Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over een tekort aan opvang voor slachtoffers van mensenhandel (ingezonden 10 augustus 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens de minister van Immigratie, Integratie en Asiel en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 3 oktober 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3371.

Vraag 1

Kent u het bericht «Vrouwenopvang zit overvol; Tekort aan onderdak. Quotum ingesteld voor slachtoffers mensenhandel»1 en herinnert u zich de eerdere vragen over dit onderwerp?2

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat er in de vrouwenopvang voor zowel slachtoffers van huiselijk geweld als van mensenhandel een tekort aan beschikbare bedden is? Zo ja, hoe komt dit? Zo nee, wat is dan wel de stand van zaken?

Antwoord

Meteen na het verschijnen van het krantenbericht heb ik met betrekking tot de beschikbare capaciteit voor slachtoffers van mensenhandel overleg gehad met CoMensha. De conclusie van het overleg was duidelijk: er is op dit moment geen sprake van een tekort aan bedden bij de eerste opvang van slachtoffers van mensenhandel. Wel zijn er nog knelpunten bij de doorstroming van slachtoffers uit de eerste opvang naar – bijvoorbeeld – reguliere opvang of huisvesting. Zie verder het antwoord op vraag 6.

Voor wat betreft de vrouwenopvang heeft de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de afgelopen jaren extra middelen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang, onder andere voor extra capaciteit in de vrouwenopvang3. Ondanks de forse investering hoor ik af en toe dat er een tekort aan bedden in de vrouwenopvang voor slachtoffers van huiselijk geweld zou zijn. Voor voldoende opvangplaatsen is vooral ook een goede uitstroom uit de vrouwenopvang van belang. In het kader van het samenwerkingsproject Aanpak geweld in huiselijke kring van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de Federatie Opvang en het ministerie van VWS wordt momenteel de monitoring van de in- en uitstroom in de vrouwenopvang vormgegeven.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het doen van aangifte door slachtoffers van zowel huiselijk geweld als mensenhandel van groot belang is bij het opsporen en vervolgen van deze ernstige misdrijven? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat het doen van aangifte en dus het bestrijden van deze vormen van criminaliteit wordt belemmerd als vrouwen niet weten of zij daarna een veilig onderkomen kunnen vinden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ja, het is juist om deze reden dat ik mij hard heb gemaakt voor de structurele opvang van slachtoffers van mensenhandel, zoals ik in de brief van 1 februari 2012 heb toegelicht (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 639, nr. 72).

Vraag 4

Deelt u de mening dat slachtoffers van mensenhandel geen enkele boodschap aan hebben aan de vraag of de rijksoverheid dan wel de gemeente verantwoordelijk is voor hun opvang? Zo ja, hoe gaat u, eventueel in overleg met de gemeente, ervoor zorgen dat er voldoende opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld en mensenhandel komt?

Antwoord

Alle betrokken partijen -de instellingen voor categorale opvang, Comensha, de gemeenten en de Federatie Opvang en betrokken departementen- voeren regelmatig overleg met elkaar en waar nodig wordt actie ondernomen om eventuele knelpunten die er zijn bij de opvang zo adequaat mogelijk te verhelpen.

Samen met de staatssecretaris van VWS en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel heb ik besloten om de categorale opvang voor buitenlandse slachtoffers van mensenhandel, die gebruik maken van de bedenktijd van de B9-regeling, per medio juni 2012 voort te zetten. Het aantal opvangplekken in de categorale opvang is uitgebreid van 50 naar naar 70. Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt is er op dit moment geen tekort aan bedden. Indien op een later moment alsnog blijkt dat het aantal plaatsen onvoldoende is, bestaat de mogelijkheid om de capaciteit van de opvang uit te breiden.

Overige slachtoffers van mensenhandel die niet voor de categorale opvang in aanmerking komt, bijvoorbeeld omdat het gaat om een slachtoffer met de Nederlandse nationaliteit, kunnen gebruik maken van de vrouwenopvang.Wanneer het gaat om een minderjarige kan ook jeugdzorg worden ingezet.

Vraag 5

Kunt u nu  – in tegenstelling tot het antwoord op dezelfde bovengenoemde eerdere vragen, nu wel inschatten dat «de kans groot [is] dat vanwege de intensievere opsporing van mensenhandel er een grotere capaciteit voor opvang nodig zal zijn»?4 Zo ja, hoe groot en hoeveel extra opvangplaatsen zullen er naar schatting nodig zijn? Zo nee, waarom nog steeds niet?

Antwoord

De hoge prioriteit van de aanpak van mensenhandel heeft geleid tot een forse stijging van het aantal geregistreerde slachtoffers. Hierop is ingespeeld door het aantal opvangplaatsen binnen de categorale opvang voor slachtoffers van mensenhandel per 15 juni 2012 uit te breiden van 50 naar 70 opvangplaatsen.

Vraag 6

Wat is de stand van zaken van de pilot categorale opvang slachtoffers mensenhandel? Deelt u de mening dat ernst van de situatie met zich meebrengt dat niet rustig op de resultaten van een evaluatie van deze pilot kan worden gewacht, maar dat de urgentie van de situatie met zich meebrengt dat de knelpunten in de opvang meteen worden opgelost? Zo ja, hoe gaat u dat dan doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De categorale opvang voor slachtoffers is, zoals vermeld in antwoord op vraag 5, per 15 juni 2012 uitgebreid van 50 naar 70 opvangplaatsen. Op dit moment zijn 70 opvangplaatsen voldoende om de slachtoffers in de bedenktijd op te vangen.

Tevens is geconstateerd dat er binnen de categorale opvang een aantal slachtoffers nog niet snel genoeg doorstroomt naar bijvoorbeeld huisvesting. Zoals ik heb toegelicht in mijn brief van 3 juli 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 639, nr. 90) zijn slachtoffers met een zogenaamde B9-vergunning inmiddels op grond van de Huisvestingswet onder de «taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders» gebracht. Een slachtoffer telt dus mee voor deze taakstelling, waardoor gemeenten naar verwachting slachtoffers sneller aan huisvesting zullen helpen. Over de doorstroming van slachtoffers uit de categorale opvang zal ik u – zoals ik tijdens het plenaire debat over mensenhandel op 12 juni 2012 heb toegezegd – nog deze maand nader informeren.

Er is – met andere woorden – al gewerkt aan het oplossen en voorkomen van knelpunten en niet gewacht op de evaluatie van de pilot door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum.

Vraag 7

Is inmiddels wel duidelijk wie verantwoordelijk is voor de financiering van de opvang van slachtoffers van mensenhandel? Zo ja, wie dan? Zo nee, waarom nog steeds niet?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 8

Acht u het mogelijk dat er een rechtstitel wordt gecreëerd waardoor de pleger van mensenhandel na en naast het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, naast het ontnemen van crimineel vermogen ook nog financieel verantwoordelijk wordt gesteld voor het betalen van de kosten die de overheid moet maken voor de opvang van het slachtoffer? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De bestaande voorzieningen die verhaal mogelijk maken van de kosten die er voor het slachtoffer zijn gemoeid met bijstand en opvang zijn toereikend. (zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2484). Aan aanvullende maatregelen, zoals het creëren van een rechtstitel voor de overheid om de dader voor de kosten van de opvang van slachtoffers aan te spreken, is dan ook geen behoefte.


X Noot
1

Volkskrant, 21 juli 2012

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2381

X Noot
3

Kamerstuknummer 28 345, nr. 90, vergaderjaar 2008 – 2009

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2484

Naar boven