21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1172 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 augustus 2012

De vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 21 juni 2012 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 18 juni 2012 met het verslag van de informele Raad Algemene Zaken d.d. 10-11 juni 2012 en de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken d.d. 26 juni 2012 (21 501-02, nr. 1161);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 13 juni 2012 over de appreciatie van landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester (21 501-20, nr. 639);

  • de brief van de Organisatie, Europese Commissie d.d. 14 juni 2012 houdende het EU-voorstel: Aanbevelingen aan Nederland in het kader van het Europees semester COM(2012) 322 (2012Z12057);

  • de brief van de Organisatie, Europese Commissie d.d. 6 juni 2012 houdende het EU-voorstel: Voortgangsrapport Montenegro COM(2012) 222 (2012Z11308);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 27 april 2012 houdende het fiche: Mededeling betreffende de strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied (22 112, nr. 1406);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 20 juni 2012 over het onderzoek structuurfondsverordeningen 2014–2020 (21 501-08, nr. 431), toegevoegd vanwege de bespreking van het cohesiebeleid tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken.

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Albayrak

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Keulen

Voorzitter: Knops

Griffier: Van Keulen

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bontes, Dijkhoff, El Fassed, Knops, Ormel, Schouw en Timmermans,

en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Dames en heren, van harte welkom bij het algemeen overleg Raad Algemene Zaken van de vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom. Ik deel mee dat de staatssecretaris voor Europese Zaken, de heer Knapen, afwezig is, omdat hij zich op dit moment in Rio de Janeiro bevindt. Ik stel voor om de brief van de staatssecretaris van EL&I over de structuurfondsverordeningen die wij gisteren ontvangen hebben, toe te voegen aan de agenda van dit AO, omdat dit onderwerp ook behandeld zal worden in de Raad Algemene Zaken. Ik neem aan dat de leden van de commissies hiermee instemmen. Wij hebben anderhalf uur de tijd en vooralsnog zijn er vijf woordvoerders aanwezig. Ik stel daarom een spreektijd van vier minuten voor.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Iedereen heeft kunnen zien dat de Europese koers van dit kabinet te onduidelijk is. In de agenda staat dat de nadruk bij het aanpakken van de crisis moet liggen op de acute problemen. Er staat ook dat er dus structurele hervormingen moeten worden doorgevoerd. Dit kabinet wijst maatregelen die de acute problemen verlichten af en doet ook nog eens schamper over voorstellen voor structurele oplossingen op Europees niveau. Langetermijnsuggesties, begrotingsdiscipline en toezicht op de financiële sector alleen zijn ontoereikend. Het is duidelijk dat het kabinet in verwarring is. Dit zal nader worden besproken tijdens het debat over de Europese top.

Vanwege de tijd beperk ik mij even tot twee onderwerpen: Montenegro en de Eurowob. De opening van toetredingsonderhandelingen met Montenegro is goed nieuws. Hoe verder de landen van voormalig Joegoslavië afscheid nemen van het nationalistische verleden, hoe beter. De Europese lidstaten hebben vastgelegd en herbevestigd dat de toekomst van de Balkan in de EU ligt. Montenegro gaat de goede kant op. Wij kunnen ons dan ook grotendeels vinden in het kabinetsstandpunt. Wel vraag ik mij af wat de minister bedoelt met de opmerking dat Montenegro een positief trackrecord moet opbouwen en dat dit een kwestie van jaren is. Hoe lang is dit op zijn minst? Wie beoordeelt of het trackrecord voldoende is? Toont de Nederlandse regering zich een betrouwbare partner door zo'n open voorbehoud te stellen? Het is toch van belang dat wij concreet kijken naar de vorderingen van een kandidaatlidstaat?

Wij zijn blij dat de hoofdstukken 23 en 24 bij Montenegro in het begin van de onderhandelingen worden geopend. Wel heb ik een kanttekening bij het ankerpunt Raad aan het stuur. De Raad beslist altijd al over het openen en sluiten van de hoofdstukken. Wat komt daar nu nog bij? Gaat de Raad het werk van de Commissie overdoen? Wij zijn daar geen voorstander van.

Ik kom nu op de openbaarheid van Europees bestuur. Kan de minister bevestigen dat de informele trialoog tussen het Europees Parlement, de Raad van Ministers en de Europese Commissie over herziening van de Eurowob is mislukt? Is er op 8 juni een compromisvoorstel van het Deense voorzitterschap afgewezen? Hoe stond de Nederlandse regering daarin? Wat zal nu het vervolg zijn? Gaan wij nu opnieuw spreken over de herziening van de Eurowob of worden de onderhandelingen beperkt tot een voorstel tot uitbreiding van de werkingssfeer van de huidige regels? Dat is te simpel. Het Verdrag van Lissabon is heel duidelijk over de toegang tot documenten als grondrecht voor burgers. De instellingen, organen en instanties van de Unie zijn daarom verplicht tot een zo groot mogelijke openheid. Het verdrag schrijft voor dat de stukken betreffende wetgevingsprocedures actief openbaar gemaakt worden door de instellingen. Waarom heeft Nederlandse regering zich niet aangesloten bij de Zweedse en Finse regering in een publiek protest tegen het verminderen van openheid? Juist nu is openheid belangrijk. Is de minister alsnog bereid om zich openlijk uit te spreken voor maximale openbaarheid van bestuur in de Europese Unie en te werken aan verbreding van de coalitie voor transparantie?

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik heb acht punten en daarvoor krijg ik vier minuten. De eerste tien seconden zijn al voorbij. Ik weet dat het kabinet eerlijk is, dat minister-president Rutte eerlijk is en zeker ook dat de minister van Buitenlandse Zaken eerlijk is. Daarom wil ik graag iets van de minister weten. Ik begrijp dat Duitsland en Nederland voor de heel korte termijn hechte vrienden zijn en dat er enorme overeenkomsten tussen die landen zijn. Waar verschillen wij echter van de Duitsers op de lange termijn? Nogmaals, ik vraag dit, omdat ik het belangrijk vind dat de Nederlandse regering eerlijk is over haar positie.

Ik kom nu op mijn tweede punt dat ik met enige overdrijving naar voren breng. Ik weet niet of ik nu belazerd ben door het kabinet of niet. Ik lees in Die Presse dat tien ministers van Buitenlandse Zaken een Umbauplan für einen EU-Staat hebben. Letterlijk staat er: «Zehn EU-Außenminister (...) wollen die EU in einen Bundesstaat nach Vorbild der USA umwandeln». Dit is altijd ontkend. Ik heb er diverse keren naar gevraagd. Ben ik dus belazerd of niet? Ik wil hier een echt antwoord op krijgen.

Ik ben nu bij mijn derde punt. Ik heb een uitspraak van minister-president Rutte gelezen op NieuweOogst.nu, want je moet hier alles bijhouden. Hij zegt dat het landbouwbudget van de EU moet worden behouden. Wat krijgen wij nou? Wij hebben daarover met elkaar afspraken gemaakt, maar de minister-president is toch helemaal de kant van de heer Ormel opgeschoven, die ik feliciteer met zijn enorme invloed. Minister, is dit bericht waar of niet? Zet Nederland in op het handhaven van het landbouwbudget? Wat moeten wij dan met de vorige week nog aangenomen motie van mijn collega, gesteund door een Kamermeerderheid, om te bekijken of je iets kunt doen binnen het landbouwbudget?

Mijn vierde punt is het Europees semester en de peer pressure. Mijn fractie maakt zich een beetje zorgen of dit allemaal wel gaat werken. Welke punten neemt Nederland niet over uit het advies in het Europees semester? Is het de minister al bekend welke andere Europese landen daar op onderdelen niet aan willen meewerken? Om na te gaan of peer pressure werkt, vraag ik of het Nederlandse kabinet zich inzet om bijvoorbeeld Frankrijk en België te dwingen om iets te doen aan de pensioenleeftijd. Of accepteren wij dit gewoon?

Mijn vijfde punt is Montenegro. In de geannoteerde agenda staat dat het nog wel jaren kan gaan duren met Montenegro. Heeft het kabinet enig idee wat bedoeld is met «het kan nog jaren duren»? Is dat twee of drie jaar of vijftien jaar?

Mijn zesde punt is de volgende vraag. Zijn er afspraken in voorbereiding om aan hetzij Griekenland hetzij Spanje extra donaties te doen uit structuur- en cohesiefondsen om de pijn daar te verzachten? Ik hoor daar diverse berichten over en wil dat graag weten.

Mijn zevende vraag gaat over het Meerjarig Financieel Kader. Daarin staat dat er opties zijn om de inkomstenkant te vergroten. Welke opties zijn het meest realistisch?

Mijn achtste punt sleep ik er even bij, want het staat op niet de op geannoteerde agenda. Ik doel op de Schengenoorlog met het Europees Parlement sinds vorige week. Ik heb altijd van minister Leers begrepen dat hij niet geharnast in die discussie zit. Ik vroeg mij af of de Nederlandse regering een bemiddelende rol hierin kan spelen.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik heb maar een punt van overlap met de inbreng van de vorige spreker, namelijk de berichtgeving over het plan van het clubje van minister Westerwelle. Volgens mij is dat gewoon een geval van overijverig enthousiasme van een paar mensen. Ik kan mij niet voorstellen dat de minister met die plannen te maken heeft en daar achter staat. Graag krijg ik een bevestiging hiervan. In Duitsland heeft de heer Westerwelle overigens meteen van een verstandig liberaal parlementslid te horen gekregen hoezeer dat soort vergezichten tot en met een Europees leger nu niet helpen. Ik ga ervan uit dat minister Rosenthal die plannen niet steunt, zodat ik het werk van mijn Duitse collega niet hoef over te doen.

