Besluit van 16 december 2021 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit toetsingscommissie
inzet bevoegdheden en commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, gedaan
in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en Onze Minister van Defensie, van 17 augustus 2021;
Gelet op de artikelen 33, vierde lid, en 102 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
2017;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 25 augustus 2021,
nr. W01.21.0228/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken
van 13 december 2021 nr. 4240967, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Rechtspositiebesluit toetsingscommissie inzet bevoegdheden en commissie van toezicht
op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel c, wordt «voorzitter of lid van de toetsingscommissie inzet
bevoegdheden» vervangen door «voorzitter, lid of plaatsvervangend lid van de toetsingscommissie
inzet bevoegdheden».
B
In artikel 6, eerste lid en derde lid, wordt na «Een lid van de afdeling klachtbehandeling»
ingevoegd «en een plaatsvervangend lid van de toetsingscommissie inzet bevoegdheden».
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.
’s-Gravenhage, 16 december 2021
Willem-Alexander
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
M. Rutte
Uitgegeven de drieëntwintigste december 2021
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel I
Met de wijziging van artikel 33 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
2017 middels artikel I, onder D, van de Wet van 16 juni 2021tot wijziging van de Wet
op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Staatsblad 2021, 300) wordt voorzien in de mogelijkheid om plaatsvervangende leden in de toetsingscommissie
inzet bevoegdheden te benoemen, die bij verhindering of ontstentenis van één of meer
van de reguliere leden deze kunnen vervangen. Middels artikel I, onderdelen A en B,
worden de artikelen 1 en 6 van het Rechtspositiebesluit toetsingscommissie inzet bevoegdheden
en commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten hierop aangepast.
De bepalingen met betrekking tot onder meer de benoembaarheid, de benoemingsprocedure,
de benoemingsduur, de benoemingsvereisten en de onverenigbaarheid met andere functies
van de leden van de toetsingscommissie inzet bevoegdheden, gaan voor zover van toepassing
ook gelden voor de plaatsvervangende leden.
Als vergoedingssystematiek voor de plaatsvervangende leden van de toetsingscommissie
inzet bevoegdheden wordt aangesloten bij de regeling voor de leden van de afdeling
klachtbehandeling, niet zijnde de voorzitter van deze afdeling. Het gaat om een systeem
dat het beste past bij het incidenteel, niet op basis van een volledige dagtaak en
evenmin op basis van een deeltijdaanstelling, verrichten van werkzaamheden. Het betreft
een vergoedingssystematiek die neerkomt op een vergoeding per gehouden vergadering
aan het plaatsvervangend lid. Gekozen is voor een maximumbedrag per vergadering of
zitting dat overeenkomt met 3% van het maximum van salarisschaal 17 zoals overeengekomen
in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.
Middels de dynamische verwijzing is gegarandeerd dat het maximumbedrag automatisch
wordt gewijzigd als de algemene salarisontwikkeling van het burgerlijk rijkspersoneel
daartoe aanleiding geeft. Tegelijkertijd wordt op die manier voorkomen dat het maximumbedrag
uit de pas gaat lopen met de algemene salarisontwikkeling van het burgerlijk rijkspersoneel.
Aangesloten is bij de methodiek van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies,
met uitzondering van de daarin opgenomen anti-cumulatiebepaling. Tenslotte is voorzien
in een regeling voor gemaakte reiskosten van de plaatsvervangende leden van de toetsingscommissie
inzet bevoegdheden.
Artikel II
Dit besluit treedt niet eerder in werking dan wanneer de Wijziging van de Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 in werking treedt.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
M. Rutte