21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 416 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 november 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 20 november 2017 over de geannoteerde agenda voor de formele Raad voor Concurrentievermogen op 30 november en 1 december 2017 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 415), over de brief van 18 augustus 2017 over het verslag van de Informele Bijeenkomst van Ministers verantwoordelijk voor Concurrentievermogen en Telecom van 17 en 18 juli 2017 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 411), over de brief van 21 augustus 2047 over het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 25 juli 2017 in Tallinn, Estland (Kamerstuk 21 501-30, nr. 413), over de brief van 21 juli 2017 over het Fiche: Mededeling EU-bijdrage aan hervormd ITER-project (Kamerstuk 22 112, nr. 2376), over de brief van 29 september 2017 over de reactie op de openbare consultatie herziening consumentenrecht (Kamerstuk 22 112, nr. 2394), over de brief van 11 oktober 2017 over de stand van zaken onderhandelingen over voorstellen e-kaart (Kamerstuk 22 112, nr. 2403), over de brief van 20 oktober 2017 over het Fiche: Mededeling vernieuwde strategie voor het industriebeleid van de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 2411), over de brief van 10 november 2017 over het Fiche: Verbetering van de aanbestedingspraktijk in Europa (Kamerstuk 22 112, nr. 2426) en over de brief van 10 juli 2047 over de toezeggingen over Big data, richtlijnvoorstel versterking bevoegdheden mededingingsautoriteiten en verhouding grote en kleine partijen op markten (Kamerstuk 24 036, nr. 418).

De vragen en opmerkingen zijn op 24 november 2017 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 28 november 2017 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Diks

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

7

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie constateren in de brief over single digital gateway dat Nederland enkele bezwaren heeft omtrent de single digital gateway. Deze leden vragen of er meerdere landen zijn die dezelfde bezwaren hebben als Nederland. Zo ja, kan de Staatssecretaris dan aangeven om welke landen dit gaat? Wat zijn de consequenties voor Nederland als de meerderheid kiest voor de lijn die vanuit het Estse voorzitterschap is voorgesteld?

De leden van de VVD-fractie vragen wat het beeld is van het huidige Europese concurrentievermogen afgezet tegen de afgelopen jaren. Wat was de inzet van Nederland in de afgelopen jaren?

De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de Europese ruimtevaart welke conclusie de Staatssecretaris trekt voor Nederland naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie van de Europese Commissie. Deze leden vragen op welke wijze de Staatssecretaris de ruimtevaartcapaciteiten verder wil integreren in andere beleidsgebieden en aan welke gebieden wordt dan gedacht.

De leden van de VVD-fractie willen met betrekking tot Horizon 2020 graag weten of de Staatssecretaris nader kan aangeven hoe er gezocht wordt naar een betere samenhang tussen de drie pijlers. Verder vragen deze leden of er meerdere landen zijn die de lijn van Nederland steunen dat er geen verdeling moet plaatsvinden op basis van geografische criteria. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om financiering op basis van geografische criteria te voorkomen?

De leden van de VVD-fractie vragen welke focus de Staatssecretaris voornemens is aan te brengen ten aanzien van het negende Europese Kaderprogramma.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris verwacht dat andere stakeholders ook zullen reageren op de consultatie over de herziening van het consumentenrecht. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat deze andere stakeholders daadwerkelijk zullen reageren? Deze leden onderschrijven het voorlopige standpunt van de Staatssecretaris over het belang van transparantie van online marktplaatsen. Hoe gaat de Staatssecretaris zich inzetten om te voorkomen dat dit gepaard zal gaan met allerhande belemmerende verplichtingen die nieuwe initiatieven de kop indrukken?

Zij delen de mening dat het Nederlandse rechtssysteem leidend moet zijn voor verhaalsrechten. Hoe wil de Staatssecretaris zich inspannen om ons systeem als richtsnoer te gebruiken voor andere landen? Tot slot is het wat deze leden betreft aan landen zelf om sancties op te kunnen leggen. Hoe kan de Staatssecretaris voorkomen dat er weliswaar EU-regels inzake consumentenbescherming zijn, zonder dat dit tot EU-boetes zal kunnen gaan leiden?

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat uit gesprekken met ondernemers en andere stakeholders de nodige zorgen naar voren ten aanzien van de voorstellen over de e-kaart. Deze leden nemen kennis van deze zorgen en vragen hoe de Staatssecretaris hier in komende gesprekken aandacht voor zal vragen. Daarnaast is het van belang dat het doel goed voor ogen wordt gehouden om grensoverschrijdende transacties eenvoudiger maken. Zij vragen daarom met name hoe de Staatssecretaris zich zal inzetten om de zorg voor hoge administratieve lasten te adresseren. Kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de Kamer direct zal worden geïnformeerd over het conceptverslag dat de verantwoordelijke rapporteurs nog dit jaar verwachten te presenteren?

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de verbetering van de aanbestedingspraktijk in Europa. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris wil bijdragen aan het opzetten van een uitgebreide kennisuitwisseling over aanbesteden zonder de voorgenomen prominente rol van het Europees Parlement en de Europese Raad. Zij constateren dat in Nederland ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf (mkb) ongeveer 65% van de aanbestedingen boven de Europese drempelbedragen winnen. Hoewel dit percentage lang niet slecht is, heeft de Staatssecretaris aangegeven in te zetten op nog betere toegang van ondernemers in het mkb tot overheidsopdrachten door onder meer in het traject «Beter aanbesteden» in te zetten op verbetering van proportionaliteit bij aanbestedingen. Het percentage inschrijvingen door het mkb wordt ook meegenomen bij het monitoren van de aanbestedingspraktijk. Is het mogelijk om concrete resultaten voor het mkb van het traject «Beter aanbesteden» inzichtelijk te maken? Deze leden vragen hoe de staatsecretaris de risico’s inschat dat een gelijk speelveld waar zij voorstander van zijn in de internationale markt (dus inclusief derde landen) tot opwaartse druk leidt waardoor wereldwijde grotere spelers het mkb de loef af steken.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de wens van de Europese Commissie om te komen tot betere en toegankelijkere gegevens. De Europese Commissie beveelt een publiek toegankelijk aanbestedingsregister aan. Hoe is dat nu in Nederland geregeld? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat Europese eisen niet leiden tot teveel verhoging van de administratieve lasten voor bijvoorbeeld gemeenten?

De leden van de VVD-fractie horen graag de inschatting van de Staatssecretaris waar de Europese Commissie zou aansturen op extra regels en hoe de Staatssecretaris zich zal inzetten om in een vroegtijdig stadium te voorkomen dat aanbestedende diensten zelf niet de uiteindelijke keuze maken.

Voor wat betreft het zorgen voor een ruimere benutting van strategische overheidsopdrachten zijn de leden van de VVD-fractie geen voorstander van het ontwikkelen van dwingende Europese voorschriften. Denkt de Staatssecretaris dat hierop nu reeds ingezet moet worden? Hoe gaat de Staatssecretaris de Europese Commissie overtuigen?

In zijn algemeenheid willen deze leden weten hoe de Staatssecretaris de Europese Commissie ervan gaat proberen te overtuigen dat de standpunten van de Commissie blijven wat ze zijn: een standpunt met een oproep tot verbetering processen, procedures, et cetera en geen allerlei extra Europese regels.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland het doel van het voorstel van de single digital gateway steunt, maar wel zorgen heeft. Kan de Staatssecretaris specifieker aangeven wat de doorslaggevende elementen zullen zijn voor het bepalen van de uiteindelijke Nederlandse positie? Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven wat de verplichte digitalisering van sommige procedures inhoud voor inwoners die hier gebruik van willen maken maar niet zo makkelijker mee kunnen komen met de digitalisering? Wordt hier rekening mee gehouden in het voorstel? Zo nee, is de Staatssecretaris dan bereid hier aandacht voor te vragen?

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de voorstellen voor de e-kaart niet op de agenda van de raad staan, terwijl in de brief van oktober (Kamerstuk 22 112, nr. 2403) de verwachting werd uitgesproken dat dit wel het geval zal zijn. Wat is de reden dat de voorstellen van de e-kaart niet op de agenda staan? In de betreffende brief lezen deze leden dat uit gesprekken van het ministerie met diverse stakeholders en ondernemers erg veel zorgen naar voren zijn gekomen. Het gaat bijvoorbeeld om de uitvoerbaarheid, de gebrekkige controle- en handhavingsmogelijkheden, het mogelijke misbruik en fraude. Heeft dit ervoor gezorgd dat de Staatssecretaris kritischer is geworden op de e-kaart? In de geannoteerde agenda wordt aangegeven dat Nederland de zorgen die geuit zijn over de e-kaart door stakeholders verder heeft getoetst bij andere lidstaten en de Europese Commissie. Wat waren de resultaten uit deze toetsing?