De heer Schouw (D66): Ik hoop niet dat de minister zegt dat het niet waar is, want dat komt mij natuurlijk niet goed uit. Als de minister echter zegt dat het niet waar is, wat vindt de heer Dijkhoff er dan van dat eigenlijk de afgelopen twee tot drie maanden stelselmatig deze berichten naar buiten komen in diverse media? Wat vindt hij van de berichten dat er op de achtergrond een plan wordt ontwikkeld om te bekijken of wij de structuur van de EU kunnen ombouwen naar Amerikaans model? Die berichten kunnen toch niet allemaal elke keer niet waar zijn?

De heer Dijkhoff (VVD): Ik concludeer gewoon dat de Duitse minister van Buitenlandse Zaken een heel ijverige spindoctor heeft. Gisteren heb ik even de tijd genomen om al die stukken en artikelen te zoeken. Die Welt, The Guardian en the Financial Times noemen allemaal andere elementen die een rol zouden spelen. Er wordt ook gezegd dat men op veel punten nog verre van unaniem is en dat sommige ideeën maar door één minister geopperd zijn in een dergelijke setting. Mijns inziens gaan er dus allerlei ideeën over tafel, maar is er nog lang geen plan. Dat er plannen zijn van mensen over de toekomst van Europa vind ik niet heel verrassend, zolang onze minister maar niet de plannen steunt op de manier die de heer Schouw net weergaf.

De heer Schouw (D66): Dit wordt een soort repeterend spel dat wij hier elke maand met elkaar spelen. Elke maand heb ik wel weer stukken uit kranten waarvan de inhoud wordt ontkend. Is de heer Dijkhoff het met mij eens dat de Nederlandse regering dan maar zelf actiever informatie naar buiten moet brengen over wat er in dat geheime genootschap van tien ministers van Buitenlandse Zaken wordt besproken? Waarom krijgen wij daar geen verslag van? Dan hoeven wij allemaal niet meer zo schichtig te reageren op berichten uit serieuze kranten.

De heer Dijkhoff (VVD): Misschien moet de heer Schouw minder kranten lezen. Dat zou ook kunnen helpen. In ieder geval is die groep drie keer bij elkaar geweest. Tussen twee bijeenkomsten van die groep is er toch nieuws over wat die groep besproken heeft. Ik neem dit dus allemaal met een korreltje zout. Ik zie dat er in Europa op ieder deelonderwerp extreem veel gespeculeerd wordt. Aan speculaties heb ik minder dan aan feiten. Ik hoor daarom graag straks de feiten van de minister. Ik verwacht eigenlijk dat dit hetzelfde verhaal is als in de andere maanden waarin wij het daarover gehad hebben.

De heer Ormel (CDA): Het mantra van de VVD, naar voren gebracht door de geachte collega Dijkhoff, is om vooral niet te ver vooruit te kijken en om gewoon naar morgen en overmorgen te kijken. Ik ben blij dat de heer Dijkhoff geen ondernemer is, want op deze manier kun je geen onderneming runnen. Je moet een langetermijnvisie hebben. Nog afgezien van wat voor plannen er ontwikkeld worden, vindt de VVD dan niet dat je toch wel een langetermijnvisie moet hebben? Als anderen een langetermijnvisie ontwikkelen, afgezien van wat je daarvan vindt, kun je daar toch maar beter bij zijn dan je oogkleppen op te houden en alleen maar naar de dag van morgen te kijken?

De heer Dijkhoff (VVD): Ik heb ook nooit tegen de minister gezegd dat hij daar niet heen moet gaan. Ik werp het oordeel van mij dat ik geen langetermijnvisie zou hebben. Ik heb die in ieder Eurotopdebat geuit. Mijn visie is de hele groeiagenda die gaat over het openzetten van de markt op het vlak van de dienstensector en op de digitale markt. Hoe kan Europa op dat vlak verder? Het gaat dan over een versterkte rol voor de Eurocommissaris die ertoe bij kan dragen dat de landen zich aan de afspraken houden. Om dat toezicht te versterken, mogen er wat mij en de VVD betreft nog sanctiemechanismen bij. Mijn langetermijnvisie betreft ook het werk dat ieder land iedere dag moet doen om de economie weer op orde te krijgen. Volgens mij is dat geen werk voor één of twee dagen, maar juist voor de komende jaren en decennia. De ondernemers, die ik ook erg koester, moeten namelijk de ruimte krijgen om aan de economische groei te werken.

De heer El Fassed (GroenLinks): Ik ben dan toch benieuwd met welke regering wij nu eigenlijk te maken hebben. Is het een VVD-regering die zich nogal terughoudend en een beetje slap opstelt bij langetermijnvisies of hebben wij te maken met een CDA-regering die niet echt uitspreekt wat zij wil op de lange termijn?

De heer Dijkhoff (VVD): Die vraag aan de regering moet vooral aan de regering gesteld worden. Ik kan namens de VVD constateren dat de regering zich tot tevredenheid richt op zaken die helpen en constructief zijn. Er is een verschil tussen het niet delen van een toekomstvisie van een ander of zelf geen toekomstvisie hebben. Dat laatste is niet het geval. Ik heb ook gemerkt dat de CDA-fractie wat afstand heeft genomen van het beleid dat premier Rutte en minister De Jager uitdragen. Vragen daarover moet de heer El Fassed maar aan de woordvoerder van de CDA-fractie stellen. Ik kan die niet voor hem beantwoorden.

De heer El Fassed (GroenLinks): Dus de heer Dijkhoff is blij met het VVD-standpunt dat de regering uitdraagt?

De heer Dijkhoff (VVD): Nee, want dat is niet zo. De VVD is erg tevreden over de wijze waarop de ministers uit dit kabinet op de Europese dossiers opereren. Dat beleid is tot stand gekomen door een nauwe samenwerking tussen de VVD en het CDA in het akkoord. Ik ben blij dat het kabinet uitvoert wat in dat akkoord staat en dus de belangen van Nederland in Europa behartigt.

Mijn betoog gaat verder over Montenegro. Ik ben blij om vast te stellen dat er een parlementair onderzoek is ingesteld naar mogelijke corruptie bij de privatisering van het telecombedrijf. Wij weten dat enkele andere bedrijven in Montenegro het moeilijk hebben en waarschijnlijk alleen door renationalisatie gered kunnen worden, ook na het vertrek van Russisch kapitaal. Het is op zich goed dat die bedrijven gesaneerd worden, maar dit leidt in de toekomst bij de toenadering tot de Europese Unie wel weer tot verplicht privatiseren. Wat wordt eraan gedaan om ervoor te zorgen dat die processen bij nieuwe privatiseringen een stevig aandachtspunt zijn in het onderhandelingspakket en in het raamwerk dat daarvoor vastgesteld wordt? Het is goed dat die nieuwe methodiek vastgelegd wordt. In de geannoteerde agenda staat ook dat de minister zich daarvoor inzet. Hoe groot is de kans dat dit lukt? Wij hebben namelijk weinig aan een strenge methode als wij die niet toepassen.

Montenegro werkt dapper aan een eigen toekomst, maar ligt wel in een regio die af en toe wat fragiel is. Bovendien is Montenegro als klein land heel afhankelijk van de buren. In die zin maakt de VVD zich zorgen over de start van de nieuwe Servische president Nikolic. Hij ontkent de genocide van Srebrenica. Hij zegt doodleuk dat de Kroatische stad Vukovar eigenlijk een Servische stad is. Zijn inauguratie werd door Bosnië, Slovenië en Kroatië geboycot en hij had een reprimande van de Europese Unie aan zijn broek hangen voordat hij in Brussel geland was. In dat licht is het nog een meevaller dat president Nikolic enkele positieve woorden gezegd heeft over de normalisering van de contacten met Kosovo. Wat zijn de gevolgen in de ogen van de minister van de acties van de nieuwe president van Servië voor de toetreding en toenadering van dat land tot de Europese Unie? Is de minister van plan om dit zwaar op te nemen in EU-verband en in de directe contacten met Servië te laten weten dat het – laat ik het maar plat zeggen – bij deze beginnersfouten moet blijven en dat de weg voor Servië naar de Europese Unie niet bezaaid is met genocide-ontkenning en claims op steden van buurlanden?

Ik kom nu op het Meerjarig Financieel Kader. Het is op zich goed dat er heldere afspraken komen over het prestatieraamwerk en dat ook de optie open gehouden wordt om betalingen te schorsen of af te schaffen. In de geannoteerde agenda lees ik nu alweer allerlei vergoelijkingen vooraf waarom wij de sanctie uiteindelijk toch niet gaan opleggen. Dat lijkt mij niet zo'n goede start. Ik neem aan dat de prestatieafspraken niet voor de sier zijn, maar dat wij die echt kunnen gaan inzetten zodra het fout loopt. Graag krijg ik hierover een bevestiging van de minister.

Ik kom ook kort op het Europees semester. Het was voor alle landen denk ik heldere taal en een helder rapport. Een sterke euro begint met de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Zij hebben hiermee wat guidelines en aanbevelingen om hen hierbij te helpen. Voor Nederland was het ook helder: 2013 is prima, maar daarna is het erg onzeker. Dat snap ik. Daar hebben wij verkiezingen voor. Wij hopen dus dat Nederland na 12 september vooral aan de mensen in Nederland de zekerheid kan bieden over de begroting van 2014 en later.

