21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 281 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 februari 2012

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie betreffende de Raad voor Concurrentievermogen d.d. 20-21 februari 2012 (EU- Richtlijn inzake het gunnen van overheidsopdrachten COM(2011) 896 (Aanbestedingsrichtlijn)).

De op 6 februari 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 13 februari 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie, Blacquiere

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het EU-voorstel voor de Europese Aanbestedingsrichtlijn de geagendeerde fiches. Deze leden hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Europese Aanbestedingsrichtlijn en de geagendeerde fiches. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van het schriftelijk overleg over de Aanbestedingsrichtlijnen en hebben hierover de volgende vragen.

Voor de leden van de VVD-fractie is het van groot belang dat er in de Europese lidstaten meer aandacht komt voor efficiënte aanbesteding. Door een zo efficiënt mogelijke besteding van de openbare middelen leveren overheden een belangrijke bijdrage aan de concurrentiepositie van Europa. Daarnaast moet de overheid bedrijven uitdagen om de meest optimale invulling van de verschillende behoeften aan te dragen.

Dit standpunt wordt door mij gedeeld. Nederland staat positief tegenover de doelstelling van de herziening van de richtlijnen die is gericht op het vergroten van de doeltreffendheid en efficiëntie van overheidsopdrachten.

De VVD-fractie vraagt zich af in hoeverre ik mogelijkheden zie om mij in te zetten voor het ophogen van de aanbestedingsgrens voor leveringen en voor diensten gegund door lagere aanbestedende diensten en voor door deze diensten georganiseerde prijsvragen, die momenteel 200 000 euro bedraagt. Tevens vragen zij om een toelichting op de inzet van Nederland op dit punt en hoe het krachtenveld tussen de verschillende lidstaten en coalities er momenteel uitziet.

Het kabinet zet in op substantiële verhoging van de drempels voor leveringen en diensten. Ik heb deze inzet bevestigd tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel Aanbestedingswet op 1 en 2 februari 2012. Het kabinet is daarbij van mening dat rekening moet worden gehouden met de kosten van Europese aanbestedingsprocedures. De transactiekosten voor zowel aanbestedende diensten als ondernemers zijn vaak relatief hoog. Dit geldt in het bijzonder voor opdrachten die net boven de Europese drempelwaarden voor leveringen en diensten uitkomen. Voor het Rijk bedraagt deze drempel € 130 000 en voor de medeoverheden € 200 000. Door verhoging van de drempelwaarden voor leveringen en diensten kan een betere balans tussen de baten en lasten ontstaan.

Tijdens de onderhandelingen in de Raad zal ik daarom stevig inzetten op substantiële verhoging van de drempels voor leveringen en diensten. In de Raad zetten ook een aantal (grote) lidstaten zich in voor verhoging van de drempels voor leveringen en diensten. Daarentegen tonen een groter aantal lidstaten, waaronder ook enkele grote lidstaten zich geen voorstander van het verhogen van de drempels. Enkele lidstaten vragen om een onderzoek naar de effectiviteit van de huidige drempels. In het voorstel voor de Aanbestedingsrichtlijnen komt de Europese Commissie met een evaluatiebepaling tegemoet aan die wens. Daarin wordt bepaald dat de economische effecten op interne markt in verband met de toepassing van de drempels uiterlijk in 2017 worden geëvalueerd. Gezien de tot nu toe in de Raadswerkgroep ingenomen posities is de verwachting dat de onderhandelingen over het verhogen van de drempels lastig zullen zijn. Op de achtergrond speelt daarbij tevens dat de verhoging van de drempels consequenties heeft voor de internationale verplichtingen in het kader van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten op ondernemers van derde landen (Agreement on Government Procurement- GPA), waarin de drempels zijn vastgelegd. Mede om die reden heeft de Europese Commissie in het voorstel de huidige drempels gehandhaafd.

