedsel- en veterinair Bureau (FVO) ter plekke. Deze hebben uitgewezen dat Oekraïne voldoet aan EU-voorwaarden op gezondheids- en hygiëneterrein.

Volgende week zullen mijn collega Ploumen en ik in antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Thieme ook ingaan op het aspect van dierenwelzijn in relatie tot de Oekraïne.

Een hoeveelheid van 80 tot 100 miljoen eieren (als ei of eiproduct) uit de Oekraïne op jaarbasis is een relatief beperkte hoeveelheid, gerelateerd aan het totaal aantal eieren binnen de EU. De financiële gevolgen ervan voor de pluimveesector in Nederland zullen waarschijnlijk beperkt zijn.

Afschaffen melkquota

De VVD-fractie vraagt naar de afschaffing van de zuivelquotering en de «zachte landing».

In het rapport «Evolution of the market situation and the consequent conditions for smoothly phasing-out the milk quota system – second «soft landing» report» van 10 december jl. concludeert de Europese Commissie dat de zachte landing op koers ligt. De Commissie trekt deze conclusie op basis van de ontwikkelingen in de melkproductie en de quotumprijzen. De Commissie stelt dat in «een grote meerderheid van de lidstaten» quota niet langer een productiebeperkende werking hebben doordat de quotumprijs praktisch nul is. In Nederland heeft quotum echter nog wel waarde en bovendien overschreed Nederland de afgelopen jaren haar quotum. Daardoor moest Nederland superheffing afdragen. Nederland heeft zich steeds ingezet en blijft zich inzetten voor een zachte landing in àlle lidstaten.

Ganzen-7-akkoord

De VVD-fractie vraagt naar het ganzen-7 akkoord en welke methoden mogen worden ingezet om het aantal ganzen terug te brengen.

Reductie van ganzenpopulaties kan via afschot met geweer, nestbewerking (onklaar maken van eieren) en vangen (gevolgd door doden met kogel, injectie of decapitatie/onthoofding). Het gebruik van CO2-gas is thans niet toegestaan op grond van Europese biociderichtlijn. C02-gas wordt wel ingezet bij het reguleren van de ganzenpopulatie op en rond Schiphol, maar dit betreft een specifieke situatie (vliegveiligheid), waarvoor een vrijstelling is verleend door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M). I&M is een toelatingsprocedure gestart bij de Europese Commissie om CO2-gas als dodingsmiddel te mogen gebruiken. Besluitvorming wordt medio 2013 verwacht. Indien het besluit positief is, dan dient ook nog de nationale toelating te worden geregeld via de Commissie Toelating Gewasbescherming en Biocide. In het meest gunstige geval zou CO2-gas in 2014 kunnen worden toegepast als dodingsmiddel.

Visserijprotocol EU-Mauritanië

De leden van de VVD-fractie geven aan sceptisch te staan tegenover het protocol tussen de EU en Mauritanië. De fractieleden wijzen er op dat de sector op dit moment geen gebruik maakt van het protocol. Zij vragen om een toelichting waarom Nederland toch heeft ingestemd met het protocol en vragen mij of ik bereid ben de Kamer te informeren over de voortgang van het technisch overleg met Mauritanië, waarover de leden van de VVD-fractie lezen dat deze het protocol en de doelstellingen daarvan gaat evalueren.

Allereerst moet ik aangeven dat het protocol nog niet in voorlopige werking is getreden. Naar verwachting zullen de Europese Commissie en Mauritanië nog deze week de formaliteiten hiertoe afronden. Op dit moment is er sprake van een overgangsperiode waarbij vaartuigen wel licenties aan kunnen vragen, maar waar voor de EU geen kosten aan verbonden zijn. Hiervan is door de pelagische sector inderdaad geen gebruik gemaakt.

Wat betreft de vraag of pelagische visserij in Mauritaanse wateren nu rendabel is, wijs ik er op dat gedurende de eerste maanden van het jaar normaal gesproken vooral op sardine wordt gevist. Dit gebeurt in tegenstelling tot de visserij op sardinella met name buiten de 20-mijlszone. Ik verwacht daarom dat een aantal EU-vaartuigen op korte termijn toch naar Mauritanië vertrekt. Ik heb van de Europese Commissie begrepen dat er al pelagische vaartuigen zijn die hun belangstelling voor een licentie in het eerste kwartaal kenbaar hebben gemaakt. Ook de Nederlandse pelagische sector zal op korte termijn moeten beslissen of ze in het eerste kwartaal gebruik wil maken van de vangstmogelijkheden.

Zoals ik heb aangegeven bevat het protocol veel goede elementen. Op het gebied van duurzaamheid is een forse stap vooruit gemaakt. Ook is de concurrentiepositie van de EU-vloot verbeterd. Tegelijkertijd is het duidelijk dat de sector ontevreden is over de technische voorwaarden. In mijn afweging heb ik meegenomen dat zowel de EU-vloot als Mauritanië belang heeft bij een goede benutting van het protocol. Daarom is het belangrijk dat de mogelijkheid is gecreëerd om het protocol tussentijds op te zeggen bij gebleken onderbenutting. Daarnaast zal een technisch comité EU-Mauritanië, dat de Europese Commissie op mijn verzoek zo spoedig mogelijk zal organiseren, spreken over aanpassing van de technische voorwaarden. Dit betreft geen evaluatie, maar een poging om de voorwaarden binnen het protocol bij te stellen op basis van een beoordeling vooraf. Mij gaat het daarbij met name om het aanpassen van de visserijvrije kustzone tot 15 mijl. Ik zal u vanzelfsprekend informeren over de voortgang die binnen het technisch overleg wordt geboekt.

Pulskorvisserij

De leden van de VVD-fractie hebben vragen gesteld over de uitbreiding van de pulsvisserij en welke maatregelen ik daartoe ga nemen.

Laat ik voorop stellen dat mijn inzet gericht blijft op een volledige toelating van de pulsvisserij. Ten principale moet dit geregeld worden in het stelsel van technische maatregelen. Daarvoor is tot nu toe onvoldoende steun binnen de Raad. Ik ben blij dat de Raad in de discussies over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) heeft besloten tot een uitbreiding van 5 naar 10% de verordening over de technische maatregelen. Het Europees Parlement moet zich daarover nu uitspreken, waarna definitieve besluitvorming door Raad en Europees Parlement in 2013 nog kan plaatsvinden. Cruciaal wordt of het Europees Parlement het principebesluit van de Raad steunt. Vervolgens zal ik mij inzetten om verdere uitbreiding in de vorm van een volledige toelating te realiseren. Initiatieven daartoe zijn en worden ontplooid. Ten aanzien van de wachtlijst kan ik u informeren dat deze bestaat uit 45 vaartuigen. Over meer potentiële gegadigden kan ik geen uitspraak doen. Over de vraag of pulstuig in aanmerking kan komen voor financiële ondersteuning in het kader van het EFMZV kan ik geen uitspraak doen. Over de voorstellen van de Europese Commissie en de verdere uitwerking moet in de Raad nog definitieve besluitvorming plaatsvinden.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Landbouw

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de volgende kwartaalrapportage GLB zal verschijnen.

De kwartaalrapportages GLB worden in maart, juni, september en december aan uw Kamer verzonden. De eerstvolgende staat gepland in december, voor het kerstreces. Inmiddels is de voortgangsrapportage van het Cypriotische voorzitterschap beschikbaar gekomen. Om uw Kamer zo spoedig als mogelijk te voorzien van een reactie op deze voortgangsrapportage, zal ik deze in de kwartaalrapportage van december opnemen.

