21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2318 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 april 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 5 maart 2021 over de geannoteerde agenda voor de informele videoconferentie van de leden van de Raad Buitenlandse Zaken en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 15 maart 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2304).

De vragen en opmerkingen zijn op 9 maart 2021 aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 12 maart 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Wilders

De griffier van de commissie, Van Toor

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

Algemeen

De leden van de VVD-fractie willen allereerst het belang onderstrepen van de onverminderde inzet van dit demissionaire kabinet in het Europees asieldebat bij herziening van het Europees asielstelsel. Deze leden zijn dan ook positief dat het kabinet bij de fiches en in eerdere AO-JBZ-Raden heeft benadrukt zich in te spannen voor een strenge buitengrensprocedure en de koppeling van de herziening van het Europees asielstelsel aan de terugkeerrichtlijn en zij gaan ervan uit dat dit kabinet zich hier continue voor blijft inspannen.

Introductie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van de informele vergadering van de leden van de gecombineerde Raad Buitenlandse Zaken en Raad Justitie en Binnenlandse Zaken die op 15 maart (Kamerstukken 21 501-02 en 32 317, nr. 2304) zal plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie onderstrepen het belang van dit gesprek over de externe dimensie van het EU-migratiebeleid in het kader van het EU migratie- en asielpact.

De genoemde leden vragen met welke derde landen gesprekken worden gevoerd over een breed partnerschap en op welke termijn verwacht wordt dergelijke partnerschappen af te sluiten. Op welke manier wordt het beperken van irreguliere migratie en het terugnemen van afgewezen onderdanen daarin opgenomen? En op welke manier wordt het uitbreiden van bestaande bilaterale afspraken tussen een EU-lidstaat en een derde land meegenomen, zodat niet individuele lidstaten maar de EU als geheel effectief in staat is om irreguliere migratie te beperken?

1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zal tijdens de informele vergadering de noodzaak onderstrepen om voortgang te boeken op de in het migratie- en asielpact voorgestelde EU brede partnerschappen met belangrijke herkomst-, transit- en opvanglanden, die voor beide partijen meerwaarde hebben. Deze partnerschappen moeten nog nader worden uitgewerkt op EU niveau. Tegelijkertijd vinden er al veel inspanningen plaats door de EU op het gebied van relaties met derde landen. Het kabinet onderstreept de noodzaak en de urgentie om via EU partnerschappen de migratiesamenwerking met derde landen te verbeteren. Het kabinet zal daarom tijdens de vergadering aandringen op concrete uitwerking van EU samenwerking met prioritaire derde landen, met een duidelijke tijdlijn.

Uitgangspunt bij de partnerschappen is dat het gaat om maatwerk per land. Deze zullen in ieder geval worden gekozen uit de EU focusregio’s voor migratiesamenwerking, te weten Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika, Midden-Oosten en Westelijke Balkan. Het verbeteren van de terugkeersamenwerking en het adresseren van irreguliere migratie maken nadrukkelijk onderdeel van de partnerschappen uit. Daarnaast kunnen deze zich richten op samenwerking bij de aanpak van mensenhandel en -smokkel, inzet op grensbeheer, ondersteuning aan opvanglanden en asielzoekers en vluchtelingen in nood, en het bevorderen van legale migratieroutes. Ook wil de Commissie effectief gebruik maken van nieuwe en bestaande instrumenten. Daarbij kunnen alle instrumenten, inclusief visa-maatregelen en handel en ontwikkelingssamenwerking, worden ingezet om samenwerking te bevorderen. Verwachte effectiviteit dient daarbij als criterium voorop te staan. Ook moet volgens het kabinet rekening worden gehouden met de verwachte impact op andere doelstellingen en belangen, zoals uiteengezet in de Kamerbrief in reactie op de motie van het lid Becker c.s. (Kamerstuk 19 637, nr. 2675). Het is nadrukkelijk ook de bedoeling dat bilaterale relaties die EU-landen hebben met specifieke derde landen worden meegewogen bij het aangaan van EU partnerschappen. Daarom moet afstemming met lidstaten onderdeel vormen van de coördinatie ten aanzien van deze partnerschappen. De EU kan zo effectief met één stem richting derde landen haar belangen uitdragen.