Verder wil de VVD-fractie dat ik mij inzet voor het instellen van een Europese richtlijn met betrekking tot een expertcommissie met tanden. De VVD-fractie vindt dat op Europees niveau informatie over fouten moet kunnen worden uitgewisseld zodat duidelijk wordt waar aanbestedingen fout gaan en hoe het proces verbeterd kan worden. Bedrijven moeten de mogelijkheid hebben om klachten in te dienen; deze mogelijkheid moet laagdrempelig zijn en vervolgens moeten er ook gevolgen zijn indien er sprake is van misstanden. De VVD-fractie vraagt om een toelichting hoe er door andere lidstaten wordt gedacht over een Europese richtlijn met betrekking tot een expertcommissie.

Het voorstel voor de Aanbestedingsrichtlijn introduceert diverse verplichtingen op het gebied van publiek toezicht en (juridisch) advies aan ondernemers en aanbestedende diensten over aanbesteden. Voor mij staat voorop dat de professionaliteit van zowel aanbestedende diensten als ondernemers kan worden bevorderd door de uitwisseling van best practices en ervaringen bij aanbestedingen. Om die reden zet de Nederlandse overheid zich in om aanbestedende diensten te adviseren over aanbesteden (PIANOo, EUROPA decentraal), vragen van ondernemers over aanbesteden te beantwoorden (Antwoord voor Bedrijven) en ondernemers te helpen die over de grens willen deelnemen aan een aanbesteding (Agentschap NL). Ook verschillende brancheorganisaties voor ondernemers voorzien ondernemers van advies bij vragen over aanbesteden. Bij klachten over een aanbesteding kunnen ondernemers naar de kort gedingrechter en binnenkort ook naar commissie van aanbestedingsexperts. Ik vind dat voorstellen uit Europa op dit gebied in te passen moeten zijn in de bestaande organisatiestructuren en instrumenten, waarbij ik bij elk van de voorstellen ook steeds kritisch zal bezien of er sprake is van een overheidstaak of dat er voldoende vertrouwen is dat het aan de markt en marktpartijen kan worden overgelaten.

In het Algemeen Overleg dat ik met uw Kamer heb gevoerd op 6 april 2011 naar aanleiding van de kabinetsreactie op het groenboek aanbesteden heb ik mij een voorstander getoond dat ook in andere lidstaten een commissie van aanbestedingsexperts komt. Op die manier kunnen best practices worden uitgewisseld, ervaringen worden gedeeld en van fouten worden geleerd. Dat is ook relevant als een ondernemer meedoet aan buitenlandse aanbestedingen en een klacht heeft over die aanbesteding. Hij kan dan naar de commissie van aanbestedingsexperts in dat land. Hoewel ik de oprichting van een commissie van aanbestedingsexperts in andere lidstaten toejuich, vind ik dat dit aan elke lidstaat zelf is om te bepalen. Daarom gaat het Europese voorstel om te verplichten dat iedere lidstaat een nationaal toezichtorgaan moet aanwijzen voor het toezicht op de uitvoering van aanbestedingen te ver. Het is aan de individuele lidstaten om invulling te geven aan toezicht op aanbestedingen. Tot dusver heeft het merendeel van de lidstaten hun ernstige twijfels geuit over de voorstellen voor een toezichthouder op dit terrein.

Ook hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen met betrekking tot de discussie over het aanbestedingspaspoort, zoals dat in het Europese voorstel is opgenomen en ook reeds op nationaal niveau is besproken. Hierbij wijzen deze leden met name op de geldigheid en duur van het aanbestedingspaspoort. Indien het zo zou zijn dat dit document met informatie over de ondernemer slechts één jaar geldig is, is het een weinig nuttige besparing van lasten aangezien ondernemers veelal niet vaker dan eens per jaar meedingen met een aanbesteding. Een inzet voor een periode van vier jaar, met de uitzondering van veranderende regels, lijkt de leden van de VVD-fractie nuttiger. Zij vragen wat de gevolgen zijn van het verlengen van deze periode en wat de inzet is van andere lidstaten.

Voor ondernemers is het van belang dat een aanbestedingspaspoort een ruime geldigheidsduur heeft. Een ruime geldigheidsduur is ook belangrijk vanuit het oogpunt van de lasten voor de uitgifte van een aanbestedingspaspoort. De door de Europese Commissie voorgestelde minimumtermijn van 6 maanden is naar mijn mening aan de korte kant. Ik wil daarom inzetten op een langere termijn. Daarbij moet wel een oplossing gevonden worden in geval de onderliggende bewijsstukken een kortere geldigheidsduur hebben dan de maximale geldigheidsduur van het aanbestedingspaspoort.