De PvdA-fractie vraagt mij naar de mogelijkheden die de erkenning van equivalentie biedt voor het doorvoeren van alternatieve vergroeningsmaatregelen. Momenteel worden de hoofdlijnen voor de mogelijkheden van het toepassen van equivalente maatregelen besproken. Het is daarom te vroeg nu in te gaan op concrete maatregelen en doelen die hiervoor in aanmerking zouden kunnen komen. Uitgangspunt bij een equivalentietoets zijn de voorziene positieve effecten op biodiversiteit, klimaat, bodem en water van de drie door de Europese Commissie voorgestelde vergroeningsmaatregelen (gewasdiversificatie, aanwijzen ecologische focusgebieden en permanent grasland). Alternatieve, equivalente vergroeningsmaatregelen dienen qua effect minstens hetzelfde resultaat op te leveren als de drie door de Commissie voorgestelde maatregelen. Dit is de reden dat ik er mij voor inzet dat de Europese Commissie alternatieve, equivalente maatregelen beoordeelt aan de hand van (nog te ontwikkelen) criteria waarmee het doelbereik op biodiversiteit, klimaat, bodem en water wordt gemeten. Mijn indruk is dat een meerderheid van de lidstaten deze benadering zal steunen, waarbij uiteindelijk niet de precieze maatregelen, maar de resultaten van de vergroening centraal staan.

De PvdA-fractie spreekt de hoop uit dat na afronding van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK) ook spoedig overeenstemming zal zijn verkregen over het GLB, zodat de implementatie door kan gaan op de voorgenomen datum van 1 januari 2014.

Ik ben positief en heb er alle vertrouwen in dat onder het inkomende Ierse voorzitterschap tot een politiek akkoord over het GLB gekomen kan worden. Ik deel overigens wel de zorgen die de betaalorganen hebben of hen daarbij voldoende voorbereidingstijd gegund wordt.

Suikermarkt

De PvdA-fractie geeft aan zich zorgen te maken over het ontbreken van een markt in de suikermarkt en vraagt wanneer besluitvorming over de suikerquotering wordt verwacht.

De suikermarktordening is onderdeel van de integrale marktordening landbouwproducten en maakt daarmee deel uit van de onderhandelingen over het GLB.

Visserij

De leden van de PvdA-fractie vragen of ik over het voorstel voor de TACs en quota voor bestanden die gezamenlijk worden beheerd met derde landen en de vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee alsnog een BNC-fiche naar de Tweede Kamer kan sturen.

Deze twee voorstellen leiden binnen zes weken na publicatie tot besluitvorming in de Raad. In die gevallen geldt dat er geen BNC-fiche wordt geschreven, maar dat de Kamer wordt geïnformeerd via de geannoteerde agenda.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de houding is van de andere EU-lidstaten ten opzichte van de splitsing in een deel voor de autonome EU-bestanden en een deel voor gezamenlijk met derde landen beheerde bestanden.

In de Raad zijn alle lidstaten kritisch over de voorgestelde splitsing. Vorig jaar heeft de Raad hierover een verklaring afgelegd. Ik betreur het dat de Europese Commissie die naast zich neer heeft gelegd.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom het kabinet geen automatische reductie van de TAC met 20 procent wil bij bestanden waarvoor geen wetenschappelijk advies aanwezig is. Ook vragen zij naar de positie van andere lidstaten op dit punt.

Ik verwijs hiervoor naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de volgende kwartaalrapportage over het GVB naar de Tweede Kamer wordt gezonden en of het mogelijk is dit te doen voor het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van de betreffende maand.

Ik streef ernaar u de volgende kwartaalrapportage voor het kerstreces toe te sturen.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) – algemeen

De CDA-fractie vraagt mij naar stand van zaken m.b.t. de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MKF) en de verdeling van GLB-middelen per lidstaat.

De onderhandelingen over het MFK vinden niet plaats in de Landbouw- en Visserijraad. Zij worden gevoerd door de regeringsleiders in de Europese Raad. De Kamer is geïnformeerd over de uitkomsten van de Europese Raad van 22 en 23 november jl.

De CDA-fractie vraagt naar de GLB-voortgangsrapportage en verzoekt daarbij in te gaan op het voortgangsrapport van het Cypriotische voorzitterschap.

Hiervoor verwijs ik naar de antwoorden op de vragen hierover van de VVD-fractie.

De CDA-fractie verzoekt mij de berekening van de koopkrachtplaatjes over de MFK-voorstellen in deze Raad af te zetten tegen de oorspronkelijke Commissievoorstellen.

Het onderzoek naar de betekenis van de voorstellen voor het MFK voor de Nederlandse land- en tuinbouw, incl. de koopkrachtgevolgen, worden momenteel in beeld gebracht. Ik verwacht dat deze medio januari 2013 gereed zullen zijn. De resultaten zal ik de Kamer zo spoedig mogelijk daarna toesturen.

Directe betalingen pijler 1 en plattelandsbeleid pijler 2

De fractie van het CDA vraagt mij naar de invulling van de vergroening via equivalente maatregelen. Voor de beantwoording hiervan verwijs ik graag naar mijn antwoord over dit onderwerp bij vragen van de PvdA-fractie.

In aanvulling daarop vraagt de CDA-fractie specifiek naar duurzaamheidscertificaten. Ik ben het eens met de fractie van het CDA dat een dergelijk certificaat in principe moet gelden als alternatief voor de hele vergroeningsverplichting, juist ook om uitvoeringsproblemen te voorkomen.

De CDA-fractie vraagt daarnaast naar mijn inzet om dubbele betalingen te voorkomen, zeker gezien de grote foutenmarges die de Europese Rekenkamer heeft geconstateerd bij de uitvoering van plattelandsmaatregelen.

De Europese Commissie is van mening dat de vergroeningsmaatregelen van de directe betalingen automatisch onderdeel moeten zijn van de «baseline» voor plattelandsmaatregelen. Ik ben tegen een dergelijk automatisme. Maar ook ik vind dat dubbele betalingen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Ik denk dat de kans op dubbele betalingen beperkt zal blijven tot die gevallen waarbij aanvragers de vergroening invullen met agrarisch natuurbeheer. Dan komen op één perceel de vergroeningsbetaling (eerste pijler) en de vergoeding voor het agrarisch natuurbeheer (tweede pijler) bij elkaar. Ik heb de Europese Commissie voorgesteld om in deze situaties, met het oog op beperking van de uitvoeringslasten, een forfaitaire aftrek toe te passen.

Suikermarkt

De CDA-fractie vraagt naar de noodzaak om de suikerquotering te hervormen en vragen inzicht in het besluitvormingstraject.

Zoals onder meer vermeld in het verslag van de Landbouwraad van 28 en 29 november jl. en de kabinetsreactie op de herziening van het GLB van 28 oktober 2011 (Kamerstuk 28 625, nr. 137) is in 2006 reeds besloten tot afschaffing van de suikerquotering in 2015. Handelsverstorende quoteringsmaatregelen zouden afgeschaft moeten worden, zo is het kabinet van oordeel, om de concurrentiekracht en marktoriëntatie in de suikersector te versterken. Ten aanzien van de vraag over het besluitvormingstraject verwijs ik naar het antwoord op de vraag hierover van de PvdA-fractie.

