21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1533 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2015

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van

12 oktober 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 12 OKTOBER 2015

Syrië

De Raad stond uitgebreid stil bij de recente ontwikkelingen in Syrië. In de discussie werd door de Ministers ingegaan op het belang van het VN-geleide politieke proces, de toekomstige rol van Assad, de noodzaak voor een grotere rol van de EU, de recente aanvallen van Rusland en het belang van steun aan de Syrische bevolking vanwege de humanitaire tragedie veroorzaakt door het conflict. De EU toonde zich eensgezind in de uitgangspunten ten aanzien van Syrië. De Raad stelde dat de EU tot doel heeft een einde te maken aan het conflict en de Syrische bevolking in staat te stellen om in vrede te leven in hun eigen land. Daarvoor moet de internationale gemeenschap zich verenigen op drie complementaire sporen: het humanitaire, het politieke en het militaire spoor.

Alle Ministers spraken steun uit voor het politieke proces onder leiding van VN Speciaal Gezant De Mistura. Daarbij werd benadrukt dat de EU er bij alle Syrische partijen op moet aandringen dat zij een helder en concreet commitment laten zien bij het VN-geleide proces en deelnemen aan de werkgroepen. Het betrekken van vrouwen en het maatschappelijk middenveld werd daarbij van belang geacht. Nederland bracht daarbij in dat de steun voor het VN-proces zoveel mogelijk geconcretiseerd dient te worden door de EU, ook in relatie tot de landen in de regio. De EU herbevestigde haar steun voor de gematigde oppositie, waaronder de Syrische Oppositie Coalitie, en gaf aan dat deze een essentiële rol te spelen heeft in de strijd tegen extremisme en in de politieke transitie. De Raad riep allen met invloed op de partijen, waaronder het Syrische regime, op om te werken aan een politieke oplossing. De EU zal daartoe actief in gesprek gaan met belangrijke regionale actoren, zoals Saudi-Arabië, Turkije, Iran en Irak. Daarbij zal de Hoge Vertegenwoordiger onderzoeken, op welke wijze de EU kan bijdragen aan de bevordering van meer constructieve regionale samenwerking. In dat kader bespraken de Ministers ook de mogelijke bijdragen die een Internationale Contact Groep, onder leiding van de VN, zou kunnen leveren.

Ten aanzien van de rol van Assad werd aangegeven dat enkel een Syrisch-geleid politiek proces, gebaseerd op de principes van het Genève Communiqué van 30 juni 2012, stabiliteit kan brengen en de voorwaarden kan creëren voor vrede, verzoening en een effectieve strijd tegen terrorisme. De Raad gaf aan dat er geen duurzame vrede kon zijn in Syrië onder het huidige leiderschap en totdat de legitieme grieven en aspiraties van alle Syriërs geadresseerd zijn. De EU veroordeelde de excessieve, disproportionele en onzorgvuldige aanvallen van het Syrische regime tegen zijn eigen bevolking. Het Assad regime draagt de grootste verantwoordelijkheid voor de 250.000 doden van het conflict en de miljoenen ontheemden. Bescherming van burgers moet prioriteit zijn voor de internationale gemeenschap. De Raad riep het Syrische regime op alle luchtaanvallen, waaronder met vatenbommen, te stoppen. Het systematisch doelwit maken van burgers door het regime heeft ertoe geleid dat burgers massaal op de vlucht zijn geslagen. Ook gaven Ministers aan dat deze acties terrorisme in de hand werken en rekrutering aanjagen.

De EU sprak steun uit voor de inspanningen van de anti-ISIS coalitie in Syrië en Irak en benadrukte dat als een gevolg van zijn acties en beleid het Assad regime geen partner kan zijn in de strijd tegen ISIS. Nederland bracht daarbij in dat de EU zichzelf niet in een positie moest brengen dat er gekozen moet worden voor ISIS of voor Assad. Ook veroordeelde de Raad de wreedheden en mensenrechtenschendingen gepleegd door ISIS en andere terroristische groepen en de doelbewuste vernietiging door ISIS van cultureel erfgoed in Syrië en Irak. Degenen die verantwoordelijk zijn voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in Syrië moeten ter verantwoording worden geroepen. De EU herhaalde de oproep aan de VN-Veiligheidsraad om de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof te verwijzen.