Verder hebben deze leden vragen over de wijze waarop de Staatssecretaris zich de komende maanden wil gaan inzetten voor verbeteringen aan de voorstellen van de e-kaart. Is de Staatssecretaris bereid zich in te zetten zodat lidstaten de ruimte krijgen om extra controle eisen in te kunnen stellen? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de fraudebestendigheid sterk te verbeteren en de aangeleverde gegevens vooraf en tussentijds te controleren? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om het voor elkaar te krijgen dat de e-kaart slechts een beperkte geldigheidsduur krijgt? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de bouw uit te sluiten bij de start van de e-kaart? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om een lange implementatietermijn voor elkaar te krijgen? Kan de Staatssecretaris aangeven na hoeveel jaar op dit moment gepland is dat de wet wordt geëvalueerd? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een evaluatie na twee jaar?

In het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen en Telecom van 17 en 18 juli 2017 lezen de leden van de CDA-fractie dat een aantal lidstaten het belang benadrukt van het voorstel inzake de e-kaart en meer ambitie zou willen zien op het voorstel, terwijl andere lidstaten ook een kritische boodschap hadden op dit voorstel. Zou de Staatssecretaris meer inzicht kunnen geven over het krachtenveld tijdens deze bijeenkomst over de e-kaart en of er inmiddels verschuivingen zichtbaar zijn? Deze leden vragen of Nederland hoorde bij de lidstaten die een kritische boodschap hadden op dit voorstel. Wat is het krachtenveld in het Europees Parlement?

De leden van de CDA-fractie vinden het goed om te lezen dat er brede steun is voor de ruimtevaartprogramma’s en de continuering hiervan, zowel bij lidstaten als bij het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ook deze leden vinden dit belangrijk en vinden het van belang dat het European Space Research and Technology Centre (ESTEC) in Noordwijk als grootste locatie van het European Space Agency behouden blijft. Op welke wijze gaat de Staatssecretaris zich inzetten om de locatie van ESTEC in Noordwijk te behouden conform het regeerakkoord?

De leden van de CDA-fractie steunen de Staatssecretaris in haar voornemen om te blijven bepleiten dat excellentie en impact de belangrijkste criteria moeten zijn voor financiering onder het Kaderprogramma. Kan de Staatssecretaris aangeven wat haar inschatting is dat deze criteria ook weer de belangrijkste criteria zijn bij het volgende Europese Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie dat start in 2021? Op welke wijze is de Staatssecretaris aan het zoeken naar bondgenoten op dit punt?

De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het fiche «Mededeling EU-bijdrage aan hervormd ITER-project» of de verwachting is dat de meerderheid van de lidstaten nog niet kan instemmen met het gevraagde mandaat.

De leden van de CDA-fractie zijn kritisch op het fiche over de verbeteringen van de aanbestedingspraktijk in Europa. Deze leden lezen in het fiche dat Nederland in het algemeen tevreden is over de gepresenteerde strategie succesvolle opdrachten in en voor Europa. Zij vinden dit een te positief statement. Ziet de Staatssecretaris ook kritische punten bij deze gepresenteerde strategie? Deze leden lezen verder dat het kabinet ook meerdere kritische kanttekeningen heeft bij dit fiche. Op welke moment wordt hier in Europa over gesproken zodat deze kanttekeningen naar voren kunnen worden gebracht? Het kabinet geeft bij de aanbeveling inzake de professionalisering van overheidsopdrachten aan negatief te zijn over de subsidiariteit en proportionaliteit van de aanbeveling. Gaat de Staatssecretaris instrumenten inzetten om deze aanbeveling van tafel of aangepast te krijgen? Zo ja, op welke wijze en wanneer gaat dit gebeuren?

De leden van de CDA-fractie vinden dat de Staatssecretaris terecht vraagtekens zet bij het doel van de Europese Commissie om de gunning van het percentage overheidsopdrachten boven de Europese aanbestedingsdrempels aan bedrijven in het mkb in lijn te brengen met hun economische gewicht. Deze leden zijn wel benieuwd aan welke plannen de Staatssecretaris zit te denken om ervoor te gaan zorgen dat aanbesteden door de overheid toegankelijker wordt voor het mkb, conform het regeerakkoord. Is het mogelijk daar al iets over te zeggen? Deze leden delen de mening dat samenwerken niet mag leiden tot het gemeenschappelijk inkopen of aanbesteden en daarmee tot het clusteren van opdrachten, omdat dit een reëel gevaar is voor het kunnen meedingen naar de opdracht door het mkb. Hoe wil de Staatssecretaris ervoor gaan zorgen dat dit ook werkelijk niet gaat gebeuren?

De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van het fiche «Mededeling vernieuwde strategie voor het industriebeleid van de EU» wat de reikwijdte van het fiche is, wat de juridische implicatie van een industriemededeling is en of alle lidstaten voordelen hebben van deze mededeling.

De leden van de CDA-fractie lezen in de bijlage bij de brief over toezeggingen over Big data, richtlijnvoorstel versterking bevoegdheden mededingingsautoriteiten en verhouding grote en kleine partijen op markten – inschatting van de gevolgen van de bepalingen uit het richtlijnvoorstel versterken bevoegdheden nationale mededingingsautoriteiten – dat het kabinet aandacht gaat vragen voor bepalingen die gevolgen hebben voor Nederland en niet gewenst lijken. Op welke wijze koppelt de Staatssecretaris de uitkomsten hiervan terug aan de Kamer? Deze leden vragen wat uit het gesprek tussen het kabinet en de Europese Commissie is gekomen waarin werd gesproken over de twijfel bij het kabinet of de rechter het ook zo gaat lezen dat de richtlijn geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van lidstaten om algemene beleidsregels voor mededingautoriteiten op te stellen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen en hebben daarover enkele vragen.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over de Raadsconclusies ten aanzien van de verduurzaming van de energie-intensieve industrieën. Deze leden zijn van mening dat midden- en langetermijnstrategieën noodzakelijk zijn voor het verduurzamen van deze industrieën en zijn daarom verheugd met de ambities die dit kabinet stelt.

Zij zijn voorts positief over de manier van samenwerking in Benelux-verband, met de deelstaat Noordrijn-Westfalen en met Vlaanderen. Deze leden zijn echter bezorgd over de nadelige effecten van de massale bruinkooldelving in Noordrijn-Westfalen op de natuur, de leefomgeving aan de Nederlandse zijde van de grens en het behalen van de Europese doelstellingen ten aanzien van de CO2-uitstoot. Kan de Staatssecretaris deze zorgen overbrengen aan haar Duitse collega?

De leden van de D66-fractie kijken uit naar de Raadsconclusies over Horizon 2020. Deze leden vinden het opmerkelijk dat de Europese Commissie nog altijd geen mededeling heeft gepubliceerd over de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020. Kan de Staatssecretaris met het oog op de voorbereidingen voor het negende kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, er bij de Europese Commissie op aandringen dat de mededeling zeer spoedig moet komen?

Deze leden stellen vast dat de voornaamste discussie over de tussentijdse evaluatie zich richtte op de geringe prestaties van landen uit Centraal- en Oost-Europa in Horizon 2020. Zij zijn van mening dat kwaliteit en excellentie de uitgangspunten moeten blijven van het Kaderprogramma en zijn derhalve van mening dat er geen geografische criteria ingebouwd moeten worden.

De leden van D66-fractie zijn bezorgd over het lage slagingspercentage van projectaanvragen binnen Horizon 2020. Deze leden stellen vast dat de belangrijkste oorzaak hiervan over het algemeen niet zozeer te wijten is aan de kwaliteit van het project, maar aan het gebrek aan financiële middelen. Om koploper te blijven op het gebied van innovatie en de concurrentiekracht van de Europese economie te versterken, strekt volgens deze leden een substantiële verhoging van het budget van het Kaderprogramma tot de aanbeveling. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij zich, naast de in het onderzoeksrapport verschenen aanbevelingen over de impactvergroting van investeringen in onderzoek, gaat inzetten voor een verhoging van het budget van het negende Kaderprogramma ten aanzien van het huidige programma?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda en zij hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het voorstel voor de single digital gateway tot onnodige harmonisatie leidt van een taak die principieel bij lidstaten hoort te liggen. Deze leden vragen de Staatssecretaris het belang van mensen en bedrijven die niet of verminderd over digitale middelen beschikken nadrukkelijk tot uiting te brengen bij de Raad als het gaat om het in stand houden van offline-handelingen voor burgers en bedrijven. Tevens vragen deze leden de Staatssecretaris de Kamer tijdig te informeren over de Nederlandse positie over dit onderwerp en de voortgang van de onderhandelingen.