Ik ga nu in op alles wat speelt bij de groeiagenda. Niemand is tegen groei, maar de VVD vindt toch echt dat wij het Meerjarig Financieel Kader moeten hervormen. Ik zie nu toch een beetje de Franse houding, namelijk dat dit bij het oude moet blijven en dat er daarnaast nog allerlei potjes moeten komen voor innovatie. Ik wil graag innovatie en meer infrastructuurinvesteringen dan cohesiefondsen, maar dan wel binnen dat pakket.

Ten slotte ga ik in op de eigenlijk genante vertoning omtrent het octrooi. Dat kost ondernemers in heel Europa meer dan een ton per dag. Kunnen wij misschien iets vinden in de zin van ergens een tijdelijk kantoortje te openen? Er staat vast nog wel iets vrij hier in Den Haag of ergens anders; het maakt mij eigenlijk niet uit waar. De onderlinge strijd tussen de Duitsers, de Fransen en de Belgen over de vestiging van het hoofdkantoor moet niet langer over de ruggen van de ondernemers gevoerd worden, omdat dit hen meer dan een ton per dag kost.

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Het is voor mij een tijdje geleden dat ik de discussie over de Raad Algemene Zaken heb mogen voeren. Ik word niet vrolijk van de ontwikkeling. De Raad Algemene Zaken is in politieke zin eigenlijk steeds leger aan het worden. Hij is nooit ertoe gekomen om de rol te vervullen die oorspronkelijk in de verdragen bedoeld was. Je ziet dat de grote politieke vraagstukken eigenlijk niet in die Raad terechtkomen, maar elders besproken worden. Ik vermoed dat dit via een sherpasysteem gaat dat zich onttrekt aan deze Kamer en aan de mogelijkheid van deze Kamer om daarover te discussiëren. Dat vind ik jammer. Mijns inziens is dat een zorgelijke ontwikkeling. Ik vind het illustratief dat de heer Schouw acht punten had en dat één daarvan ging over de agenda van de Raad Algemene Zaken. Ik begrijp dit ook wel, omdat je graag politiek relevante punten wilt bespreken met het kabinet. Ik steun de heer Schouw daar ook in, maar de agenda biedt daar niet meteen de meeste aanleiding voor.

Laat ik toch proberen om een paar opmerkingen te maken over de agenda, als eerste over Montenegro. Inderdaad opereert Montenegro in een zeer instabiele omgeving, hetgeen de noodzaak en urgentie van het toetredingsproces onderstreept. Er is voor die regio geen structurele andere oplossing dan integratie in Euro-Atlantische structuren, waaronder de Europese Unie. Bij de wijze waarop de toetredingsonderhandelingen worden aangepast en gefinetuned, valt het mij op dat ook de EU en de Commissie lerende organisaties zijn. Deze keer gaat het alweer een stuk beter dan bij de vorige toetredingsonderhandelingen. De focus is ook scherper. De volgorde is aangepast, om de echt moeilijke dingen zo snel mogelijk te doen. Traditioneel was het zo dat wij het moeilijkste voor het allerlaatst bewaarden, waardoor vervolgens de tijdsdruk op het allermoeilijkste zo hoog werd dat er juist op het allermoeilijkste compromissen geaccepteerd werden. Dan werd er gezegd: nu kunnen wij ze toch echt niet meer laten wachten. Op die manier werd er op de verkeerde punten souplesse betracht. Ik vind die aangepaste volgorde dus een goede ontwikkeling.

Ik kom nu op voor de cohesieverordeningen, maar dit alles heeft natuurlijk ook te maken met het MFK. Structuurontwikkelingen? Ja! Investeren in infrastructuur? Ja! Dit is in Spanje echter goed misgegaan. De Europese Unie heeft de Spanjaarden aangespoord om structureel heel lang fel te investeren in harde fysieke infrastructuur. Nu hebben ze snelwegen waar niemand over rijdt en vliegvelden waar geen vliegtuig op landt en treinen die leeg over hogesnelheidslijnen rijden. De fundamenten van het cohesiebeleid moeten dus echt tegen het licht gehouden worden. Een politiek pikante en ingewikkelde opmerking – ik leg die maar open op tafel – is dat de zuidelijke lidstaten aan economische structuurveranderingen zullen moeten doen. Zij hebben een achterstand van twintig jaar op Noord-Europa. Het is verstandig dat je daarvoor zo veel mogelijk de fondsen inzet die er toch al zijn. De Cohesiefondsen en het Meerjarig Financieel Kader moet je dus daarop inrichten. Wat kun je echter van die lidstaten aan matching verwachten in de komende jaren? Wat kun je van de lidstaten vragen? Moeten zij zich houden aan de regel dat alles wat de EU erin stopt ook gematcht wordt uit de nationale begroting? Dit lijkt mij niet realistisch. Als je dit doet, moet je niet verwachten dat er fors geïnvesteerd wordt in die veranderingen. Als je dit echter niet doet, introduceer je wel een element van gigantische discriminatie in de EU. Je zult het immers van de lidstaten waar het beter gaat, wel blijven verwachten. Dat is een Gordiaanse knoop. Ik ben heel benieuwd of het kabinet ideeën heeft over de wijze waarop je dit probleem kunt oplossen.

De heer Bontes (PVV): Ik hoor de heer Timmermans terechte kritiek leveren op de structuurfondsen, met name voor Spanje, die besteed zijn aan infrastructuur en bouw. Inderdaad waren dat lege hulzen. De heer Timmermans uit nu zware kritiek, maar wat heeft hij hieraan gedaan toen hij zelf staatssecretaris voor Europese Zaken was?

De heer Timmermans (PvdA): Ik zou graag de verschillen tussen de opeenvolgende kabinetten bekijken. Als je terugkijkt, hadden de opeenvolgende Nederlandse kabinetten tot ongeveer de eeuwwisseling, ongeacht de samenstelling op het punt van structuurfondsen en het Meerjarig Financieel Kader ongeveer dezelfde positie. Op dat punt is er dus niets veranderd.

Ik kom nu op de investeringen in Spanje. Het heeft daar heel lang ontzettend goed gelopen. Dit leek allemaal heel erg goed te gaan. Ik kan mij voorstellen dat wij ons hier in Nederland tijdens discussie – die vroeg of laat zal komen – over de waarde van zowel commercieel als privaat vastgoed, ook zullen afvragen hoe het in hemelsnaam mogelijk was dat wij het decennialang iedereen gunden om een lening af te sluiten voor het kopen van een huis die hoger was dan de waarde van het huis. Mijnheer Schouw vraagt zich af hoe ik hierop kom; ik zeg dit in antwoord op de vraag van de heer Bontes. Ik ben dus de eerste om te erkennen dat er in Spanje onevenwichtig veel is geïnvesteerd in de fysieke infrastructuur en dat de Spaanse economie zich van een in de jaren tachtig nog achterlijke economie heeft ontwikkeld tot een economie die veel te eenzijdig afhankelijk is van vastgoed. Dat is absoluut waar. Er is een soort tulpenmanie geweest in Spanje met mensen die tweede, derde en vierde huizen kochten, omdat zij dachten daar wat aan te verdienen. Die mensen zitten nu allemaal op de blaren. De heer Bontes heeft daar volkomen gelijk in.

Tot slot vraag ik in navolging van de heer Schouw en de fractievoorzitter van het CDA, de heer Van Haersma Buma, met welke minister-president wij te maken hebben. De heer Rutte loopt toch echt het risico dat hij zo langzamerhand de reputatie krijgt van een wat dubieuze autohandelaar die bekijkt aan wie hij welke auto moet verkopen en zijn praatje voortdurend aan de klant aanpast in plaats van een consistente lijn aan de houden. Dat is niet goed voor het beeld van de heer Rutte en ook niet goed voor het beeld van Nederland. Het is veel eerlijker om tegen de Nederlanders te zeggen dat zij de Europese Unie niet kunnen missen als zij echt een oplossing uit de crisis willen. Bovendien zullen wij verdergaande Europese afspraken moeten maken over de wijze waarop wij de banken en de staatsfinanciën onder controle krijgen.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Ik heb natuurlijk ook de berichten over de politieke unie in de media gevolgd. Mevrouw Merkel zegt dat de politieke unie eigenlijk de oplossing is en de premier zegt daar snel achteraan dat mevrouw Merkel eigenlijk bedoelt dat de zuidelijke lidstaten, zoals Griekenland, zich aan de begrotingsregels moeten houden. Volgens mij zijn dit twee verschillende werelden. Ik krijg dus graag enige duidelijkheid over deze twee werelden van verschil. De een zegt dat de zuidelijke lidstaten zich aan de begrotingsdiscipline, aan de afspraken, moeten houden en de ander heeft het over een politieke unie. Hier zit volgens mij een wereld van verschil tussen. Graag krijg ik dus enige opheldering.

Ik noem even snel twee actualiteitspunten. Ten eerste ga ik in op de versoepeling van het visumbeleid voor Turkije. Er zou vandaag een overeenkomst getekend worden over de versoepeling van de visumregels. Wat is het standpunt van de regering in dezen? Ik werd hier namelijk een beetje door verrast. Gaan wij hiermee akkoord? Rotterdam-Zuid is al bijna klein-Turkije. Wat moet dit gaan worden? Wat is het standpunt van Nederland?

Ten tweede blokkeert het Europees Parlement vijf dossiers omdat de Europese Raad heeft ingestemd met grenscontroles. De lidstaten mogen dus zelf hun grenscontroles houden. Wat is de stand van zaken hiervan? Blokkeert het Europees Parlement nog steeds? Ik zou zelf zeggen: blokkeer alles maar en hef jezelf op, Europees Parlement, maar goed wat is de stand van zaken?

