Besluit van 16 juni 2022, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet tot Wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde de uitvoeringslasten bij het aanbesteden van diensten als bedoeld in die wetten te verlichten, alsmede grondslagen op te nemen voor het stellen van regels die bij de inkoop of subsidiëring van die diensten in acht worden genomen (Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015; Stb. 2022, 188)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 juni 2022, kenmerk 3379219-1030262-WJZ, gedaan in overeenstemming met Onze Minister voor Rechtsbescherming;

Gelet op artikel IV van de wet tot Wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde de uitvoeringslasten bij het aanbesteden van diensten als bedoeld in die wetten te verlichten, alsmede grondslagen op te nemen voor het stellen van regels die bij de inkoop of subsidiëring van die diensten in acht worden genomen (Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015; Stb. 2022, 188);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De wet tot Wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde de uitvoeringslasten bij het aanbesteden van diensten als bedoeld in die wetten te verlichten, alsmede grondslagen op te nemen voor het stellen van regels die bij de inkoop of subsidiëring van die diensten in acht worden genomen (Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015, Stb. 2022, 188) treedt in werking met ingang van 1 juli 2022, met uitzondering van:

  • a. artikel II, onderdelen C en D; en

  • b. artikel III.

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 juni 2022

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

Uitgegeven de eenentwintigste juni 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

De Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015 (verder ook: de wijzigingswet) bevat drie wijzigingen van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Ten eerste wordt het aanbesteden volgens het zogenoemde «verlicht regime» vergemakkelijkt door de plicht om te gunnen op de «economisch meest voordelige inschrijving» (emvi-criterium) uit beide wetten te schrappen. Ten tweede wordt aan de Jeugdwet een delegatiebepaling voor een algemene maatregel van bestuur (amvb) toegevoegd waarmee regels kunnen worden gesteld omtrent de reële prijzen die gemeenten voor zorg voor jeugdigen dienen te betalen (amvb Reële prijzen Jeugdwet) en waarmee bij de inkoop of subsidiëring van deze zorg in acht te nemen zorgvuldigheidseisen kunnen worden geregeld. Ten derde wordt ook aan de Wmo 2015 de mogelijkheid toegevoegd om bij of krachtens amvb zorgvuldigheidseisen voor de inkoop of subsidiëring te regelen. De mogelijkheid om bij of krachtens amvb regels over reële prijzen te stellen, kent de Wmo 2015 al; de desbetreffende regels zijn neergelegd in artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Dit inwerkingtredingsbesluit zorgt ervoor dat de plicht om te gunnen op grond van het emvi-criterium op 1 juli 2022 vervalt. Voor de Jeugdwet betekent dit om wetstechnische redenen dat tevens de delegatiebepaling voor de amvb Reële prijzen Jeugdwet en voor een amvb met zorgvuldigheidseisen in werking moeten treden. Laatstbedoelde delegatiebepaling (een zogenoemde «kan-bepaling») wordt namelijk in de Jeugdwet opgenomen op de plaats waar op dit moment de plicht staat om op basis van het emvi-criterium te gunnen.

Met een afzonderlijk inwerkingtredingsbesluit zal geregeld worden dat de onderdelen C en D van artikel II in werking treden op de datum waarop de nog in voorbereiding zijnde amvb Reële prijzen Jeugdwet in werking zal treden. De reden daarvoor is dat via laatstgenoemde amvb de wettelijke basis voor enkele artikelen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zal moeten worden aangepast op het in met artikel II, onderdeel D, van de Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015 vernieuwde artikel 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015.

Ook de in de wijzigingswet opgenomen evaluatiebepaling (artikel III), die verplicht om de wetswijzigingen binnen vijf jaar te evalueren, zal pas in werking treden op het moment waarop de amvb Reële prijzen Jeugdwet in werking treedt. Door deze bepaling tegelijk met artikel II, onderdelen C en D, van de wijzigingswet en met de amvb Reële prijzen Jeugdwet in werking te laten treden, wordt bereikt dat de evaluatietermijn van de amvb Reële prijzen Jeugdwet lang genoeg zal zijn (namelijk vijf jaar) voor een zinvolle evaluatie. Een en ander betekent niet dat de evaluatie van het schrappen van het emvi-criterium uitstel lijdt. De Tweede Kamer heeft namelijk een motie aangenomen waarin gevraagd wordt het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) binnen vier jaar na het schrappen van het emvi-criterium te laten onderzoeken of dat schrappen daadwerkelijk tot een verlichting van de uitvoeringslasten van gemeenten een aanbieders leidt en om de Tweede Kamer van de resultaten van dat onderzoek op de hoogte te stellen.1 Het voornemen is om die motie uit te voeren.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 35 816, nr. 19.

Naar boven