Europees voedselmodel

De CDA-fractie vraagt of de Kamer een afschrift inclusief kabinetsreactie kan krijgen ten aanzien van het Oostenrijkse voedselmodel.

In de Landbouw- en Visserijraad van 28 en 29 november jl. heeft Nederland gereageerd op de ideeën die Oostenrijk heeft voor een Europees voedselmodel. Nederland heeft aangegeven deze in grote lijnen te steunen en benadrukt dat ook milieu en dierenwelzijn een plek verdienen in het model. Ik ben niet voornemens nog anders dan via de Nederlandse interventie in de genoemde Landbouwraad te reageren op de ideeën van Oostenrijk.

Handelsgerelateerde maatregelen aanvoer visserijproducten

De leden van de CDA-fractie vragen naar het EU-speelveld ten aanzien van het tariefcontingent van 5 000 ton platvis en willen weten welke acties nog denkbaar zijn om het Nederlandse standpunt (dat dit contingent niet noodzakelijk is omdat de platvisbestanden in de EU-wateren in goede staat verkeren) gehonoreerd te krijgen.

Over dit dossier is in de Raad al overeenstemming bereikt, waardoor aanpassing op dit punt niet meer mogelijk is. Een gekwalificeerde meerderheid heeft het compromisvoorstel gesteund.

A-punten

De fractie van het CDA vraagt naar de stand van zaken omtrent de hoge stuurgroep van het Europees Innovatie Partnerschap (EIP) »Productiviteit en duurzaamheid in de landbouw» en welke rol de topsectoren spelen.

In de Landbouw- en Visserijraad van 28 en 29 november heeft de Raad ingestemd met de voordracht van een drietal ministers (Denemarken, Roemenië en Griekenland) om op persoonlijke titel deel te nemen aan de hoge stuurgroep. In totaal bestaat de hoge stuurgroep uit 41 personen. De eerste vergadering zal in februari plaatsvinden. Totdat meer bekend is over de nadere uitwerking van het EIP is de precieze rol die de topsectoren kunnen spelen niet duidelijk.

Verslag van de Landbouw- en Visserijraad d.d. 28-29 november 2012

De leden van de CDA-fractie vragen naar de mogelijkheden om de juridische patstelling inzake het kabeljauwherstelplan te doorbreken.

Ik verwijs daarvoor naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Tevens vragen deze leden of een oplossing voor de kabeljauwvloot ook leidt tot een oplossing voor de platvisvloot en hoe de invulling van fase 2 van het tong-en-schol-meerjarenplan verloopt.

De discussie over de aanpak en de rechtsbasis bij het kabeljauwherstelplan raakt alle meerjarige beheerplannen. De uitkomst hiervan vormt een precedent voor toekomstige beheerplannen, zoals ook de aanpassing van het meerjarenplan voor tong en schol. Formeel is er geen direct verband, maar in politieke zin wel. Ook waar het gaat om de bevriezing van zeedagen kan een besluit ten aanzien van het kabeljauwdagen niet los gezien worden van de platvisdagen. Naast een bevriezing van de kabeljauwzeedagen heeft bevriezing van de zeedagen bij het tong- en scholbeheer mijn prioriteit. Ten aanzien van fase 2 heeft ICES in oktober dit jaar advies uitgebracht over een Nederlands voorstel voor de invulling van fase 2 van het meerjarenplan. Hieruit blijkt dat de door ons voorgestelde aanpassingen, zoals een bevriezing van de visserijinspanning, consistent is met het voorzorgsbeginsel en de MSY-benadering. Naar verwachting zal de Europese Commissie in de loop van volgend jaar een voorstel voor de tweede fase van het tong- en scholbeheerplan bij de Raad indienen.

De leden van de CDA-fractie vragen of ik de mening deel dat MSY een bio-economisch model is en als zodanig dient toegepast te worden en of ik de mening deel dat er gestuurd moet worden op de visserijsterfte en niet op de grootte van een bestand.

MSY wordt bepaald door biologische parameters zoals de reproductie en groeisnelheid, maar ook door technische parameters als de maaswijdte en tuigtype die de selectiviteit beïnvloeden. Mochten deze parameters wijzigen, bijvoorbeeld vanwege veranderd klimaat, of vanwege significante wijzigingen in de visserijmethoden, dan dienen de MSY-niveaus opnieuw te worden bekeken. In de visserij kunnen we alleen de vissterfte sturen, door de visserij te reguleren. Maar er zijn mogelijk nog andere menselijke invloeden met een impact op de vissterfte, zoals vervuiling. En ook het klimaat is van invloed op de grootte van een bestand. Die grootte van een bestand is evenwel een goede indicator voor de gezondheidstoestand en een belangrijke parameter in het beheer.

De leden van de CDA-fractie vragen mij welke acties ik onderneem om MSY-niveaus beter af te stemmen, zodanig dat rekening wordt gehouden met de aard van gemengde visserij.

De deskundigen van IMARES en de vertegenwoordigers van de sector zijn betrokken bij een EU-project dat voor deze uitdaging een oplossing probeert te vinden.

De leden van de CDA-fractie vragen wat het speelveld is in relatie tot de toepassing van de MSY-benadering en de gevolgen daarvan voor sommige lokale Europese sectoren, of ik bereid ben de algemene oriëntatie van juni nog eens te nuanceren en daarbij vast te houden aan de eerder geformuleerde doelstellingen, conform de VN-Johannesburgverklaring (MSY waar mogelijk in 2015), voor welke van de van oudsher gegevensarme bestanden ICES nu een vangstadvies heeft kunnen geven op basis van nieuwe richtsnoeren en in hoeverre deze afwijken van eerdere.

Voor de antwoorden op deze vragen verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen naar het speelveld ten aanzien van de splitsing van de totale TAC- en quotaverordening in een deel voor de autonome EU-bestanden en een deel voor gezamenlijk met derde landen beheerde bestanden en waarom het kabinet op dit punt geen BNC-fiche heeft opgesteld.

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen welke initiatieven worden ondernomen om de reflex tot automatisch doorvoeren van 20 procent korting op de TAC bij gegevensarme bestanden te veranderen en of het principe van Nederland om van geval tot geval te bekijken wat de meest passende benadering is breder gehoor vindt.

Ik kan u zeggen dat een grote meerderheid van de lidstaten vóór een case-by-case-benadering is.

De leden van de CDA-fractie vragen of de voorgestelde korting van de TAC op grote zilvervis, haring en zeeduivel in de Keltische Zee, roggen en tong in de Golf van Biskaje gebaseerd is op adviezen, of dat er sprake is van een automatische korting.

Deze voorstellen zijn gebaseerd op richtsnoeren voor gegevensarme bestanden.

De leden van de CDA-fractie gaan er vanuit dat de TAC voor tarbot, griet, tongschar en witje, schar en bot evenals vorig jaar ongewijzigd blijft en vragen mij om een reactie.

De TACs voor deze bestanden zijn vorig jaar ook niet ongewijzigd gebleven. Het advies voor 2012 geldt ook voor 2013 en ik wil dat deze adviezen opgevolgd worden.

De leden van de CDA-fractie vragen of het voor een lidstaat geen enorme ruimte schept als die gemachtigd wordt het niveau van een TAC zelf vast te stellen.