Tot slot wensen de leden van de VVD-fractie dat ik mij inzet om, zoals ook in het debat van 1 en 2 februari 2012 over de Nederlandse aanbestedingswet besproken, het principe van de laagste prijs uit het Europese voorstel te schrappen en in te zetten op de economisch meest voordelig inschrijving (EMVI). Indien de laagste prijs het economisch meest voordelig blijkt te zijn blijft dat natuurlijk een mogelijkheid, mits gemotiveerd.

In het voorstel voor de Aanbestedingsrichtlijn wordt het criterium laagste prijs vervangen door het criterium laagste kostprijs of kosteneffectiviteit. Ik steun dit voorstel. Ik vind het van belang dat aanbestedende diensten bij het gunnen van een opdracht niet langer kijken naar de laagste prijs van een product of een dienst, maar kiezen voor de totale gebruikskosten. Tijdens het plenair debat over het wetsvoorstel Aanbestedingswet heb ik aangeven dat de verplichting voor aanbestedende diensten om te motiveren wanneer wordt gegund op de laagste prijs, zal leiden tot het vaker toepassen van de economisch meest voordelige inschrijving. Het uit de Europese richtlijnen schrappen van het principe van gunnen op laagste (kost)prijs, gaat mij echter te ver. Er blijven situaties waarbij dat aanbestedende diensten producten met een vooraf bepaalde kwaliteit alleen op (kost)prijs moet kunnen aanschaffen. Daarbij kan gedacht worden aan homogene producten zoals de aanschaf van elektriciteit.

De leden van de CDA-fractie vragen waarin de voorstellen van de Europese Commissie met betrekking tot de modernisering van het Europese beleid inzake overheidsopdrachten het meeste afwijken van de nieuwe Aanbestedingswet (Kamerstuk 32 440) zoals die tot nu toe door de Tweede Kamer is behandeld.

Het voorstel voor de Aanbestedingsrichtlijn bevat vergelijkbare maatregelen als het wetsvoorstel Aanbestedingswet. Beide zijn gericht op het verbeteren van de efficiëntie van overheidsaanbestedingen, het bevorderen van de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot overheidsopdrachten en het verlagen van de lasten. In het voorstel van de Europese Commissie is daarnaast als uitgangspunt bepaald dat aanbestedende diensten overheidsopdrachten boven de € 500 000 in percelen dienen te splitsen (comply or explain-bepaling). Tevens wil de Commissie het verlichte aanbestedingsregime voor opdrachten met weinig grensoverschrijdend effect (zgn. 2B-diensten) vervangen door een speciaal regime voor sociale diensten boven de € 500 000. Ook wordt het criterium «laagste kosten» geïntroduceerd zodat de totale gebruikskosten gedurende de levensduur van een product kunnen worden meegenomen in een aanbesteding.

De leden van de CDA-fractie vragen wat Nederland tot op heden aan wensen, voorstellen en aandachtspunten heeft ingebracht richting de Europese Commissie wanneer het gaat om de modernisering van het EU beleid inzake overheidsopdrachten. Tevens willen zij weten hoe ik de voorstellen van de Europese Commissie zoals die nu voorliggen beoordeel en welke zaken Nederland met name nog verbeterd wil zien.

Het kabinet kan zich in grote lijnen vinden in het voorstel voor de Aanbestedingsrichtlijn. Het huidige Europese aanbestedingskader blijft grotendeels intact en een aantal door Nederland gewenste verbeteringen worden doorgevoerd om het midden- en kleinbedrijf een betere toegang te verschaffen tot de markt voor overheidsopdrachten. Bovendien geeft het voorstel inkopers meer flexibiliteit om doeltreffender en efficiënter in te kopen en wordt meer ruimte geboden om strategische beleidsdoelen zoals duurzaamheid mee te nemen bij een aanbesteding zonder hiertoe te verplichten. Op een aantal punten heeft het kabinet bezwaren bij het voorstel. Zo pleit Nederland voor een substantiële verhoging van de drempels voor leveringen en diensten, het vasthouden huidige verlichte aanbestedingsregime voor diensten met weinig grensoverschrijdend belang (zogenaamde 2B-regime) en gaat de verplichting voor een nationaal toezichtsorgaan voor Nederland te ver.