De Ministers stonden ook stil bij de Russische interventie in Syrië en waren het erover eens dat dit de situatie nog gecompliceerder maakt en dat Russische aanvallen op de gematigde oppositie niet behulpzaam zijn bij het opstarten van een politiek proces. De EU sprak daarom zijn ernstige zorg uit over de Russische militaire aanvallen die verder gaan dan ISIS en andere terroristische groepen die op de VN-lijst staan. Rusland werd opgeroepen deze aanvallen, waaronder op de gematigde oppositie, onmiddellijk te staken, als ook de schendingen van het luchtruim van buurlanden. De EU riep Rusland op zich te richten op het vinden van een politieke oplossing voor het conflict en te werken aan de implementatie van vertrouwenwekkende maatregelen door het Syrische regime in lijn met de voorwaarden van VNVR-resolutie 2139.

De EU zal ook zijn humanitaire inspanningen vergroten. De EU had daartoe zijn financiële bijdragen substantieel vergroot ten behoeve van de Syrische vluchtelingen. Ook zal de EU langere termijn steun geven om de weerbaarheid van vluchtelingen in de regio te vergroten. Nederland gaf aan dat de EU zich meer moet inspannen om ervoor te zorgen dat het geld goed aankomt, op effectieve wijze wordt besteed en dat hulpverleners beter worden beschermd. De totale financiële steun van de EU en lidstaten voor de Syrië-crisis bedraagt vier miljard euro. Ook riep de Raad andere landen op om hun bijdragen voor de Syrische crisis te vergroten. Daarbij kwamen de Ministers overeen dat met name de samenwerking met Libanon, Jordanië en Turkije vergroot moest worden ter verbetering van de situatie van de vluchtelingen en hun gastgemeenschappen.

Libië

De Raad verwelkomde het politieke akkoord dat VN-gezant León aan beide partijen op 8 oktober presenteerde en riep alle betrokkenen op het akkoord te accepteren. Waardering werd uitgesproken voor diegenen die zich de afgelopen maanden op een constructieve manier hebben ingezet. Personen die het akkoord tegenhouden, zullen hiervoor daarentegen verantwoordelijk worden gehouden. Nederland benadrukte in dit verband dat de mogelijkheid van sancties tegen hen die het proces ondermijnen op tafel moet blijven. De Ministers spraken zich positief uit over de benoeming van de leden van het kernkabinet die de taak hebben een regering te vormen en het akkoord uit te voeren.

Hoewel dit akkoord een belangrijke en noodzakelijke stap is, waren de Ministers het erover eens dat er nog een lange weg te gaan is naar duurzame stabiliteit van Libië. De EU staat eensgezind klaar om de eenheidsregering hierbij te ondersteunen. De Europese Commissie heeft hiervoor reeds 100 mln. euro gereserveerd. Deze steun zal bestaan uit bestaande programma's, hervatting van projecten die zijn stopgezet en nieuwe activiteiten.

De Ministers spraken af de steun aan Libië te coördineren en de mogelijkheden te bekijken, in samenspraak met een Libische regering van nationale eenheid, om bij te dragen aan de Libische veiligheidsbehoeften. Hierbij zal tevens worden gekeken naar de wijze waarop migratie een onderdeel kan worden van het Europese samenwerkingspakket. Enkele lidstaten benadrukten het belang van het betrekken van regionale spelers bij het transitieproces.

EU-ACS relaties post-2020

Deze korte bespreking was de eerste keer dat EU-ACS relaties post-2020 in de Raad geagendeerd waren. Dit onderwerp zal 26 oktober a.s. ook op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking staan en wordt in 2016 weer in deze beide Raadsformaties besproken. De HV benadrukte de buitenlandpolitieke componenten van de EU-relatie met deze grote groep landen. Het huidige partnerschap bestaat ook nu al uit politieke, handels- en ontwikkelingsdimensies. Commissaris Hahn voegde hier aan toe dat een evaluatie van het huidige partnerschap de basis moet vormen voor de uitwerking van een nieuwe samenwerkingsrelatie.

In de discussie legden Ministers, onder wie de Nederlandse, nadruk op het invullen van een gelijkwaardige partnerschapsrelatie gebaseerd op rechten en plichten.

