21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 374 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2015

Op 18 juni aanstaande vindt de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, in Luxemburg plaats.

Het belangrijkste onderwerp van deze Raad is het lopende Europees Semester. De Raad zal door middel van een beleidsdebat haar bijdrage leveren aan de bespreking van het Europees Semester in de Europese Raad van 25–26 juni.

Naar verwachting zullen de lidstaten verder tot een algemene oriëntatie komen over een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Ook zullen er naar verwachting voortgangsrapporten aangenomen worden inzake het richtlijnvoorstel «genderbalans bij beursgenoteerde bedrijven» en het richtlijnvoorstel «gelijke behandeling tussen personen ongeacht godsdienst of overtuiging handicap leeftijd of seksuele geaardheid» aangenomen worden.

Tot slot zijn er Raadsconclusies voorzien over «het dichten van de pensioenverschillen tussen mannen en vrouwen» en een rapport van de Europese Rekenkamer over de implementatie van de Jeugdgarantie.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 18 juni 2015

Agendapunt: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Commissarissen

Aard van de bespreking:

Voortgangsrapport (Interinstitutioneel dossier: 2012/0299 (COD)))

Voorstel en toelichting

Het doel van de richtlijn is:

  • 1. dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 van de leden van raden van commissarissen tenminste 40% vrouw, dan wel tenminste 40% man is;

  • 2. dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het richtlijnvoorstel gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor raden van commissarissen, en

  • 3. dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria, waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.

Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze sancties opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.

De onderhandelingen onder het Lets voorzitterschap hebben weinig voortgang geboekt.

Nederlandse opstelling

Nederland onderschrijft het belang om een sterkere positie van vrouwen in de top van bedrijven te bevorderen, maar vindt niet dat hier op Europees niveau maatregelen voor moeten worden genomen. Zowel het kabinet als het parlement heeft om die reden eerder een negatieve subsidiariteitsbeoordeling van het voorstel gegeven.

Nederland vormt met een aantal lidstaten, dat soortgelijke bezwaren als Nederland heeft, een blokkerende minderheid.

Agendapunt: Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid

Aard van de bespreking

Voortgangsrapport (Interinstitutioneel dossier: 2008/0140 (CNS))

Voorstel en toelichting

Op 2 juli 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor gelijke behandeling buiten de arbeid, ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Het voorstel schept een kader voor het verbod van discriminatie op de hierboven genoemde gronden.

Nederlandse opstelling

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de totstandkoming van een richtlijnvoorstel op dit gebied. Nederland hecht grote waarde aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder het recht op gelijke behandeling. Nederland is echter wel bezorgd over de wijze waarop de doelstellingen volgens het voorstel gerealiseerd zouden moeten worden. Het oorspronkelijke Commissievoorstel voor de richtlijn bevat veel onduidelijkheden, met name met betrekking tot de reikwijdte, de terminologie en de financiële en administratieve lasten.

De Nederlandse inzet is de richtlijn zoveel mogelijk te laten aansluiten op de nationale beleidskeuzen en, daar waar dat niet mogelijk is, het creëren van voldoende ruimte voor lidstaten om eigen afwegingen te maken bij de naleving van de verplichtingen uit de richtlijn en de nakoming van die verplichtingen waar nodig in de tijd te spreiden. Voorts pleit Nederland voor expliciete en duidelijke afbakening van de werkingssfeer van de richtlijn met inachtneming van de bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de EU, alsmede voor een verduidelijking van de gehanteerde terminologie en de financiële en administratieve impact.

Bijzondere aandacht heeft daarbij de verhouding met het VN-gehandicaptenverdrag (UNCRPD). Nederland heeft de indruk dat de ontwerprichtlijn nog steeds ruimere verplichtingen oplegt dan dit verdrag en daarmee mogelijk grotere financiële en economische consequenties heeft. Dit acht Nederland onwenselijk. Ook de relatie van de richtlijn met de mogelijk toekomstige Toegankelijkheidsakte (Accessibility Act), is onduidelijk. Indien de Toegankelijkheidsakte ten aanzien van de grond «handicap» (deels) hetzelfde terrein zou bestrijken als de richtlijn, zou dit tot rechtsonzekerheid kunnen leiden. Dat dient te worden voorkomen.