Op de vraag van de CDA-fractie wat Nederland tot op heden aan wensen, voorstellen en aandachtspunten heeft ingebracht richting de Europese Commissie, kan ik melden dat de nodige acties zijn ondernomen in de afgelopen periode. Zo heeft het kabinet met de kabinetsreactie op het groenboek aanbesteden (Kamerstukken II, 2010/11, 31 144, nr. 8) het Nederlands standpunt kenbaar gemaakt tijdens de openbare consultatie die de Europese Commissie in januari 2011 heeft gelanceerd. Op 30 juni 2011 organiseerde de Europese Commissie een High Level Conference over de Modernisering van het EU-beleid voor Overheidsopdrachten waar ik in een key note speech de Nederlandse visie op de modernisering van het aanbestedingsbeleid heb uitgesproken. Ook daarna heeft Nederland informeel en op ambtelijk niveau bij de Europese Commissie aandacht gevraagd voor de belangrijkste standpunten uit de kabinetsreactie, zoals de verhoging van de drempels, maatregelen om het midden- en kleinbedrijf meer toegang te geven tot overheidsopdrachten (eigen verklaring, proportionaliteitsbeginsel) en meer flexibiliteit om de onderhandelingsprocedure te kunnen gebruiken.

De CDA-fractie wil weten of ik verwacht dat het in werking treden van deze nieuwe Europese richtlijn een grote economische impuls zal betekenen voor het Nederlandse bedrijfsleven, en als dit zo is, wat de verwachting is daarin.

De maatregelen die de Europese Commissie voorstelt om ondernemers meer toegang tot overheidsopdrachten te verschaffen met lagere administratieve lasten zullen naar verwachting zorgen voor meer concurrentie en een betere toegang voor Nederlandse ondernemers bij Europese overheidsopdrachten. Daarnaast wordt het gemakkelijker voor ondernemers om in te schrijven op buitenlandse aanbestedingen als de aanbestedingsprocedure grotendeels elektronisch wordt.

De CDA-fractie wil weten welk aandeel het midden- en kleinbedrijf op dit moment hebben in de opdrachten vanaf de Europese aanbestedingsgrens en welke groei in dit aandeel te verwachten is met het in werking treden van de nieuwe richtlijn.

Uit onderzoek dat de Europese Commissie in het kader van de evaluatie van de aanbestedingsrichtlijnen heeft uitgevoerd, blijkt dat in de jaren 2006 tot 2008 het midden- en kleinbedrijf tussen de 58% en 61% van het aantal Europees aanbestede opdrachten heeft gewonnen. De waarde van die opdrachten bedroeg tussen de 31% en 34% van de totale waarde van de Europees aanbestede opdrachten (Evaluation Report, Impact and Effectiveness of EU Public Procurement Legislation, SEC (2011) 853, p. 108 e.v.). Uit het onderzoek blijkt tevens dat de grootte van een overheidsopdracht bepalend is voor de deelname van het midden- en kleinbedrijf aan overheidsopdrachten: het midden- en kleinbedrijf heeft niet de middelen of de capaciteit om in aanmerking te komen voor grote overheidsopdrachten. Dit speelt voornamelijk bij overheidsopdrachten boven € 300 000. De Europese Commissie concludeert daaruit dat het aandeel van het midden- en kleinbedrijf zal stijgen door opdeling van de opdrachten in percelen. Op de vraag welke groei in het aandeel van het midden- en kleinbedrijf door de maatregelen te verwachten is, geeft het onderzoek van de Europese Commissie geen antwoord. Duidelijk is wel dat de maatregelen in algemene zin de toegang van ondernemers tot overheidsopdrachten in Europa gaan verbeteren.

Voorts vraagt de CDA-fractie wat gezien wordt als een realistisch tijdstraject tussen nu en het inwerking treden van de nieuwe richtlijn.

