21 501-08 Milieuraad

Nr. 429 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld op 8 Juni 2012

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben enkele fracties de behoefte om over de Milieuraad d.d. 11 juni 2012 (kamerstukkken 21 501-08, nrs. 425 en 427) enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 6 juni 2012 aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu voorgelegd. Bij brief van 7 juni 2012 zijn deze, voorzien van een inleiding, door hem beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Snijder-Hazelhoff

De adjunct-griffier van de commissie, Westerhoff

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Zij hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen bij de agenda.

Ten aanzien van de geluidseisen voor motorvoertuigen steunen deze leden de inzet van de regering. Dit is een juiste bronmaatregel, die op Europees niveau thuis hoort. Auto’s, maar vooral banden moeten stiller, om geluidsoverlast rond infrastructuur te doen afnemen. De koppeling is dan ook een logisch gevolg op de in deze Kamer geuite wens van de leden van de VVD-fractie. Hoe succesvol acht de staatssecretaris de koppeling en wanneer zullen wij meetbare resultaten op de Nederlandse wegen kunnen verwachten?

De grote zorg die de leden van de VVD-fractie hebben bij REACH betreffen de hoge administratieve lasten en de hoge financiële lasten voor het chemische MKB. Zowel de staatsecretaris als de minister van EL&I hebben in het verleden aangegeven de zorgen te delen, maar er gebeurt niets. Deze leden vragen de staatsecretaris hoe kan worden bewerkstelligd dat de kosten voor MKB-ondernemers omlaag gaan en wat hierop zijn insteek in Europa wordt?

Wat betreft de klimaatboekhouding vragen de leden van de VVD-fractie wanneer Europa wakker wordt en wanneer het besef indaalt dat in de wereld alleen de EU, Noorwegen en Zwitserland een CO2-beleid hebben, dat is gericht op daadwerkelijk daling. Met subsidies wordt hernieuwbare energie ontwikkeld. Dat wil zeggen dat er meer kosten gemaakt worden, terwijl een economische crisis te boven moeten worden gekomen. Dat is onverstandig. De leden van de VVD-fractie vragen dan ook wat de meerwaarde is van de LULUCF-plannen («Land use, land change and forestry»). Als deze plannen aansluiten bij het Kyoto-protocol en actieplannen geen verplichtend karakter krijgen, zouden de leden van de VVD-fractie ermee kunnen leven. Maar dan nog vinden deze leden het zonde van alle tijd die erin gestoken wordt en zijn zij van mening dat de Brusselse klimaatafdeling beter een jaar vakantie zou kunnen krijgen. Het zou pas echt CO2 sparen, als de medewerkers van deze afdeling niet naar al hun klimaatconferenties hoeven te vliegen. De leden van de VVD-fractie vinden dat geen papieren tijger moeten worden losgelaten, terwijl een economische crisis moet worden opgelost. Zij krijgen van de staatssecretaris graag een harde toezegging dat het bij LULUCF niet gaat om verplichtende actieplannen.

Het punt van de zwavelnorm voor zeeschepen is ondertussen van de agenda gehaald, omdat er in de tussentijd een compromis is bereikt tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie. Het aanvankelijke voorstel voor uitbreiding van de strengere zwavelnormen naar meer schepen en gebieden is gesneuveld door weerstand van met name Mediterrane landen. Daarom is in het akkoord nu een soepeler norm toegestaan, buiten de al door IMO aangewezen speciale beschermingsgebieden, namelijk 0,5% in plaats van 0,1%, en dat pas vanaf 2020. Hoe apprecieert de staatssecretaris het bereikte compromis aangaande de zwavelnorm? Hoe ziet de staatssecretaris de consequenties van het compromis voor de Nederlandse scheepvaart, ook na 2020? Op welke wijze werkt de staatssecretaris nu verder aan een mondiale aanpak van de zwaveluitstoot van schepen via de Internationale Maritieme Organisatie (IMO)?

Ook voorgesteld is een verbod op scheepsbrandstof met meer dan 3,4% zwavel. In het bereikte compromis geldt dit brandstofverbod niet voor schepen die gebruik maken van scrubbers. Worden er specifieke eisen gesteld aan de benodigde scrubbers?

In de Milieuraad worden twee voorstellen behandeld betreffende scheepsrecycling die nauw met elkaar samenhangen. De één betreft het besluit toe te treden tot of het ratificeren van het Verdrag van Hong Kong; de ander betreft de verordening scheepsrecycling. Over dit pakket hebben de leden van de VVD-fractie twee vragen. Kan de staatssecretaris de voordelen aangeven van het wereldwijd voorop lopen van de Europese Unie met een verdrag omtrent milieuregelgeving, als dat waarschijnlijk een averechts effect heeft, omdat schepen omvlaggen naar niet-EU landen en het probleem niet in de Europese Unie ligt, maar in Azië? Hoe voorkomt de staatssecretaris dat door dit politieke streven de sector wordt opgescheept met hogere kosten en administratieve lasten als gevolg van twee naast elkaar bestaande regimes, namelijk het wereldwijd geldende Verdrag van Basel en het Verdrag van Hong Kong?

Ten aanzien van scheepsrecycling wijzen de leden van de VVD-fractie erop dat niet mag worden vergeten dat de strenge Nederlandse milieuwetgeving in de jaren «80 de ontmantelingindustrie de nek heeft omgedraaid, terwijl de schepen op de standen van India ontmanteld werden, met alle verschrikkelijke milieugevolgen van dien. Dat moet worden voorkomen. Waar het Verdrag van Hongkong onderscheid maakt tussen nieuwbouwschepen en bestaande schepen, gooit het voorstel van de Commissie deze op één hoop. Deze leden krijgen graag een toezegging van de staatssecretaris dat hij het onderscheid uit het Verdrag van Hong Kong weer terug brengt.

Belangrijker vinden deze leden de terugnameclausule. De eis is praktisch niet haalbaar en bovendien onlogisch. Een schip dat half gesloopt is, kan niet meer over de zee terug varen naar de oude thuishaven. De leden van de VVD-fractie krijgen graag een toezegging van de staatssecretaris dat hij artikel 9, of ten minste paragraaf 9.2 3n 9.3c laat vervallen om daarmee de verordening in lijn te brengen met het Verdrag van Hong Kong. Ook hier lijken goede bedoelingen de effectieve werking van de verordening te boven te gaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van de stukken op de agenda van de Milieuraad. De leden gaan graag op een aantal zaken wat dieper in.

Nederlanders krijgen meer herrie te verstouwen dan landen waar de bevolkingsdruk lager is. Geluidsoverlast terugdringen is voor de leden van de PvdA-fractie dan ook een belangrijk punt. Deze leden vinden goede punten terug in de notitie van de Nederlandse delegatie over de toekomst van de milieuwetgeving. Wat verwacht de staatsecretaris aan concrete maatregelen? Zijn er lidstaten die de normen naar beneden willen bijschroeven? Zo ja, hoe haalbaar acht hij het bereiken van een hoge norm en heeft hij daarnaast nog plannen om de regels, geldend in Nederland in afwachting van Europese strengere regelgeving, reeds aan te scherpen?

Voorts hebben de leden van de PvdA-fractie vragen bij het stuk (21 501-08, 27 801, nr. 406) over de Nederlandse inzet voor het veilige gebruik van chemische stoffen. Daar staat iets wat de leden van de PvdA-fractie verontrust. «De inspanningen die bedrijven moeten leveren om aan de uitvoering van REACH1 te voldoen … moeten in balans zijn met het beoogde doel bescherming gezondheid en milieu». In vele dossiers kunnen alleen door regelgeving en handhaving bedrijven gedwongen worden om mens- en milieuvriendelijk te werken. In de chemische industrie is dat niet anders. Deze leden vragen welke balans de staatssecretaris hierbij voor ogen heeft. Is hij met de leden van de PvdA-fractie van mening dat er niet gemarchandeerd mag worden met gezondheid en milieu?

Het overnemen van nieuwe test methodes, zodat de levens van duizenden proefdieren kan worden gespaard, blijkt niet goed te lopen, blijkt uit de brief. De EU zegt te werken aan eenduidige verankering. De leden van de PvdA-fractie vinden dat er sneller voortgang geboekt moet worden op dit dossier en roepen de staatsecretaris op zich hier in Europees verband hard voor te maken. De kennis is er, alternatieve testen kunnen worden uitgevoerd, maar merkbaar is ook dat de belangen van de proefdierindustrie groot zijn. Deze leden roepen de staatssecretaris op om vaart te maken.