Om te voorkomen dat een lidstaat zelfstandig een hogere TAC vaststelt dan wetenschappelijk geadviseerd is, geeft de Europese Commissie richtsnoeren mee die bijdragen aan een gelijk speelveld voor andere bestanden in andere gebieden. De Europese Commissie ziet erop toe dat hier dezelfde benadering wordt toegepast.

De leden van de CDA-fractie vragen voorts of ik de GVB-voortgangsrapportage voor aanvang van het kerstreces aan de Kamer kan doen toekomen en of ik de volgende voortgangsrapportage ruim voor de Visserijraad van die maand aan de Kamer kan doen toekomen, zodat de Kamer deze gedegen voorbereid kan behandelen.

Zoals ik in mijn antwoord op de vragen aan de PvdA-fractieleden heb aangegeven, streef ik ernaar u een kwartaalrapportage voor het kerstreces te doen toekomen. Ik zal er bij de volgende kwartaalrapportage tevens naar streven u deze ruim voor de Visserijraad te doen toekomen.

Overige punten

De CDA-fractie vraagt waarom zeugenhouders die verklaard hebben dat zij aan de per 1 januari 2013 veranderde eisen voor de huisvesting van drachtige gelten zullen voldoen nu een brief van NVWA hebben gekregen met het voornemen tot het opleggen last onder dwangsom.

De betreffende brieven maken onderdeel uit van de handhavingsaanpak in verband met invoering van groepshuisvesting. Bedrijven die nu een pre-inspectie krijgen en die nog niet blijken te voldoen aan de groepshuisvestingseis krijgen een brief waarin het voornemen om zo nodig een «Last onder dwangsom» (LOD) op te leggen wordt medegedeeld. Bij de pre-inspectie wordt aan betreffende zeugenhouders gemeld dat ze een brief zullen ontvangen met dit voornemen. Het zou dus geen verrassing moeten zijn. Deze bedrijven worden in januari opnieuw geïnspecteerd. Als ze dan wel voldoen is het opleggen van een LOD niet meer aan de orde. Niet voldoen zal tot consequentie hebben dat de LOD daadwerkelijk opgelegd wordt, met één maand gelegenheid om de situatie te herstellen.

Ook heeft de CDA-fractie vragen gesteld over export van pluimveevlees en eieren vanuit de Oekraïne.

Aanvullend op het antwoord hierover aan de VVD-fractie kan ik melden dat zodra de Commissie – op advies van het Permanent Comité – het betreffende besluit genomen heeft, Oekraïne 20 dagen na publicatie van de verordening onder de betreffende gezondheids- en veterinaire voorwaarden eieren en eiproducten naar de EU mag exporteren. De eieren zijn alleen voor de verwerkende industrie bestemd.

De CDA-fractie vraagt mij om nadere uitleg van de definitie «geen producten van dieren op markt gebracht worden» in het kader van de uitvoering van de motie Ormel-Dijkgraaf (Kamerstuk 29 683, nr. 131).

De motie Ormel-Dijkgraaf verzoekt de regering een ontheffing van een verplicht bedrijfsbehandelplan te verlenen aan hobbydierhouders met minder dan 25 dieren die wel een één-op-één relatie met een dierenarts hebben.

In de brief van 4 december jl. aan de Kamer over de uitvoering van deze motie heeft voormalig staatssecretaris Bleker gesteld ernaar te streven dat houders met minder dan 25 dieren, waarvan geen producten in de handel worden gebracht, die wel een één-op-één relatie met een dierenarts hebben, worden vrijgesteld van het verplichte bedrijfsbehandelplan.

Onder het in de handel brengen van producten wordt in ieder geval verstaan dat producten afkomstig van de dieren worden verkocht aan derden, waarbij die producten bestemd (kunnen) zijn voor consumptie door de mens. Bij de uitvoering van de brief van 4 december zal dit nader worden uitgewerkt. De gedachte is dat wanneer wèl producten van de dieren in de handel worden gebracht, het belang van volksgezondheid en voedselveiligheid voorop staat. Dan past een vrijstelling van verplichtingen die juist daarop gericht zijn niet.

Wachttermijnen dienen door iedereen in acht genomen te worden; dat men zich daaraan houdt, doet niet af aan bovenstaande. Bij slacht voor eigen gebruik gelden uiteraard de regels die daarvoor nu van toepassing zijn. Wanneer na slacht voor eigen gebruik of verkoop van levende dieren geen producten van die dieren voor humane consumptie in de handel gebracht worden, dan zou gebruik gemaakt kunnen worden van de beoogde vrijstelling. Wanneer wel producten van die dieren in de handel worden gebracht, geldt de vrijstelling van het verplichte bedrijfsbehandelplan niet.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) – algemeen

De ChristenUnie-fractie vraagt mij naar mijn oordeel over de voortgang van het huidig voorzitterschap in het licht van het tijdpad tot 2014.

Ik verwijs hier naar mijn antwoord hierover aan de PvdA-fractie.

Vergroening

De fractie van de ChristenUnie vraagt mij naar de toepassing van equivalente maatregelen, inclusief maatregelen uit een flexibel keuzemenu, ter invulling van de vergroening. Voor de beantwoording hiervan verwijs ik graag naar mijn antwoord ter zake op vragen van de PvdA.

In aanvulling daarop wil ik graag richting de CU-fractie aangeven dat enkele van de door deze fractie genoemde maatregelen, zoals bijvoorbeeld weidegang, wellicht een plek kunnen krijgen in de duurzaamheidscertificaten die momenteel worden voorzien als een methode om «equivalente vergroeningsmaatregelen» te accommoderen. Het voortouw hiervoor ligt in mijn ogen bij het bedrijfsleven.

De fractie van de ChristenUnie vraagt naar het verschil tussen de baseline en cross compliance.

De cross compliance omvat het stelsel van wettelijke eisen en normen waaraan landbouwers moeten voldoen om betalingen te ontvangen. Het niet of niet genoeg voldoen daaraan kan leiden tot een korting op of inhouding van de betaling. Op dit moment is cross compliance op de bedrijfstoeslagen en onder meer het agrarisch natuurbeheer in het plattelandsbeleid. De vergroeningsmaatregelen in het nieuwe stelsel zijn per definitie bovenwettelijk en stijgen dus ook per definitie uit boven de cross compliance.

De baseline bepaalt de hoogte van de vergoedingen van plattelandsmaatregelen. De Europese Commissie is van mening dat de vergroeningsmaatregelen van de directe betalingen automatisch onderdeel moeten zijn van de baseline voor plattelandsmaatregelen. De opvatting van de Europese Commissie betekent dat bij plattelandsmaatregelen niet meer betaald mag worden voor maatregelen die al onder de vergroening vallen. De aanpassing van deze baseline kan daardoor in beginsel twee gevolgen hebben: of de vergoedingen voor bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer moeten worden verlaagd, of als verlaging van de vergoeding ongewenst is, zal het ambitieniveau van het agrarisch natuurbeheer omhoog moeten.

Suikerquotering

De ChristenUnie-fractie geeft aan verheugd te zijn dat er een meerderheid in de Raad is die de suikerquotering wil verlengen en stelt diverse vragen over de gevolgen hiervan.