In het voorstel voor de Aanbestedingsrichtlijn is opgenomen dat lidstaten de richtlijn uiterlijk op 30 juni 2014 omgezet moeten hebben in nationale wetgeving. De datum van 30 juni 2014 impliceert – met inachtneming van dezelfde implementatietermijn als bij de vorige richtlijnen – dat de richtlijn op 31 augustus 2012 moet worden vastgesteld. Deze datum acht ik zeer ambitieus. Mijn inzet is erop gericht om in de onderhandelingen snel tot resultaat te komen. Ook de Europese Commissie en de andere leden van de Raad willen voortgang boeken. Uiteindelijk is dat wel afhankelijk van de snelheid van de onderhandelingen in de Raad en de voortvarendheid in de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement.

De CDA-fractie vraagt welke concrete maatregelen uit de nieuwe aanbestedingsrichtlijn de positie van het MKB met name verbetert.

De Europese Commissie neemt de nodige maatregelen om de positie van ondernemers, en met name het midden- en kleinbedrijf, bij overheidsopdrachten te verbeteren. Voor ondernemers betekent de invoering van een Europese eigen verklaring een aanzienlijke lastenverlaging bij grensoverschrijdende aanbestedingen. Ook de introductie van het Europees aanbestedingspaspoort kan bijdragen aan lastenverlaging. Daarbij moet wel duidelijk worden hoe deze lastenverlagende maatregelen zich tot elkaar verhouden, en hoe de lasten van het afgeven van een Europees aanbestedingspaspoort zich verhouden tot de opbrengsten. Ook wordt lidstaten de verplichting opgelegd om elektronisch aanbesteden te realiseren, hetgeen de lasten voor aanbestedende diensten en ondernemers aanmerkelijk verlaagt en zorgt dat ondernemers op een eenvoudige wijze aan (grensoverschrijdende) aanbestedingsprocedures kunnen deelnemen. Overeenkomstig mijn inzet heeft de Europese Commissie het proportionaliteitsbeginsel expliciet in het voorstel opgenomen. Zo wordt voorkomen dat aanbestedende diensten onnodig hoge eisen, criteria en voorwaarden stellen. In aanvulling op het proportionaliteitsbeginsel stelt de Commissie voor dat aanbestedende diensten overheidsopdrachten boven de € 500 000 in percelen te splitsen. Aanbestedende diensten hebben daarbij de mogelijkheid om door middel van comply or explain van deze bepaling af te wijken. Daarbij merk ik op dat het uitgangspunt om te splitsen in percelen niet in de weg dient te staan aan de mogelijkheden voor innovatief aanbesteden. Het integraal aanbesteden van ontwerp en uitvoering kan leiden tot innovatieve oplossingen doordat de markt ontwerp en uitvoering goed op elkaar kan afstemmen. Ten slotte wil de Commissie de maximale omzeteis beperken tot 300%.

De CDA-fractie vraagt om mijn oordeel over de maatregelen die worden voorgesteld ten aanzien van zowel duurzaamheid(scriteria) als innovatie in de nieuwe aanbestedingsrichtlijn.

Ik ben positief over de voorgestelde verruiming van de mogelijkheden om via overheidsopdrachten strategische beleidsdoelen te ondersteunen zonder dat dit leidt tot bindende verplichtingen voor aanbestedende diensten en ondernemingen. Ook steun ik de inzet dat levenscycluskosten mogen worden meegenomen bij het opstellen van gunningcriteria en de hiertoe te ontwikkelen Europese rekenmethoden. Uit oogpunt van uniformiteit is het bedrijfsleven gebaat bij een eenduidige methode om de levenscycluskosten te berekenen en levert het aanbestedende diensten een reductie van uitvoeringslasten op. Wel wil ik meer duidelijkheid over de wijze van bepaling van deze methoden en vind ik het belangrijk dat de lidstaten in deze besluitvorming worden betrokken. Verder blijft in het voorstel voor de Aanbestedingsrichtlijn het vereiste gehandhaafd dat de gestelde eisen verband moeten houden met het voorwerp van de opdracht of de uitvoering daarvan. Het loslaten hiervan zou kunnen leiden tot eisen die niet relevant zijn voor het voorwerp van de opdracht, en disproportioneel. Tot slot ben ik positief over de maatregelen in het voorstel om innovatie te bevorderen. Zo wordt een nieuwe procedure geïntroduceerd voor innovatiepartnerschap. Voor aanbestedende diensten wordt het hiermee mogelijk een partner te selecteren om samen een nog niet bestaand product, dienst of werk te ontwikkelen. Deze procedure voorziet in een behoefte in de aanbestedingspraktijk.

