21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1609 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 december 2023

In antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 mei jl. geef ik u hierbij, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mijn reactie op de brief van Dierenbescherming, LTO-NOP, ANEVEI, NVP, COBK en Nepluvi met de titel «Import van pluimveevlees en eieren met lagere standaarden»1.

Eerst ga ik in bredere zin in op het handelsbeleid van het kabinet en daarna ga ik nader in op de specifieke opmerkingen uit de bovenvermelde brief.

Nederland heeft als middelgrote economie met een open karakter belang bij een open, eerlijk en op regels gebaseerd internationaal handels- en investeringssysteem. Landbouw- en agrifoodbedrijven zijn vaak verweven in mondiale productieketens. Voor veel producten zijn grondstoffen en halffabricaten uit derde landen nodig of is afzet naar derde landen nodig voor producten die op de Europese markt niet of onvoldoende afgezet kunnen worden, of meer kunnen opbrengen bij export. Veel Nederlandse ondernemers hebben baat bij handelsakkoorden, aangezien daarmee wederzijdse markttoegang wordt gefaciliteerd, o.a. door verlaging of afschaffing van importtarieven, ook voor duurzame producten uit Nederland.

Tegelijkertijd beschermt de Europese Unie de eigen landbouwproductie waar nodig met relatief hoge buitentarieven. Uit het WTO-profiel van de EU2 blijkt dat het «trade weighted» gemiddelde buitentarief op industriele goederen uitkomt op 2,5% terwijl dit voor landbouwgoederen 8,4% is. Voor producten die worden gezien als «gevoelig», zoals pluimveeproducten, worden vaak veel hogere tarieven gehanteerd dan dit gemiddelde van 8,4% en wordt markttoegang gereguleerd via quota. Verordening nr. 1484/95 beschermt in het bijzonder de invoer van pluimveevlees en eieren met aanvullende invoerrechten, hetgeen geschiedt op basis van gedetailleerd maandelijks toezicht op de invoer door de Commissie en de lidstaten. Mede als gevolg van deze tarieven is de import van pluimveevlees relatief gezien beperkt en bovendien is de EU een netto exporteur: in 2022 produceerde de EU 13 miljoen ton pluimveevlees en consumeerde 12 miljoen ton pluimveevlees.3

Dit laat onverlet dat het kabinet de zorgen begrijpt zoals die geuit worden in de brief van 7 maart 2023. Nederlandse producenten moeten in sommige gevallen concurreren met geïmporteerde producten die niet altijd aan dezelfde dierenwelzijnsregels voldoen die hier gelden. Ook is het kabinet zich bewust van concurrentie die marktpartijen kunnen ervaren bij plotse stijging van invoer uit derde landen.

In het kabinetsstandpunt4 over de verlenging van de tijdelijke opschorting van importheffingen voor producten uit Oekraïne zijn de zorgen benoemd over de toegenomen concurrentie die (delen van) de pluimveevlees- en eierensectoren ervaren als gevolg van de toegenomen invoer van pluimveevlees en eieren uit Oekraïne. Het kabinet hecht sterk aan de monitorings- en rapportageverplichting van de Commissie aan de lidstaten en de vrijwaringsclausule in de verordening5. Het is belangrijk dat ernstige marktverstoringen tijdig kunnen worden vastgesteld door de Europese Commissie en er, indien nodig, binnen een redelijke termijn ingegrepen kan worden. Het kabinet hecht verder aan het bredere markttoezicht dat de Europese Commissie uitvoert op de pluimveemarkt en die voor eieren.

Hieronder staat de kabinetsreactie op de in de brief geuitte wensen tot actie:

1)

Erken de status van kippenvlees en eieren in internationaal handelsverband als kwetsbare oftewel «sensitive products».

Pluimveevlees en eieren worden reeds als gevoelige producten erkend in het kader van het Europese handelsbeleid. Daarom wordt er voor deze producten zowel in WTO-verband als bij handelsakkoorden gewerkt met tariefheffingen en quota.

2)

We verwachten dat het standpunt van de Nederlandse overheid inzake EU-handelsverdragen is dat de EU-regels onverkort voor import moeten gelden. Wees in dit verband ook nu al scherp op lopende onderhandelingen (bijvoorbeeld Mercosur, Thailand), en op eventuele herijking van inmiddels tot stand gekomen EU-afspraken met derde landen (bijvoorbeeld associatieovereenkomst EU–Oekraïne). Indien dit niet is geregeld in handelsverdragen, verwachten we dat Nederland tegen stemt.

3)

Zorg voor een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de EU-wetgeving inzake duurzaamheidsstandaarden en dierenwelzijnseisen voor import uit derde landen.

4)

Bij de totstandkoming van nieuwe EU-regelgeving verwachten we dat Nederland ervoor pleit dat in die regelgeving wordt opgenomen dat zij ook geldt voor alle importen.

Handelsverdragen doen niet af aan de regels die gelden voor in de EU op de markt te plaatsen producten, daaronder begrepen geïmporteerde producten. Eisen die de EU stelt aan producten (productstandaarden), zoals voedselveiligheidseisen, gelden derhalve ook voor importen. Waar het gaat om regels betreffende de wijze van productie (productiestandaarden), zoals dierenwelzijn, geldt dat derde landen – evenals de EU – een «right to regulate» hebben. Het is slechts in beperkte mate mogelijk in handelsverdragen afspraken te maken over dergelijke productiestandaarden omdat deze raken aan het nationale systeem van wetten en regels dat derde landen – net als de EU – niet lichtvaardig aanpassen.