De externe dimensie van het EU-migratiebeleid in het kader van het EU migratie- en asielpact

EU Brede partnerschappen met derde landen – migratie als kernelement in bilaterale relaties

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van de verbinding tussen de externe en interne dimensie, en het sluiten van partnerschappen. Deze leden onderschrijven tevens het doel van het kabinet dat tijdens deze Raad zal aandringen op concrete vervolgstappen om deze partnerschappen verder vorm te geven. In de geannoteerde agenda gaan de bewindspersonen daarbij in op het brede belang waarin partnerschappen moeten worden geplaatst. De genoemde leden onderschrijven dit, maar willen benadrukken dat het doel van deze partnerschappen het beperken van irreguliere migratiestromen en het effectief kunnen realiseren van terugkeer is. Zij verwachten dan ook dat het kabinet de te verwachte effectiviteit afmeet aan deze doelstellingen bij het inzetten van instrumenten zoals ontwikkelingsgelden en bij het afsluiten van een partnerschap.

Verbeterde coördinatie en samenwerking tussen de EU en haar lidstaten

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat de deelnemende bewindspersonen zullen spreken over de manier waarop EU-instellingen en de verschillende lidstaten hun coördinatie en samenwerking kunnen verstevigen om gezamenlijk in te kunnen zetten richting derde landen, ook in Team Europe kader. Welke rol voorziet Nederland hierin, los van de uiteengezette financieringsinstrumenten?

2. Antwoord van het kabinet

Het kabinet wenst meer sturing binnen de EU op coördinatie en samenwerking op de externe dimensie van het EU migratie- en asielpact, zodat de brede beleidsterreinen en EU instrumenten, de inspanningen van lidstaten, en de belangen van partnerlanden geïntegreerd kunnen worden afgewogen. Nederland zal er op aandringen dat goede coördinatie plaatsvindt tussen de verschillende Directoraten-Generaal binnen de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden, alsmede met de lidstaten. Het kabinet zal ook pleiten voor het benoemen van een aparte partnerschapscoördinator binnen de Commissie.

AOB: versterken van samenwerking tussen de EU en Noord-Afrikaanse landen op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken

De leden van de VVD-fractie hebben bij de vorige inbreng aan de bewindspersonen vragen meegegeven over dit onderwerp.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele videoconferentie van de leden van de Raad Buitenlandse Zaken en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken. Deze leden hebben nog enkele vragen.

Artikel 25bis visumcode

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de lidstaten het in de aankomende Raad zullen hebben over de eerste jaarlijkse beoordeling van de Visumcode. In de kabinetsreactie lezen deze leden dat voor meer dan een derde van de 39 geëvalueerde visumplichtige landen de samenwerking met de meeste van de lidstaten verbeterd dient te worden en dat het belangrijkste obstakel in de samenwerking ligt in het proces van identificatie en afgifte van laissez-passers. Kunnen de bewindspersonen vertellen hoe de Europese Commissie denkt dat de samenwerking in het proces van identificatie en afgifte van laissez-passers verbeterd kan worden, en of, en zo ja hoe, de Visumcode hieraan bijdraagt? Ook schrijven de bewindspersonen over het nemen van concrete vervolgstappen in relatie tot het visuminstrument. Welke elementen zien zij graag terug in deze concrete vervolgstappen?