Met het voorstel ten aanzien van de verbeterde tenuitvoerlegging ven handhaving van EU-maatregelen (22 112, nr. 1394) wordt beoogd om lidstaten actiever te laten zijn in het handhaven van de EU-wetgeving. De zaak Odfjell laat zien hoe belangrijk goede inspectie is voor handhaving van regels. Wat de leden van de PvdA-fractie betreft, is men er nog lang niet. Hoe verhoudt de afgekondigde «inspectievakantie» en de bezuinigingen van 30% op de inspectie van SZW zich tot deze mededeling? Betekent het dat straks dankzij deze mededeling de inspectie weer op volle sterkte kan plaatsvinden? Zo niet, waarom niet?

Voorts hebben de leden van de PvdA-fractie vragen bij de richtlijn prioritaire stoffen waterbeleid. De leden van de PvdA-fractie zouden graag zien dat de staatssecretaris ook pleit voor het tot prioritaire stof verklaren van Glyfosaat, gezien de problemen met deze stof bij drinkwaterwinning. De staatssecretaris is blij dat er nationale afwegingen kunnen worden gemaakt in het geval van «disproportionele kosten», zo lezen de leden van de PvdA-fractie. Wat kan hiervan in Nederland verwacht worden?

De leden van de PvdA-fractie hebben met enige zorg kennis genomen van de stukken die gaan over de ratificatie van het Verdrag van Hong Kong. Het is van groot belang dat schepen op een voor mens en milieu vriendelijke wijze worden gesloopt, maar die intentie doet niets af aan hun verbazing over de procedure. Het instemmen met ratificatie is het democratische recht van de nationale parlementen. Hoewel de leden van de PvdA-fractie het belang van dit verdrag goed inzien, geven zij toch geen steun aan de gevolgde procedure. Zij hebben een paar korte technische vragen hierover. Wat is de ruimte van het Nederlandse parlement als het voorstel van de Commissie wordt aangenomen? Wat is de rol van het Europees Parlement hierbij? Wat zijn de gevolgen van het schenden van de Nederlandse verplichtingen onder het VWEU? Hoe staat het met de onderhandelingen over de Verordening scheepsrecycling ((COM) 2012 118) en wat is de Nederlandse inzet daarbij, anders dan de zorg over de positie van de Nederlandse reders?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

Inzake de voorstellen inzake scheepsrecycling vragen de leden van de PVV-fractie of de staatssecretaris de mening van de KVNR deelt dat het onwenselijk is dat er extra eisen worden gesteld, die verder gaan dan het Verdrag van Hong Kong. Deelt hij de zorgen van de KVNR dat extra eisen onduidelijkheden veroorzaken en een negatieve invloed hebben op de inspanningen die gedaan worden om de arbeidsomstandigheden, de veiligheid en de bescherming van het milieu van de scheepsrecyclinginrichtingen te verbeteren? Zo neen, waarom niet?

Deelt de staatssecretaris de opvatting van de KVNR dat de Commissie zou moeten onderzoeken op welke manier de recyclingstaten ertoe bewogen kunnen worden om vergelijkbare maatregelen te nemen (bijvoorbeeld het spoedig ratificeren van het Verdrag van Hong Kong)? Zo neen, waarom niet?

Inzake het ETS vragen de leden van de PVV-fractie of de staatssecretaris de mening deelt dat enkel het bij de Europese Milieuraad agenderen van zijn zorgen over het ongelijke speelveld in de luchtvaart niet genoeg is om de Nederlandse luchtvaartsector te helpen? Zo neen, waarom niet? Is hij van mening dat de tijd van agenderen is geweest en dat het tijd is om actie te ondernemen tegen het ETS-luchtvaart nu Nederland onevenredig hard getroffen dreigt te worden, gezien de aangenomen motie De Mos (32 500 XII, nr. 37), welke oproept tot een gelijk speelveld, zeker gezien de uitspraak van de staatssecretaris in de Telegraaf van 6 maart 2012 dat «als er geen mondiaal akkoord komt, er sprake is van oneerlijke concurrentie en de ETS-maatregel van de baan moet»? Is de staatssecretaris bereid om de implementatie van de wetgeving over het ETS in de luchtvaart terug te draaien en op die wijze het signaal af te geven aan anti-ETS landen dat Nederland ondernemers geen marktverziekende maatregelen wil opleggen en graag handel wil drijven? Zo neen, waarom niet?

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie hoe de staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat er door de CO2-heffing in de zeevaart en de strengere eisen voor uitstoot van zwavel door schepen in de Noord- en Oostzee geen ongelijk speelveld ontstaat? Deelt hij de mening van de voorzitter van de VNO-NCW, dhr. Wientjes, dat de nieuwe normen vooral nadelig zijn voor de staal- en papierindustrie aangezien deze voor hun aan- en afvoer erg afhankelijk zijn van zeetransport? En deelt hij de mening van Tata-Steel dat CO2-emissiehandel leidt tot een ongelijk speelveld voor Tata Steel ten opzichte van staalbedrijven van buiten Europa? Zo neen, waarom niet? Hoe gaat de staatssecretaris er concreet voor zorgen dat bedrijven als Tata-Steel niet uit Nederland verdwijnen door het Emissiehandelssysteem?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Milieuraad op 11 juni en de daarbij horende stukken. Zij stellen daarover de volgende vragen.

In het BNC-fiche inzake scheepsrecycling wordt vooral ingegaan op de complicaties van ratificatie van het Verdrag van Hong Kong. Nederland tracht enige vaart erin te brengen en wil fraude voorkomen. De leden van de CDA-fractie waarderen deze inzet. Wat zij missen is een goede visie op scheepsrecycling en grondstofherwinning. Van wie zijn de materialen, bijvoorbeeld, na overdracht van het schip? Kan het zijn dat recycling van schepen, vanwege waardevolle materialen, juist steeds meer weer op eigen bodem gaat plaatsvinden? Of weegt de waarde van de grondstoffen niet op tegen de lage lonen ter plaatse? Hoe zit het met de sociale en ecologische omstandigheden van de plaatsen waar de schepen worden ontmanteld en zijn deze omstandigheden onderdeel van de regelgeving voor scheepsrecycling? Daarnaast lijkt het erop dat het voorstel van de Commissie verder gaat dan het Verdrag van Hongkong, bijvoorbeeld op het punt van het wegvallen van het onderscheid tussen oude en nieuwe schepen. Wat is de positie van Nederland op dit punt?

De LULUCF-sector is tot nu toe buiten de verplichtingen van het Europese klimaat- en energiepakket gehouden. De Commissie stelt voor de LULUCF-sector stapsgewijs te integreren in het Europese klimaatbeleid. De leden van de CDA-fractie zijn het eens met de inzet van de staatssecretaris, maar hebben daarbij een belangrijke kanttekening. De boekhoudregels onder het Kyoto-protocol bieden een bepaalde mate van flexibiliteit, die de leden van de CDA-fractie graag behouden zien. Dit geldt vooral ten aanzien van de mogelijkheid akkerlandbeheer en graslandbeheer in de boekhouding op te nemen dan wel uit te sluiten met het oog op de monitorings- en onderzoekskosten. De leden van de CDA-fractie hebben bezwaar tegen een extra boekhoudverplichting voor de beheerders van akker- en graslanden. Zij vragen de staatssecretaris dan ook in te zetten op het voorkomen van lastenverzwaring voor deze groep. Extra systemen zijn naar inziens van de leden van de CDA-fractie ongewenst en overbodig, ook omdat via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid iedere lidstaat een zorgplicht heeft ten aanzien van bodembehoud door middel van «goede landbouwpraktijken». Met de vergroening van het GLB zal daar nog meer focus op komen. Graag horen deze leden van de staatssecretaris dat hij aan hun dringende verzoek van zal voldoen.

Welke consequentie heeft de opname van de LULUCF-sector in het klimaatpakket voor de productie en het verbruik van biomassa voor energiedoeleinden? Hoe staat het met de criteria voor vaste en gasvormige biomassa? Is de staatssecretaris bereid dit te agenderen tijdens de Milieuraad?

De leden van de CDA-fractie delen met de staatssecretaris de opvatting dat Europa zich in de wereld niet uit de markt moet prijzen. De vraag is hoe dit kan worden voorkomen. In het verslag van de vorige Milieuraad staat dat de staatssecretaris uitvoering heeft gegeven aan de motie van de PVV (21 501, nr. 411) om andere lidstaten aan te raden een eigen onderzoek naar de effecten van het ETS Luchtvaart uit te voeren. Wat ontbreekt is een uitwerking van de motie-Van der Werf (21 501-08, nr. 416), waarin gevraagd is om een strategie die bijdraagt aan het bereiken van een mondiaal akkoord in ICAO-verband. Tevens is per motie (21 501-08, nr. 417) gevraagd haast te maken met het initiatief Single European Sky. Hoe geeft de staatssecretaris uitvoering aan deze beide moties? Wat is hierover gewisseld in Brussel en hoe gaat deze discussie verder?

