21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2511 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2022

Hierbij bied ik het verslag aan van de Raad Algemene Zaken van 21 juni 2022.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

VERSLAG VAN DE RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 21 JUNI 2022

Op dinsdag 21 juni jl. vond in Luxemburg de Raad Algemene Zaken (RAZ) plaats. Op de agenda van de RAZ stonden de volgende onderwerpen: de voorbereiding van de Europese Raad (ER) van 23 en 24 juni 2022, het Europees Semester, de EU-VK relatie en de Verordening betreffende transparantie en gerichte politieke reclame en de Conferentie over de Toekomst van Europa. In het kader van het laatste onderwerp wordt in deze brief tevens opvolging gegeven aan de toezegging die de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het Commissiedebat RAZ van 14 juni jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2506) deed inzake verdragswijziging. De Minister van Buitenlandse Zaken nam deel aan deze RAZ.

Voorbereiding Europese Raad van 23 en 24 juni

Oekraïne

De RAZ stond stil bij de laatste ontwikkelingen in Oekraïne met aandacht voor maximale steun voor Oekraïne en sancties tegen Rusland waarbij een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, het belang van volledige implementatie en het verhogen van de druk op Rusland benadrukte.

Ook stond de RAZ stil bij de impact van de oorlog op derde landen. De RAZ sprak steun uit voor de Europese inspanningen om de voedselzekerheid te verbeteren, zowel met steun aan de internationale inspanningen om export via de Zwarte Zee te bewerkstelligen, de uitrol van alternatieve routes over land via de Solidarity Lanes en de steun aan kwetsbare landen met ontwikkelingssamenwerking.

EU-toetredingsaanvragen Oekraïne, Moldavië en Georgië

De Ministers bespraken de opinies van de Europese Commissie over de lidmaatschapsaanvragen van Oekraïne, Georgië en Moldavië die de Commissie op 17 juni jl. publiceerde. De opinies werden door vrijwel alle lidstaten als positief beoordeeld. Een groot aantal lidstaten gaf aan de conclusies van de Commissie over het verlenen van EU-perspectief aan Oekraïne, Moldavië en Georgië en kandidaat-lidstaat-status aan Oekraïne en Moldavië, te ondersteunen.

Nederland benadrukte dat de opinies van de Commissie van goede kwaliteit waren en de juiste balans vonden, inclusief nadruk op de benodigde hervormingen, en dat het kabinet voornemens was het advies van de Commissie over te nemen, conform de inzet in de kabinetsappreciatie van de opinies.1

Ook heeft Nederland onderstreept dat toetreding tot de EU kansen biedt maar ook met serieuze verplichtingen gepaard gaat. Daarom is het van belang dat nieuwe kandidaat-lidstaten goed voorbereid zijn voordat ze toetreden. Het toetredingsproces is gebaseerd op merites waarbij de voortgang op rechtsstaatsgebied leidend is voor de voortgang in de onderhandelingen. Het proces kent geen short-cuts. Nederland heeft duidelijk gemaakt dat dit geldt voor zowel de huidige kandidaten in de Westelijke Balkan als eventuele nieuwe (potentiële) kandidaat-lidstaten.

Conferentie over de Toekomst van Europa en Europees Semester

Deze agendapunten zijn niet besproken als onderdeel van de voorbereiding van de ER. Deze kwamen wel als eigenstandig onderwerp aan de orde. Verderop treft u de verslagen hiervan aan.

Toetreding van Kroatië tot de Euro

Nederland heeft ingestemd met de aanbeveling van de eurolanden aan de Ecofinraad van 17 juni jl. en met de brief van de voorzitter van de Raad aan de voorzitter van de Europese Raad hierover. Na bespreking in de Europese Raad en na consultatie met het Europees parlement besluit de Ecofinraad van 12 juli formeel over eurotoetreding van Kroatië en de conversiekoers van de kuna naar de euro.

Wider Europe

Het Franse voorzitterschap lichtte het idee van de Franse president Macron voor een Europese Politieke Gemeenschap toe. Het doel is onder meer om met Europese landen, zowel EU-lidstaten als niet-lidstaten, op een open en eerlijke manier ideeën uit te wisselen over gemeenschappelijke uitdagingen. Het voorzitterschap benadrukte dat het voorstel niet bedoeld was als een alternatief voor EU-uitbreiding. Nederland heeft het idee verwelkomd en vindt het van belang om de mogelijkheden en toegevoegde waarde van een dergelijk idee te verkennen. Hierbij heeft Nederland, net als veel andere lidstaten, benadrukt dat dit initiatief geen alternatief is voor EU-uitbreiding.