3. Antwoord van het kabinet

De samenwerking in het proces van identificatie en afgifte van laissez-passers behoort tot de indicatoren uit artikel 25bis van de Visumcode om te bepalen hoe de samenwerking op terugkeer met de geëvalueerde derde landen loopt. In de mededeling geeft de Commissie aan dat de belangrijkste obstakels in de terugkeersamenwerking veelal besloten liggen in dat proces. In bredere zin ziet de Commissie de voornaamste uitdagingen in relatie tot terugkeer in zowel de samenwerking en coördinatie binnen en tussen EU-lidstaten als op de capaciteiten en het commitment met betrekking tot terugkeer van derde landen. In lijn met de reeds gedane voorstellen in het migratie- en asielpact wil de Commissie toewerken naar een gemeenschappelijk terugkeersysteem tussen EU-lidstaten met duidelijke en effectieve regels en procedures, alsook naar brede en geïntegreerde partnerschappen met derde landen op basis van wederzijdse belangen.

Het rapport dient volgens de Commissie daarbij vooral als basis voor verdere besprekingen met zowel EU-lidstaten als met derde landen om tot een op maat gemaakte aanpak te komen, waarbij ook naar andere relevante instrumenten kan worden gekeken en terugkeer in een breder kader van versterkte migratiesamenwerking wordt gezien, in lijn met de voorstellen uit het Pact. Artikel 25bis van de Visumcode kan daarbij dus als instrument dienen om verbetering in de samenwerking op terugkeer te stimuleren.

Zoals bij uw Kamer bekend, onderstreept het kabinet de noodzaak van brede partnerschappen om migratiesamenwerking te versterken, en ziet het kabinet artikel 25bis van de Visumcode daarbij als een belangrijk instrument. Het kabinet is voorstander van een op maat gemaakte aanpak per land, waarbij ook de samenhang met de partnerschappen en de bredere externe betrekkingen in acht wordt genomen, inclusief de verwachte impact op andere doelstellingen en belangen, zoals uiteengezet in de Kamerbrief in reactie op de motie van het lid Becker c.s. (Kamerstuk 19 637, nr. 2675). Verwachte effectiviteit dient als criterium voorop te staan. Het kabinet wenst vaart te maken met deze aanpak, en dringt aan op concrete vervolgstappen in relatie tot het visuminstrument. Het proces met betrekking tot artikel 25bis van de Visumcode wordt door de EU-lidstaten en de Commissie de komende tijd in gezamenlijkheid nader uitgewerkt. Het kabinet zal zich daarbij maximaal inzetten voor toepassing van het artikel – zowel in positieve als negatieve zin – die aansluit bij de Nederlandse prioriteiten.

EU partnerschappen

De leden van de D66-fractie kijken positief naar de inzet van het kabinet omtrent het bewaken van de voortgang van EU partnerschappen. De genoemde leden zijn ook positief over het feit dat deze effectieve samenwerking meerdere aspecten adresseert, waaronder ook het bevorderen van legale migratieroutes. Hoe zullen deze legale migratieroutes bevorderd worden en welke rol spelen deze in de EU partnerschappen? Deze leden lezen dat Nederland tijdens de Raad zal aandringen op concrete vervolgstappen om deze partnerschappen in lijn met de Integrale Migratieagenda verder vorm te geven. Welke elementen zien de bewindspersonen graag terug in deze concrete vervolgstappen? Delen zij de mening van de leden van de D66-fractie dat deze partnerschappen als hoofdzaak moeten gaan over het wegnemen van de grondoorzaken zoals armoede en slecht bestuur? Zijn de bewindspersonen het met deze leden eens dat landen met opvang in de regio ondersteund moeten worden, en zo ja, hoe gaan deze partnerschappen hieraan bijdragen?