De CDA-fractie wil ten aanzien van het aanbestedingspaspoort graag weten of er al meer inzicht is op hoe de lasten hiervan zich verhouden ten opzichte van de opbrengsten.

Aangezien de kosten en baten van een aanbestedingspaspoort sterk samenhangen met de vormgeving van het paspoort, ben ik voor de kosten-batenanalyse afhankelijk van de verdere invulling van het voorstel voor een Europees aanbestedingspaspoort. Ik sta positief tegenover de komst van een Europees aanbestedingspaspoort. Wel vind ik dat duidelijk moet worden hoe de Europese eigen verklaring en het aanbestedingspaspoort zich tot elkaar verhouden, en hoe de lasten van het afgeven van een Europees aanbestedingspaspoort zich verhouden tot de opbrengsten. Ik heb de Europese Commissie daarom gevraagd om een nadere onderbouwing van het voorstel voor een Europees aanbestedingspaspoort.

Het CDA zou graag zien dat ook in de nieuwe EU aanbestedingsrichtlijn wordt opgenomen dat het expliciete doel van de wet, het creëren van maximale maatschappelijke waarde dient te zijn. Immers het is indirect belastinggeld van de Europese burger. De CDA-fractie vraagt of ik deze mening deel.

Zoals ik ook in het plenair debat over het wetsvoorstel Aanbestedingswet heb aangegeven vind ik het belangrijk dat belastinggeld zo goed mogelijk wordt besteed. Ik deel dan ook de mening dat aanbesteden gericht moet zijn op creëren van maximale maatschappelijke waarde. Deze doelstelling ligt ook besloten in de Europa 2020 doelstellingen voor slimme, sociale en inclusieve groei op basis waarvan de aanbestedingsrichtlijnen worden herzien. In het licht hiervan verwijst de Europese Commissie in de tweede overweging van het voorstel voor de Aanbestedingsrichtlijn daar expliciet naar.

De CDA-fractie vraagt of ten aanzien van concessieovereenkomsten aangegeven kan worden in welke mate Nederland hiervan gebruik maakt en wat de belangrijkste gevolgen zullen zijn van de voorstellen op dit gebied in Europees verband op de Nederlandse situatie.

Concessieovereenkomsten zijn in Nederland relatief onbekend en worden slechts beperkt gebruikt. Bekende voorbeelden van concessieovereenkomsten zijn de bouw en exploitatie van parkeergarages en de exploitatie van zwembaden. De gevolgen voor Nederland zullen daarom naar alle waarschijnlijkheid beperkt zijn. Belangrijke tekortkoming van het voorstel is evenwel dat het toepassingsbereik en de gevolgen van de richtlijn niet duidelijk genoeg zijn. Nederland zal daarom aandringen op verduidelijking op dit punt, zodat de impact van het voorstel beter kan worden ingeschat.

Tevens vraagt de CDA-fractie zich af of zicht is op in welke mate het «light regime» ten aanzien van concessieovereenkomsten leiden tot extra administratieve lasten voor ondernemers.

Hoewel de precieze impact van het voorstel nog niet te geven is, zal de richtlijn naar verwachting per saldo leiden tot minder kosten voor het bedrijfsleven omdat zij minder kosten hebben in verband met het zoeken naar concessieopdrachten en de verschillen in procedures/regels tussen de verschillende lidstaten worden weggenomen. De voorbereiding om in te schrijven op een opdracht zal daarentegen relatief meer tijd kosten dan op dit moment het geval is.

Het CDA kan zich vinden in het standpunt dat de aparte richtlijn voor concessies kan worden opgenomen in de algemene aanbestedingsrichtlijn. De CDA-fractie vraagt zich af of hier voldoende draagvlak voor is in Europa en vraagt een reactie hierop.

De onderhandelingen over het voorstel van de Europese Commissie zijn nog niet gestart. Duidelijk is al wel dat een aantal (middel-)grote lidstaten het standpunt steunen dat de richtlijn voor concessies zou moeten worden opgenomen in de algemene aanbestedingsrichtlijn.