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd over de positie die Nederland inneemt in het dossier luchtkwaliteit. Het is jammer dat de andere lidstaten niet verder willen gaan dan hetgeen met bestaand beleid te realiseren is. Op vragen van de leden van de D66-fractie heeft de staatssecretaris echter geantwoord dat in het 7e Milieu Actie Plan gewerkt kan worden aan verbetering van de luchtkwaliteit in de EU. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris? Naar aanleiding van de motie-Spies (30 175, nr. 71) is door het vorige kabinet onderzoek gedaan naar de werkelijke ziekmakers in fijnstof. De leden van de CDA-fractie zouden het waarderen als de staatssecretaris op de volgende Milieuraad het onderwerp luchtkwaliteit opnieuw benadrukt en pleit voor een Europese verkenning van de relatie met gezondheid. Kan Nederland hier het voortouw in nemen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben hun visie op Rio+20 al gegeven tijdens het speciaal daarover gehouden overleg met de staatsecretaris. Nederland zal niet zo’n grote broek aan moeten trekken aldaar en eerst maar eens haar eigen prestaties verbeteren, alvorens de rest van de wereld de les te lezen. De leden van de SP-fractie gaan ervan uit dat de in dat overleg ingebrachte mening van de Kamer meegenomen wordt in deze Milieuraad.

Voor wat betreft het eigen orde op zaken stellen, kan de staatssecretaris de komende Milieuraad wellicht wat stappen zetten. De leden van de SP-fractie horen graag wat de stand van zaken in Brussel is met betrekking tot hun initiatief om de geluidseisen voor motorvoertuigen te reduceren, zoals door de staatsecretaris is overgenomen in een notitie (Kamerstuk 27 664, nr. 78).

Ook zien de leden van de SP-fractie graag dat de staatssecretaris zich hard maakt voor het deelnemen aan IMPELL door alle landen en dat landen zich het recht mogen voorbehouden om handel in afval met landen die daar niet aan mee doen, te weigeren. Zij krijgen graag een reactie op dit punt van de staatssecretaris en indien de staatsecretaris het er niet mee eens is graag een toelichting op hoe hij adequaat toezicht en handhaving door die landen garandeert.

De leden van de SP-fractie zijn net als de staatssecretaris positief over de MARPOL annex VI over zwavel. De leden van de SP-fractie volgen niet de lijn van de staatsecretaris. De handhaving op scrubbers is lastig in praktijk te brengen. Ook het bunkeren van brandstof door schepen die geen scrubbers aan boord hebben, is nauwelijks op mondiale schaal te controleren. De leden van de SP-fractie zien dan ook liever het verkoopverbod op de mondiale brandstofmarkt.

De richtlijn prioritaire stoffen is wat de leden van de SP-fractie betreft ook een stap in de goede richting. Deze leden zien ook graag een voortvarende aanpak, bij voorkeur aan de bron. De leden van de SP-fractie vragen welk alternatief de staatssecretaris dan heeft voor het opnemen van de stoffen in de richtlijn prioritaire stoffen, als dat laatste niet de beste aanpak is.

Het zevende Milieuactieprogramma ziet er op papier goed uit. Een fitness-check kan ook nooit kwaad. Dat zal veel overbodige Brusselse regels kunnen schrappen of andersom nationale regels kunnen vervangen door betere Brusselse regels. De leden van de SP-fractie zijn geen voorstander van het koppensnellen, zoals de inmiddels demissionaire regering dat voorstaat. Nationale regels die beter zijn voor natuur, milieu en volksgezondheid, moeten juist gekoesterd worden. Deze leden horen dan ook graag dat de staatssecretaris die opvatting met hen deelt. Ook zien de leden van de SP-fractie graag dat er externe controle komt op betrouwbare milieustatistieken. Zij vragen hoe dat in Europees verband vorm krijgt. Daarnaast zou de staatssecretaris wat deze leden betreft ook een rol moeten bepleiten voor de praktijkervaring van toezicht en handhaving bij het herijken van de wetgeving.

De staatssecretaris is voor een realistisch, haalbaar en betaalbaar MAP. Wie kan daar nou op tegen zijn? De leden van de SP-fractie horen echter graag van de staatssecretaris wat hij daarmee bedoelt. Het moet niet zo zijn dat er een rem wordt gezet op bescherming van natuur, milieu en volksgezondheid. Deelt de staatsecretaris de mening dat de economische crisis een kans betekent om negatieve externe effecten van ons huidige stelsel om te buigen?

Tot slot onderschrijven de leden van de SP-fractie de noodzaak om regel- en administratiedruk te verminderen. Het stroomlijnen van procedures is logisch. De leden van de SP- fractie zien ook hier graag dat de beste methoden daarbij de voorkeur krijgen boven de zucht naar het verminderen van regeldruk. De leden horen graag dat ook de staatssecretaris de kwaliteit van rapportage belangrijk acht.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks juichen het toe dat de Milieuraad serieus kijkt naar het monitoren van aan landgebruik en bosbouw gerelateerde emissies. Zij zouden graag zien dat er een aparte klimaatdoelstelling komt voor deze sectoren. De boekhoudregels voor landgebruik en bosbouw zijn niet waterdicht. Deze leden vrezen dat het opnemen van landgebruik en bosbouw in het emissiehandelssysteem of in «effort sharing», de klimaatacties in andere sectoren ondermijnt. Vandaar dat zij pleiten voor een aparte doelstelling. Hoe staat de staatssecretaris daar tegenover?

De regering wil dat Nederland niet verplicht wordt om een nationaal actieplan op te stellen, omdat er in Nederland weinig emissiereducerende maatregelen genomen zouden kunnen worden in de sectoren landgebruik en bosbouw. De leden van de fractie van GroenLinks vragen waar deze stelling op gebaseerd is. Kan de staatssecretaris inzicht geven in mogelijke emissiereducerende maatregelen in de sectoren landgebruik en bosbouw? Deze leden vinden dat Nederland wel gewoon een actieplan zou moeten opstellen om zo een bijdrage te leveren aan emissiereductie in deze sectoren. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel CO2-uitstoot de sectoren landgebruik en bosbouw in Nederland veroorzaken? Hoe verhoudt dat zich tot de uitstoot van andere sectoren?

De leden van de GroenLinks-fractie maken via landgebruik en bosbouw graag even een uitstapje naar de RSPO-criteria («Roundtable on Sustainable Palm Oil»). Het lijkt erop dat de Europese Commissie de RSPO-criteria al goed wil keuren nog voordat de Europese ILUC («Indirect Land Use Criteria») zijn goedgekeurd. Is dat niet de verkeerde volgorde? Zou niet eerst moeten worden gewacht op de Europese criteria voor indirect landgebruik, voordat het RSPO-certificeringssysteem wordt goedgekeurd? Hoe staat de staatssecretaris daarin? Is hij bereid te bepleiten dat RSPO niet wordt goedgekeurd, zolang de Europese ILUC-criteria nog niet zijn goedgekeurd?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met instemming kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris, waarin hij ingaat op de uitvoering van de motie-Van Gent (30 175, nr. 147). Het is goed dat de regering euro IV- vrachtauto’s blijft subsidiëren, zoals eerder al aan de branche is toegezegd. De overheid moet betrouwbaar zijn en niet om de haverklap haar regels veranderen.

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het belangrijk dat Nederland de strengst mogelijke geluidseisen aan motorvoertuigen blijft bepleiten en steunen. Dit soort bronbeleid is verreweg de goedkoopste manier om de omgeving van drukke wegen leefbaar te houden. Zij krijgen graag de toezegging van de staatssecretaris dat hij zich in Brussel blijft inzetten voor strenge geluidseisen aan voertuigen.

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het belangrijk dat de klimaatcrisis effectief wordt aangepakt, bij voorkeur op Europees niveau. Het is dan ook goed om te zien dat de Europese Commissie in het Life+-programma een subprogramma voor klimaatactie wil opnemen. Deze inmiddels demissionaire regering heeft het Nederlandse klimaatbeleid grotendeels begraven, maar gelukkig is Europa er nog. De staatssecretaris bepleit helderheid over de rolverdeling tussen de Europese Commissie en lidstaten. Hoe ziet hij die rolverdeling idealiter voor zich? Is de regering bereid te bepleiten dat de LIFE+-gelden ook worden ingezet voor duurzame economische groei in Griekenland, Portugal en Spanje? Als beoogd wordt dat die landen in economisch opzicht weer gezond worden, dan zal moeten worden geïnvesteerd in groene groei. Deze landen hebben een groot potentieel voor zonne-energie.