4. Antwoord van het kabinet

Zoals uw Kamer bekend pleit het kabinet al langere tijd voor brede Europese partnerschappen met landen van herkomst, transit en opvang, in lijn met het Regeerakkoord en de Integrale Migratie Agenda. Over de gewenste inhoud en opzet is uw Kamer onder andere geïnformeerd in het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling van de Commissie over het migratie- en asielpact (Kamerstuk 22 112, nr. 2955). Het kabinet streeft een integrale benadering na, waarbij de partnerschappen, in lijn met de Integrale Migratieagenda, samenwerking omvatten op het gebied van het adresseren van grondoorzaken van irreguliere migratie, de aanpak van mensenhandel en -smokkel, inzet op grensbeheer, het verbeteren van de terugkeersamenwerking, ondersteuning aan opvanglanden en asielzoekers en vluchtelingen in nood, en het bevorderen van legale migratieroutes. Mochten in EU-verband concrete maatregelen worden uitgewerkt voor migratie samenwerking en het opbouwen relaties met derde landen door middel van legale migratie, dan zal het kabinet inzetten op pilots binnen bestaande kaders. Legale migratie, als onderdeel van een brede integrale aanpak, kan dan als strategisch instrument worden ingezet om irreguliere migratie tegen te gaan en samenwerking op terugkeer te bevorderen.

Het kabinet zal tijdens de informele vergadering de noodzaak onderstrepen om voortgang te boeken op de EU brede partnerschappen met belangrijke herkomst-, transit- en opvanglanden, die voor beide partijen meerwaarde hebben. Deze partnerschappen moeten nog nader worden uitgewerkt op EU niveau. Tegelijkertijd vinden er al veel inspanningen plaats door de EU op het gebied van het aangaan van relaties met derde landen. Het kabinet is zich bewust van de urgentie daarvan. Zij zal daarom aandringen op concrete uitwerking van EU samenwerking met prioritaire derde landen, met een duidelijke tijdlijn.

Andere partnerschappen, zoals het EU Migration Partnership Framework, bleken serieuze gebreken te hebben.1 Hoe kijken de bewindspersonen naar de effectiviteit van partnerschappen zoals bijvoorbeeld het EU Migration Partnership Framework, en welke lessen kunnen hieruit gehaald worden voor het verder vormgeven van de partnerschappen uit het EU Migratiepact? De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat in principe alle instrumenten, inclusief visa-maatregelen en handel en ontwikkelingssamenwerking, kunnen worden ingezet om migratiesamenwerking te bevorderen waarbij verwachte effectiviteit als criterium gehanteerd zal worden. Kunnen de bewindspersonen vertellen hoe deze verwachte effectiviteit gemeten zal worden?

5. Antwoord van het kabinet

Het Migration Partnership Framework uit 2016 was een eerste poging om ook in EU-verband beter gebruik te maken van de brede bilaterale relatie van de Unie met belangrijke partners om beter grip op migratie te krijgen. Vanuit die aanpak is de samenwerking tussen de EU en verschillende landen op het gebied van migratie significant verbeterd. Dat heeft bijgedragen aan een beter perspectief voor vluchtelingen en hun gastgemeenschappen in verschillende opvanglanden, maar ook aan het intensiveren van de aanpak van mensensmokkel en -handel, alsook de brede inspanningen om irreguliere migratie naar de EU tegen te gaan.2

De huidige Commissie bouwt voort op die ervaringen en de instrumenten die sindsdien zijn ontwikkeld. Met de inwerkingtreding van de nieuwe EU Visumcode, is in artikel 25bis de mogelijkheid opgenomen om Europese visummaatregelen te treffen ten aanzien van derde landen naargelang de mate van medewerking aan het terugnemen van eigen onderdanen die irregulier op EU-grondgebied verblijven. Tevens is eind juni 2020 in Brussel door de Raad een EU coördinatiemechanisme overeengekomen waarmee over de volle breedte van de EU-betrekkingen middelen kunnen worden ingezet om de terugkeersamenwerking met derde landen te verbeteren.3 Zoals gesteld in het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling, steunt het kabinet de nieuwe inspanningen om migratie verder centraal te stellen in de relatie met verschillende landen. Verwachte effectiviteit van inzet van instrumenten dient als criterium voorop te staan, waarbij een op maat gemaakte aanpak per land van belang is. Deze aanpak moet de komende tijd nader worden uitgewerkt.

