21 501-07
Raad voor Economische en Financiële Zaken

nr. 645
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2009

Hierbij zend ik u, conform mijn toezegging in de geannoteerde agenda van 30 januari, antwoord op de vragen die werden gesteld tijdens het AO Ecofin van 15 januari 2009.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

Deelvraag 1 (Irrgang): Overzicht stimuleringspakketten grote EU lidstaten

Verschillende EU lidstaten hebben aangekondigd maatregelen te zullen treffen om de economie te ondersteunen tijdens de economische recessie. Hieronder vallen onder meer budgettaire stimuleringsmaatregelen en maatregelen en ingrepen in de financiële sector. Naast discretionaire maatregelen levert ook de werking van de automatische stabilisatoren een belangrijke bijdrage aan de ondersteuning van de economie tijdens een conjuncturele neergang. Bij een neergaande conjunctuur dalen de belastinginkomsten en stijgen de uitgaven (aan uitkeringen). Hierdoor krijgt de economie automatisch een stimulerende impuls. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de omvang van de maatregelen die de vijf grootste EU lidstaten in 2008–2009 treffen om de reële economie te ondersteunen. Verder is ook Nederland in de tabel opgenomen.

Tabel 1: Omvang steunpakketten grote EU lidstaten in 2008–2009

Stimuleringspakket EUR mrd(% BBP)Automatische stabilisatoren%BBPTotaal%BBPToegekend uit herkapitalisatie-fonds – EUR mrd.(% BBP)
Duitsland35,8*(1,4)1,63,018,2(0,7)
Spanje12,3(1,1)2,13,20(0)
Frankrijk14,3(0,7)2,12,822,0(1,1)
Italië– 0,3(0,0)1,61,60(0%)
Nederland2,2(0,4)2,02,413,75/37,1***(2,5/6,7)
Verenigd Koninkrijk16,7(1,0)1,82,837***(2,2)

* Er zijn twee pakketten afgekondigd. De 35,8 is een optelsom van het deel van die pakketten dat in 2009 besteed zal worden.

** EUR 13,75 aan herkapitalisatie, plus EUR 16,8 mrd deelneming in Fortis en EUR 6,54 mrd aan verwerving van belang in RFS/AA.

*** Exclusief het nieuwste steunpakket voor Britse banken – het is vooralsnog onbekend welk bedrag hiermee gemoeid is.

De omvang van de automatische stabilisatoren is berekend door het verschil tussen de geraamde groei voor 2009 (Interim Forecast Commissie, januari 2009) af te trekken van de potentiële BBP groei in 2009, en dit verschil te vermenigvuldigen met de begrotingselasticiteit. Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaats dat bij de berekening geen rekening is gehouden met de vertragingsfactor. In Nederland reageert het saldo vertraagd op de conjunctuur. Wellicht is dit ook in andere Europese landen het geval. Omwille van de vergelijkbaarheid is niet getracht dit te corrigeren. De cijfers moeten daarom niet zo zeer worden geïnterpreteerd als absolute waarden, maar meer als een indicatie van het relatieve belang van de automatische stabilisatoren.

In de huidige crisis is het van belang om rekening te houden met de houdbaarheidseffecten van budgettair beleid. Zo heeft Spanje een relatief kleine staatsschuld (40% BBP) in vergelijking met bijvoorbeeld Italië (104% BBP), en heeft wat dat betreft wat meer ruimte om de economie te stimuleren, zonder de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën in gevaar te brengen.

De stimuleringsmaatregelen die getroffen worden verschillen per lidstaat. De landen die met grote problemen op de huizenmarkt te kampen hebben (VK, Spanje), treffen bijvoorbeeld maatregelen om deze sector te ondersteunen; in Frankrijk, Duitsland en het VK is een deel van de steun gericht op de auto-industrie. Veel EU lidstaten zijn ook genoodzaakt geweest hun financiële sector te ondersteunen. Naast Nederland hebben vooral het VK en Duitsland grote bedragen in deze sector gepompt, en voor honderden miljarden aan garanties verstrekt.

Deelvraag 2 (Irrgang): Kwantitatief effect van Duits stimuleringspakket op Nederlandse economie

Een kwantitatieve inschatting van het effect van het Duitse stimuleringsplan op de Nederlandse economie is lastig te maken, met name omdat vooralsnog niet geheel duidelijk is hoe het Duitse pakket vorm zal krijgen. Schattingen van het CBP uit 2004 geven een indicatie van het effect op de Nederlandse economie van een verhoging van de Duitse overheidsbestedingen met 1% BBP. Gezien de grote mate onzekerheid waarmee de huidige economische ontwikkelingen worden kenmerkt, moeten deze ramingen met meer dan de gebruikelijke voorbehoud worden geïnterpreteerd.

Tabel 2: Effecten voor Nederland van een structurele verhoging van de Duitse overheidsbestedingen met 1% BBP (cumulatieve afwijkingen in %)

Jaar 1Jaar 2Jaar 3Jaar 4
BBP0,30,30,10,0
Particuliere consumptie0,00,00,10,1
Investeringen bedrijven0,60,80,2– 0,4
Uitvoer goederen0,90,70,10,0

Bron: CPB, Centraal Economisch Plan 2004.

Volgens het CPB zou structurele verhoging van de Duitse overheidsuitgaven een tijdelijk positief effect hebben op de Nederlandse economie. Het BBP zou gedurende de twee jaar volgend op de stimulans 0,3% hoger liggen. Dit komt vooral door hogere investeringen en meer uitvoer. Na vier jaar is het effect neutraal. De reden hiervoor is dat een verhoging van de overheidsbestedingen alleen de vraagkant van de economie ondersteunt, maar geen structureel effect heeft op de aanbodkant. De potentiële output van de Nederlandse economie is daarmee onveranderd waardoor er geen structureel effect op de economie resulteert. Op termijn ebt het effect dus weg.

De Duitse regering heeft aangekondigd een stimuleringspakket van in totaal zo’n 3% BBP door te voeren, ruwweg gelijk verspreid over 2009 en 2010. Er is dus geen sprake van een structurele verhoging van de overheidsuitgaven. Alleen in 2009 en 2010 zal Nederland positieve effecten ondervinden van de Duitse stimuleringsmaatregelen. Het Duitse stimuleringspakket van zo’n 1,5% in 2009 en 2010 zal ertoe leiden dat het Nederlandse BBP gedurende deze twee jaren zo’n 0,45% hoger zal liggen dan in het basisscenario. Na 2010 zal het wegvallen van de hogere Duitse overheidsuitgaven resulteren in een negatieve impuls voor de Nederlandse economie

Naar boven