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het een goed idee om de lijst met prioritaire stoffen uit te breiden en daar ook geneesmiddelen in op te nemen. Natuurlijk willen zij net als de regering ook stevige bronmaatregelen, maar daarnaast moet worden ingezet op normering. Het is zaak om de gezondheid van mens en natuur te garanderen. De fractievoorzitter van GroenLinks, Jolande Sap, stelde op 22 februari 2010 vragen (aanhangsel van de Handelingen, 2032, vergaderjaar 2009–2010) aan de minister van VWS over medicijnresten in het oppervlaktewater. In de antwoorden op die vragen verwees de minister naar een onderzoek dat nog steeds niet naar de Kamer is gestuurd. Hoe staat het nu met dat onderzoek? Kan de staatssecretaris daar meer informatie over geven?

De leden van de fractie van GroenLinks zijn het ermee eens dat het 7e Milieu Actie Programma van de EU veel aandacht zou moeten besteden aan implementatie en handhaving. Maar daar zou het programma zich niet toe moeten beperken. Met name op het gebied van groene innovatie, energiebesparing, verduurzaming van de voedselproductie, een veilige chemiesector en waterkwaliteit is nog een wereld te winnen. Op het gebied van bronmaatregelen is ook nog veel te doen. Kunnen deze leden ervan uitgaan dat de regering voorstellen van andere EU-landen en het Europarlement om het Europese milieubeleid te verbreden, zal steunen? Is de staatssecretaris zelf bereid om ambitieuze bronmaatregelen op het gebied van bijvoorbeeld lucht- en waterkwaliteit en chemie te bepleiten?

De leden van de fractie van GroenLinks juichen het toe dat Denemarken heeft aangekondigd om tijdens haar voorzitterschap te willen werken aan een adequaat beoordelingskader voor hormoonverstorende stoffen. Zij hopen dat de staatssecretaris wil pleiten voor een aanscherping van REACH. Alle schadelijke stoffen die door alternatieven vervangen kunnen worden, zouden uitgefaseerd moeten worden. Wil de staatssecretaris dat bepleiten? Dat is pas ambitieus bronbeleid. Daarnaast hechten deze leden grote waarde aan vermindering van het aantal dierproeven. Zou de staatssecretaris willen bepleiten dat de Europese Commissie met dierenrechten- en dierenwelzijnsorganisaties in gesprek gaat om te kijken hoe het aantal dierproeven verminderd kan worden zonder op veiligheid te hoeven inboeten? Verschillende organisaties en wetenschappers hebben hier goede ideeën over. Zou de staatssecretaris het initiatief willen nemen om experts bij elkaar te brengen en te kijken hoe het aantal dierproeven als gevolg van REACH kan worden verminderd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Milieuraad en willen over enkele punten een aantal vragen stellen.

De kwaliteit van ons oppervlaktewater laat vaak te wensen over en dit heeft grote gevolgen voor de kosten van het zuiveren van ons drinkwater en voor de flora en fauna. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het dan ook belangrijk dat de prioritaire stoffen snel worden uitgefaseerd en dat de lijst wordt aangevuld met alle stoffen die een significant risico vormen. Zij betwijfelen of dat wel in voldoende mate gebeurt, maar zijn blij dat de Europese Commissie nu met aanvullingen en veranderingen komt. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen erop aandringen dat de regering de inzet van de Europese Commissie niet dwarsboomt in deze en in plaats daarvan juist inzet op een verdere uitbreiding ervan. Immers, de waterkwaliteit in Nederland laat op de meeste plekken nog ernstig te wensen over, waardoor Nederland nu al heeft aangegeven niet in 2015 aan de goede kwaliteit te kunnen voldoen die is beschreven in de Kaderrichtlijn Water (KRW). Als deltaland hebben we dan ook baat bij een ambitieuze Europese inzet op het verbeteren van de waterkwaliteit. Kan de staatssecretaris uiteenzetten welke twintig stoffen in Nederland het grootste probleem zijn qua normoverschrijdingen? Kan hij bevestigen dat bestrijdingsmiddelen als glyfosaat en imidacloprid en andere neonicotinoiden hierin een zeer groot probleem vormen en grote risico’s met zich brengen voor flora en fauna en voor de volksgezondheid? Naar de mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zouden glyfosaat en imidacloprid op bijlage X moeten voorkomen. Deelt de staatssecretaris die mening? Zo nee, waarom niet? Tijdens de behandeling van de wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden heeft de staatssecretaris toegezegd dat hij de tien grootste probleemstoffen in het Nederlandse water op de lijst van prioritaire stoffen zou onderbrengen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen hier niets over in het fiche, en vragen om een aan vulling van de Nederlandse inzet op dit punt. Welke stoffen zijn dit en is hij bereid zich ervoor in te zetten dat deze stoffen alsnog op de bijlage X van de KRW worden gezet? Kan de staatssecretaris het tijdspad voor het wijzigen van de lijst van prioritaire stoffen uiteenzetten?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren menen dat de staatssecretaris in zijn brief een belangrijk uitgangspunt is vergeten te noemen bij zijn inzet voor een nationale bevoegdheid voor lidstaten om de teelt van gentechgewassen te verbieden: er moeten garanties komen dat de nationale teeltverboden juridisch houdbaar zijn, anders heeft een akkoord geen zin. Kan de staatssecretaris bevestigen dat dit nog steeds wel zijn inzet is? Er moet zeker gesteld worden dat een verbod voor de rechter standhoudt. De juridische dienst van het Europees Parlement (en dus niet die van de Raad en van de Commisie ) was daar zeer kritisch over. Is deze dienst over het nu voorliggende voorstel om advies gevraagd? Hoe beoordeelt deze dienst het huidige voorstel?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren achten het van belang dat Nederland vertegenwoordigd is bij de Conventie inzake Biologische Diversiteit (COP11 – CBD). Kan de staatssecretaris dit bevestigen? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn zeer teleurgesteld dat Nederland de biodiversiteitsdoelen die tijdens de COP 10 in Nagoya zijn vastgesteld, tot nu toe niet heeft geïmplementeerd in nationale wetgeving. De biodiversiteit holt achteruit, steeds meer soorten staan onder druk en sterven uit, terwijl onderzoek heeft uitgewezen dat elke soort van belang is bij de instandhouding van ecosystemen. Gezonde ecosystemen zijn de basis van ons bestaan en men dient hier uiterste zorg voor te dragen. Kan de staatssecretaris aangeven waarom Nederland de biodiversiteitsdoelstellingen niet heeft geïmplementeerd, terwijl hij weet dat de achteruitgang van biodiversiteit ons allen zal treffen? Kan hij concreet aangeven welke stappen er zijn en worden genomen om de biodiversiteitsdoelstellingen na te komen en welk tijdpad hiervoor is uitgezet? Is hij dit wel van plan met de biodiversiteitsdoelen die zullen worden overeengekomen op de COP 11- CBD? Graag ontvangen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hierop een bevestiging en een uiteenzetting hoe de staatssecretaris dit wil bereiken. De staatssecretaris schrijft dat de Europese Commissie en de EU-lidstaten (waaronder Nederland) werken aan voorbereidingen voor de implementatie en ratificatie van het Nagoya-protocol. Kan de staatssecretaris uiteenzetten welke stappen er concreet worden gezet en hoe wanneer de implementatie zal geschieden? Op VN-niveau zijn vijftig ratificaties nodig om het Protocol in werking te laten treden. Op dit moment zijn er twee ratificaties. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dit een zeer teleurstellend resultaat en verwachten een ambitieuzere inzet van Nederland en de EU op dit punt. Wanneer verwacht Nederland het protocol wel te kunnen ratificeren? Wat vindt de staatssecretaris ervan dat het protocol door het lage aantal ratificaties niet in werking kan treden? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren verzoeken de staatssecretaris het protocol zo snel mogelijk te laten ratificeren en verzoeken de staatssecretaris tevens de overige lidstaten actief aan te sporen ditzelfde te doen. Hoe ziet het voorbereidingstraject van de EU naar de COP/MOP’s in oktober eruit? Is de inzet ook dat alle lidstaten tegen die tijd het Nagoya-protocol hebben geratificeerd? Welke beïnvloedingsmomenten voor de Europese inzet voor de COM/Mop’s komen er nog voor lidstaten in de komende maanden? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen dat er tijdens de COP/MOP 6 van het Cartagena-protocol onder andere over sociaal-economische aspecten zal worden gesproken. Kan de staatssecretaris ingaan op de wijze waarop dit nu wordt vormgegeven in de voorbereidingen van de COP? Graag ontvangen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren meer informatie over de voorliggende raadsconclusies. Zij willen hierbij ook aandacht vragen voor de positie van ontwikkelingslanden in deze onderhandelingen en naar de positie van het kwekersrecht ten opzichte van octrooien op gewassen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen de garantie dat er voor nanotechnologie geen dierproeven worden gebruikt en krijgen graag een reactie hierop van de staatssecretaris. Nanotechnologie kan juist ook een rol spelen in het vervangen van dierproeven door andere technieken. Wil de staatssecretaris daar op inzetten?