Samenwerking EU en haar lidstaten

De leden van de D66-fractie zijn positief over het feit dat er in de Raad gesproken zal worden over het verbeteren van de coördinatie en samenwerking tussen de EU-instellingen en de EU-lidstaten. De genoemde leden zijn van mening dat het van groot belang is om de samenwerking te verstevigen om zo een gezamenlijke boodschap af te geven richting derde landen. Ook spreekt de agenda over de mogelijkheid om te bouwen op de bilaterale relaties en initiatieven van bepaalde EU-lidstaten. Hoe ziet het kabinet dit voor zich? Worden goed werkende bilaterale relaties en initiatieven omgezet in Europees beleid?

6. Antwoord van het kabinet

In de uitwerking van de brede partnerschappen met derde landen is het nadrukkelijk ook de bedoeling dat bilaterale relaties die EU-lidstaten hebben met specifieke derde landen worden meegewogen bij het verder uitwerken van de EU partnerschappen. Onderdeel van de strategie kan bijvoorbeeld zijn om gezamenlijke werkbezoeken te organiseren van EU Commissarissen en Ministers van specifieke lidstaten, zoals bijvoorbeeld het bezoek van Commissarissen Johansson en Várhelyi samen met de Italiaanse Minister van Buitenlandse Zaken Di Maio en Minister van Binnenlandse Zaken Lamorgese naar Tunesië in augustus vorig jaar. Goede afstemming met lidstaten is, mede daarom, essentieel in de coördinatie ten aanzien van deze partnerschappen. De EU kan zo effectief met één stem richting derde landen haar belangen uitdragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat er gesproken zal worden over migratierelevante financiering, onder meer uit het nieuwe Neighbourhood Development and International Cooperation Instrument (NDICI). Hoe verhoudt dit nieuwe middel zich ten opzichte van al bestaande migratierelevante financieringsmiddelen zoals het EU Emergency Trust Fund for Africa en het EU External Investment Plan?

7. Antwoord van het kabinet

De looptijd van het EU Emergency Trust Fund for Africa is onlangs verlengd tot 31 december 2021, omdat de NDICI verordening nog niet was vastgesteld. Het is de bedoeling dat het EUTF per eind december ophoudt te bestaan. Migratierelevante financiering voor Afrika zal dan uit het NDICI komen. De opvolger van het European Fund for Sustainable Development (EFSD) dat onderdeel uitmaakt van het EU External Investment Plan, zal ook deel uitmaken van het NDICI, onder de naam EFSD+.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Zij hebben nog enkele vragen.

In de agenda lezen de leden van de SP-fractie dat de inzet van het kabinet gericht is op zowel positieve als negatieve maatregelen om terugkeer en een eerlijk asielsysteem te bevorderen. Kan het kabinet aan de genoemde leden uitleggen hoe het huidige krachtenveld in de EU eruitziet? Waar liggen de knelpunten wat betreft het sluiten van een overeenkomst? Over welke punten zijn de landen het nu waarschijnlijk al eens? Wat betekenen deze knelpunten voor de snelheid tot het bereiken van een overeenkomst? Wanneer wordt een overeenkomst volgens het kabinet verwacht? Kan het kabinet inzicht geven in een eventuele lijst met derde landen waar de Europese landen gezamenlijk afspraken mee willen maken? Hoe gaat het kabinet eindelijk werk maken van een succesvolle terugkeer? Wanneer worden landen die medewerking weigeren geconfronteerd met (visum) maatregelen?

