Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3479

Vragen van het lid Irrgang (SP) aan de minister van Financiën over de betrokkenheid van de heer Zalm bij overkreditering door DSB. (Ingezonden 9 juli 2009)

1

Heeft u, naast De Nederlandsche Bank (DNB), bij het aanstellen van de heer Zalm als bestuursvoorzitter voor ABN Amro zich nader verdiept in zijn rol bij DSB?

2

Heeft u of DNB zich daarbij verdiept in zijn verantwoordelijkheid voor de overkreditering als financieel directeur? Zo ja, wat waren uw bevindingen? Zo nee, waarom niet?

3

Bent u voor de beoordeling van de rol de heer Zalm bij DSB enkel en alleen uitgegaan van de verklaring van geen bezwaar door DNB?

4

Vindt u het onwenselijk wanneer een door u aangenomen bankdirecteur betrokken is geweest bij het opzadelen van mensen met te hoge hypotheken?

5

Wist de heer Zalm volgens u of DNB van de overkreditering bij DSB?

6

Vindt u het van belang te weten of de heer Zalm weet had van de praktijken die nu hebben geleid tot de boetes bij DSB?

7

Is een financieel directeur, die verantwoordelijk is voor overkreditering, verantwoordelijk te houden voor het hanteren van beoordelingscriteria die niet zijn vastgelegd ter voorkoming van overkreditering en niet zijn gericht op het voorkomen van overkreditering bij de beoordeling van aanvragen van hypotheekkrediet?

8

Waarom heeft u in een interview met RTLZ gezegd dat u geen uitspraak wil doen over deze zaak?

9

Is het uiteindelijk niet uw verantwoordelijkheid om zich er zeker van te stellen of een door u aangenomen bankdirecteur niet betrokken is geweest bij ongewenste praktijken bij een andere bank?

10

Laat u niet juist de onduidelijkheid bestaan door er niets over te willen zeggen?

Antwoord

Antwoord van minister Bos (Financiën) (ontvangen 18 augustus 2009) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3400

1

Op 21 november 2008 heeft het kabinet de nieuwe richting gepresenteerd van de bedrijven die onderdeel waren van de reddingsactie van 3 oktober 2008. Dit betrof onder meer de opbouw van een nieuwe bank vanuit Fortis Bank Nederland en ABN AMRO Bank Nederland. Daarbij is het voornemen aangekondigd de heer Zalm te benoemen tot onder andere vice-voorzitter van de raad van bestuur van ABN AMRO Bank.

De keuze voor de heer Zalm is zorgvuldig voorbereid en weloverwogen gemaakt.

Ik heb in overleg met ABN AMRO Bank eerst een profielschets opgesteld. De nieuwe bestuurder diende voldoende kennis te hebben van en affiniteit te hebben met de financiële sector én de publieke sector, zou niet gehinderd moeten worden door enig vooroordeel door bestaande posities, zou een goede reputatie moeten hebben en diende voldoende stevig te zijn om de nieuwe richting gestalte te geven. Het profiel van de heer Zalm bleek uitstekend aan te sluiten bij deze profielschets. In de brief van 21 november 2008 is daarover het volgende opgemerkt: «Gerrit Zalm heeft groot gezag in de financiële wereld. Daarnaast is hij één van de weinige mensen die zowel ervaring heeft in bankieren als in de politiek. Tenslotte is hij een onafhankelijke geest, niet verbonden aan de geschiedenis van Fortis of ABN AMRO, en daarom als geen ander in staat beide banken samen te brengen en cultuurverschillen te overbruggen».

Na de conclusie dat het profiel van de heer Zalm aansloot bij de opgestelde profielschets is de voorgenomen benoeming gemeld bij De Nederlandsche Bank (DNB). Deze procedure is voorgeschreven in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en dient bij iedere voorgenomen benoeming van een bestuurder bij een bank te worden gevolgd. Dit houdt verband met de in de Wft neergelegde taak van de toezichthouders, DNB en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) om de integriteit van de financiële sector te waarborgen. De betrouwbaarheid van bestuurders maakt deel uit van de integriteit van de financiële sector. Dat is de reden waarom DNB, de relevante toezichthouder indien het om een bank gaat, vooraf dient te beoordelen of een te benoemen persoon voldoet aan de eisen van deskundigheid en betrouwbaarheid. Pas na de instemming van DNB kan tot benoeming worden overgegaan. Ook bij de voorgenomen benoeming van de heer Zalm is pas na instemming van DNB tot benoeming van de heer Zalm overgegaan.