Gedurende het verloop van eerdere discussies in de Landbouw- en Visserijraad bleek uit de reacties van de lidstaten dat het moment van afschaffing van de suikerquotering het belangrijkste onderwerp van debat is. Veel lidstaten hebben zich nog helemaal niet uitgesproken over eventuele overgangsmaatregelen in de aanloop naar de afschaffing van de suikerquotering. Het is daarom nog niet duidelijk of er een overgangsregeling komt en zo ja, hoe deze er eventueel uit zal zien. Denkbaar is een (geleidelijke) verhoging van de suikerquota in de jaren voorafgaand aan afschaffing van de quotering.

Voor de invoer van suiker hebben ontwikkelingslanden afspraken met de EU, die hen een voorkeurspositie geeft in toegang tot de Europese markt. Deze afspraken worden niet geraakt door de afschaffing van de suikerquotering. De effecten van een uitstel van afschaffing van de quotering voor ontwikkelingslanden hangen samen met de ontwikkelingen op de wereldmarkt, zoals bijvoorbeeld ontwikkeling van het wereldprijsniveau, consumptie in ontwikkelingslanden zelf en ontwikkelingen in productiekosten en de productie voor bio-ethanol. Indien de wereldmarktprijzen hoger liggen dan de EU-prijzen zetten ontwikkelingslanden hun suiker liever af buiten de EU omdat hen dat meer oplevert.

Ten aanzien van de vraag naar een definitief besluit over de suikerquotering, verwijs ik naar het antwoord op de hierover vraag van de PvdA-fractie.

Visserij

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen nogmaals maximale inzet van het kabinet om in de Visserijraad draagvlak te krijgen voor het compromisvoorstel van de visserijsector over de discards en de aanlandplicht.

Zoals de staatssecretarissen Verdaas en Bleker voor mij ook hebben aangegeven, heeft de Raad zijn standpunt over de aanlandplicht reeds bepaald met het vaststellen van de algemene oriëntatie over de hervorming van het GVB (juni jl.). Wanneer de triloog tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie over de hervorming begint, zullen weer compromissen gesloten moeten worden. Dat is ook het moment waarop het voorstel van de visserijsector onderwerp van gesprek kan zijn.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe het probleem van de meerjarenplannen meer structureel op te lossen is en vragen naar de uitkomsten van de vergadering ter zake van de Scheveningen Groep. Tevens vragen deze leden naar het verband tussen deze discussie over het kabeljauwherstelplan en het beheer in de platvissector, waar ook de reductie van de zeedagen aan de orde is. Tevens informeren deze leden naar fase 2 van het tong-en-schol-beheerplan.

Ik verwijs hier naar de beantwoording van de vragen van de leden van de CDA-fractie. Ten aanzien van een meer structurele oplossing merk ik op dat er wordt gewerkt aan een gemengd visserijplan dat meer toegesneden is op de situatie in de Noordzee en dat mogelijk gebaseerd is op een andere aanpak dan de huidige oogstregels. Het informele overleg van de Scheveningen Groep heeft niet geleid tot andere posities van de lidstaten.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het kabinet hier ook een link gaat leggen met de discussie over kabeljauw door concrete stappen te nemen die er toe leiden dat een oplossing voor kabeljauw ook gaat gelden voor de platvissector en, meer concreet, hoe de invulling van fase II van het beheerplan tong en schol verloopt en of de korting in de zeedagen voor deze vissers een halt toegeroepen wordt.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de CDA-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het kabinet bereid is het systeem van de zeedagen meer fundamenteel ter discussie te stellen.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen ook of het kabinet de mening deelt dat niet van vissers verlangd kan worden om de tarbot, als het quotum volledig is benut, in zee teruggegooid moet worden, omdat deze automatisch wordt bijgevangen.

Het is voor het eerst sinds enkele jaren dat hier weer een krapte optreedt. Helaas kon Nederland bij andere lidstaten geen quota bijruilen en is Nederland gedwongen de visserij voor 2012 te sluiten.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom het kabinet niet vraagt om nul procent reductie van de TACs voor alle bestanden met een beperkte hoeveelheid gegevens en waarom het kabinet beperkte reducties accepteert voor tongschar, witje en zilversmelt, tegen de achtergrond dat bijvoorbeeld de Faeröer sector voor haar visserij op hetzelfde bestand enkele maanden geleden een MSC-certificaat heeft behaald.

In relatie tot vraag over de TACs voor 2013 voor de tarbot en griet, de andere geassocieerde bestanden en de grote zilvervis, kan ik u zeggen dat we hier het wetenschappelijk advies volgen, gebaseerd op het voorzorgsbeginsel. Wat betreft het MSC-keurmerk van de visserij door de Faeröer op grote zilvervis merk ik op dat het bestand niet gezamenlijk beheerd wordt met de Faeröer en de visserijen niet gelijk zijn.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het kabinet de mening deelt dat de Noordzeeharing al sinds 2006 voldoet aan de MSY-doelstelling en dat de reden voor het aanpassen van het beheerplan juist is dat het huidige beheer leidt tot onderbenutting.

De Noordzeeharing voldoet inderdaad sinds 2006 aan MSY en wordt momenteel onderbenut. Het kabinet streeft ernaar om de visserijsterfte kleiner of gelijk aan het MSY-niveau (uitgedrukt in visserijsterfte) te houden. MSY is evenwel het optimale niveau.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de reden dat de Europese Commissie voorstelt om bij de vaststelling van de 2013-TAC voor makreel in te zetten op een extra korting voor de EU en Noorwegen (bovenop de 15 procent korting als verhoogd aandeel voor IJsland en Faeröer) is om daarmee de mogelijkheid te creëren om ergens in 2013 een sanctiemaatregel in te stellen tegen beide landen.

Ik deel uw mening dat een extra korting van makreelquotum voorbarig is niet. De juristen van de Europese Commissie en de Raad hebben duidelijk gemaakt dat om sanctiemaatregelen te kunnen nemen, de EU zelf van onbesproken gedrag moet zijn en recht moet doen aan de veranderde verspreiding van bestand en daardoor de vangstmogelijkheden voor Faeröer en IJsland. Ik zie de toepassing van de sanctieverordening als enige oplossing in het al jaren lopende conflict over de makreel. We moeten op korte termijn maatregelen nemen om instorting van het bestand te voorkomen. De maatregelen op grond van de sanctieverordening kunnen alleen worden ingezet op het moment dat aan alle voorwaarden is voldaan. Over deze verordening heb ik uw Kamer op 20 januari jl. via een BNC-fiche geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 1341). Hoewel de verordening inmiddels is aangenomen door de Raad en het Europees Parlement is op dit moment nog niet besloten tot het inzetten ervan.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Europese Commissie en de Raad voor 2013 ondanks de huidige juridische patstelling en de positie van Noorwegen wederom de TAC voor westelijke horsmakreel gaan vaststellen op basis van het beheerplan en roepen het kabinet op zich hiervoor sterk te maken.

Het beheerplan uit 2007 is helaas nooit aangenomen vanwege een dispuut over de wettelijke basis. Los daarvan heeft ICES destijds geconcludeerd dat het plan op korte termijn voldeed aan het voorzorgsbeginsel, maar dat ze voor de lange termijn geen uitspraken kon doen. Derhalve heeft de Pelagische RAC geadviseerd om als tijdelijke oplossing de TAC conform het beheerplan vast te stellen, ICES het plan in 2013 te laten evalueren en indien nodig medio 2013 de TAC aan te passen. Ik steun dit advies van de Pelagische RAC.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in de visserijsector volledig gedocumenteerde visserij wordt gesteund, vragen of het kabinet de mening deelt dat volledig gedocumenteerde visserij niet hetzelfde is als het uitrusten van alle schepen met videosystemen (CCTV).