Ik kom nu nog even op het fiche over het Oostzeegebied. Dat stond een halfjaar geleden of een klein jaartje geleden ook op de agenda. Ik heb toen al gezegd dat er geen doelstelling is. Daar gaan bakken met geld naartoe. Wat is hier nu eigenlijk de bedoeling van? Ik kreeg toen een vaag antwoord. Inmiddels is het wel duidelijk dat er 50 mld. gaat naar het redden van de zee. 50 mld.! Hier moet iedereen de broekriem aanhalen. Iedereen moet bloeden, maar wij doneren 50 mld. voor het project Oostzeegebied. Het redden van de zee is dus het ultieme doel van de Commissie. Dat is niet uit te leggen aan burgers. Wat is de stand van zaken in dit kader en hoe kunnen wij verdergaan met dit project?

Ik kom nog op het Europees semester. Er is een veel te hoog bemoeienisniveau. Dat hebben wij de vorige keer al min of meer vastgesteld, maar ik zie niets terug van die kritiek. Daar is niets van overgenomen. Zelfs de VVD, toch ook een redelijke pro-Europapartij – nou ja, redelijk, de VVD is eurofiel; ik volg in dezen de uitspraken van de rest – vond dat er te veel bemoeienis is geweest van de Commissie. Wat staat er in de aanbevelingen? Daar staat in dat de arbeidsparticipatie van migranten verhoogd moet worden. Dat lijkt mij een directe bemoeienis. In het regeerakkoord stond nog dat er geen doelgroepenbeleid gehanteerd zou worden. Hoe staat de Kunduzcoalitie hier echter tegenover? Wat is nu de stand van zaken? Wordt dit omarmd? Er staat namelijk: wij verwelkomen deze aanbevelingen. Betekent dit dat er in Nederland opnieuw een doelgroepenbeleid zal komen of is het oude regeerakkoord nog van kracht? Hier zou ik graag enige toelichting op krijgen.

Tot slot kom ik op Montenegro. Ik kan daar kort over zijn: de PVV vindt dat er helemaal geen landen meer bij de EU moeten komen. Sterker nog, de PVV wil graag uit de EU en uit de eurozone. De PVV wil de gulden terug en Schengen kan ons ook gestolen worden, maar zolang dat niet gerealiseerd is, willen wij echter graag geen landen er meer bij. Sterker nog, de PVV vindt dit onbespreekbaar. Kijk nu naar een land als Montenegro. Dat is net zo corrupt als Zuid-Afrika en Ghana en heeft een zeer hoge werkloosheid. Het is bovendien een homofoob land. Wat moeten wij daar in godsnaam mee? Dat is niet uit te leggen aan de Nederlandse burgers. 75% van de burgers is tegen uitbreiding van de EU.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik ga door met Montenegro. Waar mijn voorganger de stormvlag hees, ben ik van mening dat de stormachtige situatie waar de eurozone zich momenteel in bevindt, het kleine bergachtige Montenegro er toch niet van weerhoudt om aan de poort van de Europese Unie te kloppen. Het is toch een ontzettend mooi teken dat er nog steeds landen zijn die zien dat de Europese Unie een project is waar je bij moet willen horen? De CDA-fractie steunt het kabinet in de lijn die het inzet om het advies van de Europese Commissie over te nemen. Montenegro voldoet op dit moment in voldoende mate aan de lidmaatschapscriteria en in het bijzondere aan de Kopenhagencriteria. Daarom kunnen de onderhandelingen dus beginnen. Dit betekent niet dat er niet nog een lange weg te gaan is. Dit betekent niet dat het al het paradijs op aarde is, allerminst. Het feit dat Montenegro zover is dat wij kunnen gaan onderhandelen, is wat de CDA-fractie betreft een goede stap.

Ik doe nu een mededeling betreffende de strategie van de EU voor het Oostzeegebied. Wij verwelkomen deze EU-strategie. De Oostzee behoort tot de meest vervuilde zeeën. Het is goed dat wij vervuiling op zee aanpakken. Dat doet Nederland niet alleen, maar met de gehele Europese Unie gezamenlijk. Het is ook een geopolitiek uitermate belangrijk gebied. Het is namelijk de noordelijke toegangshaven voor Rusland. Kaliningrad, Russisch gebied, ligt ingeklemd tussen Polen en de Baltische Staten. Dat zijn allemaal lidstaten van de Europese Unie. Er is een gebrek aan goede infrastructuur. Er zijn lange afstanden en relatief weinig inwoners. Wij achten het van groot belang dat de Baltische staten zich door middel van deze strategie weer, net zoals ze al eeuwen hebben gedaan, kunnen richten op Europa en op de Scandinavische landen. Kan de minister zeggen waar dan aan gedacht wordt? De maritieme structuur is redelijk goed ontwikkeld. Wat er volgens ons ontbreekt is een goede spoorlijn langs de Baltische staten die in verbinding staat met Duitsland en eventueel Helsinki. Die kan mooi het gebied van de voormalige Hanzeregio's ontsluiten.

De regering geeft terecht aan dat er in de mededeling aandacht ontbreekt voor cultuurhistorische aspecten. Het siert Nederland om juist daarvoor aandacht te vragen, gezien onze grote historische banden met het Oostzeegebied in het kader van de Hanzeverdragen. Die waren er al in de Middeleeuwen. Eigenlijk is het begin van de opkomst van Nederland nauw verbonden met het gebied waar wij nu over spreken. Dat Nederland zich daarvoor inzet, lijkt mij dus een goede zaak. Dat is niet alleen in het belang van die regio, maar ook welbegrepen eigenbelang. Wij moeten namelijk begrijpen dat het Oostzeegebied ook behoort tot het achterland van de Rotterdamse haven en dat wij dus ook op die manier met elkaar verbonden zijn.

Ik ga nu in op de groeiagenda, het Meerjarig Financieel Kader. Er is nu sprake van een voorbereiding van de top en volgende week zullen wij in het plenaire debat met de premier daar wat nader op ingaan. Dat lijkt ons een zinvoller moment dan nu, vandaar dat ik daar niet te veel op doorga.

Ik maak wel nog een opmerking over de cohesieverordeningen. In een eerder debat hadden wij de met de regering afgesproken dat in de geannoteerde agenda ook het Europese krachtenveld zou worden weergegeven. Dat wordt echter in deze geannoteerde agenda niet genoemd. Kan de minister daar nog eens naar kijken? Als dit niet kan vanwege strategische overwegingen, heb ik daar begrip voor. Als er echter een beetje meer zicht komt op de wijze waarop de hazen lopen bij andere lidstaten, helpt dit ons om onze positie hierin te bepalen.

De voorzitter: Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Net als in Rio de Janeiro schijnt hier vandaag de zon, zij het wat minder fel en mooi dan in Rio, waar collega Knapen zit bij de conferentie Rio+20. Zo gaat dat.

Normaliter heb ik bij de RBZ, de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken, het leeuwendeel van het vraag- en antwoordspel voorhanden bij de RBZ. Bij de Raad van ministers van Algemene Zaken kom ik meestal binnenlopen voor enkele punten over de uitbreiding. Ik hoor dan ook over zaken die voor mij soms in een ondoorgrondelijk vocabulaire geuit worden. Woorden die bij scrabble veel punten opleveren, kom ik dan ook tegen. Die heb ik mij nu ook eigen gemaakt. Ik doel bijvoorbeeld op de perceptiekostenvergoeding en nog een paar andere van dat soort veelletterige woorden.

Ik kom nu bij de vragen. Eerst ga ik kort in op de vragen over Montenegro. De heer Dijkhoff vroeg in dit verband ook naar Servië. Zoals bekend, heeft de Europese Raad in december 2011 een principebesluit genomen tot opening van de onderhandelingen met Montenegro. Daar heeft de Tweede Kamer toen mee ingestemd. Eind mei dit jaar is het rapport van de Commissie gekomen met het signaal dat Montenegro de positieve trend voortzet en verder bouwt aan het positieve trackrecord. Dit trackrecord is voor de Nederlandse regering van groot belang voor alles wat wij doen, laten en bekijken met betrekking tot de uitbreiding. Dit gebeurt steeds met het mantra «strikt en fair». Wij hebben zeker nog zorgen over Montenegro. Verschillende woordvoerders hebben deze ook naar voren gebracht, zoals het bouwen aan een onafhankelijke rechterlijke macht, de implementatie van de wetgeving en inderdaad de verdere aanpak van de corruptie en de misdaad. Daarbij hebben wij wel af en toe heel positieve punten te pakken, los van datgene wat er in de trend zit, bijvoorbeeld de recente veroordeling van de oud-burgemeester van Budva in een grote corruptiezaak. Dit is positief. De Montenegrijnse regering toont ook aan, door te willen pakken.

Van groot belang is – dit geldt niet alleen voor Montenegro, maar ook voor andere landen die de onderhandelingen in willen gaan – dat wij al eerder in Europees verband hebben afgesproken om de hoofdstukken 23 en 24 al vanaf het begin op te pakken. De heer Timmermans wees hier terecht met nadruk op. Het is namelijk nodig dat er vanaf het begin zekerheid is dat het trackrecord juist op die gebieden cruciaal is. Zoals reeds gezegd, zijn wij nu dus inderdaad af van het feit dat wij vaak op de valreep nog een aantal zaken aan de orde stellen en dan vaak met een compromissoire aanpak. Dat is dus nu anders.

De heer Ormel (CDA): De CDA-fractie vindt dat Nederland bij zo'n toetredingsproces niet alleen als een strenge schoolmeester naar de striktheid van het geheel moet kijken, maar ook fair moet zijn, een bijdrage moet leveren en moet helpen bij het klaarmaken van een kandidaatlidstaat. Is Nederland daartoe bereid? Kan de minister concreet aangeven met welke projecten Nederland eventueel Montenegro behulpzaam wil zijn?