Naar verwachting zal de nieuwe Europese richtlijn eind 2012 vastgesteld worden. De SP-fractie is van mening dat deze nieuwe richtlijn onderdelen bevat die een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de aanbestedingen in Nederland. In het voorstel van de Commissie staat dat de lidstaten uiterlijk juni 2014 aan alle eisen van de richtlijn dienen te voldoen. De SP-fractie vraagt hoeveel tijd ik verwacht nodig te hebben voor de implementatie van deze richtlijn en of ik verwacht deze richtlijn eerder dan de uiterlijk gestelde datum van juni 2014 te implementeren.

In het voorstel voor de Aanbestedingsrichtlijn is opgenomen dat lidstaten de richtlijn uiterlijk op 30 juni 2014 omgezet moeten hebben in nationale wetgeving. De datum van 30 juni 2014 impliceert – met inachtneming van dezelfde implementatietermijn als bij de vorige richtlijnen – dat de richtlijn op 31 augustus 2012 moet worden vastgesteld. Deze datum acht ik zeer ambitieus. Mijn inzet is erop gericht om in de onderhandelingen snel tot resultaat te komen. Ook de Europese Commissie en de andere leden van de Raad willen voortgang boeken. Uiteindelijk is dat wel afhankelijk van de snelheid van de onderhandelingen in de Raad en de voortvarendheid in de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement.

Het doet de leden van de fractie van de SP deugt om te lezen over de verruiming van de mogelijkheden om bij aanbesteden meer aandacht te geven aan innovatie, milieu en arbeids- en sociale criteria, dit omdat op al de terreinen op dit moment diverse problemen gaande zijn. Zij vragen zich dan ook af of ik van plan ben het maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren bij aanbestedende diensten, en zo ja, op welke wijze.

Ook ik kan mij vinden in de verruiming van de mogelijkheden voor aanbestedende diensten om via overheidsopdrachten strategische beleidsdoelen te ondersteunen. Het is belangrijk dat de aanbestedingsregels de benodigde randvoorwaarden bieden waarmee invulling kan worden gegeven aan beleidswensen met name op het gebied van innovatie en duurzaamheid. Mijn collega’s van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Infrastructuur en Milieu voeren beleid op het gebied van duurzaam inkopen en stimuleren overheden om duurzaamheidsaspecten mee te nemen in aanbestedingen. Voorts is het beleid bij de Rijksoverheid om bij opdrachten boven de € 250 000 die daar geschikt voor zijn social return toe te passen. Daarnaast heeft het kabinet afspraken gemaakt met de medeoverheden om duurzaam in te kopen. PIANOo speelt daarbij een belangrijke rol in de verspreiding en uitwisseling van kennis over duurzaam inkopen.

Als het gaat om het stellen van eisen aan een ondernemer in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen, dan dienen deze eisen wel verband te houden met het voorwerp van de opdracht of de uitvoering daarvan.

De SP-fractie constateert dat artikel 71 uit het conceptvoorstel stelt dat een lidstaat kan bepalen dat onderaannemers kunnen verzoeken om rechtstreekse betaling door de aanbestedende dienst voor leveringen, werken en diensten die aan de hoofdaannemer zijn verstrekt bij de uitvoering van de opdracht. De SP-fractie vraagt of ik bereid ben dit in de Nederlandse wet te verankeren. Tevens vraagt de SP-fractie of ik hun mening deel dat de transparantie die hierdoor ontstaat, de aanbestedende diensten de mogelijkheid geeft om onwenselijke effecten van onderaanneming op te merken. Ook vraagt de SP-fractie of ik hun mening deel dat wanneer een aanbestedende dienst onwenselijke effecten van onderaanneming heeft opgemerkt deze aanbestedende dienst maatregelen dient te nemen tegen de hoofdaannemer.