Deze stelling is feitelijk correct, want andere middelen zijn ook mogelijk, zoals waarnemers aan boord. Maar waarnemers die dezelfde dekking (24 uur per dag, 7 dagen per week) hebben als de CCTV, lijkt mij voor de sector een zware last. De pilot met CCTV dient om uit te zoeken of het middel kosteneffectief en praktisch is. Om de pilot goed uit te kunnen voeren, dienen er geen belemmeringen te zijn waardoor vissers niet meer willen meedoen. Wel moet eventueel misbruik van de extra quota worden voorkomen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook of het kabinet de mening deelt dat er nog veel technische problemen zijn en ook dat (automatische) verwerking van die camerabeelden complex is.

Het gaat hier om een verkenning om te zien of de pilot in Denemarken en Schotland ook toepasbaar is in de Nederlandse situatie. Dat er daarbij aanloopproblemen zijn is logisch, maar voor het trekken van conclusies vind ik het nog te vroeg.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het kabinet aankijkt tegen het feit dat de Europese Commissie enerzijds toepassing van individueel overdraagbare quota bepleit, maar tegelijkertijd de verdere ontwikkeling van volledig gedocumenteerde visserij door quotumoverdrachten niet meer toestaat.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Ten slotte vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wat het opschorten van de onderhandelingen met Noorwegen concreet betekent voor de gezamenlijk beheerde bestanden en of het kabinet de mening deelt dat voor deze bestanden er daarom geen definitief besluit kan worden genomen over de TAC voor 2013, maar dat nu alles op alles moet worden gezet om zo goed mogelijk voor te sorteren op de derde onderhandelingsronde in januari.

Deze situatie deed zich ook in 2009 voor. De EU zal dan in december 2012 voorlopige TACs moeten vaststellen die voldoende zijn om te kunnen vissen tot de eerste aanpassing van de verordening (mogelijk april 2013) ter implementatie van een akkoord met Noorwegen, hopelijk eind januari 2013.

Vragen van de leden van de Groenlinks-fractie

Vaststelling vangstmogelijkheden visserij 2013

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar mijn reactie op de stelling dat als we op de huidige voet doorgaan qua visserij we niet alleen grote ecologische risico’s nemen, maar ook spelen met de bestaanszekerheid van de Europese vissers.

Gezonde, duurzaam geëxploiteerde visbestanden bieden de beste sociaaleconomische perspectieven voor de visserijsectoren. Het beheer van visbestanden op MSY-niveau is hierop gericht. Dit geldt ook voor de inzet bij de hervorming van het GVB, waarbij het tegengaan van discards een belangrijke rol speelt in het duurzaam beheer van bestanden.

Op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie of ik de positieve effecten van de MSY-aanpak onderken, kan ik melden dat ik het op dit punt eens ben met de Europese Commissie: de aanpak begint reeds vruchten af te werpen in de vorm van meer vis voor de consumenten en zal op de lange termijn kunnen leiden tot meer banen en tot inkomensgroei.

Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe volgens mij de positieve effecten van de MSY-aanpak zich tot de veronderstelde negatieve gevolgen verhouden.

De afweging van de positieve versus de negatieve effecten heeft ertoe geleid dat de Visserijraad in juni jl. het standpunt heeft aangenomen dat MSY waar mogelijk in 2015 bereikt wordt en voor de overige bestanden uiterlijk in 2020. Als het gaat om nadelige uitwerking op de stabiliteit van sommige lokale Europese sectoren, waar de leden van de GroenLinks-fractie aan refereren, moet ik aanvullen dat het dan gaat om specifieke visserijen, veelal kleinschalig van karakter, op bestanden die nog ver af zitten van MSY-niveaus.

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen ook op de noodzaak om voorzichtig te handelen waar het gaat om vissoorten waarvoor ICES nog geen op maat gesneden advies kan geven. De leden vragen waarom het kabinet in deze kwestie niet de aanpak van de Europese Commissie volgt.

Ik ben het ermee eens dat het voorzorgsprincipe hier toegepast moet worden. Maar het is nog wel de vraag of een automatische korting met 20 procent dan terecht is. Er is immers geen wetenschappelijk advies. Het is daarom ook onmogelijk om op voorhand waarborgen te geven dat een minder sterke daling niet zal leiden tot overbevissing. De oorzaak van het probleem is het gebrek aan (een goede kwaliteit van) gegevens en de oplossing moet gezocht worden in de aanpassing van de Data Collectie Verordening, niet in een arbitraire verlaging van de TAC.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik kan verzekeren dat als er op de huidige manier wordt doorgevist op vissoorten waarvoor ICES niet genoeg gegevens beschikbaar heeft, er geen onherstelbare schade wordt aangericht aan deze visbestanden en of ik het met deze leden eens ben dat het onaanvaardbaar zou zijn wanneer dit wel gebeurt.

Absolute garanties zijn natuurlijk niet te geven. De wetenschappelijke adviezen zijn altijd het uitgangspunt bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden. Daarbij hanteren we het voorzorgsprincipe juist om onherstelbare schade aan bestanden te voorkomen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe ik de kwaliteit van de tegenstrijdige adviezen over horsmakreel van de Pelagische Regionale Advies Raad en ICES beoordeel en welke argumenten hierbij voor mij doorslaggevend zijn. Verder vragen de leden van de GroenLinks-fractie of ik kan garanderen dat een status quo met betrekking tot de horsmakreel geen onherstelbare schade zal aanrichten aan dit visbestand.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie. Voor de horsmakreel in de Noordzee wordt een beheerplan ontwikkeld dat per definitie duurzaam moet zijn.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of waar het gaat om horsmakreel de belangen van de visindustrie prevaleren boven een duurzame toekomst voor de visbestanden.

Naar mijn opvatting zijn deze belangen verenigbaar en prevaleren de belangen van de visindustrie niet boven de visbestanden. De meerjarenplannen en de toegestane vangstmogelijkheden moeten juist leiden tot duurzame, gezonde visbestanden die voor de visserijsectoren perspectief bieden op continuïteit, ook op de langere termijn. Ook als dat op de korte termijn betekent dat er minder visserijmogelijkheden zijn. Een duurzaam visstandbeheer is juist de basis voor sociaaleconomisch perspectief voor de visserijsectoren.

Verslag Landbouw- en Visserijraad 28 en 29 november 2012

De fractie van GroenLinks vraagt naar de equivalentie van de vergroeningsmaatregelen.

Voor het antwoord verwijs ik graag naar de beantwoording van vragen hieromtrent van de fractie van de PvdA.

De fractie van GroenLinks wil graag weten, in relatie tot de baseline, welke mogelijkheden ik zie om dubbele betalingen te voorkomen.

Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord daarover aan de CDA-fractie.

De GroenLinks-fractie vraagt mij hoe andere lidstaten denken over het loskoppelen van de basis- en vergroeningspremie

Een meerderheid van lidstaten is de mening toegedaan dat de vergroeningsbetaling losgekoppeld moet zijn van de basispremie. In de kwartaalrapportage van september heb ik aangegeven dat ook in het Europees Parlement zich daar een meerderheid voor lijkt af te tekenen.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De SGP-fractie vraagt naar de vervolgstappen in de onderhandelingen over het MFK en geeft aan dat eventuele bezuinigingen op het GLB-budget bij voorkeur op de tweede pijler of de vergroening zouden moeten neerslaan in plaats van op de directe betalingen.