Minister Rosenthal: Het zit in de eerste plaats al in de benadering van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. In de tweede plaats wordt op dit concrete punt vanuit Nederland assistentie geboden bij justitiële aangelegenheden. Dit is concreet gemeld.

Sommigen hebben met een kritische ondertoon de vraag gesteld hoe lang dit zou kunnen duren. Wij vanuit onze hoek hanteren het idee dat er nooit sprake mag zijn van kalenderfixatie. Dat doet de Commissie nu ook en wij vinden het wel prettig om te constateren dat Nederlandse signalen soms breder worden opgepakt. Men is klaar als men klaar is en niet eerder. Dit principe hanteren wij nu niet alleen bij Montenegro, maar ook bij andere landen en het werkt ook. Wij hebben kort en goed het leergeld betaald van de toetreding van Bulgarije en Roemenië, waarbij wij toch wel degelijk behept waren met die fixatie op een bepaald moment. In zekere zin zijn wij toen in een fuik gezwommen. Dat willen wij niet nog een keer.

De heer El Fassed (GroenLinks): Ik ben het eens met de minister over de stappen die worden gezet en de concreet behaalde resultaten. De minister zegt zelf dat dit een kwestie van jaren is. Wat voor incentive geeft dit? Wat voor perspectief geeft dat? Dan moet je er eigenlijk niets over zeggen en alleen de stappen die gezet worden beoordelen.

Minister Rosenthal: We moeten bij dit alles enige realiteitszin betrachten. Mocht het zich eerder in jaren afspelen, zullen wij niet de breker van dat traject zijn. Laat ik dat erbij gezegd hebben.

Ik kom nu bij twee vragen van de heer Dijkhoff. De eerste ging over de problematiek van staatsbedrijven en wat dies meer zij in Montenegro en de privatisering daarvan. Bij andere landen waarmee wij nu in onderhandeling zijn, hebben wij gemerkt hoe belangrijk het is om er bovenop te zitten om de privatisering inderdaad tot stand te brengen om te voorkomen dat een land binnenloopt met allerlei scheve concurrentieverhoudingen. Dat moet serieus worden genomen. Ik neem dit punt dus ook zeer ter harte.

Ik kom nu bij de vraag over Servië. De Nederlandse regering is ook zeer bezorgd over wat de nieuwe president van Servië heeft gezegd. Kort en goed: de Nederlandse regering veroordeelt de uitspraak van de Servische president over bijvoorbeeld Srebrenica. Datgene wat zich in Srebrenica heeft afgespeeld, is immers zowel door het Joegoslaviëtribunaal als ook door het Internationaal Gerechtshof gekwalificeerd als genocide. Dit moet je dan ook serieus nemen. Om het wat paternalistisch te zeggen: van een kandidaatlid van de Europese Unie verwacht je dit soort uitspraken niet. Dit heeft de Europese Unie ook duidelijk doorgegeven. Daarbij is ook gezegd dat in deze wereld geen plaats is voor retoriek uit een akelig verleden. Wij hebben sindsdien geen uitlatingen meer van de heer Nikolic over dit onderwerp gehoord.

Ik kom nu bij de zaken die betrekking hebben op de Europese ontwikkelingen in een ander verband. Ik pak de vragen op die de heer Schouw in dit kader stelde. Ik heb dit alles zeer breed uitgemeten gezien in de media. De beelden maken nog eens duidelijk dat Duitsland en Nederland bijzonder goede vrienden zijn op de korte en de lange termijn. Dat schijnt zelfs zover te gaan dat de minister-president de Mannschaft succes heeft toegewenst bij het EK in Polen en de Oekraïne. Zoiets schijnt gebeurd te zijn, of niet, maar dat is het kortetermijnwerk. Op de korte termijn zijn wij inderdaad goede vrienden, maar ook op de lange termijn. Als onze minister-president zegt dat institutionele vergezichten niet aan de orde zijn, neem ik aan dat dit past in de lijn van mevrouw Merkel. Ik voeg hieraan toe dat dit van de kant van onze premier en ik meen ook van de kant van de bondskanselier een consistente lijn is. Dat wil ik toch wel even gezegd hebben. Tegen de heer Timmermans zeg ik dat ik graag en zonder enig probleem een tweedehandsauto durf te kopen van de minister-president, als hij op een bepaald moment na zijn minister-presidentschap zover zou gaan. Ik noem geen merken, voorzitter.

Ik voeg hier meteen een mededeling voor de heer Schouw aan toe over een punt dat ook vanuit Duitsland komt, namelijk de mededelingen in de pers over de tien ministers die nu een paar keer bij elkaar zijn geweest in informele setting. Ik spoel voor de heer Schouw nog even de film terug. Ik heb op een bepaald moment zelf, net als acht collegae van mij, een vriendelijke uitnodiging van mijn Duitse collega gekregen om mee te doen aan informele sessies over de ontwikkelingen in de Europese Unie. Ik heb daar toen in bewilligd, vanuit de simpele overweging dat je, als je een uitnodiging krijgt van een collega in het directe nabuurland, Duitsland, wel heel goede redenen moet hebben om die uitnodiging af te slaan. Ik heb daarover overigens niet met deze Kamer, maar wel met de Eerste Kamer uitgebreid van gedachten gewisseld. Men was het er toen wel mee eens dat je het op die manier moet doen.

Ik kom nu echt ter zake over de persmededelingen. De heer Westerwelle heeft na drie informele sessies een aantal zaken op papier gezet. Ik heb nadrukkelijk laten weten dat ik die mededelingen van zijn kant niet voor mijn kap wens te nemen. Het is dus een mededeling op persoonlijke titel van de minister van Buitenlandse Zaken van Duitsland, niet minder en niet meer. Vanuit de inhoudelijke kant van die besprekingen kan ik zonder meer zeggen dat ik steeds inzet op een punt dat ook de heer Timmermans in feite even aanstipte, namelijk de dringende noodzaak om in de Brusselse omgeving effectiever en vooral ook efficiënter met elkaar te werken. Er zijn bepaalde situaties die mij een doorn in het oog zijn. Ik geef het voorbeeld van de toetreding van Servië tot de EU. Wij hebben het daar al eens eerder over gehad. Op een bepaald moment gaf de Europese Raad een vol mandaat aan de ministers van Buitenlandse Zaken om daar ter zake te komen. Vervolgens kwam de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken bij elkaar en toen opponeerden bepaalde landen. De Raad van ministers van Buitenlandse Zaken schoof die zaak daarna door naar de Raad Algemene Zaken. Die Raad Algemene Zaken gaf toen een aanbeveling aan de Europese Raad, terwijl de Europese Raad een paar weken eerder een vol mandaat aan de ministers had gegeven. Ik denk dat wij onze tijd bij dit soort dingen beter en efficiënter kunnen besteden. Als het om Europa gaat, is de lijn van de minister-president en van het kabinet dat wij het niet moeten hebben over méér Europa, maar simpelweg over een beter functionerend Europa. Ik zeg dit trouwens ook de voormalige president van Duitsland, Roman Herzog, na, die daar een boeiende rede over heeft gehouden. In dat beter functionerende Europa gaat het over alle zaken die ook in de opmaat naar de Europese Raad ongetwijfeld weer aan de orde zijn, namelijk fiscale zaken, budgetdiscipline, structurele hervorming, herkapitalisatie van banken, versterking van de interne markt, bevordering van de groei en verscherpt Europees toezicht. Dat is het verhaal.

De heer Schouw (D66): Dit is een aangelegen punt. Mijn fractie trekt namelijk echt in twijfel dat de Nederlandse regering een eerlijk verhaal houdt over wat ze doet met Europa. Daarom heb ik het daar vandaag over en volgende week ook weer. Uit het betoog van de minister begrijp ik dat Nederland en Duitsland het met elkaar erover eens zijn dat er op lange termijn geen institutionele veranderingen zijn binnen Europa. Dat zei de minister. Verder begrijp ik dat Westerwelle tot drie keer toe op persoonlijke titel dingen aan het doen is. Hij doet dit niet namens de Duitse regering, maar op persoonlijke titel. Zo begrijp ik de woorden van de minister. Als dat zo is, lijkt mij dat ook wel weer een probleem. Graag krijg ik dus een bevestiging van die twee punten. Verder vraag ik de minister of de heer Westerwelle nu klaar is met zijn persoonlijke hobby of dat hij toch hiermee doorgaat. Als hij hiermee doorgaat, geloof ik eigenlijk helemaal niets van het verhaal dat het een soort persoonlijke hobby is van de heer Westerwelle.

Minister Rosenthal: Er ligt nog een bijeenkomst van die groep in het verschiet, in juli geloof ik. Daar worden heel verschillende zaken naar voren gebracht. Mijn zeer gewaardeerde collega van Polen, Radek Sikorski, heeft in een grote rede in Duitsland naar buiten gebracht dat hij op een volstrekt andere manier tegen de zaken voor de toekomst aankijkt dan de anderen, onder wie ondergetekende en de Nederlandse regering.

Verder zeg ik erbij dat de minister-president zijn woorden altijd zorgvuldig kiest. Als hij in dit kader spreekt, gaat het over institutionele vergezichten. Men kan daarbij een streep onder institutioneel zetten. Ik praat soms in wat ruwere termen op dat punt. Op dit ogenblik hebben wij geen behoefte aan wat ik weleens «institutioneel geknutsel» noem. Wat er in de verdere toekomst kan gebeuren, ligt in de schoot van de Europese en de nationale goden. Zo kijk ik er tegenaan.

