Vragen van het lid
Van Velzen
(SP) aan de minister van Justitie over de Penitentiaire Programma's en de Penitentiaire Trajecten Centra (ingezonden 1 april
2010).
Antwoord van minister
Hirsch Ballin
(Justitie) (ontvangen 20 mei 2010).
Vraag 1
Herinnert u zich de eerdere Kamervragen over de Penitentiaire Programma's (PP's) en de Penitentiaire Trajecten Centra (PTC)?1 Kan alsnog het onderscheid gemaakt worden tussen de recidivecijfers van deelnemers aan een PP die door een PTC zijn begeleid
en deelnemers die niet door een PTC zijn begeleid?
Antwoord 1
Ja. Deze eerdere Kamervragen zijn inmiddels door mij beantwoord (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1764). Daarbij heb ik aangegeven dat de recidivecijfers van deelnemers aan een Penitentiair Programma (PP) door het WODC in kaart
worden gebracht in de Recidivemonitor. In de Recidivemonitor wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelnemers aan een PP die
door een PTC zijn begeleid en deelnemers die niet door een PTC zijn begeleid.
Vraag 2
Wanneer u PP een succesvol programma noemt waarbij het recidivepercentage van deelnemers significant lager ligt dan het recidivepercentage
van personen die vanuit een gesloten penitentiaire inrichting rechtstreeks uitstromen? Waarom zijn uw inspanningen er dan
niet juist op gericht meer deelnemers in aanmerking te laten komen voor het PP?
Antwoord 2
In het kader van de persoonsgerichte aanpak is een PP niet voor iedereen verantwoord of effectief. Een PP is daarom niet voor
iedere gedetineerde mogelijk. In mijn antwoord op de eerdere Kamervragen waarnaar onder vraag 1 wordt verwezen, heb ik de
criteria (artikel 4 Penitentiaire Beginselenwet) genoemd waaraan een gedetineerde moet voldoen om in aanmerking te komen voor
een PP. Zo vraagt de uitvoering van een PP om een bepaalde voorbereidings- en doorlooptijd. Daarnaast kunnen factoren als
detentieverloop en recidivegevaar een gedetineerde uitsluiten voor een PP. Verruiming van de criteria acht ik op dit moment
niet wenselijk.
Vraag 3
Wanneer u PP een succesvol programma noemt met lage recidivecijfers, u tevens antwoordt dat de PTC's er in slagen om gedetineerden
goed te begeleiden bij hun terugkeer in de samenleving en dat de Inspectie positief is over het werk van de PTC's, waarom
moeten deze programma's dan overgedragen worden aan de reclassering? Waar zijn deze veranderingen voor nodig?
Antwoord 3
In mijn antwoord op de eerdere Kamervragen waarnaar onder vraag 1 wordt verwezen, heb ik het besluit van een aantal jaren
geleden tot overdracht van de PP’s aan de reclasseringsorganisaties toegelicht. Tegelijkertijd moeten bij constateren dat
de overdracht niet is gerealiseerd en dat inmiddels het nodige is veranderd. Ik noem in dit verband ontwikkelingen als de
modernisering van het gevangeniswezen, de invoering van de herziene voorwaardelijke invrijheidstelling en de verbetering van
het reclasseringstoezicht. Op dit moment wordt door de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) een themaonderzoek naar TR
uitgevoerd. Ik zal de komende periode de samenwerkingsrelatie tussen reclassering en gevangeniswezen, inclusief het besluit
tot overdracht van de PP’s, opnieuw bezien in het licht van de genoemde ontwikkelingen en de gewenste persoonsgerichte aanpak.
Daarbij zal ik ook de uitkomsten van het ISt-onderzoek betrekken, alsmede de ingezette verbeteringen door de reclasseringsorganisaties
op het terrein van toezicht (Tweede Kamer, 2009–2010, 29 270, nr. 32). Ik zal uw Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling nader berichten.
Vraag 4
Kunt u alsnog de volgende vragen beantwoorden over het besluit de PP's, die nu nog binnen de PTC's worden uitgevoerd, over
te dragen aan de reclassering:
• Welke problemen die er nu zijn zouden worden opgelost met de overdracht?;
• Is uw verwachting dat de reclassering dit werk beter zou doen dan hoe DJI dit momenteel doet? Zo ja, op welke onderdelen?;
• Geldt de door u gegeven reden, te weten «het doorbreken van de huidige dubbelstructuur door middel van een transparanter model»,
nu nog steeds? Zo ja, is dit de enige reden? Vindt u deze reden zwaarwegend?
Antwoord 4
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Kunt u het evaluatierapport van de pilots, op basis waarvan het besluit de PP's over te dragen is genomen, aan de Kamer doen
toekomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
U zie mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Is het waar dat een of meerdere reclasseringsorganisaties in 2006, na uitvoerig onderzoek tijdens de pilot, tot de conclusie
zijn gekomen dat zij de meer complexe PP's van de PTC's niet over willen en/of kunnen nemen? Wat was hiervoor de reden? Zijn
er aanwijzingen dat dit inmiddels is veranderd?
Antwoord 6
Nee, tot deze conclusie zijn reclasseringsorganisaties niet gekomen. Het onderzoek heeft randvoorwaarden voor de overdracht
opgeleverd.
Vraag 7, 8 en 9
Deelt u de mening dat de PTC's beter in de huidige vorm in stand kunnen blijven, nu de activiteiten en de taakopvatting binnen
de PTC's volgens u in lijn zijn met de uitgangspunten van het programma Modernisering Gevangeniswezen,1 en deze uitgangspunten notabene zijn vastgesteld nadat het besluit de PP's over te dragen aan de reclassering al was genomen?
Bent u bereid het besluit de PP's over te dragen aan de reclassering te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid in overleg te treden met de mensen die momenteel met de PP's werken in de PTC’s om te bezien hoe voorkomen kan
worden dat waardevolle werkwijzen verloren gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7, 8 en 9
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3.
XNoot
1 Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1585.