2

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 heb ik mij samen met ABN AMRO Bank gericht op het zoeken van een geschikte kandidaat die voldeed aan de opgestelde profielschets. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid en de deskundigheid van de heer Zalm heb ik, zoals de financiële toezichtwetgeving dat voorschrijft, het oordeel van DNB afgewacht. Ik heb geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van DNB.

3

Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 1 en 2.

4

Het maken van deze afweging behoort tot het werkterrein van de toezichthouders. DNB heeft samen met de AFM de wettelijke taak om de integriteit van de financiële sector te waarborgen. Op grond van de Wft is het uiteindelijk aan de toezichthouders om te beoordelen of een te benoemen persoon voldoet aan de eisen van deskundigheid en betrouwbaarheid. De deskundigheid wordt beoordeeld aan de hand van het curriculum vitae en daarnaast zo nodig door het raadplegen van de opgegeven referenties. Verder bepaalt de Wft welke feiten en omstandigheden (zoals voornemens, handelingen, strafrechtelijke antecedenten en toezichtantecedenten) bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een te benoemen persoon in aanmerking worden genomen, welke bronnen geraadpleegd kunnen worden en welke afwegingen in dat kader gemaakt worden. Ik heb er alle vertrouwen in dat DNB en AFM hun wettelijke taak juist en zorgvuldig uitoefenen.

5

Dat weet ik niet.

6

Nee. Ik zou dat pas van belang vinden om te weten indien DNB in de praktijken die nu hebben geleid tot het opleggen van bestuurlijke boetes aan DSB Bank aanleiding ziet om te veronderstellen dat zich wijzigingen hebben voorgedaan ten aanzien van de betrouwbaarheid van de heer Zalm. DNB zou vervolgens moeten besluiten tot het uitvoeren van een nieuwe betrouwbaarheidstoets waaruit dan ook nog zou blijken dat de betrouwbaarheid van de heer Zalm niet langer buiten twijfel staat. Ik heb geen enkele aanleiding om aan te nemen dat daarvan sprake zou zijn.

7

De bestuurder die binnen een raad van bestuur verantwoordelijk is voor het tegengaan van overkreditering, is mijns inziens verantwoordelijk te houden voor het hanteren van beoordelingscriteria die zijn gericht op het voorkomen van overkreditering. Dit doet overigens niet af aan de collectieve verantwoordelijkheid van de raad van bestuur.

De heer Zalm heeft mij laten weten dat in de periode dat hij financieel directeur was de eisen voor de kredietverlening aanzienlijk zijn aangescherpt en dat de dossiers die hebben geleid tot het opleggen van de bestuurlijke boetes aan DSB Bank van vóór die tijd zijn.

8

Ik wilde de zaak eerst nader bestuderen. Daarnaast huldigde ik ook toen reeds de opvatting dat DNB primair verantwoordelijk is voor het toetsen van deskundigheid en betrouwbaarheid van bankbestuurders.

9

Uiteraard is het van belang dat de keuze voor een te benoemen bankbestuurder door de bank in kwestie zorgvuldig wordt voorbereid, zodat uiteindelijk een weloverwogen benoemingsbesluit kan worden genomen. Om die reden heb ik in dit geval samen met ABN AMRO Bank vooraf een profielschets opgesteld. Het profiel van de heer Zalm bleek daarop uitstekend aan te sluiten. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik naar het antwoord op vraag 1. Vervolgens is de voorgenomen benoeming voorgelegd aan DNB. Dit in verband met de wettelijke taak van DNB om samen met de AFM de integriteit van de financiële sector – en daarmee de persoonlijke integriteit van bestuurders – te waarborgen. Zie ook het antwoord op vraag 4. Dat is de instantie die uiteindelijk de integriteit en deskundigheid van een te benoemen bestuurder moet beoordelen.

10

Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 1 tot en met 9.

Naar boven