De leden van de SP-fractie lezen in de agenda en het fiche over een Europees industriebeleid dat Nederland de Raadsconclusies ondersteunt. Deze leden ondersteunen de roep om de energie-intensieve industrie te verduurzamen. Zij zijn echter ook van mening dat andere onderwerpen eveneens van groot belang zijn, zoals de druk die door aandeelhouders op Europese bedrijven wordt gelegd. Deze leden wijzen op de recente overnamepogingen op AkzoNobel en PostNL en de verkoop van de margarinedivisie van Unilever, die uiteindelijk leidden tot een verhoogde uitkering van dividend. De leden van de SP-fractie vragen daarom hoe de bescherming van Europese bedrijven tegen vijandige overnamepogingen in dit Europees Industriebeleid naar voren komt. Indien dit niet het geval is, willen deze leden weten hoe de Staatssecretaris het belang van continuïteit van industriële ondernemingen voor de samenleving naar voren gaat brengen bij de Raad.

De leden van de SP-fractie lezen dat het investeren in de industrie van de toekomst zich gaat toespitsen op het toepassen van veelbelovende innovaties en scale-ups. Deze leden zijn benieuwd in hoeverre het geld dat beschikbaar wordt gemaakt binnen het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) en andere (structuur)fondsen door de overige industrie. Zij zijn tevens benieuwd in hoeverre de regering bij investeringen vanuit bijvoorbeeld het EFSI kan cofinancieren, zodat de slagingskans vergroot wordt.

De leden van de SP-fractie lezen verder dat het kabinet inzet op een ambitieus Europees industriebeleid en vraagt om een modern industriebeleid. Deze leden vragen de Staatssecretaris nader te verklaren wat zij hier bedoelt met de termen «ambitieus» en «modern». Zij zijn van mening dat de kracht van de Nederlandse industrie moet worden versterkt door de hier bestaande specialismen te versterken en zo nodig te beschermen als deze dreigen te verdwijnen door toedoen van hedgefunds of andere investeerders. Deze leden zijn benieuwd of de Staatssecretaris deze mening deelt. Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dit naar voren brengen tijdens de Raad?

De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet het belangrijk vindt dat de nieuwe structuren, zoals de High Level Industrial Roundtable, effectief moeten blijven. Deze leden vragen van de Staatssecretaris haar visie op hoe dit moet worden gedaan en op welke wijze werknemers en kleine ondernemers deel zullen nemen aan deze ronde tafel.

De leden van de SP-fractie lezen in het fiche over de EU-bijdrage aan het hervormde ITER-project dat Nederland volgens het kabinet belang heeft bij een transparant en eerlijk aanbestedingsproces bij ITER. Deze leden vragen de Staatssecretaris of dit nu niet het geval is. Zo ja, in welke mate? Zij lezen tevens in het fiche dat er grote overschrijdingen zijn geweest bij het project. Deze leden vragen naar de oorzaak hiervan en een overzicht van noemenswaardige overschrijdingen. Ook zijn zij benieuwd naar welke budgettaire en inhoudelijke kritiek er is op het ITER-project en of dit ook door de andere deelnemers aan ITER, de VS en Japan, wordt gedeeld.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of het Commissievoorstel Verbetering van de aanbestedingspraktijk in Europa aanleiding is om de aanbestedingsrichtlijn te wijzigen en meer specifiek de lijst met speciale sectoren en de voorwaarden voor die sectoren aan te passen. Indien dit het geval is zijn deze leden benieuwd naar de houding van de Staatssecretaris.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie constateren in de brief over single digital gateway dat Nederland enkele bezwaren heeft omtrent de single digital gateway. Deze leden vragen of er meerdere landen zijn die dezelfde bezwaren hebben als Nederland. Zo ja, kan de Staatssecretaris dan aangeven om welke landen dit gaat? Wat zijn de consequenties voor Nederland als de meerderheid kiest voor de lijn die vanuit het Estse voorzitterschap is voorgesteld?

Via de SDG kunnen ondernemers en burgers over een aantal jaren op een eenvoudige manier toegang krijgen tot alle informatie over hun rechten en plichten in de verschillende lidstaten, (administratieve) procedures en assisterende diensten. Op die manier wordt overheidsinformatie voor grensoverschrijdende activiteiten veel toegankelijker, hetgeen een belangrijk knelpunt in de interne markt wegneemt.

De oorspronkelijke Nederlandse zorgen, die ook door meerdere lidstaten werden gedeeld, richtten zich voornamelijk op het online aanbieden van bepaalde nationale procedures, de mogelijke fraudegevoeligheid hiervan en de inwerkingtredingstermijnen van het voorstel. Nederland heeft zich ingezet om het voorstel zodanig aan te passen, dat aan deze zorgen tegemoet wordt gekomen. Hierbij is vanaf een vroeg stadium actief het Nederlandse standpunt uitgedragen en is Nederland actief op zoek gegaan naar lidstaten die de zorgen deelden. Dit heeft tot aanpassing van het voorstel geleid. Inmiddels zijn deze zorgen adequaat geadresseerd, waardoor het kabinet van mening is dat wel ingestemd kan worden met het voorstel. Zo is er onder andere voldoende flexibiliteit voor de lidstaten om uitzonderingen op het online aanbieden van procedures te kunnen maken om bijvoorbeeld fraude en misbruik te voorkomen en zijn de inwerkingstermijnen verruimd.

De SDG in zijn huidige vorm is een waardevol instrument dat voorziet in de informatiebehoefte van het bedrijfsleven en burgers voor grensoverschrijdende activiteiten. Tegelijkertijd raakt het SDG-voorstel niet aan de inhoud van nationale procedures en laat het lidstaten de ruimte om deze zo veilig mogelijk in te richten. De verwachting is dan ook dat alle lidstaten in kunnen instemmen met een algemene oriëntatie tijdens de RvC. Dit voorstel wordt bij gekwalificeerde meerderheid vastgesteld.

De leden van de VVD-fractie vragen wat het beeld is van het huidige Europese concurrentievermogen afgezet tegen de afgelopen jaren. Wat was de inzet van Nederland in de afgelopen jaren?

Door structurele aanpassingen en hervormingen in EU-lidstaten, met name die lidstaten die het meest getroffen waren door de crisis, is het concurrentievermogen van de EU de afgelopen jaren versterkt en verbeterd. Op woensdag 22 november 2017 presenteerde de Europese Commissie in het kader van het Europees Semester de laatste analyses van (onder meer) het concurrentievermogen in de verschillende lidstaten en de EU als geheel. Het Alert Mechanism Report 20181 laat bijvoorbeeld zien dat de lage inflatie heeft bijgedragen aan het behoud van het extern prijsconcurrentievermogen en dat de tekorten op de lopende rekening van diverse lidstaten zijn weggewerkt en zelfs omgeslagen in bescheiden overschotten. Tegelijkertijd signaleert de Commissie in de parallel gepubliceerde Annual Growth Survey 20182dat er nog onverminderd behoefte is aan verdere structurele hervormingen ter versterking van het concurrentievermogen, bijvoorbeeld door het versterken van de productiviteit en innovatiekracht, en het wegnemen van marktverstorende regulering in goederen- en dienstenmarkten.

Nederland heeft zich de afgelopen jaren warm pleitbezorger betoond van de implementatie van structurele hervormingen die bijdragen aan de schokbestendigheid en het concurrentievermogen van de economieën van de EU-lidstaten en de Europese economie als geheel. Op korte termijn ontvangt uw Kamer per brief een kabinetsreactie op de op 22 november 2017 gepresenteerde Commissiedocumenten in het kader van het Europees Semester, waarin de kabinetsinzet ook nader wordt toelicht.

De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de Europese ruimtevaart welke conclusie de Staatssecretaris trekt voor Nederland naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie van de Europese Commissie. Deze leden vragen op welke wijze de Staatssecretaris de ruimtevaartcapaciteiten verder wil integreren in andere beleidsgebieden en aan welke gebieden wordt dan gedacht.

De tussentijdse evaluaties zijn voor beide grote Europese ruimtevaartprogramma’s, Copernicus en Galileo, positief. De programma’s worden volgens planning uitgevoerd, zijn kosteneffectief en de doelen worden gehaald en zijn nog steeds relevant. Deze infrastructuur had geen enkele lidstaat alleen kunnen ontwikkelen: het is een mooi voorbeeld van succesvolle Europese samenwerking. Hierdoor kunnen we in Europa beschikken over onafhankelijke strategische diensten zoals positiebepaling en beleidsinformatie op het gebied van milieu en veiligheid. Eén van de aandachtspunten in de komende jaren is het verder vergroten van het gebruik van de diensten en informatie door publieke gebruikers en het bedrijfsleven. In Nederland worden satellietdata onder andere gebruikt voor precisielandbouw en landbouwinspecties. Op nationaal en Europees niveau zijn er meer van dit soort toepassingen mogelijk.

De leden van de VVD-fractie willen met betrekking tot Horizon 2020 graag weten of de Staatssecretaris nader kan aangeven hoe er gezocht wordt naar een betere samenhang tussen de drie pijlers.