Europees Semester

De Ministers hebben kort stil gestaan bij het Europees Semester. Het Franse voorzitterschap heeft het belang van het Europees Semester onderstreept. Er heeft geen discussie plaats gevonden over het horizontale rapport uit het Lentepakket. Na bespreking en goedkeuring van de landspecifieke aanbevelingen in de Ecofinraad van 17 juni jl., werden deze ter bekrachtiging doorgeleid naar de Europese Raad van 23-24 juni. De formele goedkeuring vindt vervolgens plaats in de Ecofinraad van 12 juli.

EU-VK relatie

De leden van de RAZ stonden stil bij de stand van zaken van de relatie tussen de EU en het VK, meer specifiek bij de implementatie van het Protocol Ierland/ Noord-Ierland (hierna: Protocol) door het VK. Vicepresident van de Europese Commissie Maroš Šefčovič sprak ernstige zorgen uit over de start van de parlementaire behandeling van de «Northern Ireland Protocol Bill 2» d.d. 13 juni jl. die – indien aangenomen in deze vorm – een aanzienlijk deel van het Protocol buiten toepassing zal stellen. De vicepresident benadrukte dat dit wetsvoorstel indruist tegen de internationaalrechtelijke verplichtingen van het VK en het vertrouwen van de EU schaadt. De vicepresident heeft tevens de reeds ingezette tweesporen-aanpak van de Commissie – bestaande uit druk en dialoog – toegelicht.3 Zo heeft de Commissie de op 13 oktober jl. gepubliceerde non-papers op het gebied van Sanitaire en Fytosanitaire (SPS) goederen en douane in meer detail uitgewerkt, om richting het VK aan te geven dat de mogelijkheden om gezamenlijk oplossingen binnen de kaders van het Protocol te vinden nog niet zijn uitgeput.4 Het is van belang dat het VK zo snel mogelijk de gesprekken met de Commissie hierover hervat. Om recht te doen aan de ernst van de situatie heeft de Commissie tevens aangekondigd een volgende stap te zetten in de in maart 2021 gestarte inbreukprocedure vanwege het niet-nakomen van het Protocol op het gebied van vrij verkeer van goederen en reizen met gezelschapsdieren. Daarnaast heeft de Commissie twee nieuwe inbreukprocedures gestart vanwege schendingen van het Protocol door het VK. De RAZ deelde de zorgen van de Commissie over de intentie van de Britse regering om eenzijdig de afspraken uit het Protocol niet na te komen. Er was tevens brede steun binnen de Raad voor de tweesporen-aanpak van de Commissie. De leden van de RAZ onderstreepten daarbij het blijvende belang van EU-eenheid en solidariteit.

Verordening betreffende transparantie en gerichte politieke reclame

De meeste lidstaten achtten de ambitie van het Franse voorzitterschap vroegtijdig om tijdens deze RAZ tot een (gedeeltelijke) Raadspositie te komen op de verordening betreffende transparantie en gerichte politieke reclame. Het Franse voorzitterschap had om die reden het agendapunt teruggebracht tot een informatiepunt zonder interventies vanuit de lidstaten.5 Het voorzitterschap gaf aan tevreden te zijn met de voortgang en sprak de hoop uit snel tot een compromis te komen in de Raad op de gehele tekst. De Commissie onderstreepte het belang van voortgang op de verordening met het oog op de EP-verkiezingen in 2024.

Conferentie over de Toekomst van Europa

Het Franse voorzitterschap blikte terug op de uitkomst van de Conferentie. Voorafgaand aan de RAZ werd door het voorzitterschap een samenvattend rapport van het Raadssecretariaat6 verspreid over de opvolging van de aanbevelingen van de Conferentie. Het Franse voorzitterschap benadrukte dat dit rapport de basis vormt voor de verdere discussies binnen de RAZ en concludeerde dat het merendeel van de voorstellen al wordt ondervangen door huidige wetgevingsvoorstellen. Verder gaf het voorzitterschap aan dat uit de analyse van het Raadssecretariaat blijkt dat de meeste aanbevelingen kunnen worden opgevolgd binnen de huidige Verdragen en dat slechts een klein deel (vijf procent) van de aanbevelingen verdragswijziging vergt. Dit komt overeen met de eerdere analyse van het kabinet, die eerder aan uw Kamer is verzonden.7