De groep georganiseerd door heer Westerwelle komt in juli informeel weer bij elkaar. Niemand is gebonden aan wat dan ook daar. Er kan iets in gezamenlijkheid tot stand komen. Het kan ook zijn dat wij simpelweg constateren dat er zeer verschillende opvattingen zijn. Is het dan nutteloos om aan zo'n informele groep mee te doen? Welaan, helemaal niet, integendeel. Het is namelijk buitengewoon nuttig, omdat je bij dat soort informele bijeenkomsten elkaars nieren kunt proeven.

Dat brengt mij gek genoeg terug bij de opmerking die ik maakte naar aanleiding van de kanttekening van de heer Timmermans. Helaas komen wij in de formele setting van de Raden van de ministers van Buitenlandse Zaken en van de ministers van Algemene Zaken – de heer Timmermans zal zich dit nog wel herinneren uit andere tijden, toen wij nog niet helemaal in de Lissabonsfeer zaten – niet tot dit soort echte gedachtewisselingen waarbij je elkaars nieren kunt proeven et cetera. Daar worden helaas te vaak verklaringen voorgelezen. Er worden wel standpunten uitgewisseld, maar daarover wordt niet van gedachten gewisseld.

De voorzitter: Ik zie dat een aantal leden een vraag heeft. Ik wil die interrupties gewoon toestaan. Ik verzoek zowel de vragenstellers als de minister om iets bondiger te zijn, want wij moeten hier om 15.30 uur stoppen. De heer Schouw had een aanvullende vraag.

De heer Schouw (D66): Ik heb een vraag ter verheldering gesteld, maar het antwoord helpt niet echt om verheldering te krijgen. Ik heb de minister gevraagd of de Nederlandse regering en de Duitse regering op één lijn zitten in die zin dat er op de langere termijn geen institutionele veranderingen mogelijk zijn. In zijn antwoord heeft de minister het voortdurend over «wij». Daarmee bedoelt hij toch echt de Nederlandse regering. Wat de minister beweert, vind ik dus echt niet duidelijk. Als dit niet duidelijk wordt, blijf ik van mening dat er een groot verschil zit tussen de visie van Duitsland en Nederland over de toekomst van Europa op lange termijn. De minister doet het initiatief van Westerwelle eerst af als een soort privé-initiatief, maar als je doorvraagt, zegt hij: nou ja, privé-initiatief, het is toch belangrijk om daarbij te zijn. Sluit de minister nu uit dat uit die bijeenkomsten ooit een relevant document komt?

De voorzitter: Mijnheer Schouw, ik verzoek u om korter te interrumperen. Dit verzoek richt ik ook aan de anderen.

Minister Rosenthal: Wat betreft het eerste punt van de heer Schouw, constateer ik dat wij het oneens zijn met elkaar. Bij het tweede punt herhaal ik wat ik heb gezegd, namelijk dat de bijeenkomst informeel is en dat niemand gebonden is aan wat dan ook. Of daar een document uit zal komen, waarvan ik op een bepaald moment zeg dat ik ervoor voel om daar bij wijze van spreken een handtekening onder te zetten of om het voor mijn rekening te nemen, zal ik wel merken. Ik zie zoiets op dit ogenblik nog niet gloren. Ik zeg het zoals het is. Nogmaals, bij elkaar komen in een informele setting om elkaars nieren te proeven en om gewoon eens te praten over de wijze waarop je tegen al dit soort zaken aankijkt, is de tijd wel waard. Dat is mijn lijn.

De heer Timmermans (PvdA): Ik vraag de minister om geen semantische discussie te voeren. Ik vind dat zijn opmerking dat wij niet méér Europa willen, maar een beter Europa, net zo gemakkelijk is als roepen dat je meteen een superstaat wilt, als je meer Europa nastreeft. Mevrouw Merkel zegt dat wij de banken niet meer nationaal onder controle krijgen en dat wij dit dus Europees moeten regelen. Vervolgens zegt zij dat zij ook wel weet dat Duitsland in Europees verband meer zal moeten bijdragen, maar dat zij dat pas doet als zij voldoende garanties heeft op Europees niveau dat dit geld niet door anderen over de balk wordt gesmeten. Deze twee dingen zegt mevrouw Merkel in feite. Daar kan Nederland het toch alleen maar mee eens zijn? Dan moet de minister het echter ook met mij eens zijn, dat dit méér Europa is? Dat is toch niet alleen beter Europa, maar ook méér Europa?

Minister Rosenthal: Alles wat zweemt naar «meer, meer, meer» is aan mij niet besteed. Aan mij is wel besteed om het toezicht op de banken stap voor stap te verstevigen. Dat heeft de minister-president ook naar buiten gebracht. Dit dient ertoe om effectiever – dit zijn mijn woorden – en efficiënter om te springen met onze zaken in Europees verband. Dit heeft allemaal te maken met het doel dat wij, zowel Nederland als ook Duitsland, met nadruk nastreven, namelijk om langs alle verschillende wegen – die ik inmiddels heb opgesomd – de groei en de werkgelegenheid in Europa op een hoger plan te brengen. Daar gaat het immers om.

De heer Timmermans (PvdA): Ik dank de minister ervoor dat hij bevestigt dat hij het onder controle krijgen van banken op Europees niveau wil doen. «A rose by any other name would smell as sweet»; dit is méér Europa, hoe je het ook zegt.

De voorzitter: Dat was geen vraag, maar een cri de coeur van de heer Timmermans.

De heer Bontes (PVV): Ik begrijp het betoog van de minister over zijn Poolse collega niet in verband met een bankenunie, transferunie en belastingunie. Polen is namelijk geen lid van de eurozone. Is de minister van Buitenlandse Zaken wel een volledige partner in deze discussie? Hebben wij het dan niet over twee verschillende beelden?

Minister Rosenthal: Het is nu juist het aardige van die discussie dat wij het over zeer uiteenlopende vraagstukken hebben. Die komen allemaal op tafel. In zo'n discussie is het inderdaad heel interessant om mensen uit bijvoorbeeld Polen erbij te hebben. Zij kijken op een totaal andere manier naar de ontwikkelingen in Europa, niet alleen vanwege het feit dat zij niet tot de eurozone behoren, maar ook vanwege het feit dat zij aan de oostkant van de Europese Unie zitten. Het is altijd heel verhelderend om in die constellatie een discussie over dit soort zaken te hebben. In Polen maakt men zich voor een deel heel druk over zaken die hier maar mondjesmaat naar voren komen, zoals het idee van president Poetin om te komen tot een soort Russisch-Aziatische economische ruimte. In dit soort zaken zijn de Polen minstens zo geïnteresseerd als in datgene wat er in de eurozone gebeurt.

Ik kom ook nog even op de vraag over meer Europa. Zodra wij over «méér Europa» praten, in die terminologie, dan praten wij al gauw over beelden en wat dies meer zij omtrent de superstaat Europa. Daar voelen wij niets voor.

De heer Ormel (CDA): Ik heb het gevoel dat sommigen in dit debat bang zijn om zich aan koud water te branden. De minister zegt: «meer, meer, meer» is niet aan mij besteed. Ik zeg echter tegen hem dat meer vrijheid, meer welvaart en meer veiligheid zeker aan mij besteed zijn. Uit alle debatten die wij voeren, blijkt hoe verschillend wij denken over de toekomst. Is het dan niet juist zinvol om over een visie te praten en om de verschillen in visie aan elkaar mee te delen? Is het niet beter om daarover te praten dan om te zeggen dat wij geen visie hebben of om onze visie te verbergen?

Minister Rosenthal: Als de discussie die wending krijgt, ga ik graag mee met de heer Ormel. Ik heb een heel stevige visie op de ontwikkeling in Europa. Ik ben in de afgelopen tijd in twee wat verderop liggende werelddelen geweest: in Azië en in Latijns-Amerika. Daar vraagt men ook naar de Europese zaken. Voor hen is datgene wat er in de groeiagenda van Europa voorhanden is, een van de boeiendste punten. Ik ga dan terug naar de groeibrief uit februari van onze minister-president en David Cameron die vervolgens ook getekend is door acht andere premiers en regeringsleiders. Ik heb daarbij over de koers en de ontwikkeling gesproken en over het feit dat wij inderdaad moeten werken aan de vervolmaking van de markt voor de diensten, voor de aanbestedingen en voor datgene wat hier aan de orde is gesteld, maar dan in kleiner formaat, namelijk de patenten en het octrooieren. Ik heb het dan over de digitale markt, de telecommarkt en de deregulering van de professies. Mag ik erop wijzen dat daar natuurlijk heel wat onder ligt? Als Italië nu structurele hervormingen doorvoert, liggen die eerst en vooral bij bijvoorbeeld dat punt, namelijk de deregulering van de professies. Lees er de analyse van de internationale experts op na! Daar zit dus wel degelijk een koers naar de toekomst in.

De heer Ormel (CDA): Ik dank de minister voor het feit dat hij wel degelijk een koers naar de toekomst wil. Hij noemt instrumenten die daartoe allemaal nodig zijn. Laten wij dan nu doorpakken. Wij hebben enkele jaren geleden een groep van wijzen in Europa gehad onder aanvoering van de vrouwelijke Letse ex-president. Zij heeft een visiedocument voorbereid. Dat was vóór de financiële crisis. Er is nu zoveel gebeurd. Is de minister bereid om in Europees verband te pleiten voor een nieuwe groep van wijzen die een visiedocument voorbereidt? Wij kunnen het daarmee eens zijn of oneens, maar wij moeten daarover meepraten. Op die manier kunnen wij aan de bevolking laten zien, waar wij naartoe willen.