In Raadskader wordt aandacht gevraagd voor zichtbare impact van het Kaderprogramma, stroomlijning van het instrumentenlandschap en vereenvoudiging voor deelname aan het EU-Kaderprogramma. Verbetering hierin zal naar verwachting ook kunnen resulteren in meer samenhang tussen de pijlers. Daarnaast kan meer samenhang ontstaan door de missiegeoriënteerde aanpak die voorgesteld is voor het volgende Kaderprogramma. Binnen deze aanpak zouden verschillende sectoren en verschillende technologische en wetenschappelijke disciplines samen aan een missie moeten werken. Hiermee worden maatschappelijke uitdagingen geadresseerd en onderzoekers, innovators en andere stakeholders gemobiliseerd ten behoeve van meer impact.

Verder vragen deze leden of er meerdere landen zijn die de lijn van Nederland steunen dat er geen verdeling moet plaatsvinden op basis van geografische criteria. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om financiering op basis van geografische criteria te voorkomen?

Er zijn meerdere landen die de Nederlandse lijn steunen dat verdeling van middelen uit het Kaderprogramma op basis van geografische criteria niet in dienst staat van het vergroten van de effectiviteit en impact van het Europese onderzoek- en innovatiesysteem die dat programma beoogt.

Nederland zet onder meer in op meer synergie tussen het Kaderprogramma en de Europese Structuur- en Investeringsfondsen. Dit vind ik een betere strategie dan financiering op basis van geografische criteria, zoals bepleit door enkele andere lidstaten. Deze budgettair grotere fondsen zetten vooral in op het bevorderen van capaciteitsopbouw voor onderzoek en innovatie.

De leden van de VVD-fractie vragen welke focus de Staatssecretaris voornemens is aan te brengen ten aanzien van het negende Europese Kaderprogramma.

De inzet van Nederland voor het volgende Kadeprogramma zal zijn gebaseerd op de inzet zoals verwoord in het position paper voor de interim-evaluatie van Horizon 20203. Nederland hecht belang aan Europese investeringen in onderzoek & innovatie vanwege de toegevoegde waarde van het Kaderprogramma voor zowel het Europese wetenschapsniveau en de concurrentiekracht, als het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Om de impact van het Kaderprogramma verder te vergroten moeten alle partijen mee kunnen doen en moet het Kaderprogramma gebaseerd blijven op excellentie en impact. Daarnaast is synergie met de Europese Structuur- en Investeringsfondsen en andere relevante Europese programma’s en instrumenten van belang (beleidscoherentie). In de programmering van het volgende Kaderprogramma moet meer flexibiliteit mogelijk zijn om beter in te kunnen spelen op nieuwe/veranderende maatschappelijke behoeften en ook om ruimte te bieden aan disruptieve innovatie. Hierbij moet ook voldoende ruimte blijven voor investeringen in fundamenteel onderzoek Daarnaast blijven sleuteltechnologiën van belang. Het stimuleren van open science draagt in belangrijke mate bij aan het vergroten van de impact van onderzoek en innovatie en dus promoot Nederland dat ook voor het volgende Kaderprogramma. De inzet met deze focuspunten zal het komende jaar in overleg met stakeholders verder worden uitgewerkt, zodat Nederland zijn standpunt kan bepalen wanneer de Commissie het voorstel voor het negende Kaderprogramma publiceert.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris verwacht dat andere stakeholders ook zullen reageren op de consultatie over de herziening van het consumentenrecht. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat deze andere stakeholders daadwerkelijk zullen reageren? Deze leden onderschrijven het voorlopige standpunt van de Staatssecretaris over het belang van transparantie van online marktplaatsen. Hoe gaat de Staatssecretaris zich inzetten om te voorkomen dat dit gepaard zal gaan met allerhande belemmerende verplichtingen die nieuwe initiatieven de kop indrukken?

Zij delen de mening dat het Nederlandse rechtssysteem leidend moet zijn voor verhaalsrechten. Hoe wil de Staatssecretaris zich inspannen om ons systeem als richtsnoer te gebruiken voor andere landen? Tot slot is het wat deze leden betreft aan landen zelf om sancties op te kunnen leggen. Hoe kan de Staatssecretaris voorkomen dat er weliswaar EU-regels inzake consumentenbescherming zijn, zonder dat dit tot EU-boetes zal kunnen gaan leiden?

Ik heb de consultatie onder de aandacht gebracht van stakeholders en aangegeven dat ik belang hecht aan een reactie op de consultatie. Uiteindelijk is het een beslissing van de stakeholders zelf om al dan niet te reageren. De reactietermijn voor de consultatie is inmiddels verstreken. Met betrekking tot online marktplaatsen wil ik graag benadrukken dat er nog geen concrete voorstellen zijn op dit moment. Bij het streven naar transparantie van marktplaatsen worden wat mij betreft geen belemmerende verplichtingen gecreëerd en ik zal daar bij toekomstige voorstellen alert op zijn. Het spreekt voor zich dat consumenten en ondernemers over en weer moeten weten met wie zij een overeenkomst sluiten en tot wie zij zich kunnen wenden in geval van problemen. Nieuwe initiatieven hebben een betere kans van slagen als consumenten er vertrouwen in hebben. Transparantie draagt bij aan dit vertrouwen. Ik zal in het kader van nieuwe Europese voorstellen het Nederlandse rechtssysteem onder de aandacht blijven brengen bij gesprekken en onderhandelingen. Iedere lidstaat kan de sancties die staan op inbreuken door ondernemers op het consumentenrecht zelf bepalen. Zo kan in Nederland de Autoriteit Consument en Markt (ACM) boetes opleggen voor overtredingen van het consumentenrecht. Dit heeft binnen Europa geleid tot verschillende sanctiemogelijkheden binnen de lidstaten, waarbij niet overal de sancties voldoende zijn om naleving van de regels te garanderen. De EU zou hiervoor de sanctiemogelijkheden gelijk kunnen trekken binnen Europa zonder dat dit tot EU-boetes leidt.

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat uit gesprekken met ondernemers en andere stakeholders de nodige zorgen naar voren ten aanzien van de voorstellen over de e-kaart. Deze leden nemen kennis van deze zorgen en vragen hoe de Staatssecretaris hier in komende gesprekken aandacht voor zal vragen. Daarnaast is het van belang dat het doel goed voor ogen wordt gehouden om grensoverschrijdende transacties eenvoudiger maken. Zij vragen daarom met name hoe de Staatssecretaris zich zal inzetten om de zorg voor hoge administratieve lasten te adresseren. Kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de Kamer direct zal worden geïnformeerd over het conceptverslag dat de verantwoordelijke rapporteurs nog dit jaar verwachten te presenteren?

Het kabinet zet zich in voor verbetering van de interne dienstenmarkt met als doel dat grensoverschrijdende transacties daadwerkelijk eenvoudiger worden. Met dat perspectief kijkt het kabinet naar het voorstel van de e-kaart en zal zich ook de komende tijd ervoor inzetten om de ruimte voor verbetering te zoeken, gelet op de zorgen omtrent de meerwaarde, de administratieve lasten en de controle- en handhavingsmogelijkheden. De ontwerpverslagen over de e-kaartvoorstellen zijn gepresenteerd op 16 oktober jl. De ontwerprapporten van respectievelijk rapporteur Van Bossuyt over het voorstel voor de verordening en van rapporteur Løkkegaard over het voorstel voor de richtlijn zijn net als andere verslagen openbaar en beschikbaar op de website van het Europees Parlement4.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de verbetering van de aanbestedingspraktijk in Europa. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris wil bijdragen aan het opzetten van een uitgebreide kennisuitwisseling over aanbesteden zonder de voorgenomen prominente rol van het Europees Parlement en de Europese Raad. Zij constateren dat in Nederland ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf (mkb) ongeveer 65% van de aanbestedingen boven de Europese drempelbedragen winnen. Hoewel dit percentage lang niet slecht is, heeft de Staatssecretaris aangegeven in te zetten op nog betere toegang van ondernemers in het mkb tot overheidsopdrachten door onder meer in het traject «Beter aanbesteden» in te zetten op verbetering van proportionaliteit bij aanbestedingen. Het percentage inschrijvingen door het mkb wordt ook meegenomen bij het monitoren van de aanbestedingspraktijk. Is het mogelijk om concrete resultaten voor het mkb van het traject «Beter aanbesteden» inzichtelijk te maken? Deze leden vragen hoe de staatsecretaris de risico’s inschat dat een gelijk speelveld waar zij voorstander van zijn in de internationale markt (dus inclusief derde landen) tot opwaartse druk leidt waardoor wereldwijde grotere spelers het mkb de loef af steken.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de wens van de Europese Commissie om te komen tot betere en toegankelijkere gegevens. De Europese Commissie beveelt een publiek toegankelijk aanbestedingsregister aan. Hoe is dat nu in Nederland geregeld? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat Europese eisen niet leiden tot teveel verhoging van de administratieve lasten voor bijvoorbeeld gemeenten?