8. Antwoord van het kabinet

In algemene zin bestaat er onder de EU-lidstaten brede steun om voortgang te behalen om de brede migratiesamenwerking met belangrijke herkomst- en transitlanden te versterken. Het verbeteren van de terugkeersamenwerking is hiervan een essentieel onderdeel. Het kabinet pleit daartoe al langere tijd dat in de relatie van de EU met belangrijke herkomst- en transitlanden, alle relevante instrumenten, waar opportuun, ingezet kunnen worden om de brede migratiesamenwerking te versterken. Het proces met betrekking tot artikel 25bis van de Visumcode wordt door de EU-lidstaten en de Commissie de komende tijd in gezamenlijkheid nader uitgewerkt. Voor het bereiken van overeenstemming in EU-verband over de weg voorwaarts met betrekking tot dit proces wordt er ingezet op een op maat gemaakte aanpak per land, waarbij ook de samenhang met de partnerschappen en de bredere externe betrekkingen in acht worden genomen, inclusief de verwachte impact op andere doelstellingen en belangen, zoals uiteengezet in de Kamerbrief in reactie op de motie van het lid Becker c.s. (Kamerstuk 19 637, nr. 2675). Verwachte effectiviteit dient als criterium voorop te staan. Het kabinet wenst vaart te maken met deze aanpak en Nederland zal zich dan ook inzetten voor concrete vervolgstappen in relatie tot het visuminstrument. Het kabinet kan geen inzicht geven in een eventuele lijst met derde landen waar de Europese landen gezamenlijk afspraken mee willen maken, gelet op Europese afspraken over vertrouwelijkheid. Deze zullen in ieder geval worden gekozen uit de EU focusregio’s voor migratiesamenwerking, te weten Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika, Midden-Oosten en Westelijke Balkan.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

Situatie Griekse eilanden / Frontex

De leden van de PvdA-fractie maken zich ernstig zorgen over de aanhoudende humanitaire ramp op de Griekse eilanden. Niet alleen is gebleken dat vanwege sneeuw, overstromingen en lekkende tenten het nieuwe kamp op het Griekse Lesbos allesbehalve winterbestendig is, ook is wederom duidelijk geworden dat de psychische nood onder mensen alarmerend hoog is. Zo stak eind februari jl. een zwangere 26-jarige Afghaanse vrouw zichzelf uit wanhoop in brand, waarna zij door de Griekse autoriteiten werd aangeklaagd vanwege vernieling van publiek eigendom. Delen de bewindspersoen de afschuw van de leden van de PvdA-fractie over dit incident? Zijn zij bereid om in contact te treden met hun Griekse ambtsgenoten om opheldering te vragen over de start van een strafonderzoek tegen deze vrouw en ervoor te zorgen dat zij adequate (psychologische) ondersteuning krijgt?

9. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft kennis genomen van dit uiterst trieste incident, maar beschikt niet over informatie over een strafrechtelijk onderzoek. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, blijven de omstandigheden op de Griekse eilanden zorgelijk en verbeteringen noodzakelijk. Wel zij specifiek met betrekking tot de situatie op Lesbos opgemerkt, dat de opvangomstandigheden in het nieuwe tijdelijke opvangkamp Mavrovouni in bijna alle opzichten beter zijn dan in het ernstig overbevolkte Moria (Kamerstukken 27 062 en 19 637, nr. 117). Dit laat onverlet dat de noden op het gebied van mentale gezondheid en psychologische ondersteuning nog altijd aanzienlijk zijn, getuige ook dit recente incident. Het kabinet spant zich in om de opvangsituatie op de Griekse eilanden te verbeteren, en zoals uw Kamer bekend gaat een deel van de humanitaire steun van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar mentale gezondheid en psychologische ondersteuning van hulpbehoevenden op de Griekse eilanden. Overigens is de situatie op de Griekse eilanden geen onderwerp van de besprekingen tijdens deze gezamenlijke Raad, die immers de externe dimensie van het Europese migratie- en asielbeleid betreft.