Gedurende onderhandelingen over handelsakkoorden heeft het kabinet aandacht voor specifieke gevoeligheden op de interne markt en brengt deze structureel onder de aandacht van de Europese Commissie, niet alleen met betrekking tot landbouwgoederen, maar ook met betrekking tot de te verwachten handelsstromen van alle goederen en diensten. Uiteindelijk beoordeelt het kabinet elk onderhandelingsresultaat afzonderlijk, en zal daarbij steeds een integrale weging maken van alle voor- en nadelen.

Het Associatieakkoord met Oekraïne is van een andere orde dan veel andere handelsverdragen, gezien de bereidheid van Oekraïne grote delen van het EU-acquis over te nemen. In het Associatieakkoord heeft Oekraïne zich gecommitteerd aan overname van EU wet- en regelgeving die belangrijk is voor een goede werking van de interne markt inclusief volledige overname en implementatie van het EU sanitary and phytosanitary (SPS) acquis waaronder de EU-regelgeving voor dierenwelzijn. Dit omvat ook het verbod op legbatterijen. Dit overnameproces is reeds in gang gezet en heeft tijd nodig. Na implementatie van de EU-regelgeving door Oekraïne zullen geïmporteerde producten voldoen aan de Europese regels voor dierenwelzijn. Hier is geen herijking van bestaande afspraken onder het Associatieakkoord voor nodig.

In zijn algemeenheid zet het kabinet, naast de afspraken die worden gemaakt in bilaterale (handels-)verdragen van de EU, en het platform voor dialoog dat deze akkoorden bieden, via verschillende internationale fora in op het mondiaal verhogen van productiestandaarden6 en het onderzoeken van de mogelijkheden daartoe. In multilateraal verband zet Nederland zich bijvoorbeeld in voor verbetering van dierenwelzijnsstandaarden via samenwerking binnen de World Organisation of Animal Health (WOAH)7.

Naast het multilaterale en het bilaterale spoor wordt op dit moment ook op EU-niveau gewerkt aan mogelijke voorstellen voor autonome maatregelen, waaronder op het gebied van dierenwelzijn. Het kabinet heeft bij de landbouw- en visserijraad van 26 en 27 juni jl. het belang van hoge productiestandaarden benadrukt en aangegeven uit te kijken naar de impact assessment van de herziening van de Europese dierenwelzijnsregelgeving, waarbij de Commissie ook zal kijken naar import uit derde landen.8 Onderdeel daarvan zijn mogelijke dierenwelzijnsregels voor producten uit derde landen die gelijkwaardig zijn aan die van de EU. Overigens betreur ik het dat de Commissie een groot deel van de herziening van de EU-dierenwelzijnswetgeving tot nader order heeft uitgesteld.

Een belangrijke basis voor mogelijke regels met betrekking tot import uit derde landen is gelegd met het op 3 juni 2022 gepubliceerde rapport van de Commissie over de juridische haalbaarheid en rationale van het toepassen van EU gezondheids- en milieunormen op ingevoerde landbouw- en agrovoedingsproducten.9 In dit rapport wordt onder meer aangegeven dat, hoewel de EU niet systematisch dierenwelzijnsstandaarden toepast op geïmporteerde producten uit derde landen, specifieke dierenwelzijnswetgeving wel van toepassing kan zijn op import, bijvoorbeeld als het gaat om het slachten van dieren. Via audits in derde landen ziet de Commissie hier ook op toe. Het rapport maakt ook duidelijk dat uiteindelijk de toepassing van Europese productiestandaarden op geïmporteerde producten per maatregel bekeken moet worden. Autonome maatregelen moeten WTO-conform zijn, er moet gekeken worden naar de technische en economische haalbaarheid van controle mechanismen, en er moet een duidelijk doel zijn waar de voorgestelde maatregel ook aantoonbaar aan bijdraagt. Tot slot geeft de Commissie aan dat er risico’s zijn verbonden aan het nemen van autonome maatregelen. Dat betreft onder meer de mogelijkheid dat een derde land maatregelen aanvecht in het kader van het geschillenbeslechtingssysteem van de WTO.

5) Als en voor zover dezelfde wetgeving nog niet per direct haalbaar is zouden we er voorstander van zijn dat het land van herkomst (waar de dieren worden gehouden) voor alle van buiten de EU geïmporteerde, dierlijke producten, bewerkt en onbewerkt, zichtbaar, leesbaar en herkenbaar moeten zijn en blijven op producten die worden aangeboden aan de consument.

Om redenen die hierboven zijn genoemd, is het onverkort overnemen van EU-wetgeving door derde landen niet de inzet van het kabinet. Wel geldt dat alle import, naast alle in de EU geldende productstandaarden, moet voldoen aan de etiketteringseisen van de EU. Dat betekent dat primaire producten als verse eieren en pluimvee,-, rund- en varkensvlees al herkenbaar over herkomst geëtiketteerd moeten zijn. Het kabinet is ten algemene voorstander dat ook voor bewerkt vlees een Europese verplichting voor herkomstetikettering komt. Dit zou geregeld moeten worden door wijziging van de Europese levensmiddelenverordening 1169/2011. De Commissie heeft onder de boer-tot-bord-strategie aagekondigd met een wijzigingsvoorstel te komen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Brief Kamercommissie LNV 2023Z07924/2023D20789.

X Noot
4

Kamerstuk 36 045, nr. 154.

X Noot
5

EU Verordening (EU) 2022/870 van 30 mei 2022 inzake tijdelijke handelsliberaliseringsmaatregelen binnen de Associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraine.

X Noot
6

In tegenstelling tot productiestandaarden die standaarden mbt duurzaamheid betreffen zoals dierenwelzijn en milieu, hebben productstandaarden tot doel om nationale veiligheid en volksgezondheid te beschermen. Bij import uit derde landen moeten goederen onverkort voldoen aan EU productstandaarden.

X Noot
7

Kamerstuk 28 286, nr. 1063.

X Noot
8

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1563.

Naar boven