Inleiding

Hierbij treft u de beantwoording aan van de schriftelijke vragen die door de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Milieu op 6 juni jl. zijn gesteld over onderwerpen die voor de Milieuraad van 11 juni 2012 geagendeerd staan, aangevuld met onderwerpen die de Tweede Kamer aan de agenda van het geannuleerde AO heeft toegevoegd.

De vragen van de Partij van de Dieren over de Conventie inzake Biologische Diversiteit en de Bijeenkomst van Partijen bij dit verdrag die in de eerste week van oktober 2012 wordt gehouden zullen op korte termijn in een afzonderlijke brief worden beantwoord. Bij de behandeling van het agendapunt op de Milieuraad zal ik geen voorschot nemen op hetgeen de Partij voor de Dieren aan de orde stelt.

II. Reactie van de staatssecretaris

Klimaatgerelateerde onderwerpen

LULUCF

De fracties van CDA en VVD hebben vragen gesteld over de LULUCF (Land Use, Land Use Change and Forestry) actieplannen en boekhoudverplichtingen. Omtrent landgebruik en bossen en de integratie ervan in het Europese klimaatbeleid moet goed rekening worden gehouden met het specifieke profiel van deze sector en de verschillende omstandigheden van de lidstaten. Om deze reden steun ik de stapsgewijze benadering voor het opnemen van de LULUCF sector. Daarbij vind ik van belang dat de eerste stap, de voorgestelde boekhoudregels, nauw aansluit op de boekhoudregels zoals die zijn afgesproken onder het Kyoto-protocol.

Ik sta afwijzend tegen het voorstel om verplicht LULUCF-actieplannen op te stellen vanwege de relatief beperkte mitigatiemogelijkheden op dit vlak gerelateerd aan de totaal emissies van Nederland. Dit is in lijn met de ruimte die het Kyoto protocol aan landen biedt om een aantal keuzes te maken, zoals het meetellen van akker- en graslandbeheer. Hiermee wordt recht gedaan aan de diversiteit van de landgebruiksector en de bijdrage hiervan aan het (tegengaan van) klimaatverandering in de verschillende landen. In de zgn. impact assessment staat dat het mitigatiepotentieel in Nederland (zoals bebossing, verandering waterbeheer of grondgebruik en grondbewerking) zeer beperkt tot nihil is in vergelijking met andere sectoren. Nederland heeft er om dezelfde reden al eerder voor gekozen om specifiek akkerlandbeheer en graslandbeheer niet op te nemen in de boekhouding vanwege o.a. de hoogte van de monitoringskosten voor overheid en grondgebruikers omdat bestaande monitoringsactiviteiten nauwkeuriger uitgevoerd moeten worden. Om deze reden wil ik ook geen verplichting tot monitoring voor akkerland- en graslandbeheer.

Het apart vastleggen van een klimaatdoelstelling specifiek voor de LULUCF sector, waaraan de fractie van GroenLinks refereert, is om dezelfde redenen niet zinvol. Het landgebruik en de landgebruiksector is in alle lidstaten erg verschillend. Lidstaten moeten daarom zelf kunnen bepalen hoe zij eventueel mitigatiepotentieel willen realiseren binnen de totaal doelstelling op het vlak van klimaatbeleid. Voor Nederland geldt dat de LULUCF sector ca. 1,3% (2,7 Mton CO2) van de totale emissies (2010) vormt. Dit is het netto resultaat van vastlegging van CO2 in bestaand en nieuw bos en emissies van CO2 door gebruik van veenweidegebieden en netto verandering in landgebruik.

Biobrandstoffen

De fractie van GroenLinks heeft vragen gesteld omtrent de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) in relatie tot «Indirect Land Use Change (ILUC)». Omtrent biobrandstoffen en ILUC moet er op basis van de Richtlijn Hernieuwbare Energie (Renewable Energy Directive / RED) een voorstel komen over ILUC. Nederland is voorstander dat ILUC wordt meegenomen in de duurzaamheidseisen bij biobrandstoffen en de RED daarop wordt aangepast en heeft daar herhaaldelijk op aangedrongen. Dit voorstel wordt de komende maanden verwacht. Op dit moment dienen duurzaamheidscertificeringssystemen voor biobrandstoffen te voldoen aan de eisen in de huidige RED, te weten, een minimale reductie van broeikasgassen van 35%, geen aantasting primair bos, geen ontwatering van veengebieden en bescherming van biodiversiteit. Thans worden certificeringssystemen getoetst aan deze eisen en ILUC maakt daar nu geen onderdeel van uit. Inmiddels zijn er acht duurzaamheidssystemen goedgekeurd. RSPO valt niet onder deze acht goedgekeurde systemen. Met betrekking tot de vraag van het CDA over criteria voor vaste en gasvormige biomassa; na het voorstel over ILUC zal hier eveneens een voorstel over worden gepubliceerd. Nederland heeft aangegeven voorstander te zijn van criteria op Europees niveau. Vooruitlopend hierop richt Nederland zich op vrijwillige afspraken met de sector.

ETS – Luchtvaart

De leden van de PVV-fractie vragen of de implementatie van het CO2 emissiehandelssysteem voor de luchtvaart (Emission Trading System/ ETS)terug kan worden gedraaid aangezien er nog geen mondiaal akkoord is. Binnen ICAO wordt er op dit moment hard gewerkt aan een mondiaal akkoord. Eind dit jaar zal een voorstel worden gepresenteerd en ik wil dit eerst afwachten. Het zou niet bevorderlijk zijn voor het tot stand brengen van een mondiaal akkoord als Nederland nu uit eigen beweging actie zou ondernemen; het is nu belangrijk om als EU in de wereld met een mond te spreken. De EU is bereid het luchtvaart ETS aan te passen in het geval van een mondiale afspraak voor luchtvaart emissies onder ICAO.

CO2- zeescheepvaart

De PVV-fractie vraagt naar de gevolgen van een CO2-heffing voor de (Nederlandse) zeescheepvaart. In mijn visie kan de CO2-uitstoot van de zeescheepvaart het best gereguleerd worden op mondiaal niveau. Dit garandeert een level playing field. Voor mij is dit aspect ook een van de belangrijkste toetsstenen.

Emissiehandel (ETS)

De fractie van de PVV vraagt of emissiehandel leidt tot een ongelijk speelveld voor Tata Steel. Mijn antwoord hierop is dat bij de vaststelling van de EU-richtlijn rekening is gehouden met de concurrentiepositie van energie-intensieve internationaal concurrerende bedrijven. Besloten is om aan dergelijke bedrijven 100% van de via benchmarks berekende rechten toe te wijzen. Ten opzichte van de historische emissies zal ik bedrijven als Tata-Steel dit jaar een relatief groot aantal emissierechten toewijzen voor de periode 2013–2020. Daarnaast is de optie opgenomen voor eventuele compensatie voor indirecte kosten door stijging van de elektriciteitsprijs als gevolg van een hogere CO2-prijs. Bij de vaststelling van de EU-richtlijn ging men uit van een prijs rond de 30 euro. De CO2-prijs voor emissierechten ligt sinds eind vorig jaar rond de 7 euro, terwijl prijsstijgingen in de toekomst volgens de meeste verwachtingen beperkt zijn.

Overigens blijft het kabinet, ten behoeve van het mondiale gelijke speelveld, pleiten voor een wereldwijde aanpak o.a. door toe te werken naar koppeling aan andere ETS-systemen in andere landen via het «International Carbon Action Partnership».

Zwavel in scheepsbrandstoffen

Over de aanpassing van de EU-Zwavelrichtlijn is half mei een akkoord in eerste lezing bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement. Nederland heeft met het bereikte compromis ingestemd. Het akkoord neemt de zwavelnormen voor scheepsbrandstoffen van «Marpol Annex VI«, opgesteld in 2008 door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), over. Hierop is één uitzondering: Annex VI stelt dat de mondiale zwaveleis van 0,5 % per 2020 of 2025 wordt ingevoerd. Dit is afhankelijk van een evaluatie in 2018 waarbij gekeken wordt naar beschikbaarheid van deze brandstof. De nieuwe Zwavelrichtlijn bepaalt dat op Europese zeeën vanaf 2020 sowieso een zwaveleis van 0,5 % van kracht is. De regering is content met het bereikte compromis. Er is hierin een goed evenwicht bereikt. Voor de Nederlandse zeescheepvaart zijn er geen andere gevolgen dan die al voortvloeiden uit het IMO besluit van 2008. De gemaakte afspraken behoeven ook geen verdere actie richting de IMO.