Ik verwijs hiervoor naar de geannoteerde agenda voor de Europese Raad van 22 en 23 november jl. (kamerstuk 21 501-20, nr.702). Ook wijs ik op de aangenomen motie Lodders cs (21 501-32, nr. 666) die de regering verzoekt in de onderhandelingen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het budget daarvoor in te zetten op de handhaving van de huidige verdeling tussen de eerste en de tweede pijler.

De fractie van de SGP vraagt mij hoe ik verder ga met de motie Graus/Dijkgraaf (Kamerstuk 21 501-32 nr. 664) over de ontkoppeling van de basis- en vergroeningspremie.

Gezien het krachtenveld, zoals ik dat geschetst heb in mijn antwoord op de vraag ter zake van GroenLinks, is een verdere inzet van mijn kant naast het blijven uitdragen van de lijn niet nodig.

De fractie van SGP vraagt naar de vormgeving van een mogelijk overgangsregime als niet tijdig een akkoord over het GLB gesloten kan worden.

Ik verwijs hierbij naar het antwoord aan de PvdA-fractie.

Het antwoord op de vraag van de SGP-fractie over equivalente vergroeningsmaatregelen heb ik meegenomen in het antwoord op de vraag van de PvdA-fractie ter zake.

Invoerheffing eieren

De leden van de SGP-fractie vragen of de veronderstelling juist is dat de Europese Commissie van plan is om invoerheffingen voor eieren van buiten de Europese Unie te halveren.

Hierover zijn separaat vragen gesteld door de Kamer. Ik zal deze voor het kerstreces beantwoorden.

Streefdatum MSY

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de Europese Commissie ervoor gekozen heeft om in weerwil van de algemene oriëntatie over de hervorming van het GVB de streefdatum voor het bereiken van MSY onverwacht aan te scherpen en vragen het kabinet bij zijn inzet het gemengde karakter van de Nederlandse visserijen nadrukkelijk mee te nemen.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Patstelling meerjarenplannen

De leden van de SGP-fractie vragen naar het effect van de patstelling bij het kabeljauwherstelplan op de zeedagen in 2013 voor kabeljauw en platvis. Tevens wijzen deze leden op de relatie met het platvisbeheer. Ook wensen deze leden geïnformeerd te worden over de uitkomst van de Scheveningen Groep.

Ten aanzien van de relatie met het platvisbeheer en de uitkomst van de Scheveningen Groep verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de leden van de fracties van het CDA en de ChristenUnie. Het voorzitterschapcompromis maakt het mogelijk dit jaar te besluiten tot een bevriezing van de zeedagen voor kabeljauw. Zonder een dergelijk besluit zal er waarschijnlijk geen draagvlak zijn voor een bevriezing van de platvisdagen. Het volgen van het voorstel van de Europese Commissie betekent dat in de komende Raad besloten zal moeten worden tot een reductie van de kabeljauwdagen. Na aanneming van het Commissievoorstel in codecisie in de loop van volgend jaar kan, zo is het voorstel van de Europese Commissie, een bevriezing van de zeedagen met terugwerkende kracht worden gerealiseerd.

De leden van de SGP-fractie vragen ook welke consequenties de patstelling tussen Europese Commissie, Raad en Europees Parlement over de meerjarenplannen heeft voor de uitvoering van meerjarenplannen voor het westelijke horsmakreelbestand, of de TAC voor 2013 voor dit bestand wordt vastgesteld op basis van het meerjarenplan en of het kabinet zich daarvoor wil inzetten.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie.

Gegevensarme bestanden

De leden van de SGP-fractie steunen het kabinet in haar verzet tegen de TAC-kortingen voor de gegevensarme bestanden van tarbot en griet en vragen waarom het kabinet deze lijn niet doortrekt naar andere gegevensarme bestanden.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie.

Makreel

De leden van de SGP-fractie vragen of de veronderstelling juist is dat de Europese Commissie voor makreel inzet op een extra TAC-korting bovenop de door wetenschappers geadviseerde korting om quotum te reserveren voor IJsland en de Faeröer met het oog op te nemen sanctiemaatregelen.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie.

Ook vragen de leden van de SGP-fractie of het kabinet kan aangeven aan welke sanctiemaatregelen gedacht wordt en hoe zij de haalbaarheid en effectiviteit van deze maatregelen inschat.

Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De fractie van de PvdD vraagt mij naar de invulling van de vergroeningsmaatregelen en naar de voorstellen voor een alternatieve invulling. Voor het antwoord hierop verwijs ik naar de beantwoording op de vraag van de PvdA-fractie ter zake. Hierin is ook mijn antwoord opgenomen over de equivalentie van alternatieve vergroeningsmaatregelen, waaronder duurzaamheidscertificaten.

In aanvulling daarop wil ik graag opmerken dat ik goede kansen zie in het toepassen van agrarisch natuurbeheer ter invulling van de vergroeningsverplichting. Zo is in de voorstellen van de Europese Commissie invulling van de vergroeningsmaatregel «ecologisch aandachtsgebied» mogelijk met uitsluitend braaklegging. Een alternatieve invulling via bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer lijkt mij al snel waardevoller voor bijvoorbeeld de biodiversiteit. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit Alterra-rapport 2 296 van 2012, waarin aangegeven is dat deze gebieden vooral meerwaarde kunnen leveren indien doelgericht beheer wordt toegepast.

De PvdD-fractie vraagt naar een nadere duiding van mogelijke alternatieven om dubbele betalingen te voorkomen.

Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op de vraag hierover van GroenLinks.

De fractie van de PvdD vraagt mij of de vergroeningsmaatregelen niet mogelijk al vooruitlopend op een overeenkomst over het GLB kunnen worden ingevoerd.

Dat is binnen de Europese regels niet mogelijk en ook onwenselijk omdat daardoor het gelijk speelveld wordt aangetast.

Vaststelling vangstmogelijkheden visserij 2013

De leden van de PvdD-fractie vragen bevestiging dat mijn algemene steun voor de aanpak van de Europese Commissie ook geldt voor alle voorgestelde dalingen van de voor Nederland belangrijke vangstmogelijkheden en vragen – in het geval dat het kabinet niet wil instemmen met alle voorstellen – een overzicht van de voorstellen die het kabinet niet steunt (met een toelichting).

Hieronder is een dergelijk overzicht in tabelvorm weergegeven.

Gegevensarme bestanden

Bestand

TAC 2012

(ton)

Advies ICES voor 2013

Voorstel Europese Commissie

Inzet kabinet

Grote zilvervis

4 316

«reduceer 10%»

12% reductie

– 10% conform advies

Tarbot en griet

4 642

«vangsten niet toenemen»

onbekend

Status quo conform advies

Tongschar en witje

6 391

Tongschar: «geen toename vangsten»

Witje: «reduceer»

onbekend

Beperkte daling akkoord

Schar en bot

18 434

«vangsten niet toenemen»

onbekend

Beperkte daling akkoord

Horsmakreel (Noordzee)

44 180

«reduceer 20%»

PRAC-advies

Volg advies Pelagische Regionale Advies Raad: instemmen met stapsgewijze reductie tot – 20%, ontwikkel beheerplan 2013

Voor Nederland belangrijkste vangstmogelijkheden in gedeeld beheer met derde landen

Voor alle bestanden zijn beheerplannen, die voor haring wordt aangepast. Voor al deze bestanden zijn nog geen formele voorstellen van de Europese Commissie gedaan. Met uitzondering van de tong worden deze gedeeld met Noorwegen en/of kuststaten.

