Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
174
Vragen van het lid Vos (PvdA) aan de minister van Financiën
over de kennis van de heer Zalm over het kredietbeleid van DSB. (Ingezonden 16 september 2009)
1
Bent u bekend met de berichtgeving over de kennis die de heer Zalm zou
hebben gehad over het verstrekken van te hoge leningen aan DSB klanten?1
2
Is het waar dat de heer Zalm als CFO een brief met een klacht van een
klant heeft ontvangen en heeft beantwoord? Indien dat het geval is, wat is
dan zijn verklaring over de gebleken afwijking van het beleid van DSB?
3
Wat zegt het tempo waarmee misstanden worden aangepakt binnen DSB en door
de AFM over de slagkracht van het financieel toezicht?
4
Deelt u de mening dat DNB een integriteittoets moet doen bij bestuurders
en commissarissen van financiële instellingen? Zo ja, hoe en wanneer
zult u een dergelijke toets opleggen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Antwoord van minister Bos (Financiën) (ontvangen
30 september 2009)
1
Ik heb kennis genomen van dit bericht.
2
De heer Zalm heeft mij laten weten dat hij in het openbaar niet wil ingaan
op wat er bij een andere bank speelt en nog minder op individuele gevallen.
De heer Zalm is in december 2007 benoemd tot financieel directeur bij DSB.
De betreffende brief dateert van 13 november 2007. Zowel in zijn tijd als
chief economist als in zijn tijd als financieel directeur heeft de heer Zalm
met enige regelmaat brieven van klanten ontvangen, die aan hem persoonlijk
waren geadresseerd.
Het was zijn gewoonte om de beantwoording daarvan, op basis van de ingewonnen
informatie, ook persoonlijk te ondertekenen.
In de periode dat de heer Zalm financieel directeur was, zijn de eisen
voor kredietverlening bij DSB aangescherpt. Daaruit blijkt al dat de heer
Zalm wist dat het beleid verbeterd moest worden. De heer Zalm heeft mij gezegd
dat in de loop van 2008 het gemiddelde van de hypothecaire lening ten opzichte
van de waarde van de woning en het inkomen fors is afgenomen. De heer Zalm
heeft mij eerder laten weten – en dat heb ik vervolgens vermeld in de
beantwoording van eerdere kamervragen – dat in de periode dat hij financieel
directeur was de eisen van kredietverlening zijn aangescherpt en dat de dossiers
die hebben geleid tot het opleggen van de bestuurlijke boetes van voor die
tijd waren. De AFM heeft later bekendgemaakt dat de onderzochte dossiers afkomstig
waren uit het tijdvak 1 november 2007 tot 1 april 2008. Dit betekent dat de
heer Zalm zich heeft vergist. Hij betreurt dat en de onduidelijkheid die daardoor
ontstaan is.
3
De slagkracht van het financieel toezicht is, zoals de vraag impliceert,
voor een belangrijk deel afhankelijk van de nalevingsbereidheid bij bedrijven
en de zorgvuldigheidseisen aan het toezicht. Het is belangrijk vast te stellen
dat ondernemingen zelf verantwoordelijk zijn voor de naleving van wettelijke
regels. Ik juich uiteraard toe dat ondernemingen zich meteen aan de regels
houden. Als blijkt dat zij hieraan niet voldoen, dienen zij hun praktijk zo
snel mogelijk aan te passen.
Ten aanzien van het toezicht merk ik op dat de AFM in november 2007 een
algemeen rapport heeft uitgebracht over de advisering over hypotheken. Daarin
maakt de AFM duidelijk welke praktijken in haar ogen wel en welke niet een
adequate invulling vormen van de wettelijke regels. Vervolgens heeft de AFM
een aantal specifieke onderzoeken naar instellingen verricht, waaronder bij
DSB. Uit deze onderzoeken zijn in een aantal gevallen boetes voortgevloeid.
Hierbij heeft de AFM (wettelijke) zorgvuldigheidseisen in acht genomen,
zoals hoor en wederhoor. Het is duidelijk dat deze zorgvuldigheidseisen grenzen
stellen aan de slagkracht van het toezicht. Deze eisen zijn echter een noodzakelijke
bescherming van de belangen van betrokken ondernemingen.
4
De Wet op het financieel toezicht (Wft) schrijft reeds voor dat vooraleer
een persoon kan worden benoemd tot bestuurder of commissaris van bijvoorbeeld
een kredietinstelling, moet worden vastgesteld dat diens betrouwbaarheid buiten
twijfel staat. Deze zogenoemde betrouwbaarheidstoets, die wat betreft kredietinstellingen
wordt doorgevoerd door De Nederlandsche Bank N.V., is één van
de in die wet neergelegde maatregelen die de integriteit van de financiële
markten dienen te waarborgen.
XNoot
1 De Pers, 11 september 2009: «Zalm wist van DSB’s praktijken»
http://www.depers.nl/economie/336074/Zalm-wist-van-DSBs-praktijken.html