De VVD en Groen links hebben gevraagd naar het verkoopverbod van brandstof met meer dan 3,5% zwavel. De mening dat strengere EU-brandstofeisen een positief effect zouden hebben op de mondiale brandstofmarkt deelt de regering niet. Een Europees verkoopverbod van 3,5 %-brandstof zou betekenen dat belangrijke Europese bunkerhavens, zoals Rotterdam, een deel van hun afzet kwijt raken, terwijl die brandstof in de rest van de wereld verkocht mag worden. Bovendien ontmoedigt het voorstel het gebruik van «scrubbers», een nabehandelings-technologie. Het te bestrijden effect is niet het zwavelgehalte van de brandstof, maar de hoeveelheid zwaveloxide uit de schoorstenen van zeeschepen. Door reders de keuze te bieden tussen zwavelarme brandstof en technische maatregelen wordt de innovatie van maatregelen als «scrubbers» gestimuleerd.

Dit kan bereikt worden door schonere brandstof (met minder zwavel), maar ook door een scrubber toe te passen of door over te schakelen op LNG. Alle drie deze opties moeten reders kunnen gebruiken. Nederland heeft zich, met het oog op de belangen van de bunkersector en de mogelijkheden voor technische alternatieven («scrubbers»), met succes verzet tegen een verkoopverbod op brandstof met een hoger zwavelgehalte dan 3,5%. In het bereikte compromis is dit voorstel van de Commissie ook niet overgenomen.

De VVD en de SP vragen naar de eisen die aan de scrubbers en hoe deze worden gehandhaafd. In de IMO is afgesproken dat voor scrubbers de IMO-richtlijn «2009 Guidelines for Exhaust Gas Cleaning Systems» geldt. In deze richtlijn staan afspraken over de certificering van scrubbers en de hiermee verband houdende handhaving, zodanig dat er randvoorwaarden worden geschapen opdat scrubbers veilig zijn voor het milieu. Het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen wordt wereldwijd gecontroleerd door de handhavende instanties. Bovendien monitort IMO ook zelf het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen.

De PVV-fractie vraagt hoe de staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat er door de CO2-heffing in de zeevaart en de strengere eisen voor uitstoot van zwavel door schepen in de Noord- en Oostzee geen ongelijk speelveld ontstaat. Wegvervoer en binnenvaart hebben eerder te maken gekregen met ontzwaveling van hun brandstoffen en als gevolg hiervan hogere kosten. De zeescheepvaart krijgt hiermee nu ook te maken.

Luchtkwaliteit

De fractie van het CDA vraagt of de gezondheidsaspecten van fijn stof nog extra onder de aandacht moeten worden gebracht. Momenteel wordt op verschillende niveaus reeds extra aandacht besteed aan de relatie tussen luchtkwaliteit en gezondheid. Mede naar aanleiding van de motie Spies over «de werkelijke ziekmakers» in fijn stof is nader onderzoek gedaan om vast te stellen of aan de hand van de roetfractie in fijn stof extra informatie over de relatie tussen luchtkwaliteit en gezondheid kan worden verkregen. Deze informatie kan helpen om in het luchtkwaliteitsbeleid gezondheid beter mee te wegen. Uit gezondheidsonderzoek van het RIVM en de Universiteit Utrecht is gebleken dat roetdeeltjes sterk met gezondheidseffecten zijn verbonden. De resultaten van deze studie zijn aan de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) voorgelegd. Dat heeft recentelijk geleid tot een WHO-publicatie «Health effects of black carbon» (WHO, 2012). Deze informatie zal naar verwachting een belangrijke bijdrage leveren in het kader van de evaluatie die momenteel door de WHO wordt gemaakt over de huidige stand van kennis over de relatie luchtkwaliteit en gezondheid. De WHO-rapportage zal een bouwsteen vormen voor de evaluatie van de bestaande EU-richtlijn over de luchtkwaliteit, die staat gepland voor 2013.

Geluidseisen motorvoertuigen

Ik ben verheugd met de steun van de fracties van de VVD, PvdA, GroenLinks en SP voor mijn inzet om de Europese geluidsnormen voor motorvoertuigen aan te scherpen. Europees bronbeleid is de effectiefste aanpak om geluidsniveaus naar beneden te brengen en de gezondheid van mensen te verbeteren. Ik zeg met nadruk «Europees» omdat dit het niveau is waarop deze eisen moeten worden afgesproken. Het betreft immers geharmoniseerde producteisen die voor de hele Europese markt moeten gelden.

Het voorstel wordt op dit moment behandeld in het Europees Parlement. De comités van ENVI, IMCO en TRAN hebben hun rapport uitgebracht en vele voorstellen voor amendementen ingediend. De meeste amendementen richten zich op een vermindering van het ambitieniveau ten opzichte van het Commissievoorstel.  Nederland heeft veel onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van het voorstel en de kostenaspecten. Hiermee heeft Nederland goede argumenten in handen om voor het voorstel te blijven pleiten. Deze informatie heb ik gedeeld met Nederlandse Europarlementariërs. Mocht u contact op willen nemen met uw fractiegenoten, ben ik graag bereid u hiervoor van informatie te voorzien.

De fractie van de VVD vroeg mij hoe lang het zal duren voordat we effecten zullen ervaren van de aanscherping van de eisen. Wanneer de amendementen van de comités worden aangenomen, zijn de eisen over 8 tot 16 jaar (afhankelijk van de voertuigklasse) gelijk aan het huidige niveau. Over 20 jaar zal er naar verwachting verbeteringen optreden. Als het Commissievoorstel ongewijzigd zou worden overgenomen (door Raad en EP) duurt dit ongeveer 7 jaar.

Prioritaire stoffen in water

De leden van de PvdA fractie vragen naar de mogelijkheid om met deze herziening van de Richtlijn prioritaire stoffen ook een milieukwaliteitsnorm voor glyfosaat op te nemen. Ook de Partij voor de Dieren vraagt of er nog andere probleemstoffen kunnen worden toegevoegd. Voor de selectie van op te nemen prioritaire stoffen en het vaststellen van de bijbehorende milieukwaliteitsnormen zijn criteria vastgelegd, onder andere in de Kaderrichtlijn water. Voordat een stof opgenomen wordt moet deze procedure worden doorlopen, hiermee wordt gezorgd dat de norm die voor een stof gaat gelden op robuuste wetenschappelijke feiten is gebaseerd. Opname van andere stoffen dan voorgesteld is om die reden in deze fase niet aan de orde. Glyfosaat heeft daarom het genoemde selectieproces doorlopen, maar is afgevallen omdat glyfosaat niet aan alle criteria voldeed om een Europeesbreed geldende milieukwaliteitsnorm af te leiden.

De PvdA fractie vraagt ook wat voor nationale afwegingen Nederland zal maken in het geval dat het behalen van normen gepaard gaat met disproportionele kosten. Belangrijk hierbij is de mogelijkheid om te faseren, door maatregelen in de tijd te spreiden kunnen de kosten aanzienlijk lager uitvallen. In gevallen waar geen bronmaatregelen voorhanden zijn, zoals voor de geneesmiddelen, komt het veelal neer op additionele zuiveringsmaatregelen, en de kosten hiervan komen, via heffingen voor rioolwaterzuivering, terecht bij huishoudens. Ik hecht daarom aan flexibiliteit om het meest kosteneffectieve pad te kunnen nemen.

De leden van GroenLinks vragen naar de voortgang met het onderzoek ten aanzien van geneesmiddelen in oppervlaktewater. Op 4 juli zal er tijdens het AO waterkwaliteit gelegenheid zijn om hierover van gedachten te wisselen.