Minister Rosenthal: Laten we nou vooral first things first doen. Ik doel daarbij op het op orde krijgen van de budgettaire situatie in allerlei landen. Het is bekend over welke landen ik het dan heb. Als de heer Ormel zo meteen met de minister-president praat over de opmaat naar de Europese Raad, ga ik er voetstoots vanuit dat de minister-president precies hetzelfde zal zeggen.

Ik zal proberen om voort te jagen met de beantwoording van een aantal andere vragen, allereerst over Griekenland en Spanje en de structuur- en cohesiefondsen. Bij Griekenland en Spanje gaat het er vooral om dat de bestaande fondsen sneller en beter moeten worden ingezet. De heer Schouw vroeg hiernaar. De Nederlandse regering is echter wars van extra geld ter zake. Ik kom vervolgens bij een punt dat hier tegenaan gelijmd zit, namelijk alles wat te maken heeft met de matchingproblematiek. Die is er! Dat is een van de grote «boosdoeners» bij de reste à liquider van 50 mld. Dat heeft voor een deel te maken met het feit dat matching niet meer tot stand kan worden gebracht. Ik kijk nu naar de twee genoemde landen. Voor Griekenland is er een verzachting getolereerd met betrekking tot de matching. Die willen wij echter niet verder uitbreiden. Dit brengt mij ook bij het punt – dit even ter zijde – dat wij met betrekking tot de infrastructuurprojecten en eventuele projectbonds dus ook problemen moeten zien te trotseren.

De heer Schouw stelde een vraag over de Schengenoorlog met het Europees Parlement. De Nederlandse regering heeft een klip-en-klaar standpunt in dit verband. De regering houdt daar ook echt aan vast. Dit is aan de orde geweest in de JBZ-Raad en daar wil de regering niet van afwijken.

De heer El Fassed vroeg naar de Eurowob, de Wet openbaarheid van bestuur op Europees niveau. Nederland heeft hier tegen gestemd, omdat Nederland het Deens voorstel ziet als een achteruitgang ten opzichte van de huidige situatie. Het is duidelijk dat het voorstel niet aangenomen zal worden. Wij moeten nu afwachten wat het voorzitterschap gaat doen. De Nederlandse regering deelt de Zweedse positie dat de transparantie hier in het geding is. De heer El Fassed vraagt naar maximale openbaarheid. Het antwoord hierop is natuurlijk: vanzelfsprekend. Wat maximaal dan is, is een kwestie van het verdrag van Lissabon en voor een deel van interpretatie. Wij zullen dit nog wel zien.

De heer El Fassed (GroenLinks): Kan de minister zich ook openbaar uitspreken daarover? Sluit het protest van Finland en Zweden daarbij aan? In de situatie waarin de Europese Unie en de eurozone nu verkeren, kan het niet zo zijn dat er een teruggang van transparantie is, terwijl heel veel burgers, ook in dit land, vinden dat wij naar meer openbaarheid moeten.

Minister Rosenthal: Ik heb daar twee opmerkingen over. Ten eerste zijn er hierover Kamervragen gesteld aan collega Knapen. Ik hoop dat die Kamervragen de openbaarheid zullen bewerkstelligen die door de heer El Fassed wordt gevraagd. Ten tweede speelt bij de hele zaak over de Wet openbaarheid van bestuur natuurlijk ook een rol dat wij vandaag de dag in toenemende mate, ook op Europees niveau, zitten met de complicatie dat er niet alleen offline maar ook online openbaarheid moet zijn. Dit levert allerlei ingewikkeldheden op, ook juridisch. Laat dit gezegd zijn. De deskundigen zullen daar met elkaar wel uitkomen.

De heer El Fassed (GroenLinks): Maar de vraag was of de minister bereid is om zich in het openbaar te scharen achter Zweden en Finland, met een duidelijke oproep voor meer transparantie, dat wil zeggen openbaarheid van Europees bestuur.

Minister Rosenthal: Laten we even bekijken of de beantwoording van de kale vragen door de heer Knapen aan die behoefte voldoet. Mocht dit niet het geval zijn, dan horen wij dat later.

Ik kom nu op de vraag van de heer Dijkhoff over het MFK en de prestatieafspraken. Voor mij geldt: afspraak is afspraak. Hiervoor geldt dus prestatieafspraak is prestatieafspraak.

Ik ga nu in op de groeiagenda. De Nederlandse regering legt voortdurend de nadruk op onderzoek, R&D, innovatie et cetera. De regering loopt op dat vlak echt voorop en krijgt in toenemende mate medestanders.

Bij de octrooiering en al dat soort zaken gaat het om meer dan de vraag waar het bureau daarvoor terechtkomt, namelijk ook over de totstandkoming van een werkelijk volwaardig Europees octrooi. Van collega Verhagen hoor ik steeds hoe moeizaam dit is. Ik heb echter begrepen dat dit in het junipakket hopelijk op tafel zal liggen, waardoor wij eindelijk de hobbels zullen kunnen nemen. Ik mag er misschien op wijzen dat ik gisteren nog bij een congres over de problemen van de midden- en kleinbedrijfondernemers in Nederland voortdurend de problematiek die de heer Dijkhoff op dit punt aan de orde heeft gesteld, te horen kreeg.

De heer Bontes vraagt naar het visumbeleid voor Turkije. Welaan, dat gaat op dit moment over de facilitatie van visa. Hierbij is een soort van uitruil in het kader van de Terug- en Overnameovereenkomst belangrijk.

De heer Bontes vroeg ook naar het Europees Parlement en Schengen. Ik heb hierover, althans zo dacht ik, al gesproken. Verder had hij een kwellend betoog over het Oostzeegebied. Ik verwijs de heer Bontes daarvoor door naar zijn linker buurman, wiens woorden ik geheel en al voor mijn rekening wil nemen. Ik wijs erop dat de spoorwegen een van de grote problemen van de Baltische landen zijn en het feit dat de spoorwegen echt aan de grens ophouden. Dit is niet zo, omdat er aan de andere kant van de grens geen spoorwegen liggen, maar omdat de railstructuur helaas niet gestandaardiseerd is. Dat is een klemmend probleem.

De voorzitter: Ik vraag de minister voor het verslag om aan te duiden wie de buurman is.

Minister Rosenthal: Sorry, ik doelde op de linker buurman in geografische richting, namelijk de heer Ormel. Hij had een sprankelende reeks mededelingen over het Oostzeegebied. Hij vermeldde met nadruk de geopolitieke context. Wij vergeten die heel vaak als wij hier vanuit onze blik naar Europa kijken. Het Balticum en Polen zitten in een totaal ander beeldkader met betrekking tot de ontwikkelingen in de verschillende geopolitieke domeinen dan wij. Mag ik er in dit verband op wijzen dat wij van het Balticum overigens veel te leren hebben? Ik doel hiermee in het bijzonder op de voorsprong van het Balticum op tal van punten van digitalisering, ICT en vooral e-government. Zij kunnen daar trots op zijn en wij kunnen daar veel van leren.

Ik kom nu op de vraag van de heer Bontes over het doelgroepenbeleid voor migranten. Daar zijn wij tegen. Wij moeten erop letten dat wij daarin niet worden meegezogen.

Ten slotte ga ik in op de vraag van de heer Ormel over het Europese krachtenveld rond cohesie- en structuurfondsen en cohesiebeleid. Als dit enigszins mogelijk is om dit te doen zonder onderhandelingsposities uit handen te geven, is het natuurlijk noodzaak om ook daarover maximale transparantie naar de Kamer te betrachten.

De heer Bontes (PVV): In het betoog van de minister komt naar voren dat Polen en de Baltische staten het goed doen op het gebied van de digitale agenda, maar daar gaat het mij niet om. Het gaat erom dat 50 mld. dat gebied ingepompt wordt. De Poolse economie doet het best aardig. De Polen zitten trouwens niet in de euro. Het gaat mij om het geld dat er naartoe gaat. Hoe kan de minister dat bedrag verantwoorden? Als je de 7% berekent die Nederland van die 50 mld. betaalt, dan gaat het over vele miljoenen. Hoe is dat te verantwoorden, aangezien wij in een economische crisis verkeren? Wij hebben zelf handen en voeten nodig om de zaak op orde te krijgen en te houden. Polen doet het goed. De minister zegt dat de Baltische staten het goed doen. Waarom storten wij dan die bakken met geld?

Minister Rosenthal: In de eerste plaats gaat het om een zeer langjarige aangelegenheid. In de tweede plaats gaat het er niet om dat dit geld alleen de Baltische landen en de landen in het Oostzeedomein ten goede moet en zal komen. Het is ook van groot belang voor datgene wat de heer Ormel heeft genoemd, namelijk dat dit gebied van het grootst mogelijke gewicht is voor de logistiek, het transport, de distributie van goederen en diensten voor heel Europa en daarbuiten, voor de exportoriëntatie dus. Niet voor niets werd hier wederom de noodzaak genoemd voor bijvoorbeeld de haven van Rotterdam om zeker te stellen dat er van daaruit noordwaarts voldoende logistieke mogelijkheden zijn.

De heer Timmermans (PvdA): Dit is eigenlijk een vraag aan de heer Bontes. Ik constateer met plezier dat de heer Bontes vaststelt dat het in Polen hartstikke goed gaat. Hoe komt dit eigenlijk? Is de heer Bontes het eens met de Wereldbank dat de spectaculaire transformatie van Polen bijna geheel te danken is aan het feit dat Polen lid is van de Europese Unie en dat Polen dankzij de Europese Unie versneld dit economisch succes kon waarmaken?