Het Letse voorzitterschap heeft twee korte besprekingen aan deze richtlijn gewijd. De redactievoorstellen van het voorzitterschap beogen de reikwijdte van de richtlijn op de onderdelen toegang tot onderwijs en sociale bescherming te verduidelijken. Nederland verwelkomt deze verduidelijkingen. Een groot aantal lidstaten deelt de zorgen van Nederland over de mogelijke financiële, juridische en praktische gevolgen. Een aantal lidstaten is daarnaast tegen het voorstel om redenen van subsidiariteit. Aangezien de besluitvorming met unanimiteit plaatsvindt, verlopen de onderhandelingen zeer moeizaam. De laatste paar jaar worden er slechts enkele raadswerkgroepen per voorzitterschap aan gewijd.

Agendapunt: het Europees Semester 2015: Bijdrage aan de Europese Raad (25–26 juni 2015)

Aard van de bespreking:

  • Debat over de concept Raadsaanbevelingen over de Nationaal Hervormingsprogramma’s 2015 aan elke lidstaat, een analyse van de 2015 Landenspecifieke Aanbevelingen (LSA’s) en de implementatie van de 2014 LSA’s (opinies Werkgelegenheidscomité en Sociaal Beschermingscomité) en de Employment Performance Monitor.

  • Politieke overeenstemming over de landenspecifieke aanbevelingen aan de lidstaten (Interinstitutioneel dossier: 2015/0051 (NLE))).

Voorstel en toelichting

Landenspecifieke Aanbevelingen

De Raad debatteert over de bijdrage aan de Europese Raad op 25–26 juni met betrekking tot de 2015 LSA’s in het kader van het Europees Semester. In totaal zijn drie landenspecifieke aanbevelingen aan Nederland gedaan. Het kabinet heeft hierover een appreciatie opgesteld die op 22 mei jl. aan de Tweede Kamer is gestuurd. De aanbeveling over het verlagen van de bijdragen aan de tweede pijler van het pensioenstelsel voor mensen in de eerste jaren van hun loopbaan, ligt mede op het terrein van de Raad WSBVC. Een bespreking van deze aanbeveling staat geagendeerd voor het AO Pensioenonderwerpen op 10 juni a.s.

Opinies EMCO en SPC

Het Werkgelegenheidscomité (EMCO) heeft een opinie opgesteld over het arbeidsmarktbeleid van de EU-lidstaten over het afgelopen jaar en inzake het 2015 pakket van landenspecifieke aanbevelingen. In het document wordt beschreven dat de lidstaten in het afgelopen jaar additionele ambitieuze hervormingen hebben doorgevoerd om de diverse arbeidsmarkt gerelateerde uitdagingen, zoals o.a. het tegengaan van segmentatie op de arbeidsmarkt en het verlichten van lasten op arbeid, aan te pakken.

EMCO verwelkomt de nieuwe, meer gefocuste en in aantal afgenomen aanbevelingen. Hierbij merkt EMCO op dat het aantal aanbevelingen op het gebied van arbeidsmarktbeleid met de helft is afgenomen en dat er meer aanbevelingen op werkgelegenheidsterrein zijn gedaan. EMCO signaleert dat hervormingen op de arbeidsmarkt cruciaal blijven. Het voorzichtig aantredende economisch herstel zou volgens EMCO niet mogen leiden tot verminderde aandacht en inspanningen voor arbeidsmarkthervormingen.

EMCO verwelkomt de vervroegde publicatie van de landenrapporten. Daarnaast merkt de EMCO op dat, gezien de nieuwe timing van het Europees Semester en de continue interactie tussen lidstaten en de Commissie, dat de rol en de toegevoegde waarde van Nationaal Hervormingprogramma’s onduidelijk is geworden.