Chemische stoffen – REACH

De PvdA fractie heeft vragen gesteld naar aanleiding van stuk 21 501-08/ 27 801/ nr. 406 over de Nederlandse inzet voor het veilige gebruik van chemische stoffen. Ik ben het eens met de PvdA fractie dat er niet gemarchandeerd mag worden met het waarborgen van het belang van de bescherming van gezondheid en milieu. In mijn brief over de inzet voor het veilig gebruik van chemische stoffen geef ik aan dat ik waakzaam ben ten aanzien van de proportionaliteit tussen wettelijke verplichtingen en uitvoeringslasten enerzijds, en de milieu- en gezondheidsbelangen anderzijds die met de regelgeving worden gediend. Dat betekent ook dat ik, voor zover dat binnen mijn vermogen ligt, actief bijdraag aan het uitvoerbaar maken en houden van de regelgeving, en zo nodig flankerend of faciliterend beleid inzet teneinde de uitvoering van de regelgeving zo goed mogelijk te doen slagen. De vraag of ik voortgang wil boeken bij het bevorderen van het gebruik van alternatieve testmethoden die vermindering, verfijning of vervanging van het gebruik van proefdieren beogen, kan ik bevestigend beantwoorden. In mijn brief van1 maart jl. heb ik u daarom toegelicht dat ik geen middel ongebruikt laat om die voortgang te boeken.

De door de VVD naar voren gebrachte stelling dat er niets gebeurt ten aanzien van de hoge administratieve en financiële lasten voor het chemische MKB, herken ik niet. Ik heb een kosten- en batenonderzoek laten uitvoeren over de REACH uitvoering in Nederland. De resultaten heb ik u in april 2011 gezonden. Uit die evaluatie blijkt dat het bedrijfsleven van mening is dat de Nederlandse overheid zich maximaal en naar tevredenheid heeft ingezet om de administratieve lasten van REACH tot een minimum te beperken en REACH uitvoerbaar te maken.

De Rijksoverheid werkt samen met Agentschap NL, VNCI, VNO-NCW en MKB- Nederland en met verschillende andere partners om MKB-bedrijven een helpende hand toe te steken voor de implementatie van REACH. Ondermeer wordt daarmee een impuls gegeven aan kennisuitwisseling tussen MKB bedrijven onderling, er is een continue dialoog over de implementatie van REACH.

Samen met het ministerie van EL&I wordt het MKB op de volgende wijze gefaciliteerd:

  • Het MKB ontvangt extra en op de sector toegesneden voorlichting.

  • Het MKB bedrijfsleven wordt extra wordt ondersteund door de Helpdesk REACH.

  • In het kader van Topsector CHEMIE organiseert de overheid speciale MKB bijeenkomsten, zo is het Mentorenproject gestart waarin ervaren en deskundige bedrijfsmensen MKB bedrijven assisteren.

  • Ook worden in samenwerking met de sector technische ondersteuningsbijeenkomsten georganiseerd.

  • Er is een ICT-project gestart waarin samen met MKB-bedrijven elektronische veiligheidsinformatiebladen worden ontwikkeld, om zo de uitvoeringslasten voor bedrijven te verminderen.

Overigens kent REACH al een gedifferentieerd tariefstelsel waarin MKB-bedrijven minder betalen dan grote bedrijven. Ook worden aan het MKB, dat doorgaans lagere volumes chemische stoffen produceert of importeert, minder informatievereisten gesteld dan aan grote bedrijven met grotere handelsvolumes. Al met al gebeurt er juist heel veel voor het MKB en als de evaluatie van REACH dit najaar wordt gepresenteerd, zal ik mij sterk maken voor de positie van het MKB.

Op het gebied van hormoonverstorende stoffen, steunt de Nederlandse regering de initiatieven om vaart te maken met het komen tot Europese beoordelingskaders voor hormoonverstorende stoffen. Medio juni vindt er een belangrijke Conferentie plaats in Brussel waarmee inbreng op de beoogde strategie wordt georganiseerd. Voor 1 juni 2013 zal de Commissie namelijk REACH moeten evalueren ten aanzien van de wijze waarop daarin hormoonverstorende stoffen worden aangepakt. Hormoonverstorende stoffen worden uitdrukkelijk ook in de Raadsconclusies over het 7e Milieuactieprogramma aan de orde gesteld. Eind volgend jaar zouden we moeten beschikken over definitie en criteria om hormoonverstoring door chemicaliën te kunnen identificeren. Vervolgens komen er dan ook voorstellen over hoe de beheersing van risico’s van hormoonverstorende stoffen wettelijk geregeld moet worden.

Onder REACH is het nu reeds op grond van artikel 57 (f), van de REACH-verordening, mogelijk hormoonverstorende stoffen op te nemen in het autorisatieregime voor stoffen van zeer ernstige zorg. Een eerste stof is daartoe reeds in procedure gebracht. Zowel de gewasbeschermingsmiddelenverordening als de onlangs afgeronde biocidenverordening bevatten bovendien een verbod op de hormoonverstorende stoffen, tenzij het ​​risico voor de volksgezondheid verwaarloosbaar is, en ook voor die regelgeving is de Commissie verplicht om criteria voor te stellen voor de identificatie van dergelijke stoffen, uiterlijk in december 2013.

Voor wat betreft vermindering van dierproeven, verwijs ik kortheidshalve naar mijn brief van 1 maart jl. en mijn reactie op de inbreng van de Partij van de Arbeid. Voorts kan ik bevestigen dat de Europese Commissie met dierenrechten- en dierenwelzijnsorganisaties in gesprek is om te kijken hoe het aantal dierproeven verminderd kan worden zonder op veiligheid te hoeven inboeten.

Mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, informeert u overigens met enige regelmaat hoe het kabinetsbeleid inzake alternatieven voor dierproeven in Nederland wordt vorm gegeven. Ik zie tot slot geen noodzaak om experts bijeen te brengen om te bezien hoe het aantal dierproeven als gevolg van REACH verminderd kan worden. Binnen REACH is reeds een systeem van »checks and balances» opgezet om het onnodig dupliceren van dierproeven te voorkomen. Voorts wordt er in OESO-kader en in Europees kader actief gewerkt met experts om nieuwe testmethoden te ontwikkelen ter vermindering van het gebruik van het aantal proefdieren. De experts treffen elkaar dus voldoende. Het is nu zaak dat in de wettelijke kaders het gebruik van alternatieve testmethoden mogelijk wordt gemaakt en het bedrijfsleven, dat dierproeven gebruikt om gegevens over eigenschappen van stoffen te verkrijgen, ook daadwerkelijk die alternatieven gaat gebruiken. Voor beide laatstgenoemde zaken zet ik mij actief in, zoals ik u ook in mijn brief van 1 maart jl. heb gemeld.

Sloopschepen

De fracties van de VVD, CDA en de PvdA hebben vragen gesteld over het Verdrag van Hong Kong en de ontwerp-verordening scheepsrecycling. Met de ontwerp-verordening wordt het mondiale scheepsrecyclingverdrag (Verdrag van Hong Kong) dat milieu- en sociale voorwaarden stelt aan scheepsrecycling, geïmplementeerd. De Nederlandse regering is voorstander van dat verdrag en heeft dit ondertekend. De belangrijkste voordelen van de verordening zijn dat:

  • de vereisten van het verdrag van Hong Kong reeds van kracht wordt binnen de EU en voor schepen die onder EU vlag varen,

  • er een lijst van recyclinginrichtingen, binnen èn buiten de EU, die aan de vereisten van het verdrag van Hong Kong voldoen,

  • EU schepen ook buiten de OESO kunnen worden gerecycled, mits recyclinginrichtingen op de EU lijst staan,

  • de EU hiermee een positief signaal afgeeft aan andere landen, opdat zij het Verdrag van Hong Kong ook ratificeren en deze zo spoedig mogelijk van kracht wordt.

De Nederlandse regering is in beginsel positief over de voorgestelde verordening, evenals de meeste lidstaten. In de onderhandelingen wordt nog volop discussie gevoerd over de reikwijdte, de proportionaliteit en de uitvoerbaarheid van de verordening. Mijn inzet is erop gericht de verordening zo veel mogelijk in lijn te brengen met het Verdrag van Hong Kong en daarbij eveneens rekening te houden met de vereisten onder het Verdrag van Basel. Daarnaast is mijn inzet gericht op een haalbare en doeltreffende uitvoering van de verordening door scheepseigenaren en nationale autoriteiten. Het Deens voorzitterschap wil zo mogelijk nog voor de zomer op een aantal belangrijke discussiepunten overeenstemming bereiken. Een van deze punten is het risico op dubbele procedures onder de verordening enerzijds en het Verdrag van Basel anderzijds. Nederland wil dit vermijden en heeft daartoe een voorstel ingediend.

PVV stelt dat de voorgestelde verordening verder gaat dan het Verdrag van Hong Kong. Dit klopt, maar niet zonder reden, de extra eisen zijn bedoeld om zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de milieu-eisen die worden gesteld door het Verdrag van Basel, die nu in de EVOA (Europese verordening overbrenging afvalstoffen) zijn geïmplementeerd. De inzet van de Nederlandse regering is om deze mondiale verdragen zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Ik zie dan ook geen probleem bij deze extra eisen, maar wel met het dubbel regime dat ontstaat als naast de verordening ook nog aan de verplichtingen onder Basel moet worden voldaan. De consequentie hiervan is dat er dubbele procedures en extra administratieve lasten voor scheepseigenaren en nationale autoriteiten ontstaan.

