21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1725 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 maart 2017

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 24 februari 2017 over de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 7 maart 2017 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1721).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 februari 2017 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 3 maart 2017 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Azmani

Adjunct-griffier van de commissie, Beun

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Algemeen

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 7 maart 2017 en danken de Minister van Buitenlandse Zaken voor de toezending. De leden van de VVD-fractie hebben ten aanzien van de geannoteerde agenda en de overige agendapunten een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken. Zij wensen daarbij een aantal opmerkingen te maken en vragen te stellen.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de geagendeerde stukken voor de RAZ van 7 maart a.s. De leden hebben de volgende opmerkingen en vragen daarover.

Migratie en vluchtelingen

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister wat de EU nu precies gaat doen om de migratie over de Middellandse Zee te beperken. Welke precieze resultaten wil de EU bereiken ten aanzien van de migratie over de Middellandse zee? Kan de Minister concrete getallen en een tijdschema noemen? Zo neen, waarom niet? Kan hij zorgen dat in de komende Europese Raad er concrete plannen en getallen worden afgesproken ten aanzien van migratie over de Middellandse Zee?

1. Antwoord van het kabinet

De EU zet zich al langere tijd in voor een effectieve aanpak van de instroom van irreguliere migranten in de EU, de aanpak van mensensmokkel en versterking van het grenstoezicht. Dit is ook al lange tijd inzet van het kabinet. In de Gezamenlijke Mededeling aan het Europees Parlement (EP), de Europese Raad (ER) en de Raad van 25 januari (definitieve versie (JOIN(2017) 4 final/2 van 17 februari jl.) doen de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger concrete voorstellen voor maatregelen om irreguliere migratie tegen te gaan op de Centraal-Middellandse Zeeroute. Het accent ligt op relatief snelle interventies op de route via Libië. Het gaat hierbij om acties gericht op (a) het verminderen van het aantal verdrinkingen in de Middellandse Zee, (b) het bestrijden van mensensmokkel en -handel, (c) het beter beschermen van migranten en het bevorderen van hun vrijwillige terugkeer uit Libië naar hun land van herkomst, (d) het beter beheersen van de migratiestromen via de Zuid-Libische grens, (e) het intensiveren van de samenwerking met Egypte, Tunesië en Algerije (f) en het mobiliseren van extra financiering. Op korte termijn gaat uw Kamer een BNC-fiche toe met een appreciatie van de voorgestelde maatregelen.

Het Maltese Voorzitterschap heeft deze voorstellen inmiddels samen met de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger uitgewerkt. Verschillende acties zijn in gang gezet of zullen binnenkort in gang gezet of uitgebreid worden, zoals de training van de Libische Kustwacht via de EU-operatie EUNAVFORMED Sophia, steun voor projecten van IOM en UNHCR voor de opvang van migranten en ondersteuning van IOM bij intensivering van de vrijwillige terugkeer van migranten naar hun herkomstlanden. Ook informatiecampagnes vinden reeds plaats.

Tijdens de ER zal Nederland aandringen op spoedige implementatie van de voorgestelde maatregelen en terugkoppeling hierover.

De leden van de PvdA-fractie maken zich onverminderd zorgen over de situatie voor vluchtelingen op de Balkan en in Griekenland. Is het al gelukt procedures te versnellen? Is het al gelukt om mensen niet oneindig lang in ijskoude tentjes te laten bivakkeren?

Dat is de EU onwaardig. Welke stappen zijn gezet om meer expertise en geld ter beschikking te stellen? Werken ook andere lidstaten daar inmiddels voldoende aan mee?

2. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft uw Kamer hierover geïnformeerd in de beantwoording op schriftelijke vragen van het lid Maij (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 999) en van het lid Gesthuizen c.s. (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1267). Het kabinet houdt de omstandigheden in de opvangfaciliteiten in Griekenland, zowel op de eilanden als op het vasteland, nauwlettend in de gaten. Het is de verantwoordelijkheid van de Griekse autoriteiten te zorgen voor adequate opvang, daarbij ondersteund door de Commissie, de lidstaten, UNHCR en ngo’s.

Griekenland is er, met steun van o.a. UNHCR en de Commissie, in geslaagd om voor vrijwel alle migranten in Griekenland opvang te realiseren (door vervanging of uitbreiding van de faciliteiten met geïsoleerde tenten en containers en door overplaatsing naar bijvoorbeeld hotels) die hen beschermt tegen slechte weersomstandigheden.