De heer Bontes (PVV): Het is wel bijzonder dat tijdens een interruptie op de minister aan mij een vraag gesteld wordt, maar ik beantwoord die graag, hoewel het een belachelijke procedure is.

De voorzitter: Mijnheer Bontes, u hebt volkomen gelijk, hoewel ik dit niet «belachelijk» zou noemen. Ik liet die interruptie even toe, want wij hebben nog tijd over. Ik ging er eigenlijk van uit dat u de vraag wel wilde beantwoorden.

De heer Bontes (PVV): Dat klopt, voorzitter. Polen krijgt vele miljarden aan EU-subsidies via structuur- en cohesiefondsen. Daardoor, door Europees geld, Nederlands belastinggeld, doet Polen het goed. De Poolse economie groeit dus, maar onze economie krimpt. Je kunt je dus afvragen of dit verstandig is. Bovendien is Polen zo slim geweest om nog niet de euro in te voeren. Daarom pleit ik ervoor om terug te gaan naar onze gulden.

De voorzitter: Ik stel vast dat er behoefte is aan een korte tweede termijn. Gezien de tijd stel ik een spreektijd van maximum twee minuten voor, maar het mag minder.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Ik kan kort zijn. Wij hebben volgende week een Europese top. Die kan interessant worden. Ik bedank de minister voor de beantwoording. Ik was aan het overwegen om een motie in te dienen over de Wet openbaarheid bestuur en transparantie, maar ik wacht rustig de beantwoording van de vragen door staatssecretaris Knapen af. Ik dacht bovendien te vernemen dat de minister wel bereid is om zich openbaar uit te spreken naast Zweden en Finland. Ik ben dus wat dat betreft gerustgesteld.

Wij moeten verder Montenegro en de concrete stappen op dat vlak goed in de gaten houden. Als je graag wilt dat landen wegblijven bij de nationalistische regio Joegoslavië en je deze landen een toekomstperspectief wilt bieden, moet je die stimuleren. Wij kunnen dan niet op voorhand al zeggen dat het jaren gaat duren.

De heer Schouw (D66): Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Hoewel de minister daar veel woorden voor nodig had, dank ik hem ook voor de bevestiging dat Nederland gewoon actief betrokken is, net als negen andere landen, bij het Umbauplan für einen EU-Staat, want dat is toch wat er aan de hand is. Wij zullen daar volgende week nog verder op ingaan.

Ik heb een paar antwoorden op vragen naar aanleiding van de geannoteerde agenda gemist. Daar stond namelijk toch echt iets in over het Europees semester en de peer pressure en ook over het Meerjarig Financieel Kader en de opties voor de inkomstenkant. Welke opties zijn nu het meest realistisch?

Over de opvattingen van de Nederlandse regering over Schengen zei de minister dat de regering die opvattingen heeft en dat zij die niet meer gaat veranderen. Ik breng de minister echter even in herinnering dat zijn collega Leers vorige week in de JBZ-vergadering heeft gezegd dat de Nederlandse regering daar niet geharnast in zit. Daarom stelde ik mijn vraag of Nederland voor zichzelf een rol ziet om te bekijken of er eventueel nog iets veranderd kan worden, juist ook omdat de Nederlandse regering er vorige week woensdag – denk ik – niet geharnast in zat.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Mijn fractie en ik maken ons ernstig zorgen over de politieke unie. Wat is de ontwikkeling? Waar gaan wij met Europa naartoe? Een politieke unie is wat ons betreft geen optie, maar dat heb ik al duidelijk gemaakt. Ik ben zeer benieuwd wat de woorden van de minister waard zijn na de verkiezing. Hij heeft vandaag enkele dingen in dit kader gezegd. Ik ben benieuwd hoe dit er na de verkiezingen uitziet.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik heb nog twee concrete vragen.

Ten eerste kom ik op «het land achter Gods rug», zoals A. den Doolaard Montenegro noemde. De minister gaf aan dat Nederland helpt bij justitiële aangelegenheden. Dat klinkt mij wat vaag in de oren. Ik ontvang graag een overzicht van wat Nederland doet aan hulp voor Montenegro.

Ten tweede kom ik op mijn opmerking over de groep-Vike-Freiberga. Dankzij collega Timmermans weet ik inmiddels hoe die groep heette. Mevrouw Vike-Freiberga is de voormalige president van Estland. In het afgelopen decennium hebben wij ook een groep gehad onder leiding van voormalig premier Felipe González van Spanje. Die groepen hebben rapporten gepresenteerd die eigenlijk een beetje zijn ondergesneeuwd door alle politieke ontwikkelingen toen. Kan de minister bij de komende Raad Algemene Zaken polsen hoe men denkt over de vraag of het zinvol is om na alle perikelen van de afgelopen jaren een punt op de Europese horizon te laten zetten door een groep van wijze Europese politici? Graag ontvang ik een reactie van de minister hierop.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Dank u wel. De heer El Fassed stelt in zijn tweede termijn nogmaals de vraag – en niet bepaald terecht – over wat de regering wil met Montenegro. Ik speel de opmerking terug die ik steeds maak in mijn contacten met landen als Montenegro. De hoofdstukken 23 en 24 zijn niet bedoeld om die landen eens even te vertellen dat zij dit of dat moeten doen. Die hoofdstukken zijn in hun eigen belang. In dit geval is dat het belangrijkste. Op die manier moet je met die landen communiceren. Dat doe ik dus ook. Dan kom je sneller vooruit dan als je zegt, dingen te willen opleggen.

Dit brengt mij ook bij de justitiële samenwerking, waar de heer Ormel naar vraagt. In de verslaglegging van de bijeenkomst Raad Algemene Zaken zullen wij specificeren waar het concreet om gaat bij de justitiële samenwerking.

Ik ben niet toe aan nieuwe groepen van wijzen en nieuwe groepen van verstandige lieden die er ongetwijfeld zijn. Wij weten al dat niemand minder dan de heer Van Rompuy volgende week komt met een rapport met building blocks voor de toekomst van de EMU. Ik heb begrepen dat de minister-president van plan is om daarover logischerwijze een standpunt in te nemen. Dat zal ook aan de Kamer worden meegedeeld. Verder geldt dat ik in dit geval de minister-president voorspreek, in de zin van first comes first.

Ik kom nu bij de drie vragen van de heer Schouw, maar niet nadat ik eerst – ik zeg dit een beetje plechtstatig – met kracht en verve de suggestie van mij afwerp dat ik betrokken ben bij het Umbauplan für einen EU-Staat. Daar ben ik dus niet bij betrokken. Ik ben wel betrokken bij een informele discussie die ik met negen gewaardeerde collegae voer. Ik ben daar echter niet aan gebonden. Als sommigen van hen willen komen met een Umbauplan op persoonlijke titel, moeten zij dat vooral niet laten. Ik ben daar echter niet bij betrokken. Voor je het weet, trekt of duwt de heer Schouw mij in een richting die ik niet op wil. Desondanks blijf ik een gentleman in het internationale diplomatieke verkeer. Daarom wijs ik de uitnodiging van mijn zeer gewaardeerde en dierbare collega Guido Westerwelle om in juli nogmaals bij elkaar te komen, niet af. Ik ga daar gewoon netjes naartoe. Ik hoor dan namelijk ook dingen die nuttig kunnen zijn.

Ik kom nu bij de concrete vragen van de heer Schouw, met excuses voor het feit dat ik die in de eerste termijn niet heb beantwoord. Allereerst ga ik in op de landspecifieke aanbevelingen. Sommige aanbevelingen zijn gebaseerd op het Stabiliteits- en Groeipact en op de verordening over de onevenwichtigheden. Daar kun je echt op pressen. Op dat punt is het dus wel mogelijk om verder te komen via voorliggende procedures.

Ik kom nu bij de vraag naar de inkomstenkant. Het voorstel van de Commissie is het bekende verhaal, namelijk de financial transaction tax. Daar is echter veel weerstand tegen, zeker als financieringsbron voor de EU-begroting. Er zijn natuurlijk ook wel voorstanders hiervan. Voor Nederland is het niet aanvaardbaar als een eigen middel van de Europese Unie. Ik verwijs hiervoor naar de motie-Dijkhoff.

Verder heeft de heer Schouw een vraag gesteld over Schengen en het Europees Parlement. Wij weten dat het Europees Parlement hierover verbolgen is. Dat is het weleens vaker. Het Parlement heeft dan ook nogal zwaar uitgehaald met het opschorten van de besprekingen van vijf JBZ-dossiers en ook van de geplande stemmingen in juli over de Schengenvoorstellen. De reactie van het Europees Parlement lijkt voort te komen uit een diepere onvrede. In een iets andere toonzetting zeg ik erbij, dat Nederland zich daar niet in moet mengen. De Raad staat volledig in zijn recht en heeft op dit punt wel de hand uitgestoken naar het Europees Parlement. Het Parlement is nu aan zet. Hier moet bij gezegd worden dat de Raad wel unaniem tot een en ander heeft besloten.

Ik ben nu door de drie vragen van de heer Schouw heen en daarmee ook door de in de tweede termijn gestelde vragen.

De voorzitter: Iedereen is hiermee akkoord. Ik dank de minister voor de beantwoording. We hebben één toezegging genoteerd: de minister zegt toe dat hij in het verslag over de aankomende Raad Algemene Zaken zal specificeren wat de justitiële samenwerking met Montenegro inhoudt.

Ik dank de minister en zijn staf voor hun komst. Ik dank de leden der Kamer voor hun inbreng in het debat en dank tevens de mensen op de publieke tribune voor hun komst. Hiermee sluit ik deze vergadering.

Naar boven