Het Sociaal Beschermingscomité (SPC) heeft een opinie opgesteld over het 2015 pakket van landenspecifieke aanbevelingen en de implementatie van de landenspecifieke aanbevelingen uit 2014 op het gebied van sociale bescherming en sociale inclusie. In de opinie wordt aangegeven dat lidstaten vorderingen hebben gemaakt om de dekking en toereikendheid van sociale zekerheid te verbeteren en de link met activering te versterken. Ten aanzien van aanbevelingen inzake de financiële houdbaarheid van pensioenstelsels vindt het SPC ook dat vooruitgang is geboekt. Met betrekking tot de aanbevelingen op het gebied van gezondheidszorg en langdurige zorg, concludeert het SPC dat de meeste lidstaten maatregelen hebben genomen om de houdbaarheid en kosteneffectiviteit te verbeteren. Ten aanzien van het 2015 pakket aan landenspecifieke aanbevelingen, merkt het SPC op dat het aantal aanbevelingen op het gebied van armoede en sociale inclusie ten opzichte van vorig jaar is afgenomen. Dit terwijl in ruim een derde van de lidstaten het risico en de ernst van armoede niet is afgenomen. Ten aanzien van de aanbevelingen op het gebied van gezondheidszorg en langdurige zorg merkt het SPC op dat de 2015 aanbevelingen sterk gericht zijn op houdbaarheid en kosteneffectiviteit, maar dat het daarnaast van belang is om de kwaliteit en toegankelijkheid van gezondheidszorg en langdurige zorg te garanderen. Ook het SPCO verwelkomt de vervroegde publicatie van de landenrapporten.

Employment Performance Monitor

De «Employment Performance Monitor» (hierna: EPM) biedt een overzicht van de situatie op de arbeidsmarkten in de lidstaten van de EU op basis van statische analyses. De kwantitatieve inbreng voor de EPM is afkomstig van het Joint Assessment Framework (JAF). De JAF bestaat uit een groot aantal indicatoren die de ontwikkelingen op het gebied van de arbeidsmarkt bijhouden. In de EPM is voor ieder land een kwantitatief overzicht opgenomen met de voortgang op de belangrijkste JAF-indicatoren. Daarnaast is per lidstaat een tabel opgenomen waarin opvallend goede arbeidsmarktprestaties, maar ook landenspecifieke arbeidsmarktuitdagingen geformuleerd zijn.

Nederlandse opstelling

Nederland kan instemmen met de Commissieaanbeveling over pensioenen. Het kabinet heeft op 22 mei een appreciatie van het voorstel voor landenspecifieke aanbevelingen aan de Tweede Kamer gestuurd. Wel is het kabinet ten aanzien van de pensioenaanbeveling van mening dat er meerdere oplossingen denkbaar zijn om de door de Commissie gesignaleerde uitdaging op het gebied van de verdeling van kosten en risico’s binnen en tussen generaties aan te pakken.

Het kabinet kan de opinies van EMCO en SPC over de 2015 LSA’s en de implementatie van de 2014 LSA’s onderschrijven.

Het kabinet kan de EPM onderschrijven. Voor Nederland zijn de positieve punten vooral het lage aantal NEETs (jongeren zonder baan of opleiding), het relatief geringe risico voor werklozen om in armoede te vervallen en de kleine kloof qua werkgelegenheid tussen mannen en vrouwen. De uitdagingen liggen op het terrein van de arbeidsparticipatie van derdelanders (inwoners zonder EU-nationaliteit), het lage aantal gewerkte uren, segmentatie op de arbeidsmarkt met weinig mobiliteit voor flexwerkers naar vaste banen, een hoge belastingdruk en met name hoge marginale druk voor tweede verdieners (meestal vrouwen), een hoge werkloosheidsval en marginale druk voor werknemers met een laag inkomen en loonontwikkelingen in sectoren die niet geheel in lijn zijn met de productiviteitsontwikkeling (onvoldoende loondifferentiatie).

Agendapunt: Raadsconclusies inzake «het dichten van de pensioenverschillen tussen mannen en vrouwen»

Aard van de bespreking:

Aanname van raadsconclusies (documentnummer nnb)

Voorstel en toelichting:

In deze raadsconclusies worden de lidstaten opgeroepen de genderkloof op pensioengebied zowel voor de huidige als toekomstige cohorten van gepensioneerden aan te pakken, zodat de economische zelfstandigheid van vrouwen en mannen wordt bevorderd en de genderverschillen bij armoede onder ouderen wordt teruggedrongen.

