Vragen van het lid Van Gent (GroenLinks) aan staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het bericht dat vervuiling door oldtimers toeneemt (ingezonden 1 augustus 2012).

Antwoord van staatssecretaris Atsma (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 3 oktober 2012).

Vraag 1

Kent u het bericht «Vervuiling door oldtimers neemt toe»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Welke actie heeft u ondernomen sinds het algemeen overleg Leefomgeving op 29 februari 2012, waar u de suggestie deed milieuzones voor personenauto’s in binnensteden in te stellen?

Antwoord 2

Sinds het overleg van 29 februari 2012 heb ik de volgende acties ondernomen:

  • Het PBL is verzocht om in samenwerking met TNO en RIVM onderzoek te doen naar de uitstoot van oldtimers en de effecten van milieuzones voor oldtimers. Het resultaat van dit verzoek is het rapport «Milieueffecten van oldtimers» dat op 1 augustus door het PBL openbaar is gemaakt.

  • De mogelijkheden om oldtimers van liefhebbers waarmee slechts weinig wordt gereden te ontzien zijn verkend. Uit deze verkenning zijn 2 opties naar voren gekomen: invoering van een oldtimerkeuring naar Duits voorbeeld en invoering van een regiem van bv. 20 dagen waarop oldtimers toch in milieuzones mogen komen.

  • Aan de RDW is opdracht gegeven om een uitvoeringstoets uit te voeren naar de haalbaarheid van invoering van een oldtimerkeuring en registratie naar Duits voorbeeld en naar invoering van een landelijke registratie bij de RDW van dagen waarop met oldtimers in milieuzones mag worden gereden.

  • Ik heb met de belangenorganisatie voor oldtimers (de FEHAC) overlegd over mogelijke invoering van milieuzones voor oldtimers en over een registratiesysteem.

  • Daarnaast is op ambtelijk niveau overlegd met verdere betrokken partijen, te weten RAI/BOVAG, de ANWB en de VNG over de uitstoot van oldtimers en de mogelijkheid om milieuzones voor personenauto’s in te voeren.

  • Er is overleg geweest met de gemeente Utrecht over invoering van milieuzones voor personenauto’s. Hierbij is onder meer gesproken over de normen voor het weren van vervuilende personenauto’s en over mogelijkheden om klassieke oldtimers van liefhebbers, waarmee slechts weinig wordt gereden, te ontzien.

Vraag 3

Zijn er (formele) belemmeringen voor gemeenten om milieuzones voor bepaalde typen personenauto’s en bestelbusjes in te stellen? Zo ja, welke zijn dat en bent u bereid die op korte termijn te slechten en medewerking te verlenen aan alles wat nodig is om dergelijke milieuzones in te stellen? Zo nee, betekent dit dat gemeenten vrij zijn dergelijke milieuzones in te stellen?

Antwoord 3

Zoals gemeld in antwoord op de vragen van de leden Holtackers en Bruins Slot (CDA) over het artikel «Utrecht verbant vieze auto’s uit centrum» (ingezonden 3 juli 2012 – TK2012Z13544) zijn gemeenten juridisch bevoegd om in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 milieuzones in te voeren. Gemeenten kunnen milieuzones voor personenauto’s aangeven door middel van het bord C7: «Geslotenverklaring voor...» uit het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De zone zou dan gesloten worden verklaard voor alle personenauto’s met uitzondering van voertuigen die aan de vereisten voor de milieuzones voldoen. Bij de milieuzones voor vrachtverkeer is gekozen voor een nieuw bord in het RVV 1990 dat specifiek de milieuzone aanduidt (bord C22a). De minister van Infrastructuur en Milieu is bevoegd om in het RVV 1990 ook een bord voor de milieuzone voor personenauto’s op te nemen.

Vraag 4

Hoe moet uw suggestie dat oldtimers geweerd moeten kunnen worden uit «de bebouwde kom» begrepen worden, aangezien milieuzones doorgaans slechts een deel van een stad betreffen?

Antwoord 4

De suggestie om oldtimers uit de gehele bebouwde kom te weren is niet van mij maar afkomstig uit het PBL-rapport «Milieueffecten van oldtimers». Volgens het rapport kan de uitstoot in 2015 lager uitvallen als er landelijk een milieuzone wordt ingesteld waarmee alle oldtimers uit de bebouwde kom worden geweerd. Het zou dan moeten gaan om milieuzones die substantieel groter zijn dan de huidige milieuzones voor vrachtauto’s.

Vraag 5

Is het waar dat de lokale bijdrage van oude auto’s aan de luchtvervuiling veel hoger ligt dan 10% van stikstof en 5% voor fijnstof en dat dit landelijke gemiddelden betreft?

Antwoord 5

De 10% stikstofoxide (NOx) en 5% fijn stof (PM10) betreffen aandelen in de totale landelijke emissie van personenauto’s. Op blz. 14 van het rapport «Milieueffecten van oldtimers» wordt vermeld dat «uit verkeerstellingen in Amsterdam en Utrecht naar voren komt dat oldtimers die net op de leeftijdsgrens zitten van de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting (25, 26 en 27 jaar oud), relatief veel in de stad rijden». Gevolg hiervan is dat het aandeel in de NOx- en PM10-emissie door oldtimers in de stad hoger is dan respectievelijk 10% en 5%.

Vraag 6

Ziet u in het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) aanleiding om binnen het kabinet de suggestie te herhalen die u zelf deed bij het bovengenoemde algemeen overleg, namelijk om de motorrijtuigenbelasting (MRB) vrijstelling voor oldtimers te herzien? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6:

De MRB-vrijstelling voor oldtimers is per 1 januari 2012 aangepast ingevolge het amendement Van Vliet bij de Wet uitwerking autobrief2. Hiermee is enerzijds de eerder bij het amendement Cramer3 voorziene bevriezing van de vrijstelling per 31 december 2011 ongedaan gemaakt, maar is anderzijds vanaf 1 januari 2012 de leeftijdsgrens voor de vrijstelling verhoogd van 25 naar 30 jaar. Voor auto’s en motoren uit de periode 1987 t/m 1990 voorziet de regeling in een geleidelijke ingroei in de vrijstelling, waarbij het tijdstip van eerste ingebruikneming bepalend is. Voor nieuwe gevallen, dus voor auto’s en motoren die op 31 december 2011 nog geen 25 jaar oud waren, geldt de vrijstelling bovendien niet langer voor een eventuele brandstoftoeslag. Voor dieselauto’s vanaf bouwjaar 1987 zal dus geen volledige vrijstelling meer worden verleend. Na afstemming met Staatssecretaris Weekers van Financiën kan ik u melden dat het binnen de ingeslagen weg niet past het om de MRB-vrijstelling voor oldtimers nu opnieuw ter discussie te stellen. Uiteraard is het aan het volgende kabinet om eventueel een andere afweging te maken.


X Noot
2

[1]   Kamerstukken II, 2011/12, 33 007, nr. 10.

X Noot
3

[2]   Kamerstukken II, 2008/09, 31 704, nr. 70.

Naar boven