De leden van de VVD-fractie horen graag de inschatting van de Staatssecretaris waar de Europese Commissie zou aansturen op extra regels en hoe de Staatssecretaris zich zal inzetten om in een vroegtijdig stadium te voorkomen dat aanbestedende diensten zelf niet de uiteindelijke keuze maken.

Voor wat betreft het zorgen voor een ruimere benutting van strategische overheidsopdrachten zijn de leden van de VVD-fractie geen voorstander van het ontwikkelen van dwingende Europese voorschriften. Denkt de Staatssecretaris dat hierop nu reeds ingezet moet worden? Hoe gaat de Staatssecretaris de Europese Commissie overtuigen?

In zijn algemeenheid willen deze leden weten hoe de Staatssecretaris de Europese Commissie ervan gaat proberen te overtuigen dat de standpunten van de Commissie blijven wat ze zijn: een standpunt met een oproep tot verbetering processen, procedures, et cetera en geen allerlei extra Europese regels.

In de mededeling heeft de Commissie aangegeven dat zij voor ogen heeft dat het Europees Parlement en de Europese Raad uitgroeien tot een forum voor permanent politiek debat over overheidsopdrachten in de lidstaten. Ik ben van mening dat beide organisaties een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de kennisuitwisseling over aanbesteden, maar wil ervoor waken dat specifieke aanbestedingen in de lidstaten onderwerp worden van het debat.

Verder vroegen de leden van de VVD-fractie om de concrete resultaten van het traject Beter Aanbesteden voor het mkb inzichtelijk te maken en vroegen zij hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen de positie van het mkb in de groeiende internationale markt voor aanbestedingen. Over het traject Beter Aanbesteden en de positie van het mkb daarin ben ik voornemens om uw Kamer begin 2018 nader te informeren. Ik ben van mening dat het creëren van een gelijk internationaal speelveld voor aanbestedingen belangrijk is voor het Nederlandse bedrijfsleven, met inbegrip van het mkb. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft dan meer kansen om overheidsopdrachten in het buitenland uit te voeren.

Gegevens over aanbestedingen boven de Europese drempelbedragen zijn in Nederland te vinden in TenderNed, het elektronisch platform voor aanbestedingen. In de mededeling verplicht de Europese Commissie de lidstaten niet om een contractenregister op te zetten. Evenmin blijkt uit de mededeling dat ze voornemens is om regels hieromtrent op te stellen. Verhoging van administratieve lasten wegens Europese eisen omtrent gegevensverzameling is dus niet aan de orde.

Ik heb geen signalen dat de Europese Commissie voornemens is om op het gebied van aanbestedingen nadere regels vast te stellen. Ook op het gebied van ruimere benutting van strategische overheidsopdrachten behelzen de plannen van de Europese Commissie alleen stimulerende maatregelen en geen verplichtingen. Zoals aangegeven in het BNC-fiche, ben ik voorstander van informatie- en kennisuitwisseling over aanbesteden en niet van het creëren van extra Europese regels in dit verband. Dit standpunt zal Nederland op alle niveaus uitdragen richting de Europese Commissie. Ook zal ik hierover contact onderhouden met andere Europese lidstaten met dezelfde visie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland het doel van het voorstel van de single digital gateway steunt, maar wel zorgen heeft. Kan de Staatssecretaris specifieker aangeven wat de doorslaggevende elementen zullen zijn voor het bepalen van de uiteindelijke Nederlandse positie? Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven wat de verplichte digitalisering van sommige procedures inhoud voor inwoners die hier gebruik van willen maken maar niet zo makkelijker mee kunnen komen met de digitalisering? Wordt hier rekening mee gehouden in het voorstel? Zo nee, is de Staatssecretaris dan bereid hier aandacht voor te vragen?

Ik verwijs u voor deze vraag naar mijn antwoorden op de vragen die gesteld zijn door de CDA-fractie en VVD-fractie. Het SDG-voorstel betreft een online portaal dat toegang biedt tot informatie en procedures voor bedrijven en burgers. Het doel is dat lidstaten bepaalde procedures uiteindelijk digitaal aanbieden, maar de wijze waarop de procedures inhoudelijk dienen te worden doorlopen blijft een bevoegdheid van de lidstaten zelf. De inhoud van de nationale procedures zal niet worden geraakt. Er is in dat opzicht geen sprake van harmonisatie op EU-niveau.

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de voorstellen voor de e-kaart niet op de agenda van de raad staan, terwijl in de brief van oktober (Kamerstuk 22 112, nr. 2403) de verwachting werd uitgesproken dat dit wel het geval zal zijn. Wat is de reden dat de voorstellen van de e-kaart niet op de agenda staan? In de betreffende brief lezen deze leden dat uit gesprekken van het ministerie met diverse stakeholders en ondernemers erg veel zorgen naar voren zijn gekomen. Het gaat bijvoorbeeld om de uitvoerbaarheid, de gebrekkige controle- en handhavingsmogelijkheden, het mogelijke misbruik en fraude. Heeft dit ervoor gezorgd dat de Staatssecretaris kritischer is geworden op de e-kaart? In de geannoteerde agenda wordt aangegeven dat Nederland de zorgen die geuit zijn over de e-kaart door stakeholders verder heeft getoetst bij andere lidstaten en de Europese Commissie. Wat waren de resultaten uit deze toetsing?

Ongeacht de positie in het krachtenveld hebben lidstaten grotendeels dezelfde zorgen en vragen bij het voorstel. De mate waarin lidstaten vocaal zijn loopt uiteen. In Brussel wordt daarom momenteel door iedereen de tijd genomen om vervolgstappen zorgvuldig te overwegen. Het krachtenveld is nog in beweging. Dat is de reden waarom de voorstellen niet op de agenda van de Raad staan. Nederland heeft zijn zorgen tijdens de lopende onderhandelingen geuit. De afgelopen periode voerde het kabinet veelvuldige gesprekken met stakeholders, diverse lidstaten en de Europese Commissie. Ook de komende tijd wordt verder gegaan met het toetsen bij andere lidstaten van de, mede door stakeholders geuite, zorgen over de e-kaartvoorstellen. Deze, mede door andere lidstaten gedeelde, zorgen betreffen onder meer de meerwaarde en de controle- en handhavingsmogelijkheden. Nederland zal ruimte voor verbetering zoeken met het doel het functioneren van de dienstenmarkt te verbeteren. Het staat open voor suggesties voor verbeteringen, binnen en buiten het kader van de voorliggende voorstellen.

Verder hebben deze leden vragen over de wijze waarop de Staatssecretaris zich de komende maanden wil gaan inzetten voor verbeteringen aan de voorstellen van de e-kaart. Is de Staatssecretaris bereid zich in te zetten zodat lidstaten de ruimte krijgen om extra controle eisen in te kunnen stellen? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de fraudebestendigheid sterk te verbeteren en de aangeleverde gegevens vooraf en tussentijds te controleren? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om het voor elkaar te krijgen dat de e-kaart slechts een beperkte geldigheidsduur krijgt? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de bouw uit te sluiten bij de start van de e-kaart? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om een lange implementatietermijn voor elkaar te krijgen? Kan de Staatssecretaris aangeven na hoeveel jaar op dit moment gepland is dat de wet wordt geëvalueerd? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een evaluatie na twee jaar?

Zoals gesteld heeft het kabinet zorgen over onder meer de meerwaarde, de controle- en handhavingsmogelijkheden en de administratieve lasten, voortvloeiend uit de voorstellen. Het is een uitdaging om binnen de kaders van het voorstel tegelijk alle zorgpunten weg te nemen. Het wegnemen van deze zorgen door meer waarborgen voor controle en handhaving leidt bijvoorbeeld tot een zwaardere procedure en daardoor meer lasten. Het kabinet zal zich daarom ook de komende tijd blijven inzetten om de ruimte te verkennen om te komen tot een effectief voorstel dat van toegevoegde waarde is voor de dienstenmarkt.

In het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen en Telecom van 17 en 18 juli 2017 lezen de leden van de CDA-fractie dat een aantal lidstaten het belang benadrukt van het voorstel inzake de e-kaart en meer ambitie zou willen zien op het voorstel, terwijl andere lidstaten ook een kritische boodschap hadden op dit voorstel. Zou de Staatssecretaris meer inzicht kunnen geven over het krachtenveld tijdens deze bijeenkomst over de e-kaart en of er inmiddels verschuivingen zichtbaar zijn? Deze leden vragen of Nederland hoorde bij de lidstaten die een kritische boodschap hadden op dit voorstel. Wat is het krachtenveld in het Europees Parlement?