Tijdens de RAZ bleek er veel eensgezindheid onder de lidstaten te zijn. Zij onderschreven allen de noodzaak van opvolging van voorstellen die burgers direct raken. Ook gaven zij aan dat dit niet het juiste moment is voor het starten van een Conventie voor verdragswijziging. De meerderheid van de lidstaten staat open voor een discussie over verdragswijziging, maar geeft op dit moment prioriteit aan een effectieve opvolging van de aanbevelingen die binnen de huidige kaders van het Verdrag kan worden uitgevoerd alvorens over te gaan tot een besluit over het al dan niet starten van een Conventie. Nederland benadrukte dat de focus dient te liggen op de voorstellen die op korte termijn kunnen worden geïmplementeerd. Daarbij staat het kabinet open voor verdragswijziging naar aanleiding van de Conferentie als dit in het Nederlands en Europees belang is. Extra aandacht werd door Nederland gevraagd voor de wens van de burgers voor meer transparantie, betere communicatie over en meer betrokkenheid bij de EU-besluitvorming. Over de precieze opvolging in de Raad zal verder gesproken worden onder het Tsjechische voorzitterschap. Het Tsjechische voorzitterschap heeft aangegeven voornemens te zijn om de Conferentie te agenderen op de informele Raad Algemene Zaken in Praag op 14 en 15 juli a.s.

Tijdens de RAZ presenteerde de Commissie haar Mededeling over de wijze waarop zij gevolg kan geven aan de resultaten van de Conferentie over de toekomst van Europa.8 De Europese Commissie merkte op dat het succes van de Conferentie afhangt van de opvolging en dat deze opvolging een gedeelde verantwoordelijkheid is van de EU-instellingen. Verder lichtte de Commissie haar Mededeling toe. Een appreciatie van deze mededeling gaat Uw Kamer per brief toe ter voorbereiding op de informele RAZ in Praag op 14 en 15 juli a.s.

Toezegging inzake aanbevelingen van de Conferentie over de Toekomst van Europa en een Europees besluit over Verdragswijziging

In het Commissiedebat RAZ van 14 juni jl. zegde de Minister van Buitenlandse Zaken toe in het onderhavige verslag terug te komen op de aanbevelingen van de conferentie en Europese besluitvorming inzake Verdragswijziging.

Voor wat betreft het proces van (gewone) verdragswijziging wijst het kabinet op artikel 48 EU-Verdrag (hierna VEU). In lid 2 is vastgelegd dat de regering van iedere lidstaat, het Europees parlement (EP) en de Commissie ontwerpen tot herziening van de verdragen kunnen voorleggen aan de Raad. Wanneer er een ontwerp wordt voorgelegd dan dient de Raad dit door te geleiden aan de Europese Raad en het ontwerp ter kennisneming aan nationale parlementen te sturen. De Europese Raad beslist vervolgens op grond van lid 3 met gewone meerderheid of de voorgestelde wijzigingen worden besproken. Bij een positief besluit van de Europese Raad wordt een Conventie (bestaande uit vertegenwoordigers van de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten, van de nationale parlementen, van het EP en van de Commissie) bijeengeroepen. De Conventie neemt bij consensus een aanbeveling aan ten behoeve van een intergouvernementele conferentie (IGC van lidstaten). In dat geval stelt de ER het mandaat van een IGC vast. De wijzigingen die (unaniem) volgen uit de IGC moeten door alle lidstaten worden geratificeerd overeenkomstig hun eigen grondwettelijke bepalingen om in werking te kunnen treden (artikel 48, lid 4, VEU). Met goedkeuring van het EP zou de ER, opnieuw met gewone meerderheid, kunnen besluiten dat geen Conventie zal worden gehouden indien de reikwijdte van de wijzigingen bijeenroeping niet rechtvaardigt.

Het Europees parlement heeft op 9 juni jl. een resolutie aangenomen over de oproep tot een Conventie voor een herziening van de Verdragen. Met het aannemen van deze resolutie heeft het EP een politiek signaal afgegeven dat het verdragswijziging en een Conventie wenst. Gelet op de eerste besprekingen die hierover in Brussel hebben plaatsgevonden, is de verwachting echter dat de gezamenlijke conclusie van het EP en de Raad zal zijn dat de EP-resolutie juridisch gezien niet de verdragswijzigingsprocedure van artikel 48 VEU in gang zet. Het kabinet zal uw Kamer hierover nader informeren via de kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling over de opvolging van de Conferentie.

Naar boven