Daarnaast hebben de leden van de PvdA-fractie kennis genomen van het onderzoeksrapport van Frontex over de betrokkenheid van de eigen organisatie bij zogeheten «pushbacks» op zee tussen Griekenland en Turkije. Ondanks dat slechts acht van de dertien incidenten zijn onderzocht en er voornamelijk is gesproken met de Griekse autoriteiten en Frontex-medewerkers, concludeert Frontex dat er geen bewijs is gevonden van mensenrechtenschendingen. Acht het kabinet dit rapport voldoende om deze conclusies te ondersteunen? Is volgens het kabinet nader onderzoek door een externe instantie nodig om de «pushback»-incidenten grondiger te onderzoeken? Zo ja, gaan de bewindspersonen hier tijdens de RBZ/JBZ voor pleiten?

10. Antwoord van het kabinet

Graag verwijs ik u naar de beantwoording van gelijke vragen in het SO ter voorbereiding op de JBZ-raad van 11–12 maart (Kamerstuk 32 317, nr. 680).

Europees Migratiepact

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het belang van een hernieuwd Europees asiel en migratiebeleid. Het voorgestelde Pact voorziet in een controlemechanisme om misstanden als «pushbacks» aan de Europese buitengrenzen te voorkomen, waarbij met name de focus ligt op het screeningsproces van asielzoekers op de Griekse eilanden. Gezien de voortdurende incidenten op zee tussen Griekenland en Turkije is het echter ook van belang dat «pushback»-incidenten binnen het mandaat van dit controlemechanisme vallen. Vallen «pushbacks» volgens de bewindspersonen onder het huidige mandaat van het controlemechanisme? Zo nee, zijn de bewindspersonen bereid om voor een omvattender controlemechanisme te pleiten om mensenrechtenschendingen aan de Europese buitengrenzen in de toekomst te voorkomen?

11. Antwoord van het kabinet

Het moge duidelijk zijn dat push-backs, d.w.z. de schending van het principe van non-refoulement, te allen tijde verboden zijn. Ten aanzien van het beoogde controlemechanisme waar de leden van de PvdA-fractie naar vragen, verwijst het kabinet kortheidshalve naar het Schriftelijke Overleg ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 641). De Screeningsverordening stelt dat er in alle lidstaten een onafhankelijke instantie is die toeziet op de naleving van de fundamentele rechten. Het beoogde toezicht ziet er ook op of tijdens of na de screeningprocedure wordt overgegaan tot uitzetting zonder dat acht wordt geslagen op de individuele omstandigheden en beschermingsbehoefte. Het handelen van grenswachters in het kader van het grenstoezicht valt niet onder deze verordening, maar onder het bereik van de Schengen Grenscode en wordt dus niet door de bepalingen van deze verordening bestreken. Dit laat onverlet dat ook de Schengen Grenscode de verplichting omvat om aan internationale en Europese wet- en regelgeving te voldoen en fundamentele rechten te waarborgen. Terugkeer en verwijderingshandelingen in de zin van de terugkeerrichtlijn worden bestreken door het onafhankelijk toezicht krachtens artikel 8, zesde lid van de Terugkeerrichtlijn.

Daarnaast voorziet het Pact in snellere grensprocedures aan de buitengrenzen om onderscheid te maken tussen kansrijke en kansarme asielzoekers. Ook een beter terugkeerbeleid dat onderdeel maakt van het migratiepact rust voor een groot deel op deze procedures. De leden van de PvdA-fractie vragen welke voorbereidingen worden getroffen door de Europese Commissie en Griekenland om ervoor te zorgen dat deze procedures zorgvuldig verlopen? Op welke termijn worden deze snelle en efficiënte procedures toegepast, welke ondersteuning biedt Nederland hierbij, en achten de bewindspersonen deze procedures voldoende om mensonterende omstandigheden op de Griekse eilanden te voorkomen?

12. Antwoord van het kabinet

Zoals uw Kamer bekend zijn de onderhandelingen over het migratie- en asielpact momenteel gaande. Specifiek over het creëren van een externe grensprocedure lopen de standpunten van de lidstaten vooralsnog uiteen. Er is op dit moment dus geen sprake van het instellen van een grensprocedure, noch van voorbereidingen hiertoe (Kamerstuk 32 317, nr. 677).