Ook in het Europees Parlement is het krachtenveld nog in beweging. Lidstaten verbinden uiteenlopende conclusies aan hun zorgen. Voor het Europees Parlement betreft geldt dat Europarlementariërs tot 28 november 2017 amendementen kunnen indienen. Pas na indiening van deze amendementen en bespreking daarvan zal het krachtenveld in het Europees Parlement zich verder uitkristalliseren. Wat betreft het krachtenveld in de Raad verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen van de VVD-fractie en mijn eerdere antwoord op CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie vinden het goed om te lezen dat er brede steun is voor de ruimtevaartprogramma’s en de continuering hiervan, zowel bij lidstaten als bij het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ook deze leden vinden dit belangrijk en vinden het van belang dat het European Space Research and Technology Centre (ESTEC) in Noordwijk als grootste locatie van het European Space Agency behouden blijft. Op welke wijze gaat de Staatssecretaris zich inzetten om de locatie van ESTEC in Noordwijk te behouden conform het regeerakkoord?

Het behouden en versterken van ESTEC is één van de vier beleidsdoelstellingen van het ruimtevaartbeleid (Kamerbrief 24 446, nr. 60). In het regeerakkoord heeft dit kabinet uitgesproken zich hiervoor in te blijven zetten, vanwege het belang van ESTEC voor het internationaal aanzien van de Nederlandse hightechindustrie. Er is in het regeerakkoord € 900 mln. gereserveerd voor de aanpak van de regionale knelpunten, waar ESTEC één van de zes genoemde onderwerpen is. Er is voor deze zogenaamde regionale envelop een Ministeriële Commissie opgericht, waarvan de eerste vergadering plaatsvindt op dinsdag 28 november 2017. Uw Kamer zal uiteraard geïnformeerd worden over de activiteiten rondom ESTEC die het kabinet onderneemt.

De leden van de CDA-fractie steunen de Staatssecretaris in haar voornemen om te blijven bepleiten dat excellentie en impact de belangrijkste criteria moeten zijn voor financiering onder het Kaderprogramma. Kan de Staatssecretaris aangeven wat haar inschatting is dat deze criteria ook weer de belangrijkste criteria zijn bij het volgende Europese Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie dat start in 2021? Op welke wijze is de Staatssecretaris aan het zoeken naar bondgenoten op dit punt?

De Raad beoogt op 1 december Raadsconclusies aan te nemen over Horizon 2020. Hierin wordt bevestigd dat excellentie, impact, samenwerking en openheid de belangrijkste uitgangspunten blijven voor het volgende Kaderprogramma. Waarbij excellentie het belangrijkste criterium blijft voor het evalueren van financieringsvoorstellen.

Nederland zal dit blijven uitdragen in gesprekken met andere lidstaten en de Europese Commissie en zoekt samen met enkele lidstaten, die ook excellentie als hoofdinzet hebben, naar een bredere coalitie.

De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het fiche «Mededeling EU-bijdrage aan hervormd ITER-project» of de verwachting is dat de meerderheid van de lidstaten nog niet kan instemmen met het gevraagde mandaat.

De verwachting is dat de meeste EU-lidstaten – net als Nederland – op dit moment nog niet vooruit willen lopen op de omvang en inhoud van de besluitvorming omdat dit zijn weerslag heeft op de nieuwe/toekomstige EU-begroting, het Meerjarig Financieel Kader (MFK). In het algemeen staan de Lidstaten positief kritisch tegenover het project ITER, net als overigens het Europees Parlement. De Lidstaten blijven het project kritisch volgen gezien de tijd- en kostenoverschrijdingen in het verleden die met de komst van een nieuwe directeur-generaal lijken te zijn uitgebannen met een strakker geleid proces. De Lidstaten zijn positief gezien de opbrengsten van het project via technologisch en wetenschappelijk onderzoek en de opdrachten die aan diverse lidstaten toevallen.

Binnen de andere (non-EU) internationale partners lijkt er steun te zijn voor budgetaanpassing: Japan en China zijn positief over een aanvullend budget voor ITER. Voor de overige partnerlanden, Zuid-Korea, India en Rusland, is ITER in verband met hun wetenschappelijke belangen en prestige zo belangrijk dat de verwachting is dat zij mee zullen gaan met de extra bijdrage. De grootste twijfel betreft de VS in verband met de kortingen op de onderzoeksbudgetten die ook het terrein kernfusie hebben geraakt.

De leden van de CDA-fractie zijn kritisch op het fiche over de verbeteringen van de aanbestedingspraktijk in Europa. Deze leden lezen in het fiche dat Nederland in het algemeen tevreden is over de gepresenteerde strategie succesvolle opdrachten in en voor Europa. Zij vinden dit een te positief statement. Ziet de Staatssecretaris ook kritische punten bij deze gepresenteerde strategie? Deze leden lezen verder dat het kabinet ook meerdere kritische kanttekeningen heeft bij dit fiche. Op welke moment wordt hier in Europa over gesproken zodat deze kanttekeningen naar voren kunnen worden gebracht? Het kabinet geeft bij de aanbeveling inzake de professionalisering van overheidsopdrachten aan negatief te zijn over de subsidiariteit en proportionaliteit van de aanbeveling. Gaat de Staatssecretaris instrumenten inzetten om deze aanbeveling van tafel of aangepast te krijgen? Zo ja, op welke wijze en wanneer gaat dit gebeuren?

De leden van de CDA-fractie vinden dat de Staatssecretaris terecht vraagtekens zet bij het doel van de Europese Commissie om de gunning van het percentage overheidsopdrachten boven de Europese aanbestedingsdrempels aan bedrijven in het mkb in lijn te brengen met hun economische gewicht. Deze leden zijn wel benieuwd aan welke plannen de Staatssecretaris zit te denken om ervoor te gaan zorgen dat aanbesteden door de overheid toegankelijker wordt voor het mkb, conform het regeerakkoord. Is het mogelijk daar al iets over te zeggen? Deze leden delen de mening dat samenwerken niet mag leiden tot het gemeenschappelijk inkopen of aanbesteden en daarmee tot het clusteren van opdrachten, omdat dit een reëel gevaar is voor het kunnen meedingen naar de opdracht door het mkb. Hoe wil de Staatssecretaris ervoor gaan zorgen dat dit ook werkelijk niet gaat gebeuren?

Zoals aangegeven in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2426), vindt het kabinet dat de door de Commissie gepresenteerde strategie aansluit bij de Nederlandse inzet op het vlak van overheidsaanbestedingen, maar vindt zij het van belang dat in eventuele vervolg-voorstellen van de Commissie geen verplichtingen aan lidstaten en / of de aanbestedende diensten in de lidstaten worden opgelegd. De Europese Commissie zal de mededelingen en de aanbeveling in de Raad voor Concurrentievermogen van 30 november 2017 a.s. presenteren. Ik ben voornemens om tijdens de Raad voor Concurrentievermogen aan de Europese Commissie te vragen of zij, evenals Nederland, van mening is dat dat naleving van de aanbeveling door de lidstaten op vrijwillige basis is.

De positie van het mkb in aanbesteden en het onnodig clusteren van opdrachten zijn onderwerpen die aan bod komen in het traject Beter Aanbesteden. Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie, zal ik uw Kamer daarover begin 2018 nader informeren.

De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van het fiche «Mededeling vernieuwde strategie voor het industriebeleid van de EU» wat de reikwijdte van het fiche is, wat de juridische implicatie van een industriemededeling is en of alle lidstaten voordelen hebben van deze mededeling.

Op vrijdag 20 oktober 2017 heeft uw Kamer het BNC-fiche «Mededeling vernieuwde strategie voor het industriebeleid van de EU» ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 2411). Dit fiche heeft betrekking op de genoemde mededeling van de Europese Commissie en geeft een eerste oordeel van het kabinet over het voorstel. In de mededeling geeft de Europese Commissie een overzicht van initiatieven die ondernomen worden en die bijdragen aan het scheppen van banen en groei via innovatie en investeringen. In deze mededeling wordt een serie nieuwe initiatieven aangekondigd, die in 2017 en 2018 nog door de huidige Commissie uitgebracht zullen worden op de diverse deelterreinen. Deze zullen door het kabinet beoordeeld worden en aansluitend aan de Kamer voorgelegd worden.

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie naar de juridische implicatie van een industriemededeling. Een mededeling van de EU is een niet-bindend rechtsinstrument en wordt gebruikt voor bijvoorbeeld beleidsevaluaties, het toelichten van actieprogramma's, discussiestukken voor mogelijk nieuw beleid of verdere invulling van beleid.

De mededeling beschrijft de belangrijkste richting en prioriteiten voor een samenhangende industriële beleidsstrategie, die voor alle lidstaten van de EU positieve effecten kan hebben.

