Wet van 22 december 2021 tot wijziging van de Kernenergiewet (verruiming inspraak)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om voor een wijziging van een vergunning op grond van artikel 15, onder b of c, van de Kernenergiewet betreffende een wijziging van de duur van nucleaire activiteiten, de inspraak te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 17 van de Kernenergiewet wordt als volgt gewijzigd:

1. In de slotzin van het tweede lid wordt «van de Dienstenwetparagraaf» vervangen door «van de Dienstenwet, paragraaf».

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In afwijking van het eerste lid zijn de in dat lid genoemde onderdelen van de Algemene wet bestuursrecht, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en van de Wet milieubeheer niet van toepassing op de voorbereiding van beschikkingen op de aanvraag om een wijziging van een vergunning krachtens artikel 15, onder b of c:

    • a. die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning is toegestaan;

    • b. waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer;

    • c. die niet leidt tot een wijziging van de ontwerpbedrijfsduur van de inrichting; en

    • d. die niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een vergunning is verleend.

ARTIKEL II

Indien artikel 2.13, onderdeel C, van de Invoeringswet Omgevingswet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I van deze wet, komt artikel I, onderdeel 2, van deze wet, te luiden:

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In afwijking van het eerste lid zijn de in dat lid genoemde onderdelen van de Algemene wet bestuursrecht, van de Omgevingswet en van de Wet milieubeheer niet van toepassing op de voorbereiding van beschikkingen op de aanvraag om een wijziging van een vergunning krachtens artikel 15, onder b of c:

    • a. die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning is toegestaan;

    • b. waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in afdeling 16.4 van de Omgevingswet;

    • c. die niet leidt tot een wijziging van de ontwerpbedrijfsduur van de inrichting; en

    • d. die niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een vergunning is verleend.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 22 december 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

Uitgegeven de negentiende januari 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 881

Naar boven