Naar mijn mening moet het aanbestedingsrecht zien op de relatie tussen de aanbestedende dienst en de ondernemer, en niet op de relatie tussen ondernemers onderling. Zoals ik heb aangegeven tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel Aanbestedingswet, is het de verantwoordelijkheid van elke ondernemer om diens positie op de markt te verdienen en te verdedigen. Deze verantwoordelijkheid hoort op zich niet thuis bij de aanbestedende dienst. Het invoeren van een dergelijke verplichting zou treden in de relatie tussen bedrijven onderling. Het debat over de wijze waarop Nederland de richtlijn implementeert, zal echter te zijner tijd aan de hand van een wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn worden gevoerd.

De SP-fractie vraagt zich af of ik een inschatting kan maken van de financiële en personele consequenties die het uitvaardigen van Europese aanbestedingspaspoorten met zich mee zal brengen, en hoe ik tegenover het idee sta van een nationaal aanbestedingspaspoort. Ten slotte vraagt de SP-fractie mij de voordelen te benoemen van zowel een Europees aanbestedingspaspoort boven een nationaal aanbestedingspaspoort, als de voordelen van een nationaal aanbestedingspaspoort boven een Europees aanbestedingspaspoort.

In het plenair debat over het wetsvoorstel Aanbestedingswet heb ik aangegeven sympathiek te staan tegenover het initiatief van een aanbestedingspaspoort. In het wetsvoorstel voor de Aanbestedingswet heb ik maatregelen voorgesteld die een vergelijkbaar effect hebben als het aanbestedingspaspoort, zoals het introduceren van de uniforme eigen verklaring. Daarmee verklaart een ondernemer te voldoen aan de uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen en selectiecriteria. Hierin kan ook door het aanbestedingspaspoort worden voorzien. Verschil is dat bij gebruik van de eigen verklaring de geselecteerde of winnende ondernemer alsnog gevraagd kan worden de bewijsstukken te overleggen. Deze bewijsstukken kan de ondernemer registreren in de centrale database met bedrijfsgegevens (bedrijvenregister) van TenderNed, en zo gebruiken voor alle aanbestedingen waar hij op in wenst te schrijven. Als de aanbestedende dienst naar bewijsstukken vraagt, kan de ondernemer de gegevens uit de database direct koppelen aan een inschrijving. Op deze manier hoeft de ondernemer niet voor iedere aanbesteding opnieuw alle bewijsstukken bij elkaar te zoeken. Bij het aanbestedingspaspoort naar Haags model worden bepaalde standaarddocumenten die verband houden met uitsluitingsgronden en een aantal certificaten bij aanvraag van het paspoort eenmalig aangeleverd en geverifieerd. De in het wetsvoorstel aangekondigde maatregelen hebben betrekking op alle in de aanbestedingsstukken gevraagde uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen. Daarmee heeft het wetsvoorstel een breder bereik dan het Haagse aanbestedingspaspoort.

De Europese Commissie introduceert in het voorstel voor de Aanbestedingsrichtlijn een Europees aanbestedingspaspoort. De Europese invoering van het paspoort kan een lastenverlaging voor ondernemers betekenen bij grensoverschrijdende aanbestedingen. Wel vind ik dat duidelijk moet worden hoe de Europese eigen verklaring en het aanbestedingspaspoort zich tot elkaar verhouden, en hoe de lasten van het afgeven van een Europees aanbestedingspaspoort zich verhouden tot de opbrengsten. Het is in deze fase niet goed mogelijk een inschatting te geven van de financiële en personele consequenties die het uitvaardigen van een Europees aanbestedingspaspoort met zich brengen. Hiervoor zal eerst meer duidelijk moeten worden over de vormgeving die de Europese Commissie voor ogen heeft. Ik heb de Europese Commissie inmiddels gevraagd om een nadere onderbouwing van het voorstel voor een Europees aanbestedingspaspoort.


X Noot
1

Samenstellinglijst:

Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), Voorzitter Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Ondervoorzitter Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD), Verhoeven, K. (D66), Werf, M.C.I. van der (CDA) en Hilkens, M. (PvdA).

Plv. leden: Elias, T.M.Ch. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Holtackers, M.P.M. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Gerven, H.P.J. van (SP), Hazekamp, A.A.H. (PvdD), Schouten, C.J. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), Grashoff, H.J. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD), Veldhoven, S. van (D66), Ormel, H.J. (CDA) en Jadnanansing, T.M. (PvdA).

Naar boven