Nederlandse opstelling:

Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies. Vele lidstaten kennen problemen met pensioenverschillen tussen mannen en vrouwen. Voor Nederland is dit probleem vrij beperkt. Doordat de AOW-uitkering door alle ingezetenen wordt opgebouwd speelt in Nederland in de AOW het genderprobleem niet. Ook in de pensioenen is dit probleem beperkt, omdat de meeste Nederlandse regelingen partnerpensioenen kennen, die ervoor zorgen dat de achterblijvers acceptabele pensioenaanspraken blijven houden na het overlijden van partner die het pensioen heeft opgebouwd.

Agendapunt: Raadsconclusies Rapport Europese Rekenkamer inzake de Jeugdgarantie

Aard van de bespreking:

Aanname van raadsconclusies (documentnummer nnb)

Voorstel en toelichting:

De Europese Rekenkamer heeft een rapport over de Jeugdgarantie uitgebracht. Ze definieert drie risicogebieden in de huidige inrichting van de Jeugdgarantie. In deze raadsconclusies wordt gereageerd op dit rapport en de aanbevelingen van de Rekenkamer. De drie belangrijkste aanbevelingen en de reacties daarop in de Raadsconclusies zijn:

  • Aanbeveling Rekenkamer: Lidstaten moeten een duidelijk en compleet overzicht bieden van alle genomen en te nemen maatregelen die onder de Jeugdgarantie vallen. Hierdoor kan de Commissie correct inschatten welke financiële middelen nodig zijn.

    Reactie Raad: Bij de inschatting van de benodigde financiële middelen dient rekening gehouden te moeten worden met de grote diversiteit aan maatregelen op nationaal niveau.

  • Aanbeveling Rekenkamer: De Commissie moet heldere definities geven van de banen, stages of traineeships die mogen worden gefinancierd door middelen gereserveerd voor de Jeugdgarantie.

    Reactie Raad: De Raad verwijst naar haar eerdere aanbeveling om rekening te houden met de grote verscheidenheid aan nationale arbeidsmarkten in de Europese Unie en de behoefte aan een meer pragmatische, resultaatgerichte aanpak in de lidstaten.

  • Aanbeveling Rekenkamer: De Commissie moet een uitgebreid toezichtsysteem voor de jeugdgarantie opzetten, die zowel toeziet op structurele hervormingen als maatregelen gericht op individuen. De resultaten van deze monitoring moet worden gerapporteerd aan het Europese parlement en de Raad.

    Reactie Raad: De Raad benadrukt dat er veel vooruitgang is geboekt op het gebied van toezicht op de uitvoering van de Jeugdgarantie, en noemt in het bijzonder dat de Jeugdgarantie nu is opgenomen in het raamwerk van de Indicatoren groep van het Werkgelegenheidscomité (EMCO).

Nederlandse opstelling:

Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies. Nederland steunt de Jeugdgarantie en daaraan gerelateerde doelstellingen. Nederland ziet de Jeugdgarantie als een inspanningsverplichting aan de lidstaten en geeft daar op eigen wijze op nationaal niveau invulling aan.

Nederland heeft bij de onderhandelingen over de Raadsconclusies enkele kritische kanttekeningen bij dit rapport van de Europese Rekenkamer geplaatst. Het rapport houdt in onvoldoende mate rekening met nationale verschillen in de hoogte van jeugdwerkloosheid en de invulling van de aanpak in relatie tot verschillende gedecentraliseerde regeringen. De Raadsconclusies weerspiegelen de kritische kanttekeningen van Nederland goed.

Agendapunt: Diversen

Aard van de bespreking

Diverse informatiepunten

Voorstel en toelichting

De Raad zal de informatie van het Letse voorzitterschap aanhoren over diverse dossiers, de diverse conferenties die hebben plaatsgevonden onder Lets voorzitterschap en een rapport van de Commissie inzake het transitieregime vrij verkeer van werknemers voor Kroatië. Daarnaast zal Luxemburg als aankomend voorzitter zijn werkprogramma toelichten.

Nederlandse opstelling

Nederland zal de informatie aanhoren.

Naar boven