De verordening maakt onderscheid tussen nieuwe en bestaande schepen waar het gaat om de vereisten een inventaris van gevaarlijke materialen op te stellen. Voor bestaande schepen geldt een overgangsbepaling van vijf jaar, terwijl nieuwe schepen direct aan dit vereiste moeten voldoen. Dit is in lijn met het Verdrag van Hong Kong. Het verschil zit erin dat het Verdrag van Hong Kong, naast een inventarislijst met materialen waar zowel bestaande als nieuwe schepen aan moeten voldoen (appendix 1), een aanvullende inventarislijst onderscheidt (appendix 2) die voor nieuwe schepen zonder meer geldt en bestaande schepen deze lijst waar mogelijk moeten opstellen. In de verordening zijn deze lijsten geïntegreerd en gelden deze zonder meer voor nieuwe en bestaande schepen.

Artikel 9 ziet op het vereiste een contract te sluiten tussen de scheepseigenaar en de scheepsrecyclinginrichting, waarin verplichtingen zijn opgenomen over onder meer de verwerking van afvalstoffen. Ik ben niet tegen dit artikel, want dit contract is in lijn met het Verdrag van Hong Kong. Ik erken evenwel dat de betreffende terugname-clausule in artikel 9 paragraaf 3 onder (c) moeilijk uitvoerbaar is. Een meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, heeft in de onderhandelingen twijfels geuit over de uitvoerbaarheid en het is zeer waarschijnlijk dat het Deens voorzitterschap hieraan tegemoet komt. De komende maand wordt hier verder over gesproken in de onderhandelingen.

Met het Verdrag van Hong wordt beoogd om een duurzame scheepsrecycling wereldwijd mogelijk te maken. Het is nu al zo dat grote schepen veelal buiten de EU worden gerecycled, omdat dit economisch rendabeler is en er binnen de EU beperkte capaciteit is of hierin, als gevolg, niet in geïnvesteerd wordt. Het is aan de markt om die keuze te maken, maar met de inwerkingtreding van het Verdrag van Hong Kong wordt deze markt in een duurzame richting geleid. Het voorgestelde besluit van de Raad om lidstaten te verplichten toe te treden tot het Verdrag van Hong Kong dan wel deze te ratificeren, is nog niet besproken in de onderhandelingen. Ik zal in de onderhandelingen aansturen op een aanbeveling aan de lidstaten. Als de verordening van kracht wordt, staat lidstaten in beginsel niets meer in de weg zelfstandig het verdrag te ratificeren.

Genetisch gemodificeerde organismen

Mijn antwoord op de vraag van de Partij voor de Dieren over de teelt van genetisch gemodificeerde organismen is als volgt. De Milieuraad kon op 9 maart jl. geen besluit nemen over de aanpassing van het Europese toelatingsbeleid voor ggo’s. Het voorzitterschap heeft op basis van het toen voorliggende voorstel geprobeerd alsnog een gekwalificeerde meerderheid te verkrijgen. Dat is niet gelukt. Bij wijze van hamerstuk zal een voortgangsrapportage van het Voorzitterschap op de agenda staan. Het is op dit moment niet duidelijk op welke wijze voortgang geboekt kan worden bij dit dossier. Mijn uitgangspunt blijft dat een eventuele uitkomst van deze onderhandeling juridisch houdbaar moet zijn, dat wil zeggen in overeenkomst met Europees en internationaal handelsrecht.

LIFE

De GroenLinks fractie heeft vragen gesteld over de voor Nederland ideale rolverdeling tussen de Europese Commissie en lidstaten en over de bereidheid van de regering om te bepleiten dat de LIFE-gelden ook worden ingezet voor duurzame economische groei in Griekenland, Portugal en Spanje.

Zoals bekend wil de Commissie voor een aantal onderdelen «gedelegeerde handelingen» opnemen. Nederland heeft daar geen moeite mee, vooral omdat het bijdraagt aan snellere besluitvorming over de toekenning van co-financiering. Projecten profiteren daarvan doordat ze minder lang hoeven te wachten op een besluit. De inzet van Nederland is dat expliciet in de verordening wordt opgenomen dat de toepassing van de gedelegeerde handelingen periodiek met de lidstaten wordt geëvalueerd. Indien de lidstaten van mening zijn dat de Commissie haar werk niet goed doet, dan kan de Raad of het Europees Parlement de gedelegeerde handeling intrekken. Daarmee houden de lidstaten de mogelijkheid in te grijpen als ze vinden dat dit nodig is.

Wat betreft de tweede vraag is het belangrijk te beseffen dat er relatief weinig budget beschikbaar is voor LIFE. Met het oog hierop moet het geld zo effectief mogelijk ingezet worden om de Europese milieu- en klimaatdoelen te realiseren. De kwaliteit van projecten moet voorop blijven staan. Natuurlijk kunnen daarmee projecten in de door GroenLinks genoemde landen worden gefinancierd, maar aan het kwaliteitscriterium mag niet worden getornd. Ik ben geen voorstander van om het budget voor milieu, natuur en klimaat beleid in te zetten om zwakke economieën te stimuleren. Het beschikbare budget is daarvoor ook te beperkt.

7e Milieu Actie Programma

Ik deel de mening van GroenLinks dat het zevende Milieu Actie Programma (7e MAP) breder moet zijn dan alleen implementatie. De concept Raadsconclusies roepen de Commissie ook op in het voorstel voor het 7e MAP aandacht te besteden aan vergroening van de economie. Met de elementen die GroenLinks noemt (groene innovatie, energiebesparing, verduurzaming van de voedselproductie, een veilige chemiesector en waterkwaliteit) kan hier handen en voeten aan worden gegeven. Voor wat betreft veilig gebruik van nanotechnologie zal ik specifiek aandacht vragen voor nadere initiatieven, en dan wel op korte termijn. Vooruitlopend op een nieuw Milieuactieprogramma zou de Commissie al werk kunnen maken van het beter laten aansluiten van het EU stoffenbeleid op de beschikbare kennis over nanomaterialen.

In de Raad zal Nederland steun geven aan de Raadsconclusies. Wat Nederland betreft zet het 7e MAP naast verbetering van de implementatie van bestaand EU milieubeleid ook in op betere integratie van milieubeleid in andere beleidsterreinen.

De CDA fractie vraagt hoe het 7e MAP kan bijdragen aan een verbetering van de luchtkwaliteit. Dit kan onder andere door in het 7e MAP afspraken neer te leggen over de aanscherping van productstandaarden zoals de EURO normen voor motorvoertuigen. Nederland heeft zich hier in het verleden hard voor gemaakt en zal dit blijven doen. Naast bronbeleid biedt vergroening van de economie ook kansen voor verbetering van de luchtkwaliteit. Door efficiëntieslagen in de transport en logistiek rond bevoorrading van winkels kan bijvoorbeeld een aanzienlijke verbetering worden gerealiseerd in de luchtkwaliteit en leefbaarheid in bredere zin van het binnenstedelijke gebied. In het kader van het 7e MAP kan bezien worden hoe dergelijke efficiency vanuit EU niveau een impuls kan krijgen.

Ik wil u er op wijzen dat het 7e MAP, als programma, geen juridisch bindende normen of maatregelen voor lidstaten vast zal leggen.

Een voorstel voor het 7e MAP wordt eind van dit jaar verwacht. Het voorstel zal worden onderbouwd met een Impact Assessment. In antwoord op de vraag van de SP hierover kan ik aangeven nu niet vooruit te gaan lopen op de vraag of de voorstellen vanuit Nederlandse optiek als realistisch, haalbaar en betaalbaar kunnen worden beschouwd. Het standpunt van de regering over het voorstel zal zoals gebruikelijk aan de uw Kamer worden aangeboden met een BNC-fiche.

IMPEL

In april 2012 hebben de leden Bashir en Paulus Jansen van de fractie van de SP in motie (stuk nr. 86) de regering verzocht om in Europees verband aan te dringen op verplichte deelname aan het IMPEL-project als voorwaarde voor het afgeven van EVOA-beschikkingen voor afvaltransporten. Mijn antwoord is dat deelname aan IMPEL vrijwillig is en niet kan worden afgedwongen. Het is niet mogelijk om handel in afval met landen die daar niet aan mee doen, te weigeren.

Ik hoop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.


X Noot
1

REACH staat voor de Europese verordening Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemical Substances.

Naar boven