Zoals bekend heeft de Commissie via het noodhulpinstrument in totaal EUR 198 miljoen beschikbaar gesteld voor het verbeteren van de opvang in Griekenland. De EUR 100.000 die de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beschikbaar stelde, is inmiddels uitgekeerd aan ngo’s die geen directe toegang hebben tot Europese financiering, maar wel in staat zijn direct bij te dragen aan de verbetering van de opvang op de Griekse eilanden. Tijdens en na het winterse weer in januari jl. hebben de autoriteiten en UNHCR ingezet op het versneld identificeren en overzetten van kwetsbare migranten naar het vasteland. Het versnellen van de asielprocedures is onderdeel van het gezamenlijk actieplan dat Griekenland eerder met de Commissie opstelde en waaraan nu uitvoering wordt gegeven. De Commissie en de Griekse asieldienst werken samen met EASO aan het versnellen van de afhandeling van asielverzoeken in eerste en tweede instantie, onder meer door uitbreiding van het aantal asielmedewerkers en het aantal beroepscommissies.

Over de opvang in Servië heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen c.s. (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1267). Zoals bekend is er in Servië voldoende opvangcapaciteit beschikbaar. Het aantal migranten dat ervoor kiest om niet van de officiële faciliteiten gebruik te maken slinkt door inspanningen van de Servische autoriteiten in samenwerking met UNHCR. Toch zijn er nog steeds migranten die ervoor kiezen geen gebruik te maken van deze mogelijkheid.

Deze leden pleiten nog immer hartgrondig voor een snelle oplossing. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de lidstaten om dit probleem op te lossen. Dat houdt ook in dat we gezamenlijk iets moeten doen, en niet moeten verzanden in verdeeldheid, afwachten en afhouden. Het is schrijnend dat we als groot welvarend continent niet in staat zijn migranten goed op te vangen, aldus deze leden.

De leden van de SP-fractie vragen de regering om te concretiseren op welke wijze zij zich heeft ingezet voor een spoedige herziening van het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem conform de motie Verhoeven, en wat de concrete resultaten daarvan waren.

3. Antwoord van het kabinet

Zoals ook tijdens het debat over de Staat van de Unie is aangegeven, zet Nederland zich in voor een spoedige afronding van de herziening in de Raad van het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem (Handelingen II 2016/17, nr. 51, debat over de Staat van de Europese Unie). Nederland werkt constructief mee aan diverse voorstellen die momenteel in Brussel worden behandeld, vanuit de inzet zoals die met uw Kamer is gedeeld in de BNC-fiches over de verschillende voorstellen. Het kabinet wijst erop dat op een groot aantal voorstellen in de Raad een akkoord moet worden bereikt met 28 lidstaten. Dit is, gezien de uiteenlopende visies van de lidstaten op dit onderwerp, geen eenvoudige opgave en vergt dat daarover in de Raad het gesprek wordt aangegaan. Uw Kamer voert hierover regelmatig overleg met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Voorzitter Europese Raad

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Minister in zijn geannoteerde agenda aangeeft dat de Europese Raad naar verwachting een besluit zal nemen over de voorzitter van de ER voor de periode 1 juni 2017 tot 30 november 2019. Kan de Minister aangeven wie de verschillende kandidaten zijn en welke op de steun van Nederland kan rekenen?

4. Antwoord van het kabinet

De verwachting is inderdaad dat de ER een besluit zal nemen over de voorzitter van de ER. Conform de procedure als vastgelegd in het EU-Verdrag kiest de ER zijn voorzitter voor een periode van twee en een half jaar. De voorzitter is eenmaal herkiesbaar. Er zijn vooralsnog geen andere kandidaten bekend dan de huidige voorzitter van de ER, dhr. Tusk.

CVM Roemenië en Bulgarije

De leden van de VVD-fractie steunen de lijn van het kabinet dat de landen moeten voldoen aan de ijkpunten van het CVM. Wat vinden de Bulgaarse en Roemeense regeringen van de rapportage, vragen deze leden. Onderschrijven ze deze?

5. Antwoord van het kabinet

In algemene zin kan worden gezegd dat de aanbevelingen uit de voortgangsrapportages door genoemde lidstaten worden aanvaard. De raadsconclusies met betrekking tot deze rapportage komt met consensus tot stand. Beide landen realiseren zich dat het CVM pas kan verdwijnen als aan alle aanbevelingen en ijkpunten is voldaan.

Wat is het oordeel van de Minister over de wijze waarop Roemenië probeert bepaalde vormen van ambtsmisdrijven te vrijwaren van vervolging? Gaat de Minister dit aan de orde stellen?

6. Antwoord van het kabinet

Zoals aan uw Kamer medegedeeld in de appreciatie van de voortgangsrapportages van het CVM (Kamerstuk 23 987, nr. 170) toont Roemenië in de rapportage een track record dat wijst op een groeiende onomkeerbaarheid van de hervormingen zoals uiteengezet in het mechanisme. Roemenië heeft in 2014, 2015 en 2016 deze trend voortgezet. Evenwel is mede gezien de recente ontwikkelingen, waaronder de twee noodverordeningen om bepaalde vormen van ambtsmisdrijven te vrijwaren van vervolging, onvoldoende aangetoond dat de voortgang duurzaam en onomkeerbaar is.

De leden van de PvdA-fractie zien wat betreft de rapporten inzake voortgang in Roemenië en Bulgarije bij het versterken van de rechtstaat en het bestrijden van corruptie dat de regering de aanbevelingen van de Europese Commissie overneemt. Kan de regering nog wat nader inkleuren of de rapporten en bijbehorende appreciatie als positief als negatief moet worden gezien? Kan gesteld worden dat in beide landen netto sprake is van vooruitgang, ook als we dat voor een langere periode bezien?

7. Antwoord van het kabinet

Zie het voorgaande antwoord inzake Roemenië. Wat betreft Bulgarije moet met de Commissie worden geconstateerd dat het gedurende 2016 op verschillende ijkpunten van het CVM belangrijke stappen heeft gezet, maar dat de vooruitgang over de afgelopen tien jaar in het algemeen niet zo voorspoedig is verlopen als gehoopt.

Zoals eveneens in de kabinetsappreciatie te lezen is, leveren ook eigen bevindingen van het kabinet een gemengd beeld op van de situatie in beide landen.

Daarnaast horen de leden van de PvdA-fractie graag wat vanaf nu het voorziene proces is. Wat is de verwachting wanneer beide landen voldaan hebben aan CVM-voorwaarden? Wat zijn in dat licht de laatste ontwikkelingen en verwachtingen omtrent de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone? De leden van de PvdA-fractie vinden het van groot belang dat deze landen eerst aan de CVM criteria voldoen en vinden het goed dat Nederland zoekt naar mogelijkheden voor extra ondersteuning om dat in beide landen te bevorderen. Hoe concreet zijn die inspanningen?

8. Antwoord van het kabinet

Duidelijk is dat de Commissie streeft naar een einde van het mechanisme voor het einde van haar ambtsperiode. Nederland en een aantal gelijkgezinde lidstaten verbinden hier geen termijn aan, omdat het CVM pas kan worden uitgefaseerd wanneer de Commissie oordeelt dat alle aanbevelingen en ijkpunten zijn behaald, en de Raad dit onderschrijft. De snelheid waarmee dit gebeurt is volledig afhankelijk van de inspanningen van Roemenië en Bulgarije om de aanbevelingen en ijkpunten te behalen.

De Schengentoetreding van Roemenië en Bulgarije is niet nu aan de orde en komt pas ter sprake wanneer die weer wordt geagendeerd op een Raad. In dat geval wordt uw Kamer op de gebruikelijke wijze geïnformeerd.

In Bulgarije heeft Nederland een aantal trainingsprojecten op het gebied van de justitiële hervormingen ondersteund. Deze projecten worden in de zomer van dit jaar afgerond. Tevens heeft Nederland in 2016 met een Nederlandse expert bijgedragen aan de Structural Reform Support Service (SRSS) missie, die een onafhankelijke analyse heeft gemaakt naar het functioneren van het Bulgaarse Openbaar Ministerie. Deze bijdrage kon op veel waardering van Bulgaarse zijde rekenen.

In Roemenië heeft Nederland zowel in de pre-accessieperiode via MATRA-projecten als in een lopende regionale pilot justitiële samenwerking actief met justitiële instanties samengewerkt (met medewerking van o.a. het Nederlandse Ministerie van Veiligheid en Justitie, Raad voor de Rechtspraak en Opleidingsinstituut magistratuur). De pilot loopt deze zomer af.

Het kabinet beziet op welke manier desgevraagd wederom een bijdrage kan worden geleverd aan de ondersteuning van Roemenië en Bulgarije.

De leden van de SP-fractie delen de bezorgdheid van de regering over de CVM-rapporten over Roemenië en Bulgarije. Onder meer de noodverordeningen die de Roemeense regering recent had afgekondigd en die nu gelukkig weer zijn ingetrokken, tonen aan dat de situatie in deze landen nog altijd zeer precair is als het gaat om het opbouwen van een duurzame rechtsstaat en een onafhankelijk parlementair systeem. De leden zijn dat dan ook van mening dat het streven naar het beëindigen van dit mechanisme voor het einde van de ambtstermijn van de Commissie prematuur zou zijn. De leden vragen de regering of zij deze analyse deelt, en of zij van mening is dat alle ijkpunten van het CVM binnen de komende twee jaar gehaald kunnen worden. De leden steunen de inzet van de regering om Bulgarije en Roemenië te ondersteunen met technische assistentie.

9. Antwoord van het kabinet

Zoals ook in antwoord 6 is gesteld, is het kabinet van mening dat de CVM-rapportages een gemengd beeld opleveren en dat duurzaamheid en onomkeerbaarheid van de resultaten nog niet voldoende zijn aangetoond. Het vervullen van de aanbevelingen en ijkpunten is niet gebonden aan een termijn, maar is afhankelijk van de snelheid waarmee Roemenië en Bulgarije hieraan voldoen. In dat licht geeft het kabinet geen oordeel over hoe snel aan de aanbevelingen en ijkpunten kan worden voldaan.

Crisis rechtsstaat Polen

De leden van de SP-fractie merken op dat Polen zich nog altijd weinig lijkt aan te trekken van de kritiek vanuit de EU op de stelselmatige schending van rechtsstaat, persvrijheid en mensenrechten. Deze leden constateren dat de deadline die de Europese Commissie aan Polen had gesteld om orde op zaken te stellen verstreken is. Kan de regering aangeven of en welke stappen de Commissie nu voornemens is om te nemen? Hoe liggen de verhoudingen in de Raad momenteel, wordt het thema tijdens de komende RAZ besproken en zo ja, welke positie zal Nederland gegeven de nieuwe situatie innemen? In hoeverre is het starten van de artikel 7-procedure nu een reële optie geworden?

10. Antwoord van het kabinet

De Commissie heeft het afgelopen jaar duidelijk stelling genomen ten aanzien van ontwikkelingen in Polen. Op 21 december 2016 heeft de Commissie nieuwe aanbevelingen gedaan, waarop de Poolse regering binnen de gestelde termijn (20 februari jl.) heeft gereageerd. Thans wordt de niet-openbare reactie van de Poolse regering door de Commissie bestudeerd. De rol van de Commissie in de dialoog met Polen verdient steun. Wat het kabinet betreft zullen deze ontwikkelingen ook in de Raad aan de orde moeten komen. De timing daarvan zal in nauw overleg tussen de Commissie, het Voorzitterschap en de andere lidstaten bepaald moeten worden.

De inzet van het kabinet blijft dat in Polen, door continue dialoog met de Commissie en ondersteund door andere kanalen (zoals vermeld in antwoord 10), een oplossing wordt gevonden die voor alle betrokken partijen aanvaardbaar is. Het in werking stellen van de artikel 7-procedure is vooralsnog niet aan de orde.

De leden van de SP-fractie vragen de regering met het oog op de zorgwekkende situatie in diverse Oost-Europese lidstaten eveneens om een update van de dialoog over een permanent rechtsstaatmechanisme dat lidstaten blijvend controleert, zoals ook voorgesteld door het Europees Parlement.

11. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft op 6 februari jl. samen met gelijkgezinde lidstaten en het Europees Parlement een constructieve ontmoeting gehad waarbij werd gesproken over de rechtsstaatsdialoog in de Raad. Daar heeft Nederland dezelfde boodschap afgegeven als tijdens het debat met uw Kamer op 19 januari jl. (Kamerstuk 34 648, nr. 3). Deze boodschap houdt in dat de kring van landen die zich willen inzetten voor de rechtsstaat in de EU moet worden vergroot en dat de dialoog moet worden aangegaan met betrokken regeringen, in het Europees Parlement, binnen Europese politieke partijen, tussen nationale parlementen en in andere fora. Het kabinet verwelkomt mogelijkheden om vanuit de instituties de naleving van de rechtsstaat te verbeteren en is van mening dat blijvend gewerkt moet worden aan het vergroten van draagvlak daarvoor.

Europees Openbaar Ministerie

De leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de regering de brief van een groep lidstaten betreffende het voorleggen van de ontwerpverordening inzake het Europees Openbaar Ministerie aan de Europese Raad niet heeft ondertekend. Is de regering nog steeds van mening dat Nederland mogelijk alsnog meedoet aan het EOM, of is deze optie nu uitgesloten?

12. Antwoord van het kabinet

De positie van het kabinet is nog steeds dat niet-deelname van Nederland aan het EOM per saldo niet in het belang van Nederland is, maar dat Nederland pas een definitief standpunt over deelname aan het EOM zal nemen als de eindtekst van de ontwerpverordening beschikbaar is en beide Kamers van het parlement zich daarover een finaal oordeel hebben kunnen vormen. Het feit dat Nederland de brief aan de ER niet medeondertekend heeft, doet daar niets aan af. Wel betekent het dat Nederland vooralsnog niet zal deelnemen.

Europees Semester

De leden van de PvdA-fractie hechten er een enorm belang aan dat de Europese Unie werkgelegenheid en investeringen stimuleert. De EU moet er niet alleen zijn voor grote bedrijven, maar vooral ook voor groei en banen voor gewone mensen. De EU heeft veel geld uitgetrokken voor het bevorderen van werkgelegenheid en het bestrijden van jeugdwerkloosheid. Wat zijn de laatste resultaten hiervan?

13. Antwoord van het kabinet

De werkgelegenheid in de EU trekt aan. Dat is het geval in Nederland (in januari 2017 ruim 200.000 minder werklozen dan tijdens de piek in februari 2014) en in de Europese Unie (8,5% werkloosheid in 2016.) Het kabinet heeft in Europees verband ingezet op een beleid van structurele hervormingen, gezonde overheidsfinanciën en investeringen. De EU heeft geld uitgetrokken voor het bevorderen van werkgelegenheid en het bestrijden van jeugdwerkgelegenheid via onder meer het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) en het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief.

Het Europees Fonds voor Strategische Investeringen heeft sinds het begin ervan in 2015 inmiddels EUR 168,8 miljard aan investeringen gekatalyseerd. Deze investeringen dragen bij aan het verhogen van de werkgelegenheid in de EU. Bovendien heeft de Commissie een voorstel tot verlenging van de huidige driejarige looptijd van EFSI gedaan tot 2020 en een versterking van EUR 315 miljard naar EUR 500 miljard aan te katalyseren investeringen. De ECOFIN Raad heeft hierop op 6 december jl. een Raadspositie bereikt, waarna onderhandelingen met het Europees Parlement zullen volgen.

In het jeugdwerkgelegenheidsinitiatief zijn de lidstaten een politieke verbintenis aangegaan in de vorm van een aanbeveling van de Raad van april 2013. Deze behelst een zogeheten «jeugdgarantie», waarin de lidstaten afspraken ervoor te zorgen dat alle jongeren een deugdelijk aanbod krijgen voor een baan, voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingstelsel of een stage, binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het formele onderwijs hebben verlaten. De Commissie trok EUR 6,4 miljard uit voor financiële ondersteuning en beleidsadvies. De Commissie publiceerde in oktober 2016 een eerste tussenevaluatie. Drie jaar na de invoering van de jongerengarantie zijn er 1,4 miljoen minder jonge werklozen in de EU. Volgens de Commissie zijn er sinds januari 2014 veertien miljoen jongeren geregistreerd in de jongerengarantieregelingen en zijn ongeveer negen miljoen jongeren ingegaan op een aanbod, meestal voor een baan. Volgens de Commissie hebben twee derde van de jongeren die de jongerengarantie in 2015 hebben verlaten, een baan of een leerlingplaats gekregen, of zijn een opleiding of stage begonnen. De Commissie meldt daarnaast dat de jongerengarantie in de lidstaten veel heeft bijgedragen aan structurele hervormingen en innovatie van de beleidsvorming. Nederland heeft overigens (met 9,8 procent) na Duitsland de laagste jeugdwerkloosheid van Europa.

Overig

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Europese Commissie in februari 2014 haar eerste anti-corruptie rapport publiceerde. Ten tijde van het publiceren heeft de Europese Commissie gezegd eens in de twee jaar zo’n rapport te publiceren, stellen deze leden. Uit berichtgeving van begin februari jl.[1] 1 en een brief van Eurocommissaris Timmermans eind januari jl.[2] 2 blijkt dat de Europese Commissie geen behoefte meer heeft aan het publiceren van een vervolgrapport. De leden van de VVD-fractie vinden dit zeer vreemd. Corruptie met EU-budgetten en het niet aanpakken daarvan holt het draagvlag onder de bevolking voor het EU-budget uit. Deelt de Minister deze opvatting? De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat hij kennis heeft genomen van deze berichtgeving? Is de Minister het eens met de Commissie of vindt hij dat corruptie met EU-budgetten aangepakt moet worden? Kan de Minister de Commissie hierop aanspreken en zorgen dat er alsnog een vervolgrapport komt? In 2014 heeft de Europese Commissie besloten om de EU instanties niet te betrekken in haar eerste rapport[3] 3. De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister erop aan kan dringen dat er alsnog een rapport komt waarin gekeken wordt naar de corruptie in EU instanties?

14. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft kennisgenomen van dit bericht. Het deelt de opvatting dat corruptie met EU-budgetten en het niet aanpakken daarvan het draagvlak onder de bevolking voor het EU-budget uitholt. Het kabinet meent dat corruptie met EU-budgetten aangepakt moet worden. In de brief waaraan de leden refereren, leest het kabinet niet dat de Commissie een andere mening is toegedaan. Het is de vraag of een separaat anti-corruptierapport specifiek hiervoor de oplossing biedt of voorwaardelijk is. Ook EU instanties zoals OLAF, de Europese Rekenkamer en de Europese Ombudsman zorgen binnen hun respectievelijke mandaat voor administratieve controle en toezicht. Het kabinet zal blijven pleiten voor een actieve aanpak van corruptie met EU-budgetten.

De leden van de SP-fractie merken met enige verbazing op dat Turkije de verwachting heeft uitgesproken dat de EU stappen zal nemen om visumvrij reizen mogelijk te maken. De leden vragen de regering om te reageren op deze uitspraken van president Erdogan in het licht van de uitvoering van de Turkijedeal van Turkse zijde, en de voortgang wat betreft de hervorming van de antiterreurwetgeving. Zijn er concrete aanwijzingen dat Turkije op dit laatste punt duidelijke verbetering heeft geboekt?

15. Antwoord van het kabinet

Turkije moet aan alle 72 benchmarks van de Roadmap Visumliberalisatie voldoen voordat de Raad zal instemmen met afschaffing van het visumvereiste voor Turkse burgers. Volgens de rapportage van de Commissie over de implementatie van de EU-Turkije verklaring van 1 maart jl., waarover uw Kamer spoedig een appreciatie zal toegaan, heeft Turkije nog niet alle benchmarks vervuld, waaronder de hervorming van de antiterreurwetgeving. De uitspraken van president Erdogan komen voor zijn eigen rekening.

De leden van de SP-fractie zijn bezorgd om de situatie rondom Griekenland. Er heerst nog steeds onduidelijkheid over de uitvoering van het derde steunpakket en de deelname van het IMF daaraan. De leden constateren dat Duitsland faliekant tegen schuldverlichting is en het bij monde van de viceminister van Financiën tegelijkertijd «zeer waarschijnlijk» acht dat de eurolanden een overeenkomst met het IMF zullen sluiten zonder schuldkwijtschelding. De leden vragen de regering om te reageren op deze uitspraak en haar verwachting weer geven ten aanzien van de uitkomst van de onderhandelingen. Welk standpunt neemt Nederland, alles overwegende, in als het gaat om kwijtschelding en het aan boord krijgen van het IMF?

16. Antwoord van het kabinet

De instellingen (Commissie, ECB, IMF, ESM) bevinden zich momenteel in Athene voor de tweede voortgangsmissie onder dit derde steunpakket. Het IMF heeft bij de Eurogroep van 5 december jl. herbevestigd dat het een mogelijk programma voor Griekenland aan zijn raad van bestuur zal voorleggen, zo snel mogelijk nadat er in dit kader een voorlopige overeenkomst over een pakket aan maatregelen is bereikt (staff level agreement) en één en ander in lijn is met het bestaande beleid van het IMF (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1409). Dat besluit wordt onder andere genomen op basis van een schuldhoudbaarheidsanalyse. Het kabinet hecht veel waarde aan deelname van het IMF aan het steunpakket voor Griekenland. Afspraken van de Eurogroep over mogelijke schuldmaatregelen voor de korte, middellange en lange termijn zijn vastgelegd in de Eurogroep-verklaring van 25 mei 2016. Een akkoord zal wat het kabinet betreft binnen deze kaders moeten vallen. Kwijtschelding van schuld is hiervan geen onderdeel.

Naar boven