De leden van de CDA-fractie lezen in de bijlage bij de brief over toezeggingen over Big data, richtlijnvoorstel versterking bevoegdheden mededingingsautoriteiten en verhouding grote en kleine partijen op markten – inschatting van de gevolgen van de bepalingen uit het richtlijnvoorstel versterken bevoegdheden nationale mededingingsautoriteiten – dat het kabinet aandacht gaat vragen voor bepalingen die gevolgen hebben voor Nederland en niet gewenst lijken. Op welke wijze koppelt de Staatssecretaris de uitkomsten hiervan terug aan de Kamer?

Bij de behandeling van het richtlijnvoorstel versterken bevoegdheden nationale mededingingsautoriteiten vraag ik doorlopend aandacht voor bepalingen in het voorstel die mogelijke gevolgen kunnen hebben voor Nederland. In mijn brief over de stand van zaken van de onderhandelingen over het voorstel tot dusver zal ik hier nader op in gaan. Deze brief zal ik u op korte termijn doen toekomen.

Deze leden vragen wat uit het gesprek tussen het kabinet en de Europese Commissie is gekomen waarin werd gesproken over de twijfel bij het kabinet of de rechter het ook zo gaat lezen dat de richtlijn geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van lidstaten om algemene beleidsregels voor mededingautoriteiten op te stellen.

Tijdens het gesprek met de Europese Commissie over het behoud van de bevoegdheid van lidstaten om algemene beleidsregels voor mededingingsautoriteiten op te stellen heb ik mijn twijfels aan de Commissie overgebracht. In mijn brief waarin u wordt geïnformeerd over de stand van zaken van de onderhandelingen over het voorstel tot dusver zal ik nader ingaan op dit aspect.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen en hebben daarover enkele vragen.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over de Raadsconclusies ten aanzien van de verduurzaming van de energie-intensieve industrieën. Deze leden zijn van mening dat midden- en langetermijnstrategieën noodzakelijk zijn voor het verduurzamen van deze industrieën en zijn daarom verheugd met de ambities die dit kabinet stelt.

Zij zijn voorts positief over de manier van samenwerking in Benelux-verband, met de deelstaat Noordrijn-Westfalen en met Vlaanderen. Deze leden zijn echter bezorgd over de nadelige effecten van de massale bruinkooldelving in Noordrijn-Westfalen op de natuur, de leefomgeving aan de Nederlandse zijde van de grens en het behalen van de Europese doelstellingen ten aanzien van de CO2-uitstoot. Kan de Staatssecretaris deze zorgen overbrengen aan haar Duitse collega?

Het kabinet heeft ambitieuze klimaat doelstellingen benoemd en een goede samenwerking met buurlanden is voor het effectief behalen hiervan van groot belang. Duitsland is als één van de grootste industrielanden in Europa hiervoor van cruciaal belang. Nederland heeft dan ook zowel een samenwerkingsverband met de deelstaat Noordrijn-Westfalen als met de federale overheid in Berlijn, waarin de gezamenlijke uitdaging van de energietransitie en het reduceren van de CO2-uitstoot een belangrijk onderwerp is. Het huidige kabinet zal deze samenwerking voortzetten.

De leden van de D66-fractie kijken uit naar de Raadsconclusies over Horizon 2020. Deze leden vinden het opmerkelijk dat de Europese Commissie nog altijd geen mededeling heeft gepubliceerd over de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020. Kan de Staatssecretaris met het oog op de voorbereidingen voor het negende kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, er bij de Europese Commissie op aandringen dat de mededeling zeer spoedig moet komen?

Het opstellen van een mededeling is van een groot aantal factoren afhankelijk. Voor de mededeling over de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 geldt bijvoorbeeld dat de evaluaties van de afzonderlijke instrumenten beschikbaar moeten zijn. Omdat het voor de hand ligt dat met de mededeling vooruitgelopen wordt op het negende Kaderprogramma, is het begrijpelijk dat de Europese Commissie zorgvuldig te werk gaat. Het Kaderprogramma is immers van groot belang voor de Unie en alle afzonderlijke lidstaten. Verwacht wordt dat de Europese Commissie op korte termijn een doorkijk zal geven op het verdere proces en de planning van de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020, waaronder publicatie van de mededeling, en de voorbereiding op het negende Kaderprogramma.

Deze leden stellen vast dat de voornaamste discussie over de tussentijdse evaluatie zich richtte op de geringe prestaties van landen uit Centraal- en Oost-Europa in Horizon 2020. Zij zijn van mening dat kwaliteit en excellentie de uitgangspunten moeten blijven van het Kaderprogramma en zijn derhalve van mening dat er geen geografische criteria ingebouwd moeten worden.

De leden van D66-fractie zijn bezorgd over het lage slagingspercentage van projectaanvragen binnen Horizon 2020. Deze leden stellen vast dat de belangrijkste oorzaak hiervan over het algemeen niet zozeer te wijten is aan de kwaliteit van het project, maar aan het gebrek aan financiële middelen. Om koploper te blijven op het gebied van innovatie en de concurrentiekracht van de Europese economie te versterken, strekt volgens deze leden een substantiële verhoging van het budget van het Kaderprogramma tot de aanbeveling.

Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij zich, naast de in het onderzoeksrapport verschenen aanbevelingen over de impactvergroting van investeringen in onderzoek, gaat inzetten voor een verhoging van het budget van het negende Kaderprogramma ten aanzien van het huidige programma?

Nederland wil niet vooruitlopen op de omvang en inhoud van het volgende Meerjarig Financieel Kader en daarmee op de budgetten voor het volgende Kaderprogramma. Wel zet de regering in op een gemoderniseerde Europese begroting, meer gericht op innovatie, onderzoek, klimaat en duurzaamheid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda en zij hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het voorstel voor de single digital gateway tot onnodige harmonisatie leidt van een taak die principieel bij lidstaten hoort te liggen. Deze leden vragen de Staatssecretaris het belang van mensen en bedrijven die niet of verminderd over digitale middelen beschikken nadrukkelijk tot uiting te brengen bij de Raad als het gaat om het in stand houden van offline-handelingen voor burgers en bedrijven. Tevens vragen deze leden de Staatssecretaris de Kamer tijdig te informeren over de Nederlandse positie over dit onderwerp en de voortgang van de onderhandelingen.

Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de vragen van de CDA-fractie en VVD-fractie. In aanvulling daarop; de SDG is een online portaal dat toegang biedt tot informatie en procedures voor burgers en bedrijven. Het doel is dat lidstaten hun procedures uiteindelijk digitaal doen, maar de wijze waarop de procedures worden doorlopen blijft een bevoegdheid van de lidstaten zelf. De inhoud van de nationale procedures zal hierbij niet worden geraakt. Er is dan ook geen sprake van harmonisatie op EU-niveau.

Na het bereiken van een algemene oriëntatie tijdens de RvC, zullen de onderhandelingen met het Europees Parlement van start gaan. De Kamer zal t.z.t. hierover worden geïnformeerd.

De leden van de SP-fractie lezen in de agenda en het fiche over een Europees industriebeleid dat Nederland de Raadsconclusies ondersteunt. Deze leden ondersteunen de roep om de energie-intensieve industrie te verduurzamen. Zij zijn echter ook van mening dat andere onderwerpen eveneens van groot belang zijn, zoals de druk die door aandeelhouders op Europese bedrijven wordt gelegd. Deze leden wijzen op de recente overnamepogingen op AkzoNobel en PostNL en de verkoop van de margarinedivisie van Unilever, die uiteindelijk leidden tot een verhoogde uitkering van dividend. De leden van de SP-fractie vragen daarom hoe de bescherming van Europese bedrijven tegen vijandige overnamepogingen in dit Europees Industriebeleid naar voren komt. Indien dit niet het geval is, willen deze leden weten hoe de Staatssecretaris het belang van continuïteit van industriële ondernemingen voor de samenleving naar voren gaat brengen bij de Raad.

Het Europees industriebeleid, als verzamelterm voor het brede scala aan beleidsterreinen en instrumenten dat relevant is voor de Europese industrie, bevat geen specifiek instrumentarium dat ziet op vijandige overnamepogingen van beursgenoteerde ondernemingen. Wel biedt het Europees beleid, binnen de Europese kaders voor vennootschappen en corporate governance, ruimte aan lidstaten om bedrijven in staat te stellen zich te weren tegen vijandelijke overnames en/of activistisch aandeelhouderschap. Het kabinet ontwikkelt hier momenteel in de Nederlandse context ook voorstellen voor. U zult hier binnenkort nader over worden geïnformeerd in een Kamerbief.

Zoals in het BNC-fiche benoemd, refereert de Commissie in haar mededeling voor een Europees industriebeleid ook aan een nieuw Europees raamwerk voor het toetsen van buitenlandse investeringen. Over dit separate Commissievoorstel wordt uw Kamer op korte termijn middels een nieuw BNC-fiche geïnformeerd.

