Besluit van 17 mei 2022 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele onderdelen van de wet van 4 november 2021 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit (Stb. 2021, 544)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 12 mei 2022, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3957608;

Gelet op artikel VIII van de wet van 4 november 2021 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit (Stb. 2021, 544);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen III, IV, onderdelen B, C, D en E, en VI van de wet van 4 november 2021 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit (Stb. 2021, 544) treden in werking met ingang van 1 juli 2022.

Onze Minister van Justitie en Veiligheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 mei 2022

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Uitgegeven de eerste juni 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit is gegeven in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming. Het besluit voorziet in inwerkingtreding van de artikelen III, IV, onderdelen B, C, D en E, en VI, van de wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit per 1 juli 2022. Deze artikelen regelen dat een maatregel kostenverhaal kan worden opgelegd door de rechter. Met deze maatregel worden kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid verhaald op de dader.

De overige artikelen van de wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit zijn reeds in werking getreden of treden eveneens in werking per 1 juli 2022 (Stb. 2021, 638). Dit laatste geldt voor artikel II, onderdelen B, C, D, E, F en G van deze wet. Dit betreft de mogelijkheid om een strafrechtelijk executieonderzoek in te stellen naar het vermogen van de veroordeelde ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke rechterlijke veroordeling tot geldboete, schadevergoedingsmaatregel en verbeurdverklaring.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven