21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1638 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2016

Tijdens het Verslag van een Algemeen Overleg (VAO) van 28 april 2016 is de motie Bruins/Teeven aangenomen met het verzoek aan de regering om een juridische quick scan uit te voeren naar de toepasbaarheid van de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden (Kamerstukken 21 501-02, nr. 1613). Met deze brief voert het kabinet de motie uit.

Conform het mondelinge verzoek van het Kamerlid Teeven tijdens dit VAO heeft het kabinet uw Kamer op 23 mei geïnformeerd via het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken/Handel van 13 mei 2016 over de wijze waarop de motie wordt uitgevoerd en met name de wijze waarop de onderzoeksvraag ten aanzien van de juridische quick scan wordt ingericht (Kamerstukken 21 501-02, nr. 1629).

De in dit verslag geformuleerde onderzoeksvraag luidt: «wat zijn de juridische mogelijkheden om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen?». Deze hoofdvraag is opgedeeld in drie deelvragen: (1) wat zijn de mogelijkheden onder het WTO-recht om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen; (2) wat zijn de mogelijkheden onder het EU-recht om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen; en (3) wat zijn de mogelijkheden onder Nederlands recht om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen? Hierbij is gekeken naar twee verschillende vormen van handelspolitieke beschermingsmaatregelen, te weten anti-dumping en anti-subsidie maatregelen.

1. WTO-recht

Artikel VI van de General Agreement on Tariffs and Trade 1994 (GATT 1994) stelt de regels vast over handelspolitieke beschermingsmaatregelen. Artikel VI geeft de juridische basis om anti-dumping maatregelen (lid 1) of anti-subsidie maatregelen (lid 3) te nemen. Dumping is het exporteren van een product tegen een prijs die lager is dan de normale waarde1 van dat product, hetgeen schade kan opleveren aan ondernemingen in het importerende land. Om het ontstane prijsverschil op te heffen mag het importerende land anti-dumping maatregelen treffen. De Agreement on Subsidies and Countervailing Measures (Subsidies Agreement) legt vast wanneer er sprake is van een (verboden) subsidie in de zin van het WTO-recht en wanneer landen tegenmaatregelen mogen instellen.

Anti-dumping maatregelen

De Agreement on Implementation of Article VI of the General Agreement on Tariffs and Trade 1994 (Anti-Dumping Agreement) gaat nader in op de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 voor wat betreft dumping. Artikel 9 van de Anti-Dumping Agreement gaat specifiek over het instellen van anti-dumping rechten en lid 1 van dit artikel bepaalt met betrekking tot de lesser duty rule dat:

«The decision whether or not to impose an anti-dumping duty in cases where all requirements for the imposition have been fulfilled, and the decision whether the amount of the anti-dumping duty to be imposed shall be the full margin of dumping or less, are decisions to be made by the authorities of the importing Member. It is desirable that the imposition be permissive in the territory of all Members, and that the duty to be less than the margin if such lesser duty would be adequate to remove the injury to the domestic industry

In de WTO-geschillenbeslechtingszaak van China tegen de EU betreffende EU anti-dumping maatregelen tegen Chinese bevestigingsmiddelen oordeelde het beroepsorgaan dat de tweede zin van artikel 9, lid 1, gelezen moet worden als een voorkeur voor het toepassen van de lesser duty rule: «To express such a preference, Article 9.1 uses the expression «it is desirable.» (WT/DS397/AB/R van 15 juli 2011, overweging 336).