Nederland vroeg voorts aandacht voor de verschillen tussen – en binnen – de drie regio’s. Dit vergt een gedifferentieerde benadering. Samenwerking zal gezocht moeten worden op wereldwijde uitdagingen als de ontwikkelingsdoelen, klimaat of migratie. Hier werd door anderen bij aangesloten. De HV gaf tot slot aan dat EDEO een breed consultatieproces zal starten over dit onderwerp en in gesprek zal gaan met regionale actoren als de Afrikaanse Unie e.a. om een gezamenlijke basis voor verder werk te vinden.

Eritrea

Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 8 oktober jl., wordt in dit verslag tevens ingegaan op de vraag van Lid Sjoerdsma of financiering toegaat aan de regering van Eritrea mede in het licht van de migratiestromen uit dat land.

Het is van groot belang om het probleem van irreguliere migratie vanuit Eritrea aan te pakken. Alleen op deze manier kan de huidige migratiecrisis duurzaam het hoofd geboden worden. Hierover zal tijdens de Valletta-top gesproken worden. Daarnaast worden op dit moment ook de reguliere EU programma’s in dit kader ingezet. Begrotingssteun wordt niet overwogen. Het kabinet is in gesprek met de Commissie over de vormgeving van het EU-meerjarenprogramma voor Eritrea (met een indicatieve omvang van 200 mln. euro). Er zal hierbij, naast maatschappelijke organisaties en NGO’s, vooral gewerkt worden met internationale organisaties omdat het nagenoeg onmogelijk is voor maatschappelijk middenveld om in Eritrea te opereren. Dit moet nog ter goedkeuring voorgelegd worden aan de lidstaten. Nederland neemt hierbij een kritische positie in als het gaat om samenwerking met de regering van Eritrea.

Migratie

Ministers spraken over de migratiecrisis, mede in het licht van de hoge instroom van migranten via de Mediterrane en Balkanroute. Tijdens deze bespreking werd door verschillende Ministers het belang van een geïntegreerde aanpak van de migratiecrisis onderstreept, waarbij de verschillende instrumenten van het externe beleid van de Unie in goede onderlinge samenhang moeten worden ingezet. In dit verband werd de recente Mededeling over de externe dimensie van de migratieproblematiek verwelkomd.1 Belangrijke onderdelen van deze aanpak betreffen de aanpak van zowel de politieke als sociaaleconomische grondoorzaken van migratie, waaronder politieke instabiliteit, mensenrechtenschendingen, armoede en gebrek aan sociaaleconomisch perspectief en klimaatverandering. Hierbij werd verwezen naar de inspanningen van de EU om de conflicten in Syrië en Libië op te lossen.

De Raad onderstreepte het belang van nauwe samenwerking met derde landen buiten de EU. Het kabinet ziet dit als essentieel, ook om opvang in de regio verder te versterken. De recente verklaring van de bijeenkomst van Balkanlanden, Turkije, Libanon en Jordanië werd verwelkomd en Ministers riepen op de uitwerking hiervan snel verder vorm te geven. In dit verband werd ook vooruitgekeken naar verdere samenwerking tussen de EU en Turkije in het kader van een mogelijk gezamenlijk Actieplan waar overeenstemming over moet worden gevonden. Ten aanzien van de samenwerking met Afrikaanse landen blikte de Raad vooruit naar de aanstaande Top in Valletta en het op te zetten EU Trust Fund gericht op ondersteuning van de betrokken Afrikaanse landen. Daarnaast werd de HV opgeroepen om samenwerking met derde landen verder te versterken via politieke dialogen op het gebied van migratie en asiel, waarbij alle mogelijke middelen moeten worden ingezet om samenwerking op onder andere terugkeergebied te versterken en terugkeer centraler te stellen in de relaties met derde landen. De Raad riep EDEO en de Commissie op om ten behoeve hiervan binnen zes maanden een concreet actieplan op te stellen.

Ministers benadrukten het belang van de strijd tegen mensensmokkel en verwelkomden in dit verband het besluit om de missie EUNAVFOR MED operatie SOPHIA over te laten gaan naar de tweede fase, binnen de kaders van het mandaat en volkenrechtelijke afspraken hierover. De Raad verwelkomde het besluit om de missie EUCAL Sahel Niger te versterken, onder andere gericht op het mitigeren van migratiestromen in Niger en meer specifiek in Agadez.


X Noot
1

JOIN(2015) 40 final

Naar boven