Bestand

TAC 2012

(ton)

Advies ICES voor 2013

Voorstel Europese Commissie

Inzet kabinet

Schol

84 410

+15%

onbekend

Conform ICES advies

Tong

16 200

– 15%

onbekend

Conform ICES advies

Kabeljauw

26 475

– 20%

onbekend

Conform ICES advies + technische maatregelen om discards te voorkomen

Haring Noordzee

405 000

Beheerplan aanpassen

onbekend

Aanpassen beheerplan conform ICES advies, gericht op MSY in 2 915 en laag afbreukrisico

makreel

577 553

– 15% tot

– 22%

onbekend

Terughoudende quota

Horsmakreel westelijke wateren

183 000

– 31%

onbekend

Volg advies Pelagische Regionale Advies Raad: instemmen gelijke TAC, beheerplan evalueren in 2013 en evt TAC bijstellen

Atlanto-scandian haring

833 000

– 26%

Conform advies

Conform ICES advies

De leden van de PvdD-fractie vragen het kabinet om aan te geven in hoeveel gevallen voor een bepaald bestand een TAC aan één enkele lidstaat wordt toegewezen en welke lidstaten en bestanden het hier betreft.

Het gaat om slechts een paar bestanden, waaronder de Clyde-haring (klein lokaal bestand) die door het Verenigd Koninkrijk wordt bevist.

De leden van de PvdD-fractie vragen waarom het kabinet tegen het automatisch doorvoeren van een korting van 20 procent is op de TAC van bestanden waarover weinig gegevens bekend zijn en wat het kabinet dan verstaat onder het hanteren van het voorzorgsprincipe. Ook stellen deze leden een aantal vragen over mogelijke overbevissing in relatie tot een benadering van geval tot geval bij gegevensarme bestanden.

Voor de gegevensarme bestanden moet wat mij betreft een case-by-case-benadering gelden. Voor mijn standpunt verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de PvdD-fractie vragen hoe het kabinet aankijkt tegen de MEY-benadering (maximaal economische vangst).

In de Tweede Kamer is al eerder met elkaar van gedachten gewisseld over MEY bij de behandeling van de voorstellen van het GVB. Daarbij is aangegeven dat het kabinet nu wil vasthouden aan de gemaakte afspraken voor MSY. Niet alleen omdat dit zo afgesproken is, maar ook omdat er inhoudelijke bezwaren zijn tegen de toepassing van MEY. MEY is namelijk een sterk prijsgedreven doelstelling en daarmee een bewegend doel, dat de stabiliteit niet ten goede komt.

Ten aanzien van de kwetsbare soorten als haaien en roggen vragen de leden van de PvdD-fractie of het kabinet de mening deelt dat de genoemde maatregelen nog niet voldoende zijn om optimale bescherming te bieden en waarom het kabinet niet inzet op een uitbreiding van de lijst van verboden soorten in plaats van handhaving.

Frankrijk en Spanje willen juist soorten van de lijst halen. Handhaving van de huidige lijst is nu mijn eerste prioriteit. Volgend jaar zal de lijst door ICES worden geëvalueerd en dan zal worden bekeken of er aanpassingen nodig zijn.

Aanpassing van het langetermijnbeheerplan voor kabeljauw

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen naar de gevolgen van de impasse voor de bescherming van het kabeljauwbestand. Tevens pleiten deze leden ervoor om op basis van codecisie te besluiten over de oogstregel in het kabeljauwherstelplan en benadrukken zij de betrokkenheid van het Europees Parlement. Verder wensen deze leden te vernemen waarom het kabinet verzocht heeft dit te agenderen en waarom het kabinet zich nog beraadt op zijn standpunt ten aanzien van het voorzitterschapscompromis. Tot slot informeren de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren naar de samenstelling van de blokkerende minderheid in de Raad tegen het voorstel van de Europese Commissie.

Ik verwijs hier naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie. Nederland heeft verzocht om agendering van dit voorstel in de Raad omdat een besluit hierover de relatie met het Europees Parlement raakt en vergaande consequenties heeft voor andere meerjarenplannen. Ik acht evenals de fractieleden van de Partij voor de Dieren het medebeslissingsrecht voor het Europees Parlement een belangrijke verworvenheid van het Verdrag van Lissabon. Het gaat hier evenwel niet, zoals de Partij van de Dieren suggereert, om het zomaar aan de kant schuiven van het Europees Parlement. In feite is hier de interpretatie van het Verdrag van Lissabon aan de orde en meer in het bijzonder wat de Raad kan besluiten op basis van artikel 43 lid 2 (codecisie) en wat op basis van artikel 43 lid 3 (besluit van de Raad zonder betrokkenheid van het Europees Parlement) van dat Verdrag. In het algemeen zijn de meerjarenplannen een effectief instrument voor het visstandbeheer. De impasse heeft ertoe geleid dat de afgelopen jaren geen besluiten zijn genomen over de meerjarige beheerplannen. Ten aanzien van het kabeljauwherstelplan is gebleken dat dit plan niet heeft geleid tot een effectieve bescherming van het kabeljauwbestand en dat aanpassing van dit plan noodzakelijk is. Er lijkt een blokkerende minderheid tegen het voorstel van de Europese Commissie te zijn die bestaat uit Frankrijk, België, Spanje, Portugal, Polen en Italië.

Illegale praktijken en dierenwelzijnsproblemen Europese melkveehouderij

De PvdD-fractie geeft aan zich naar aanleiding van een artikel in het tijdschrift «De Boerderij» zorgen te maken over de ernstige dierenwelzijnsproblemen en illegale praktijken binnen de melkveehouderij in verschillende Europese lidstaten.

Het artikel geeft nogmaals aan dat er op het gebied van dierenwelzijn op de melkveehouderij in de verschillende Europese lidstaten nog verbeteringen mogelijk en ook nodig zijn. In oktober 2011 is door toenmalig staatssecretaris Bleker in een brief aan de EU-Commissaris voor Gezondheid en Consument aandacht gevraagd voor het opstellen van Europese regelgeving op het gebied van melkvee. Ik zal me blijven inzetten om het onderwerp op de agenda te krijgen in het kader van de toekomstige EU-kaderregelgeving dierenwelzijn.

CITES

De fractie van de PvdD vraagt mij naar de Nederlandse inzet op de voorstellen voor de CITES conferentie die in maart 2013 plaatsvindt.

Dit onderwerp staat niet geagendeerd voor de Landbouw- en Visserijraad van december. Over mijn inzet zal ik u op korte termijn per brief informeren.

III Volledige agenda

  • Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 18-20 december 2012 Brief regering – minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp – 7 december 2012 – Kamerstuk 21 501-32-668

  • Verslag Landbouw- en Visserijraad d.d. 28 en 29 november 2012 Brief regering – minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp – 7 december 2012 – Kamerstuk 21 501-32-667

  • Fiche: Verordening vangstmogelijkheden autonome EU bestanden 2013 Brief regering – minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 30 november 2012 – Kamerstuk 22 112-1518

Naar boven