Het kabinet deelt het door u benadrukte belang van de continuïteit van industriële ondernemingen voor de samenleving als geheel. Zo is de industrie van cruciaal belang bij het adresseren van grote maatschappelijke uitdagingen. In het debat over Europees industriebeleid is het daarbij vooral van belang om de vernieuwingskracht van de industriële sector te versterken. Nederland bepleit in dat kader het gezamenlijk vaststellen van missie-gedreven doelen op de twee grootste uitdagingen van de industrie: verduurzaming en digitalisering. Door het inzetten op het succesvol doormaken van deze transities, zet het kabinet in op continuering en versterking van de rol van industriële ondernemingen voor werkgelegenheid en de aanpak van maatschappelijke uitdagingen.

De leden van de SP-fractie lezen dat het investeren in de industrie van de toekomst zich gaat toespitsen op het toepassen van veelbelovende innovaties en scale-ups. Deze leden zijn benieuwd in hoeverre het geld dat beschikbaar wordt gemaakt binnen het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) en andere (structuur)fondsen door de overige industrie. Zij zijn tevens benieuwd in hoeverre de regering bij investeringen vanuit bijvoorbeeld het EFSI kan cofinancieren, zodat de slagingskans vergroot wordt.

Het EFSI moet door middel van gerichte investeringen de structurele economische groei in de Europese Unie bevorderen. Het fonds wordt aangewend voor investeringen op het terrein van infrastructuur, onderzoek, duurzaamheid en het midden- en kleinbedrijf. Dit is breder dan alleen innovatie en scale-ups en dus ook beschikbaar voor overige industrie.

De regering werkt momenteel aan de oprichting van Invest-NL. Invest-NL kan ook cofinanciering op zich nemen, voor zover de doelstellingen van Invest-NL aansluiten bij die van het EFSI. Hierdoor kunnen initiatieven een beter beroep doen op private financiering van onder meer institutionele beleggers en Europese fondsen en programma’s.

Voor de verschillende structuurfondsen geldt dat vooral het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) benut wordt voor het stimuleren van veelbelovende innovaties. Het cohesiefonds (waar Nederland niet voor in aanmerking komt) en het Europees Sociaal Fonds lenen zich hier niet voor. In de Nederlandse EFRO-programma’s is het merendeel bestemd voor innovatiestimulering (70%, EU breed is dit 20%) waarbij de belangrijkste doelgroep het mkb is. Binnen deze innovatiestimulering komen ook scale-up acties voor. Een voorbeeld daarvan is Scale Up Nation dat ook cofinanciering krijgt van het Rijk. Dit is een samenwerking tussen verschillende partijen voor het opschalen en aantrekken van financiering voor jonge ondernemingen.

De leden van de SP-fractie lezen verder dat het kabinet inzet op een ambitieus Europees industriebeleid en vraagt om een modern industriebeleid. Deze leden vragen de Staatssecretaris nader te verklaren wat zij hier bedoelt met de termen «ambitieus» en «modern».

Met ambitieus en modern industriebeleid doel ik op een industriebeleid dat bijdraagt aan de versterking van het verdienvermogen van de Europese industrie, de transitie naar een industrie die minder CO2-uitstoot en de transitie naar een circulaire economie. Dat beleid moet ontwikkelingen die nu plaatsvinden en innovaties ondersteunen en stimuleren. Kenmerkend voor modern industriebeleid is dat bedrijven, kennisinstellingen en overheden samenwerken in het realiseren van de gezamenlijke doelen op het gebied van circulariteit, verduurzaming en concurrentiekracht.

Zij zijn van mening dat de kracht van de Nederlandse industrie moet worden versterkt door de hier bestaande specialismen te versterken en zo nodig te beschermen als deze dreigen te verdwijnen door toedoen van hedgefunds of andere investeerders. Deze leden zijn benieuwd of de Staatssecretaris deze mening deelt. Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dit naar voren brengen tijdens de Raad?

Zoals in het Regeerakkoord is aangegeven zullen we maatregelen nemen voor de verschuiving van invloed van bepaalde activistische aandeelhouders, zoals mogelijk hedgefonds, die vooral gericht zijn op de korte termijn naar aandeelhouders en andere stakeholders die belang hebben bij waarde creatie op de lange termijn.

De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet het belangrijk vindt dat de nieuwe structuren, zoals de High Level Industrial Roundtable, effectief moeten blijven. Deze leden vragen van de Staatssecretaris haar visie op hoe dit moet worden gedaan en op welke wijze werknemers en kleine ondernemers deel zullen nemen aan deze ronde tafel.

De High Level Industrial Roundtable kan een goede basis zijn voor een brede discussie met alle relevante stakeholders en daarmee passen bij mijn inzet op een modern industriebeleid waarbij ik verwijs naar mijn antwoord op de eerdere vraag van de SP-fractie. Hierbij ontwikkelen bedrijven, kennisinstellingen en overheden gezamenlijk visies en samenwerkingsverbanden, gericht op concrete acties en resultaten. Ik steun daarom de raadsconclusies die de noodzaak benadrukken om tot concrete acties te komen waardoor de Europese industrie, en in het bijzonder het midden- en klein bedrijf (mkb), de huidige en toekomstige uitdagingen aan kan gaan.

Of een Industrial Roundtable toegevoegde waarde zal geven en effectief zal zijn kan ik op dit moment nog niet beoordelen. De Roundtable zal in 2018 worden gevormd. Daarnaartoe zal de Europese Commissie met nadere informatie komen, op basis waarvan een betere inschatting gemaakt kan worden.

De leden van de SP-fractie lezen in het fiche over de EU-bijdrage aan het hervormde ITER-project dat Nederland volgens het kabinet belang heeft bij een transparant en eerlijk aanbestedingsproces bij ITER. Deze leden vragen de Staatssecretaris of dit nu niet het geval is. Zo ja, in welke mate? Zij lezen tevens in het fiche dat er grote overschrijdingen zijn geweest bij het project. Deze leden vragen naar de oorzaak hiervan en een overzicht van noemenswaardige overschrijdingen. Ook zijn zij benieuwd naar welke budgettaire en inhoudelijke kritiek er is op het ITER-project en of dit ook door de andere deelnemers aan ITER, de VS en Japan, wordt gedeeld.

Bij goede marktwerking en transparante en eerlijke aanbestedingsprocedures krijgt de beste partij voor de beste prijs de opdracht). Uitkomsten van de huidige aanbestedingsprocedures voor opdrachten (technologieontwikkeling, instrumentbouw, gebouwen) van internationale verdragsorganisaties als ITER (maar ook bijvoorbeeld bij CERN of ESRF) laten zien dat Nederland niet altijd evenredig krijgt wat het eraan bijdraagt en/of wat gerelateerd is aan de technologische expertise van onze bedrijven en kennisinstellingen. Het kabinet zal altijd toezien dat de gevolgde procedures actueel zijn en voldoen aan de eisen die we in de EU aan aanbestedingen stellen. Indien dat niet het geval is, zal het Kabinet inzetten op modernisering.

De kosten werden bij de start van de bouw van het project in 2007 geschat op 5,9 miljard euro. Dit bleek al snel niet meer te kloppen met de werkelijkheid. In 2010 is er een realistischer plan opgesteld, dat veel hoger uitviel dan het oorspronkelijke plan en dat door de Raad werd vastgesteld op 6,6 miljard euro tot 2020. Door vertragingen (o.a. door het enorm complexe technische karakter van het project) en kosten van o.a. materialen die door de vertraging intussen hoger waren geworden liepen de kosten nog verder op. Deze vertragingen gecombineerd met de slechte coördinatie en samenwerking tussen de agentschappen van ITER in de deelnemende landen leidden tot grote kostenoverschrijdingen. Daarbovenop zijn na de ramp bij Fukushima de veiligheidsvoorschriften extra aangescherpt, wat ook hoge, niet vermijdbare kosten met zich mee heeft gebracht. Omdat ook duidelijk werd dat de aansturing van het project niet goed verliep is er in 2013 een management assessment uitgevoerd. De aanbevelingen hieruit hebben geleid tot het aanstellen van een directeur met industriële ervaring in grote projecten en een nieuwe directeur-generaal, waardoor het project sindsdien strakker wordt geleid. Er is nu vertrouwen dat het project beter zal verlopen en met minder kostenoverschrijdingen te maken zal krijgen.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of het Commissievoorstel Verbetering van de aanbestedingspraktijk in Europa aanleiding is om de aanbestedingsrichtlijn te wijzigen en meer specifiek de lijst met speciale sectoren en de voorwaarden voor die sectoren aan te passen. Indien dit het geval is zijn deze leden benieuwd naar de houding van de Staatssecretaris.

In het pakket doet de Europese Commissie geen voorstel tot aanpassing van de aanbestedingsrichtlijnen of een onderdeel daarvan. Ook anderszins heb ik geen reden om aan te nemen dat de Europese Commissie op korte termijn een dergelijk voorstel zal doen.

Naar boven