Een belangrijk onderdeel van de nieuwe voorstellen van de Europese Commissie is om nader samen te werken op het gebied van migratie met derde landen, bijvoorbeeld op het gebied van het tegengaan van mensensmokkel, mogelijkheden tot legale migratie en effectief terugkeerbeleid. Deze ambities komen ook uitvoerig aan bod in het voorstel van de Commissie voor een nieuwe EU-Afrika strategie. De leden van de PvdA-fractie vragen welke stappen er sinds het verschijnen van het migratiepact in september jl. zijn gezet om deze nieuwe samenwerking met derde landen vorm te geven? Hoe sluiten deze initiatieven aan bij de ambitie van de Commissie om tot een breed en gelijkwaardig partnerschap te komen met Afrikaanse landen? En wordt naast samenwerking met derde landen op het gebied van migratie ook ingezet op samenwerking op het gebied van eerlijke handel, het tegengaan van belastingontwijking en klimaatverandering?

13. Antwoord van het kabinet

De brede partnerschappen uit het Europees migratie- en asielpact moeten nog uitgewerkt worden. Over de beoogde inhoud van de partnerschappen is uw Kamer via het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling van de Commissie over het migratie- en asielpact geïnformeerd. Tegelijkertijd vinden er al veel inspanningen plaats door de EU op het gebied van het aangaan met relaties met derde landen. Het kabinet onderschrijft de noodzaak en urgentie van EU partnerschappen om migratiesamenwerking te verbeteren. Zij zal daarom aandringen op concrete uitwerking van EU samenwerking met prioritaire derde landen, met een duidelijke tijdlijn. Uitgangspunten daarbij zijn dat sprake is van maatwerk per land, een partnerschap op basis van gelijkwaardigheid en rekening houdend met wederzijdse belangen. Ook kunnen alle instrumenten, inclusief visa-maatregelen en handel en ontwikkelingssamenwerking, worden ingezet om de samenwerking met derde landen te bevorderen. Verwachte effectiviteit dient daarbij als criterium voorop te staan. Ook moet volgens het kabinet rekening worden gehouden met de verwachte impact op andere doelstellingen en belangen, zoals uiteengezet in de Kamerbrief in reactie op de motie van het lid Becker c.s. (Kamerstuk 19 637, nr. 2675). Deze partnerschappen passen goed binnen de kaders en doelen van de Commissiemededeling van maart 2020 «Naar een Brede Strategie met Afrika» (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2148), de Raadsconclusies EU-Afrika van juni 20204 en de Europese Raadsconclusies van oktober 20205. Hierin is voorzien in brede partnerschappen tussen de EU en Afrikaanse landen, waarin naast migratie ook andere doelstellingen worden nagestreefd, zoals de aanpak van klimaatverandering, het creëren van banen en het bevorderen van veiligheid en stabiliteit.

Tot slot stelt de Commissie in het migratiepact dat hervestiging een geschikte manier is om bescherming te bieden aan de meest kwetsbare vluchtelingen uit derde landen. De Commissie beveelt daarom aan de ad-hoc regeling voor de jaarlijkse hervestigingsplaatsen te formaliseren. De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet bereid is om de bijdrage van Nederland te verhogen zodat de meest kwetsbare vluchtelingen een veilig thuis wordt geboden? Wil het kabinet daarnaast in overleg treden met gelijkgestemde landen om te zorgen dat er de komende jaren in Europees verband vaste en ruimhartige afspraken worden gemaakt over hervestiging vanuit derde landen naar Europa?

14. Antwoord van het kabinet

Uw Kamer is geïnformeerd over de hervestigingsinzet van dit kabinet, ook in reactie op de recente voorstellen van de Commissie (zie o.a. Kamerstuk 22 112, nr. 2955). Gelet op het demissionaire karakter van het kabinet, is het kabinet niet voornemens om deze inzet aan te passen.

Naar boven