Anti-subsidie maatregelen

Artikel 19, lid 2 van de Subsidies Agreement ziet op het gebruik van de lesser duty rule bij het instellen van tegenmaatregelen in geval van subsidies. Deze bepaling stelt dat:

«The decision whether or not to impose a countervailing duty in cases where all requirements for the imposition have been fulfilled, and the decision whether the amount of the countervailing duty to be imposed shall be the full amount of the subsidy or less, are decisions to be made by the authorities of the importing Member. It is desirable that the imposition should be permissive in the territory of all Members, that the duty should be less than the total amount of the subsidy if such lesser duty would be adequate to remove the injury to the domestic industry, and that procedures should be established which would allow the authorities concerned to take due account of representations made by domestic interested parties whose interests might be adversely affected by the imposition of a countervailing duty

Kortom, noch uit deze bepalingen, noch uit enige andere bepaling van het WTO-recht volgt dat partijen verplicht zijn om de lesser duty rule toe te passen. Aangehaalde bepalingen benadrukken juist de keuzevrijheid van partijen om ofwel maatregelen te treffen om de volledige dumping op te heffen, ofwel om de lesser duty rule toe te passen en te volstaan met maatregelen die de schade bij lokale producenten in het importerende land wegnemen. Wel blijkt uit de jurisprudentie dat de lesser duty rule bij voorkeur toegepast zou moeten worden. Het WTO-recht biedt derhalve mogelijkheden om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen.

2. EU-recht

De EU heeft op grond van artikel 3, lid 1, sub e, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) een exclusieve bevoegdheid op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Artikel 207, lid 1 VWEU bepaalt dat handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies, onderdeel uitmaken van de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De EU-regels op het terrein van handelspolitieke beschermingsmaatregelen tegen dumping en subsidies zijn neergelegd in Verordening (EG) Nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap en Verordening (EG) Nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn.

Artikel 9, lid 4 van Verordening 1225/2009 bepaalt onder meer dat:

«Het antidumpingrecht mag niet hoger zijn dan de vastgestelde dumpingmarge en dient lager te zijn dan de marge als een dergelijk lager recht toereikend is om een einde te maken aan de schade voor de bedrijfstak van de Unie

Artikel 15, lid 1 van Verordening 597/2009 bepaalt onder meer dat:

«Het compenserende recht mag niet hoger zijn dan de vastgestelde, tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies en moet lager zijn dan de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies, als dat toereikend is om een einde te maken aan de schade die de bedrijfstak van de Unie lijdt

Met bovenstaande bepalingen heeft de EU invulling gegeven aan de keuzevrijheid die het WTO-recht biedt. Het EU-recht verplicht tot toepassing van de lesser duty rule nu anti-dumping rechten en compenserende rechten niet hoger mogen zijn dan noodzakelijk om een einde te maken aan de schade die de bedrijfstak van de Unie lijdt. Er zijn daarom geen mogelijkheden onder het EU-recht om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen.

3. Nederlands recht

Uit artikel 2, lid 1, VWEU volgt dat omdat de EU een exclusieve bevoegdheid heeft op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek, de lidstaten op dat terrein enkel wetgevend kunnen optreden en juridisch bindende handelingen kunnen vaststellen als zij daartoe door de EU gemachtigd zijn of ter uitvoering van handelingen van de Unie. De lidstaten hebben niet de autonome bevoegdheid om anti-dumping of anti-subsidie maatregelen te treffen. Er zijn daarmee geen mogelijkheden onder Nederlands recht om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen.

Conclusie

Op basis van bovenstaande analyse is de conclusie van de uitgevoerde juridische quick scan dat Nederland noch de EU op basis van de huidige stand van het recht de mogelijkheid heeft om de lesser duty rule in bijzondere omstandigheden niet toe te passen. Hiervoor is aanpassing vereist van Verordening (EG) Nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, en Verordening (EG) Nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn. Aanpassing van deze verordeningen vereist besluitvorming door de EU-wetgever, dat wil zeggen het Europees Parlement en de Raad, op grond van een voorstel van de Europese Commissie.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

De normale waarde is gelijk aan de binnenlandse prijs of de kostprijs van het betreffende product in het exporterende land. In geval van een niet-markteconomie, zoals China, is de normale waarde gelijk aan de binnenlandse prijs of kostprijs in een land met de status van markteconomie (het ‘analoge land’).

Naar boven